"J De visschers-vriend.
Dén
wel
>n geleden, ben ik een zwakke toegevende
Qa. v'»der geweest. Mijn jong3te zoon was mijn
Lg, p.^g&ppel, mijn lieveling. 't Was een aardige,
t^ooiijke knaap, vol guatonstrakea, en ala hij
uge^/4 ftnm-4 e&o£ al te bomt maakte, ontbrak mij
g tm'm moed om hem te straffen.
If ij" fcoon groeide voorspoedig op, maar
5 /tide niet leerem en werd een deugniet.Hij
h^' trrial ran kwaad tot erger, tot hij eens een
iW kwaad bedreven bad m naar een vreemd
ad vluabten moest. 0! wat beeft mij dat ee>n
^'anon en gebeden gekast. Mijn baren werden
voor d9n tijd en al mijn ieveufigcïuik: was
Na verloop van eenigc jaren, a&t vk
Etterig allesn in mijn huiskamer te peinzen
an3e:[ )r mijn verloren lieveling. Op eenmaal hoorde
ÖD de schal overgaan de dienstbode opende
buitendeur mannenstappen naderden en
,etn de verloren zoon lag uitgeput aan mijn
Qt c-ihoot neergeknield Hij zag or verwilderd
zwak on ellendig vit. Hij werd ziek
zioci^verpleegde hem met teederè liefde maar
r'/jn einde was nabij. 0. hoe smeekte bij mij
^9° om vergeving voor al het leed mij aange-
ap raan. „Gij vraart te goed voor mij, mop," fluis-
bocr:5rdo hij. „omdat u mij niet wiidet straffen,
leende ik alles te mogen doen. wat ik begeerde,
mjjin zoodoende word ik voor altijd diep ramp-
laiig. Een uur later 6tierf hij zijn laatste
D oorden waren: „Ach, lieve 'móéder, bid
rfoor mij!"
^ra' Hier slaakte de oude vrouw baar roerend
loshaal De tranen biggolden langs haar wan-
e wjen, de handen ln.gen gevouwen in haar schoot,
Gp eenmaal drukt Frits kei oude, oer bied-
waardige hoofd aan zijn berouwvol kinderhart.
l. .Grootmoe." zegt hij. .,u moogi mij altijd straf-
Tr? fen als ik soms weer eens stout mocht zijn;
Ik boVof u en mijn ouders steeds gehoor-
~'n Raam te zullen wezr<n. 0 grootaaco, ik heb u
?D tscq innig, innig lief!"
J1 Nog enk cl o jaran bleef grootmoeder do be-
KohermongeJ barer kleinkinderen Toen werd
™haar lijk. diep betreurd, naar den Gods akker
iiodragon. Daar rust het nu onder de groene
eenden. Maar zij bleef voortleven in de keriiuie-
we ling van allen dio haar lief hadden,
iaW'€n oud-Normanddseh sprookje (naverteld).
Eeuwen en eeuwen geleden woonde, in eon
armoedig hutje dicht bij de zee, een arme
aa"] kreu.pele man, die niet meer kon werken en
'nu leefde van de aalmoezen on het overge
bleven eten, dat medelijdend© menschen hem
t°°r £'E7eD.
*or_ Om die aaliiboszen en dat eten te krijgen,
moest de arme stumperd iederen dag een
wandeling naar de stad maken, en dit. ging
Jhee! moeilijk, want hij liep op krukken.
Toch deed bij iederen dag die verre waa-
deling ©n droeg hij daarbij op zijn rug een
gpooten grauw-linnen zak, waarin bij de spij-
J zen berg-de, die men hem gaf. En als hij dan
voldoende voedsel bijeen had, strompelde hij
weer naar zijn but terug. Maar vóórdat hij
zijn maaltijd begon, kregen eerst de viseehen,
die dicht lang3 bet strand zwommen, hun
'c, deel.
Nu was 't natuurlijk wel eon vreemd men-
gelmoes van allerlei spijzen dooreen, wat er
dan uit dien zak te voorschijn kwam. maar
daar lette de arme man niet zoo heel eng op.
hij at wat men hem gaf, en dit deden vis-
®°^ea natuurlijk ook.
Zoo was het reeds jaren gegaan en zoo
c: ging dit nog, toen op een dag de koning aller
Q. viaschen een reis maakte door zijn gebied, en
wel het eerste naar de eroote zee. aan welks
strand de arme kreupele man zijn hut had.
rMet zijn eerste minister en een groot gevolg
yi van allerlei groote en kleine vissoken, zwom
cs koning de goheele zee rond, en overtuigde
,J rioh, of zijn onderdanen wel gelukkig en to-
vreden waren en hoe zij het wel hadden, die
dioht bij het strand hun verblijf hielden, en
a<l of daar geen booze mensohen woonden, die
hen trachten te vangen met haken of in net-
*en* En zoo kwam do koning aller vissohen
rtfj dab ook in het ge deelt© der zee en dicht bij
fü' het strand, waar de viasehen zwommen, waar-
mee de arme kreupele man dagelijks zijn
maal deelde. En toen qu de vissehen-koning
daar al zijD onderdanen zoo gelukkig en te-
vreden en zoo gezond en weldoorvoed zag
rondzwemmen, verbaasde hij er zich over, dat
jdjl d&ae plek 7^ct> dloht by het
zijn visschen-volkje zoo gelukkig, ja, zelfe
zoo onbezorgd leefde. En omdat hij zich zoo
iets in 't géheel niet kon voorstellen, snraik
hij tot zijn eersten minister„Zwemt gij eens
een dag met mijn volkje, daar aan dit strand,
mee, en tracdit dan eens uit te vorschen, vrat
de reden is, dat zij er veel gezonder uitzien
ei» zich ook gelukkiger schijnen te voelen qiid
mijn andere onderdanen, die op minder ge-
vs.iirlijko plaatsen zwemmen*.
„Ik zal mij dadelijk onder hen begaven
majesteit", zei de eerste minister. En dit deed
hij. Reeds den volgenden dag wist hij wie en
wat de oorzaak waren van 'het geluk en do
gezondiheid der vissohen op deze plek, want
hij zelf zag, hoe de arme, kreupele man zijn
eten met do vissohen deelde. Maar niet alleen
zag hij het, neen, hij at ook mee van het
eten, dat de man met wile handen voor de
viaschen in zee wierp, en hij rond het zóó
heerlijk, 'dat lift, nadat hij genoeg gesmuld
had, dadelijk teriigzwom naar den vissehen-
koning en deze alles vertelde, wat hij zelf
in eigen persoon had bijgewoond enGe
proefd. Nauwelijks had nu d<e visschen-koning
dit alles vernomen, of hij nam zioh voor, om
den volgenden dag ook zelf eens naar de
plek te zwemmen, want hy wilde den man
zien, die, in plaats van zijn onderdanen te Pii-
nigen met halken en te vangen met netten,
lien votadldé en hen daardoor zoa gezond ca
gelukkig deed zijn, en ook hij, do koning
aller vissohen. wilde dit eten zelf wel eens
proeven I
Zoo zwom den volgenden morgen do vis
sehen-koning geheel alleen naar «ie plek,
waar zijn onderdanen het zoo goed badJden.
En juist op het oogenblik, dat hij daar aan
kwam. voederde de arme, kreupele man do
vi&sehen. Toen schoot de vissehen-konmg
vlug tusschen zijn onderdanen door en vng
de lekkerste hapjes op, zocdat de vissohen,
dio hun koning, omdat hij incognito reisde,
niet herkenden, naar hem beten. En toen hij
nu ook zijn visschen-huikje had volgegoten
aan rijst en brood en nog meer lekkers, zwom
hij zeer voldaan naar don eersten minister
terug, cn zeidc tot hem „Een mensdh. «He
mijn onderdanen zóó goed behandelt, wil ik
met weldaden beloonen I 'k Wil hem rijk
maken, heel, heel rijk En gij, mijn eerste
minister, ga heen en breng den weldoener
van mijn visschen-vollcj© hier
En de eerste minister boog zeer eerbiedig
zijn visschen-kop en zwom hoen, om den ar
men kreupelen man te gaan halen.
't Wa^ dien dag heel warm, zoodaï, juist
op het oc-gonbli'k, dat de eerste minister kwam
om hem bij den vissehen-koning te brengen,
Ö5. arme, kreupele man een 2eebad nam. En
toen hij daar nu zoo een eiitdje in zee rond-
pla3te, vond hij het niet heel vreemd, dat er
2oo op eons die groote viseh op hom afkwam.
Maar toen hij zag, dat die vi-sch zijn bek heel
wijd opende en dat hij aelfs begon te spreken,
werd de man zóó bang, dat hij üiets kon doen
dan den visch met groote, verschrikte Oogon
aanstaren. Doöh weldra was hij wat van den
schrik bekomen, en nu verstond hij ook dui
delijk, dat de visch hem vertelde, hoe tevreden
de vissehen-koning over hem was, en dat hij
nu met hem, den eersten minister, meest mee
gaan naar den verst aller visschen, en dat
hij voor zijn weld<ïen aan de vissohen zou be
loond worden. Nu, eor3t had de arme. kreu
pele man weinig lust den minister te volgen.
Verheeld je, dacht hij, dat die visaehen-koning
in een onderzeesoh paleis woonde en dat hij
diep onder incest duiken om daar te komen I
En duiken had hij hselemaal niet geleerd. Hij
kon alleen maar wat zwemmen en dan neg
wel heel dicht langs het strand.
Doch de eerste minister, die zijn gedachten
scheen te raden, begon weer met zijn bek
nóg wijder te openen en mot te vertellen, cfcit
hij niet zoo heel ver behoefde to zwemmer:,
want dat de koning aller vLschen hem op
wachtte mes al zijn gevolg, daa,r ginds bij de
lage, in zeo uitstekende rotsen.
Daarheen volgde nu, al zwemmende, do ar
me, kreupele man den visch-minister, en toen
ze nu bij de lage rotsen waren gekomen,
zwom daar een viseh, die nóg grootsr en nóg
dikker wan dan de eerste minister. En dio
visch droeg boven op zjjs kop een kroontjo
van echte parels, terwijl zijn schubben als
gouid schitterden. Neen, zoom praohtigen
viseh had de man nog nimmer gezien hij
sag c]aa ook beat, dat ?t oen echte vissehen-
Neef Toni heeft eon ezel
en Jaapje een hit,
waar ;t ventje parmantig,
«alleen al op zit.
Maar i k lach die twen
triomfantelijk uit
boog troon ;k op de schouders,
van Jan-broer, dien guit.
Toms ezel is koppig
en soms vrees'lijk lui;
Jaaps hit heeft heel vaak
een onaardige bui.
Eens wierp hij arm Jaapje
onzacht op den grond,
en draafde alleen toen
luid hinnikend rond.
M ij n .,paardje,? is altijd.
géwiïlig en vlug;
*k ben nooit hang voov vallen,
als Jk zit op zijn rug.
„Zeg, Jan-broer ik ruil je
voor ezel, noch hit,
Zoo lang ik zoo fijn op
je schouders nog zit!
Maarword ik eens gTöoter
en jou veel te zwaar
dan zegt. Jan lachend,
„dan loopt zusje maar!"
HERMANN*.
koning was. Maar voor het gevolg, dat cai
den vissehen-koning heen zwom, waa hij heel
bangDit waren toch zulke vreemde via-
sohea, en ze hadden zulke grooto koppen Eb
als ze hun bek maar even openden, zag je
groote, puntige tanden En op hun rug cn
vinnen droegen ze scherp© stekelsO, wat
was hij toch bang voor die vreeselijke dieren,
want hun groote oogen keken hem aan, also£
ze hem zoo dadelijk zouden verslinden
Maar daar kwam de visachen-kon^ng og>
hem toe nu, dit was eeD vriendelijk dier, die.
den armen, kreupelen man al dadelijk ge
ruststelde door hem te vertellen, dat die pun
tige tanden en die scherpe 3tekels alleen wer
den gebruikt om hen, den vissehen-koning.
te verdedigen tegen de groote zeeslangen en
de haaien, 2ijn vijanden. Daarna begon de
vlssohen-koning hem te bedanken voor alle?,
wat hij voor zijn onderdanen deed,
„Ben je zóó rijk vroeg hij, „dat je iederen
dag zooveel eten kunt weggeven
„Neen, v*£echen-koning'antwoordde
arme kreupele man, „ik ben zelfs ie arm om
voor me seif te koopen. En het. eten, waar
mee ik dagelijks uw onderdanen voed, krijg
ik van goede mensc-hen. Maar ik moet het
zelf gaan halen ii\ de stad, en dat is een lange
weg vanaf hot strand, vooral als roem j?sbrei>