éÓ0t' ff'\fr-
-XT njTTOigett
Yte?
.•V
Zie jo deoe poesjes wel
Wies, Minetje en zus Nel
Touwtje springen is een feest
'k Denk voor ieder poesobeest.
Zie Wies springen in de bocht f
Met het touw, dat Moeder koeh?. r
Zooals 't drietal hier nu staat.
Denkt ?t vast aan -geen kattekwaadu 1
.Wiesjc, Nel «a ook Mi net
Scha at'ren luidkeels van de pret,
'Als ik van de poesjes mocht,
Sprong iik ook eens in de bocht
C. H.
zei Keesje. Terwijl het tweetal zoo stond
ie pro ten, Keesje, met het paard ia zijn
srm, Treesje, met ia de eene hand de pop,
en in de andere de houten koe, klonk in
de verte het getoeter van een auto.
„Boor je dat getoeter,?" vroeg Treesje.
„Ja, dat is een auto," antwoordde Keesje.
./t Is misschien Sinterklaas wel." begon
Treesje weer.
„Doe zou die nu in een auto komen?"
vroeg Keesje.
„Op de prentjes 2ie je hem toch altijd
op zoo'o prachtig wit paard..."
„Nou, maar hij kan toch ook wel eens
i& een auto komen," zei Treesje. „En zeg,
Keesje, als hij nu eens echt in een auto
kwam. zou jij dan bang zijn?"
„Nee hoor, ikke niet!" riep Keesje. „Ik
zou vragen, of ik dit mooie paardje voor
Jantje mocht meenemen."
„Én ikke zou vragen," begon Treesje
weer, „of ik die mooie pop 3an kleine
Grietje mocht geven
Zoo pratende vergaten de twee kinde
ren de koude en den honger, ja, zelfs de
auto, die al meer en moernaderde. En in
die auto zat werkelijkSt. Nicolaas J
Hoe die nu weer hier op dezelfde plek
terugkwam? Ja, dat was werkelijk een
vreemd geval 1 Niet wetende, dat dk» linnen
■/,ak scheurde, waren zij in volle vaart
doorgereden, totdat, juist toen de auto
weer een bocht maakte, er twee pakken
uitrolden. „Stop, chauffeurriep St. Ni
colaas. en, toen de auto daarna stopte,
zei hij tegen Piet: „We hebben twee pak
ken verloren, zwartje. Ga ze vlug opra
pen/'
„Ach. Sinterklaas,'' kermdo Piet, ,ik
wist wel dat het zoo zou gaan. Eerst gaan
onze pakken straksgaan wij
En terwijl Piet nu zuchtende terugliep om
de verloren pakken op te rappen kwam hij
achter do auto en zag daarden ge-
scheurden zak, waaruit wel de heiit van
den inhoud veruwenen was. „Ook dat nog!"
riep hij verschrikt. En toen tegen «inter
klaas „Ach, goede Sint we hebben de
helft van het niooie speelgoed verlorens
We moeten terug om het te zoeken!"
Wel hoe kan dat nu?" vroeg Sint Nico
laas.
„De zak is gescheurd, er is een gat in/'
kermde Piet. „Nu rolt het speelgoed,
straksrollen wij
„Kerm nu toch niet zoo/' suste Sinter
klaas. „We tuffen langzaam terug en zoo
zullen wij het speelgoed wel weer vincJen."
Dit was nu de réden, dat Keesje en
Treesjt de auto zagen aankomen. Maar o,
v.at schrikten zij, toen die vlak bjj ^en stil
hield on St. Nicolaas en zijn knecht daar
uit stapten, Treesje liet van schrik de pop
vallen, en Keesje kneep het paardje zóó
hard tussehen zijn armen, dat dit weer
zuchtte over zijn pooten, zijn ooi'en en zijn
staartjeMaar juist toen Treesje wilde
gaan huilen, vroeg Sint Nicolaas heel
vriendelijk: „En wat wilden jullie met het
speelgoed doen?"
Deze vraag gaf óók Keesje weer moed;
hij gaf Treesje een duw en zei: „Vraag
het dan."
„Wat moet zij vragen?" vroeg St. Nico-
la-as.
..Ofeik die mooie pop aar»
nhjn zusje Grietje mag geven," zei Treesje
verlegen.
„Enneikkedit mooie
paardje aan mijn broertie Jantje, die ziek
is," begon Keesje nu ook.
„En willen jullie dan zelf niets hebben,
vroeg Sfc Nicolaas, „Wij behoeven niets'"
zei Keesje, als de kleintjes maar wat krij
gen. Want ziet u, moeder zegt, dat u bij
ens ni-t kunt komen, omdat het straatje
zog nauw is. En onze schoorsteen is nóg
nauwer. Daar zit een kraaiennest in, sinds
vader in het ziekenhuis lirt, hebben wij
geen vuur gebrand, -weet U?"
„Zoo zoo," zei St. Nicolaas on fcoeu,
°P de knijpertjes wijzend, vroeg hij: „En
moesten jullie die" verkoop en
',Ja, Sinterklaas." begon nu Treesje,
daarvoor stuurde moeder ons uit. Er was
geen brood in huis
„Zeg eens, Piet. zouden wij die knijper
tjes niet kunnen gebruiken voor het drogen
van mijn besten tabbaard Neem ze dan
maar allemaal en geef den kinderen er een
gulden voorEen gulden voor ieder
mandjo". „O, dank u Sinterklaas!" zei
Keesje. „En neemt u het speelgoed dan
maar liever terug
„Wat nu?" vroeg St.-Nicolaas. „Eerst
wilde je het meenemen voor jullie broer
tje en zusje, en nu
„Ja, ziet u/' begon Treesje weer, „als
de kinderen in het steegje zien, dat wij
speelgoed hebben, dan nemen ze het ons
af. En...ne... als u misschien het kraaien
nest kunt wegnemengooit u dan meteen
het speelgoed maar door onzen schoor
steen
„Ja, ja, nu begrijp ik het", lachte St-Ni-
colaas. „Dan gaat het in één moeite door
En toen tegen Piet: „Schrijf hun adres
maar op, jongen, cn dan vlug terug 1"
Vóórdat Keesje en Treesje konden bedan
ken, was de auto reeds een eind weg. Zij
keken elkaar verbaasd aan en vroegen zich
af, of dit nu de echte Sinterklaas was ge
weest. Maar Keesje wist beslist, dat hij do
echte was. „Dat kon je toch wel dadelijk
zien", zei hij. „En wie geeft nu twee gul
den voor twee mandjes knijpertjes En
toen ze nu thuiskomende alles aan moeder
vertolden, zei die ook, dat het Sinterklaas
was geweest, dat zouden Keesje en Trees
je morgen wel zien.
Nu, en ze zagen het den volgenden mor
gen Waait in do klomp j es van Keesje en in
Treesje'8 oude pantoffels lag zóóveel lek
kers en warme kleeren, als ze nog nooit
hadden gehad. Moeder had een wollen doek
gekregen. Grietje de mooie pop. En Jan
tje, het zieke broertje, lag in zijn bedje met
het mooie paardje in zijn magere armpjes
en hij zei: „mijn lief, mooi paardje, wat
houd ik toch van je!"
En het paardje keek met zijn glazen oog
jes het zieko ventje aan, en het zuchtte
niet meer over zijn vier pootjes, zijn ooren
en zijn staartje, want alles bleef heel;
ja, het paardje leefde zelfs nog veel lan
ger dan het zieke jongetje! Dat had het
paardje nooit gedacht!
Een zonderlinge naam, dio hier boven dit ver
haaltje staat, vindt je niet?
Ja! 't klinkt eerst wat vreemd, maar loon
een kleine jongon dien gaf aan een kindje, d3t
er altijd op bedacht was zichzelf hot eerst en
het best te bedienen, vonden wc hem aardig
verzonnen.
Klaartje dan, van wie ik je vexic-llen, wilde,
woonde builen op een heel klein dorp.
Zo woonde daar met moeder, vader, zusje eu
broertje in een aardig huis met een heel grooten
tuin er aobter.
l>io tuin dat was oen heerlijkheidl
Behalve allerlei groenten, groeiden er ook
veel vruchten, aardbeden, bessen, frambozen,
pruimen, appelen, peren, noten en nog veel
meer.
Op <le plaats achter hot huis liepen verschei
dene kippen en in de schuur stond een sterke
bok en een alleraardigst bokkenwagentje.
Eén van de kippen had twaalf allerliefste
kuikentjes cm Klaartje hield bijzonder veel van
die kleine diertjes. Zij zorgde ook trouw voor
hen. Nu, dat kon zij ook wel, want ze was al
achit jaar.
Toen nu Klaart jas moeder van den zomer
tegen de kinderen zei:
„Volgende week komt tante Mies uit Amster
dam met Marietje en Jantje een paar dagen hier
logeeren", toen riep Klaartje dadelijk: „als
Jantje dan den kiekens maar geen kwaad doet"
Nu, daar mocht ze wel bang voor zijn, want
Jantje was nog maar twee jaar en zulke kleino
peuzola weten nog niet, wanneer zo dieren pijn
doen.
Tante Mies kwam met het kleine nichtje en
neefje en de Amstordamsohe kinders genoten
heel veel van den heerlijken tuin.
„Nu moet je den kleintjes niet te veel vruch
ten geven, Klaartje .anders zouden ze ziek wor-
don", vermaande tante blies.
,,0, tante, daar hoeft u bij hóAr niet bang
voor te wezen, die eet ze liever zelf op!" riep
broertje Frans.
Clara kreeg er een kleur van.
„Akelige jongein", bromde ze; maar tante
knikte haar eens toe 6n zei: „Zóó erg zal 't niet
wezen, hé, meid?"
Later op den diag dacht tante er wel wat
anders over.
De kruidenier van het dorp had eeuige bood
schappen thuisgebracht on wat balletjes voor
de kinderen gegeven.
„Kijk, dat komt mooi uit", zei moeder, „twee
logeetjes en drie kinderen, dat ie vijf en ik hel)
tion balletjes, dat is dus ieder twee".
Alle kinderen kregen hun snoeperijtje en toen
moeder klaar was mot verdoelen, riep Klaartje:
„Nou heb ik er lekker zeven gehad; Jansen had
er mij al vijf aan het hek gegeven!"
Moeder hoorde het niet, maar tante Mies zei:
,;En heb jo die vijf balletjes nu gauw opge
schrokt. om niet te hoeven deelen? Foei kind,
wat is dat hebzuchtig!"
Klaartje schaamde zich wel wat, maar den
volgenden dog was zij 't alweer vergoten.
..Kom", zei tante Mies den volgenden mor
gen, „laten wij nu eens allen achter in den tuin
franjbo^ea. £aam>lukkon voor de koffietafel. Ik