Sa geschiedenis van Willem Teil.
Van aen paardje, dat Jiang was »oor
zijn pooien, zijn osreis en zijn staartje.
Een St.-Nicolaas-vertelliiig door „Tante Joh.''
Lantgzaam en statig gleed een stoomboot
over de grooie zee. ?t Was de boot uit Spanje,
die Sint-Nicolaas en zijn knecht naar Ne-
derland bracht. St.-Nicolaas was erg bleek',
cn Plot's gezicht was nóg zwarter dan ge
woonlijk. Dat kwam, omdat ze beiden zoo
heel nv:e waren. Nu. 't was ook een grooto
zorg geweest, vóórdat ze met al hun pakken
eu manden, hun kisten en zakken goed en
wel aan boord waren. Gelukkig stond nu alles
.veilig in 't ruim. En daarom zei St.-Nicolaas
'nu tegen Piet „Beste jongen, als we in Ne
derland aankomen, begint de grootste drukte
voor ons, en 't zal .een heele zorg zijn. voordat
we alles goed cn wel in de huizen der kin
deren hebben gebracht. Ik kruip ten minste
inahr dadelijk in mijn kooi. Doe jij dit nu ook
'dan heb je een heerlijk rustig 'nachtje. Nu.
nacht Piet
„Nacht Sinterklaas", zei Piet, slaapt u
maar eens goed uit." En toen verdween hij in
zijn hut, kroop in zijn kooi en even later sliep
hij zóó vast, dat hij niet hoorde, hoe vree
sdij k het begon te stormen, en ook voelde
hij niet, dat de boot zóó hard schommelde,
dut alles wat niet vast stond, rolde en tolde
van den eenen kant naar den anderen. Nu
was onder de vele dingen, die telkens zoo
rolden cn tolden, een groote linnen zak. en
in die zak was het speelg-oed, dat het meeste
leven maakte. Er waren poppen in, die kon
den praten, koeien, die „boe, boe" riepen
hondjes, die konden blaffen poesen, die mi
auwden geitjes, die blaatten ja, er waren
zelfs kikkers in, die kwaakten, en teddy
beren, uie bromden. Al dat speelgoed had liet
mi heel druk, en omdat het nu toch nacht
was, en de menseken sliepen, vertelden zij
elkaar hun levensgeschiedenis.
.Tuist had een soldaat, die trommelen kou,
liet hoogste woord. „Als er weer oorlog
komt zei hij. „dan trommel ik alle poppen
cn dieren doof
„Als jij ons doof trommelt, bijt ik je in jo
neus", bromde een teddy-beer.
„En ik krab je", miauwde een wollen poes.
„En ik stoot jo met mijn scherpe horens",
[loeide een houten koe.
Maar een zwart paardje, dat al dien tijd
niets had gezegd, hinnikte droevig„Ach,
kibbel toch zoo niet. Over een dag of acht
zijn we misschien allemaal dood".
„"Wel, en hoe dat loeide de koe.
„Ach, zuchtte het paardje, „eerst vinden
FEUILLETOM,
16) SLOT.
„Allereerst de burchten overrompeld
naar een wel doordacht en wel beraamd plan;
de bezettingen over de grenzen gebracht en
dan alle bergpassen door je kloekste schut
ters doen bezetten. Vreest gij, dien ontaarden
Albrecht van Oostenrijk
Ziet rondom U, gij mannen en zonen van
i het vrije Zwitserland, en getuigt het, of de
Ileere God u deze bergen niet tot een onver-
winbaar bolwerk heeft geschonken. Wan-
neer gij uwe krachten goed verdeeld, is het
'niét mogelijk, dat er één vijand uw grond
gebied betreden kan. De teerling is gewor-
jpen Teil beeft het sein gegeven cn ons
1 den strijd mogelijk gemaakt. Op dan, gij al
len, kloek en eendrachtig gestreden voor die
vrijheid, uwe rechten en uw privilegiën en
„getrouw tot in den dood zij uwe, zij ons
aller leuze
Van dien stonde aan, nam het Eedgenoot
schap aan leden toe. Nu de ambtman was
voorgegaan en de Edelen en do aanzienlijken
in den lande zich bij het volk aansloten, nu
gansch bet volk als één man zou opstaan,
ja, toon was alle vrees verdwenen.
En onder dien indruk was de eerste mor
gen van het jaar 1308 aangebroken en eer
de kinderen ons heel mooi. Maar o wee, zo
hebben ons geen twee dagen, of „Wat
of vroeg de koe.
„Daar gaat één poot morgen weer
één totdat wij ze alle vieT kwijt zijn
Dan krijgt ons staartje een beurt
dan gaan onze ooren er aan, langer dan
acht dagen leven wij niet
„Hè, praat toch niet zoo akelig", bromde
oen teddy-beer. „Mij kunnen ze gelukkig niet
kapot krijgen blafte een wollen hondje.
„Een kinderhandje kan alles", zuchtte het
paardje. En omdat nu ook "het andere speel
goed begon te gelooven, dat het paardje het
wel weten kon, zwegen allen in den grooton
zak. En zoo bleven zij stil tot de nieuwe dag
aanbrak, en de menschèn ontwaakten.
't Was nog heel vroeg in den morgen, toen
St.-Nicolaas, die bezig was zijn pakken en
zakken te tellen, tot Piet zei: „Vergeet vooral
dien linnen zak niet, daar zit het speelgoed
in, dat spreken kan. We zijn nu bijna in Ne
derland. Kijk, de loopplank ligt al klaar.
Haal jij nu eens gauw mijn schimmeltje van
het vóórdok, dan zullon we daar dien zak
vast opladen
Maar toen St.-Nicolaas van het schimmeltje
sprak keek Piet opeens heel verschrikt. „Ach,
goede Sinterklaas riop hij uit, „we hebben
uw schimmel vergeten mee te nemen, 't
Beestje staat nog in Spanje op de kade
„Nu, dat is ook wat moois", bromde St.-Ni
colaas „hoe kon je zoo dom zijn om mijn
paardje te vergeten Nu moeten we natuur
lijk een auto nemen
.,0. een auto!' zei Piet angstig, „maar
daar durf ik niet in, hoor Sinterklaas. Zoo'n
beti.zineding rijdt me veel te hard."
„En je durft wél op de daken kruipen?-'
vroeg St. Nicolaas. „O, maar dat ben ik
van jongsaf gewend," antwoordde Piel.
„Maar ziet u, dat rijden in zoo'n tuf-tuf-
ding gaat zóó hard, dat er geen pak en
geen zak "heel blijft. O. u zult het zien,
Sinterklaas, dat we de helft van ons speel
goed kwijt zijn, als we in de stad aankomen,
cfiwij zelf komen er ook niet heel
huids af...."
„We zullen alles stevig vastbinden, Piet,"
beloofde Sint Nicolaas. „Jou ook soms,
Pieter
Eigenlijk had Piet wel willen zeggen:
„Heel graag," maar daar schaamde hij z'cli
wel wat voor. En toen ze nu een poosje
later de stoomboot verlieten en in de auto
stapten die St.-Nicolaas per draadloos-tele
gram had besteld, werd Piet naast den
chauffeur gezet en hield hjj zich aaa diens
jas vast. Achter in de auto zit St. Nico
laas tusschen een menigte pakken, kisten
en zakken. Maar voor de gr^sÜnnen zak
de winterzon do middaghoogte bereikt had,
wazen alle burchten door de landvoogden be
heerd, in handen van het volk. De ruiters,
lansknechten en het dienstpersoneel, bene
vens de vreemde ambtenaren met den land
voogd van Landenberg, werden 'gevangen ge-
nomeD, en toen men dezen had doen zweren,
dat zo nimmer weer iet3 tegen de Zwitser;?
zouden ondernemen, werden ze zonder hun
eenig leed te doen over de grenzen gezet.
Do burchten cn sterkten werden in brand
gestoken en tot op den grond toe geslecht.
Geen geleden smaad of onrecht of leed
werd op den vijand gewroken. God had hun
de overwinning doen behalen en daarvoor
waren zij dankbaar.
Geen bloed was er vergoten gewoTden, al
was ©r menigeen wiens vuist zich graag had
opgeheven om een mishandelden vader of
moedor, kind of vriend te wreken.
0, hoe vroolijk luidden de klokken dien
eersten Zondag na Nieuwjaarsdag, om de
afgevaardigden der verschillende kantons
bijeen te roepen, on een vergadering te be
leggen om over de verdere verdediging van
hun Kijk te beraadslagen. Aan het Duitsdhe
Pt ijk zouden zij trouw blijven, maar met het
Huis van Oostenrijk wilden zij niets meer
gemeen hebben.
Wel is waar bedreigden velerlei ernstige
gevaren het kloeke volk. Immers, Albrecht
van Oostenrijk had gezworen dat hij hun
verzet zou weten te straffen. Ja, dat hij zich
vrceselijk wreken zou.
was io de auto geen plaats meer. Die wer.
achterop vastgebonden.
In volle vaart reed de auto nu de kaa
langs Piet zat le rillen van angst, en b
iedere kromming van den weg, kreunde h
„Er blijft geen stuk heel, en wij zelf..
Maar niet alleen Piet, ook het speelgo
in den linnen zak kreunde: „Er bljjffc nie
van ons over!"
„0. daar gaan we al," kermde een p-
want zij voelde, dat de zak losging en
dooi de opening viel.
.,0. ik val ook!" loeide da koe.
„Ach, nu ga ik!-' zuchtte het paard;,
„Ach, mijn pooten, mijn ooren en nn
staartje En het lag op den weg naas
de pop en de koe, terwijl de auto verd
reed.
„0, 'k zie kinderen!" loeide op eens
koe.
En zij had goed gezien, want er kwam
twee kinderen aan. Waren broertje
zusje, beiden waren heel mager en Die*
en hun kleertjes waren dun en versleten,
't Zusje liep op uitgezakte pantoffels,
broertje op gebarsten klompjes, 't Ware
kinderen van arme, doch brave lieden, maa
hun vader lag met een gebroken been
het ziekenhuis.
„Keesje er Treesje," had moeder d.
ochtend tegen heen gezegd, „er is geen
brooa genoeg in huis. 'k Heb nog maa
twee boterhammen, één voor k'eine Grietj
en één voor je zieke broertje, Jan. Hie
heb jullie ieder een mandje met houfe-
knijpertjes, die moeten jullie maar ver
koopen. en koop dan daarna wat brood
Zoo waren Keesje en Treesje dan di
morgeD met hongerige maagjes het huisj
uitgegaan, en nu hadden zij nog geen en
knijpertje verkocht. En ze hadden zou
honger en ze war9n zóó vreeselrjk koud
dat hun handjes beefden, en hun tandj
klapperden; en zjj huilden zóó. dat dikk
tranen langs hun wangetjes liepen. En
zagen zij op eens al dat mooie speelgce
op den weg liggen! Hoe het daar gekomen
was, begrepen zij dan ook heelemaal niet.
't Is misschien Sinterklaas, die het daa
voor ons heeft neergelegd," begon Kees
en hij nam al dadelgk het mooie paardje op
„Dat kan je denken." zei Treesje. „Sic
terklaas komt niet meer bij ons. Moede?
zegt zelf, dat hij oqs straatje niet kan vifl<
den. en hij kon ook niet door den schoo
steen, om dat kraaiennest..
„Zoo. en verleden jaar dan!' riep Keesj
..O," zei Treesje, „toen was vader nu
ziek, en toen kwam hff Sint Nicolaas teg
en die gaf hem lekkers voor ons mee.
„Nou, dat kan ons toch ook gebeuren
„Maar de monsch wikt en God beschik
„Eerst moest de winter mei zijn sneeu
en ij3 voor de licvo lente hebben plaats
maakt, en dan zcvu hij er een macht
leger henen zenden," haid de koning bcvole
Maar teen de lente in aantocht was, we
de koning op een rit naar Rheinfelden, doo.
zijn oigen neef, onderweg om het leven
braeht.
Hendrik van Luxemburg werd daarna
keizer uitgeroepen en alle diens poging*
en ook die zijner opvolgers om het vrij
vochten Helvetic aan liet huis van Oostenrii
te onderwerpen, bicven vruchteloos.
Bij eiken strijd stond Tell in de eerste rij
cn toen de vrede eindelijk baren intocht h
keerde hij naar de zijne, in het dorpje But
len terug, waar hij opnieuw den landbou
en het jagersbedrijf ging uitoefenen. Hij
zijn huisvrouw mochten het. geluk smaken
hunne drie kinderen gelukkig gehuwd
zien, cn ook hunne welvaart, te zien toena
men.
Toen Teil gestorven was, werd er mem;'
kapel tor zijner nagedachtenis gesticht,
de plek waar Teil uit de bark aan wal
gesprongen, bleef vele jaren lang een
trekkinjgspunt waarheen het volk ter be
vaart heen-boog.