FEUILLETON.
's Konings Petekind,
Van een klein stout jongenfit
„Ik zal hem eens ferm onder handen
neme®;!" zei meneer Van dor Meer.
„Och man, met streng* woorden kryg
je nooit veel van hem gedaan! Het zal
niet lang meer dniren, of hij ver-belt me
alles. Ik geloof stellig, dat hij rij® hart
tem slotte tooh bij Moeder a:d uitstorten."
Nog lang bleef mevrouw Va® der Meer
over de vreemde zaak nadenken, zonder
er echter eenig licht i® te zie®. Frans was
werkelijk lang dezelfde jongen niet meer,
die hij enkele weke® geleden nog was.
He vroolijke, onbezorgde bengel van
toen was nauwelijks te herkennen i® den
stillen knaap met zijn nu eens d-roomeri-
gen, da® weer soh-uwen blik, zijn schrik
achtige bewegingen en zijn onverklaarbare
zucht naar eenzaamheid. Va® de Club van
Achten had hij dis president nog maar één
vergadering bijgewoond, en wel de aller
eerste, waarop hij met een zenuwachtig
lachje de® penningmeester zijn contributie
ter hand had gesteld). Na dien avoncjl was
d'e overredingskracht va® al de zeven
andere leden niet in staat hem weer te
doe® verschijnen. Hij gaf ontwijkende ant
woorden, zoöht uitvluchten en bleef
weg
Thuis werd over de club niet meer ge
sproken en wist men niet beter, of die
zaak behoorde tot het verleden.
Alleen Fraais wist, welk een dlonkere
Schaduw -er aa® verbonden was, welke
vreeselijke herinnering hem dagelijks op
nieuw kw-edide.
Meer -dan eens had hij op het punt ge
staan, naar zijn Moeder te gaan en haar
allee te bekennen, maar hij kon er niet toe
komenhij schaamde zich te veelAlsof
bet door rij® zwijgen niet- steeds erger
werd. Poch daaraan dacht hij niet.
Die® avond had Frans, nadat Vader
hem over zijn gedrag op school onderhou
den bad. erg rijn best gedaan op rijn huis
werk. Hij kwam juist de huiskamer binnen
om rijn ouders goedennaoht te weneohen,
toe® Vader ee® bericht uit de kranrt
voorlas.
„He jeugdige dief, iemand
van goeden huize, is voorloopig in hech
tenis genome® Wel, 't ia toch schan
de, zoo'n aohavuit 1 Hoe menige arme stak
ker komt- achter de tralies, omdat hij uit'
honger een broodje steelten zoo'n kwa
jongen. die aan niets gebrek heeft, steelt
geld om aan zijn genotzucht te kunnen toe
geve® I"
„Arme ouders!" zei mevrouw Va® der
Meer vol medelijden, en Frans ziende, die
met groot© oogen zijn vader stond aan to
stare® „Wed vent, ga je naar bed? Is je
huiswerk af?"
„Ja Moeder. Nacht Moeder, nacht Va-
Een vertelling
van
OTTILIA WILDEEMÜTH.
3) I-L-'
Wol kregen ze dikwijls va® de va
derlijke hand mef een endje touw een vader
lijke liefkozing als zij de dieren moedwillig
najoegen maar spoedig leerden zij ordente
lijk met hen o-m te gaan en hadden zij op de
wei een lustig leventje. Hunne moeder was
bijna altijd ziek en dus moesten zij ook den
kleinen Willem meenemen in het' wagentje,
dat Piet zelf ruw ineen getimmerd had,
maar zij hadden een hekel aan hem, omdat
hij zulk een leelijlc kind wnszij trokken het
wagentje onder een boom, en ale het kind
schreide, wilde geen hunner het een poosje
dragen. Toen hij alleen zoowat voortstrom
pelen kon, werd hij op de® grond gezet en
moest dan zelf maar zien hoe hij terecht
kwam. „Ach, de kleine, aap komt er altijd
goed af", was het gewone zeggen en inder
daad was er geen hoogte, van waar hij niet
meermalen afgetuimeld en naar beneden ge
rold was, en had hij zich builen van allerlei
kleuren aan het hoofd gevallen, zonder dat
het hem h,o-d gedeerd. - - v
der!" en hij stoof do kamer uit, nadat hij
zijn ouder-s een nachtkus gegeven had.
Het bericht, waarvan hij allee® maar 't
slot had gehoord, liet hem zelfs in bed niet
met rust. Lahgen tijd lag hij onrustig to
woelen, zonder den slaap te kunne® vat
ten. Wat zouden rij® ouders wel zeggen,
als zij wisten, dat hun eigen zoon, Frans....
geslod.e® had? O, d-at vreoselijke, dat af
schuwelijke woord!! Gestolen! Én toch was
het waar, was hij een dief, een dief!"
Eindelijk viel Frans in een ohrustigen
slaap. Eerst droomde hij, dat hij o-p straat
een grootan jongen tegenkwam, die tus-
eohen twee agenten naar het politiebureau
gebracht werd. De jonge® wees op hem.
Frans, e® riep,,'t Is valsch om mij op
te pakken en hem nietl Hij heeft ook ge
stolen!" Daarna droomde hij, dat rijn
lieve moeder gestorven was. Hij snikte het
uit, want nu had hij haar niet verteld, hoe
slecht hij eigenlijk was.
Toen hij wakker weird en merkte, dat het
een droerm e® giee® werkelijkheid was ge--
.wcest, Gtond rijn besluit echter vast: bij
zou Moeder alles eerlijk bekennen!
Hij bracht rijn voornemen ten uitvoer
en biechtte onder een stortvloed van tra
nen de heele geschiedenis aan rijn moeder
op. Haar zoo zielsbedroefd te zien, toe® rij
alles hoorde, was wel zijn grootste straf
en dit oogenblik zou hij, hoe oud hij ook
worden mocht, noodt vergeten.
IV.
Het was de dag van het overgangs
examen en de directeur der H. B. S. zed
tegen Frans:
„Flink zoo, Frans! Je hebt het er kra
nig afgebracht. Zeg maar aan jo vader,
dat je ee® uitstapje verdiend hebt in de
vaoantie
Even gleed cr een schaduw over hot
vroolijke gezicht va® Frans bij hot hoore®
van hot woord „uitstapje". Het herinner
de hem aan hetgeen er ee® paar maanden
gelede® voorgevallen was en do straf, die
het gevolg er van geweest wat*.
Want al had Moeder gepleit, dat de
uitgestane on-ruefc a-1 een zware straf voor
hem geweest was, zij b<yd Vader ten slotte
toch moeite® toegeven, d-at -de zaak van te
ennsftigen aard was om zoo lioht tc worden
opgenomen e® dat Frans wel degelijk een
zware straf verdiend! had': in die vaoantie,
als Vader en Moeder met do beide zusjes,
drie weke® naar buiten zouden gaan,
moest Frans in de sta-d achterblijven en bij
zij® grootouders logeeren.
Zuchtend herinnerde Frans zich de uit
stapjes van den vorigen zomer. Alle
vriendjes gingen uit en hij bleef alleen i®
Ook hij regenachtig weer konden zij het
beat stellendan huikten zij dicht bijeen
onder het vooruitspringende stuk van den
muur en riepen in koor wel halve uren lang
Zon, kom weerom
Kogen keerom I
Wilde de regen d'an toch nieï «ophouden,
zoo vertelde Michel, dien Muizen-Piot. zelf
voor dten „slimste" van rijn jongens verklaar
de, -de een of anldere akelige spookgeschie
denis. Kwam het zonnetje eindelijk door en
Slobberden de ganzen vroolijk in de kleine
plasjes, door den regen gevormd', d-an kwam
er weer een ander rijmpje aan de beurt. Als
echter -de kleine Willem ook een poging deed
om mee te zingen of tc schreeuwen, dan rie
pen de anderen „Hou je mond, je brengt
ons toch maar in dè war en Willem hield
zijn mond.
Piet en Michel, 'die hun vader in !de waar
neming van zijn beroep hielpen, moesten
's Zondags de centen voor de ganzen ophalen.
Hun vader rekende hen altijd nauwkeurig na
en een poging om een paar centen achter te
houden, werd met zulk een duchtig pak slaag
beloond, daf zij het nooit meer probeerden.
Bij al hun armoede bleven Muizen-Piet en
zijn vrouw eerlijk, en zij scherpten ook liunne
kinderen in, dat men eerlijk behoorde tc zijn,
o-m goed door de wereld te kunne® komen.
's Zomers ging het hun derhalve goed. He
beste dag was echter de Zondag in October,
waarop men de inwijding der stads-kerk
plechtig herdacht. Dan ontving dc ganzen
hoeder behalve een -cc-jt nog een stuk koek,
de warme, stoffige stad, al hield hij n
ook veel va® rijn grootouders. „Geel
Maar zelfs met zijn str-af i® het voo-met
richt voelde Fnans rich veel lichter d*-
dage®, toe® niemand wist of ve-ruf10^1* 3
de, wat hij gedaan had. -\x
Hij durfde nu weer open en vrij omQ 5' 2
heen kijbe® en was met- spar-en eem^F^
eind gekomen, 't Zou niet lang meer
re®, of hij kon den rijksdaalder tc fnn-,
betalen.
En toen op ee® zonnige® morgen?ei?
trein wegstoonidc met Vader, Moeder q
de zusjes, toen Frans miet Groot-vader,
leen achterbleef op het perron, de iC^1?n
trekkende® zoo lang mogelijk nawuiY;?e?Jy
toen gaf hem Moedors laatste blik, -nTC
traan, die daarbij in haar oog glinster®
de overtuiging, die hem menigreE'°
troostte in die d'rie lange weken
„Moeder houdt toch nog evenveel
mij, als vroeger 1"
-lor
ri. <IM1 schol
Kaar het Engelaoh van M. Havcraft
Moet
Vty bewerkt door C. H. hii v
HOOFDSTUK I.
t er i
Het was eind Juli en Tommy do Wit s wijl
rvon-cle verjaardag. Hie® morgen werd bij lien
vroeg wakker en vroeg zichzelf af
„Wat zou ik van Moeder krijgen En vjB
zou Vader mij sturen Ik ben benieud N
wolke cake Moeder voor mij gebakken Ledjon»j
verloden jaar stond or in suikerlcti
„Tommy" op. Ik wou, -dat er nu nog me Gas
woorden op stonden, b.v. „Hartelijk geluk?!
wensdht, Tommy do Wit". Zou het nog gej mei
tijd zijn om op te staan Jat
Tom-my woonde met zijn moeder in e? ma
aardig klein huisje in een buitenwijk vi! Bei
Utrecht. Zijn vader was zeeofficier en hl dai
©enig speelgoed uit verre landen voor ajj dit
zoontje meegebracht, oo»k een papegaai, mn
allerlei grappige dingen zei en de lieveli-, üjï
was van alle kinderen, die wel eens bij To- j
my kwamen spelen. bl5,
Meneor de Wit was nu al weer bijna tv. aï
jaar weg, maar zou spoedig thuiskomen. wi
Toen Tommy benedon kwam, vond i| wf
naast zijn bord op de ontbijttafel allerlei lie
schenken een praohtig zeilschip, dat I. ce
verlangend was op den vijver in het park t ge
laten varen dit was van zijn moeder e: je
prentenboek van Oom Jan en Tante Berth
die hü zich niet eens goed meer herinner' H
kon een groote bal van de oude dame, ci Si
naast hom- woonde en een beurs, welke een: <i$
weken geleden van over de zee gekomen wa:' -
van zijn vader. Deze had geschreven dj
:»Z o
en was het feest in het armhuis. Ook cl 't
kleine Willem mocht dan geen gebrek lijdo: 3
Wel wilden zijn broertjes hem niet mee®'
men, maar zij brachten hem toch zijn aar®'
deel thuis, 's Zomers was Muizen-Piet zei'
een soort van bankier, daar iedereen, die
ten noodig had, ze bij hem kwam inwisselcr 3
Dait veranderde, als de dagen korter cn koud - 3
werden. Ee® treurige -dag voor de familio©
Muizen-Piet was de laatste October, dan nar- J
de heerlijkheid van den zomer eon einde. Aanf®
de® avond va® dien dag dreef Piet zijn kodde
in do volmaaksto orclo A-oor de laatste maal JieïH
stadje in. Vooraan Hep de Gent (mannetje?- j
gans) van dc® burgemeester. Dezen besohouv.--
den de jongens als den voornaamste van denU
troep, waarom zij hem een fraaien krans om ra
den hals gedaan hadden. Dc gent scheen me!
de zo onderscheiding zeer ingenomen, althan-
hij wandelde heel deftig met zijn opschil
vooruit.
P-iet was een uitstekend ganzen-generaal on h
verdiende wol, dat de menschen hem nu on dan
nog een extra -drinkgeld gave® aan het slot van
hel halve jaar.
„Do menschen denken, dat alle ganzen er
net oen der uitzien, behalve dat -de een wit i?
en do ander grauw", zeide hij, „maar ik ken
zo alien uit elkander; als er eon vreemde onder
de mijne® komt, zio ik het terstond aa® 'r domme
manier van kijken en ze snateren ook heel an-
dors dan de mijnen."
(Wordt vervolgd).