e Karpers brachten het uit.
De grappenmaakster.
>ten
ik
er
Ml."
-esii
It
hoti
ate!.
;eri
en
je
ï'cei
e o
wat
lcoi
ik
ne,
ko
oi
et c
ar Nymegen: meneer Gronsveld kan ge-
igeo dat ik daar 'a morgens vroeg al
ntnam."
Uit het verhaal van getuigen bleek wel-
a dat de karren van eenige mannen
nacht' 2onder medeweten van hun eige-
ars door Hans en zijn handlangers ach-
r hun hutten waren weggehaald.
Iiaos Dreumel stapelde de eeno leugen
de andere. Het duurde echter niet lang.
de rechters brachten hem geducht in
t nauw, zoodat hij door de mand viel.
cldra hadden de rechters het bewijs, dat
liet ms Dreumel de hoofdaanlegger en sterke
)rei innes luie Frederik, Frans Sleur, lange
3tri aim en jolige Hein zijn grootste mede-
lep] 'Ipers waren geweest.
■lozef Soldaat, Klaas van Zuilen en nog
Td jf anderen werden dadelijk vrijgesproken,
aar de hoofdaanleggers met nog honderd
zeventien medeplichtigen tot gevange-
sstraf veroordeeld. Kees Dreumel werd
or een veldwachter naar een gesticht
>or verwaarloosde knapen gebracht.
Op zekeren morgen in December kreeg
boschwachter bericht, dat z"n zwager
ans erg ziek was. Het bleef sukkelen
et hem en ook 't voorjaar knapte hem
et op. Wel kon hij vee! in 't zonnetje
ttcn, daar meneer van Mariënburg Dirk
in Lienden tot onderbaas had amgeited.
aar toen de gele bladeren van do boomen
ërnjeieu. stierf hij.
Dirk van Lienden bleef tuinman op Ma-
ët b.rg en Mie. de vrouw van Frans En-
r, die eeu jaargeld ontving, kwam bij den
ischwachter inwonen.
En Jozef Soldaat? In het begin van
ovember ontving hy een groot/en brief
et een zegel er op.
„RijksveldwachterMoeder! ik word tot
jiksveldwackter benoemd!'' riep Jozef, den
rief lezcnie. Of het oudje blij .was met
aanstelling en Jozef zelf niet minder!
(Slot volgt.)
1
Ik
t w
hoi
de
da.
De ouders van Karei, Bernard, Adam,
{ijs en Jaap woonden op een groot buiten.
De jongens gingen in de naburige stad
p school en kwamen alleen op vrije dagen
huis. Zij benijdden hun jongste broertje
n hun zusje wel eens, die nog te klein wa-
en om naar school te gaan.
Maar op den dag, dat ons verhaal begint,
achten zij er niet aan om jaloersch op
emand te zijnzij waren den koning te rijk
imdat zij vacantie hadden.
Een dag vroeger dan Moeder verwacht
iad, waren zij thuisgekomen envonden
mn moeder afwezig. Vader was voor zaken
de stad en het hek dus van den dam.
U dadelijk belegden zij een vergadering,
at zij dien middag zouden spelen.
„Roovertjezei Adam, die altijd haan-
je de voorste was.
„Nee", riep Gijs, ,,want dan moet jij
reer den hoofdman Rinaldo Rinaldini zijn"
Nou. zeggen jullie het dan maar", zei
klam, die eens grootmoedig wilde wezen
„Ik weet wat!" riep Jaap. „Wat vinden
ullie van Piet Hein, die de zilvervloot
aaijverwint 1"
Hij was namelijk met dien held in de va-
geschiedenis bezig en voelde
;roote vereering voor hem.
„Da's leuk!" schreeuwde Gijs.
„Fijn!" riep Karei.
„Eenig!" vond Bernard.
Adam zei niets, maar liet zich de benoc-
oing tot vlootvoogd welgevallen.
De jongens stapten nu alle vijf naar den
ijver, waar een door hen zelf getimmerd
lot naast een kleine brot lag waarmee ze
rel eens roeiden. Nu deed zich echter een
Qocilijkheid voorzij hadden geen vaartui
gen genoeg om de vloot voor te stellen, en
'ier koppen voor de bemanning Piet
lein niet medegerekend was ook te wei-
»ig voor een behoorlijk zeegevecht.
Ook nu was Jaap weer de reddende en-
-1- Hij liep zoo hard als hij kon naar de
'otu-derij en kwam met de vier zoons van
»oev Hannes terug die plaats zouden ne-
ea ui de vier tobben, welke zij met moei-
-p^overd hadden op Mina, het keuken-
leigj dat zucntend in zichzelf bromde
Er was pas een ciious in 't dorpje geweest
dat was voor -de jeugd een verbazend
groot feest!
do kind'ran, zo keken hun oogjes haast uit,
vooral dViene clown, o, dat was er zoo'n guit!
Hij maakte steeds grappen en sprong in liet
rond;
'k geloof, dal een ieder hom 't aardigste vond
liij danst in een hoepel, als wa3 hij een tol
wa t kolden de kind "ren! zo vonden het dol.
T-oen 't circus na. eenigo dagen verdween,
ging ook deze clown met de anderen heaa;
„Geen nood", sprak Manietje, „kijkt nu maar
naar mij:
,."k dans óók in een hoepel en doe net als hij!"
0, o, wat deed kleine Marietjo haar bast! I
do makkertjes lachten om 't oolijke nest
zoo hadden weer allen verbazend veel pret,
maar Rietje ging eindelijk doodmoe naar
bed!
HERMANNA.
i
„Dat ze als een engel zoo blij zou zijn, als
de vacantie maar weer om was".
Do vier zoons van Hannes werden ver
sierd met roode mutsen, welke hoofddeksels
hun, naar de meening van Gijs, Jaap en
Bernard een echt Spaansch aanzien gaven,
maar hen volgens de overigen meer op Tur
ken deden gelijken.
Op het vlot was maar voor twee plaats
en dat waren Jaap en een boerenjongen
uit de buurt, eveneens gewapend met roode
zakdoeken, fladderende aan lange stokken
Piet Hein koos met de pverigen een
plaatsje in de boot, waarboven de drie
kleur wapperde naast een oranje-sjerp van
Vader, die reserve-officier was geweest.
Met proppenschieters en zakpistooltjes
zouden ze elkaar bestoken, terwijl Jaap
aangewezen werd om op het vlot den schat
te bewaren der Spaansche matten, welke
later door Piet Hein veroverd moesten
worden.
„Halt!" riep de wakkere vlootvoogd.
..Zeilt nog niet uit, jongens! Waar zijn de
Spaansche matten V'
De boerenknapen keken verbaasd en
de anderen verlegen.
„Zonder Spaansche matten is er geen aar
digheid aan", riep Piet Hein in het volle
gewicht zijner waardigheid.
„In Moeders geldlaadje is wel wat",
merkte Jaap op.
„Dat mag niet! Dat is stelen!" riepen
allen als om strijd.
„Neen!" hernam Jaap. „Wij leenen het
maar tot na het gevecht". En de daad bij
bet woord voegend, kwam hij weldra terug
met twintig kwartjes in een sigarenkistje.
GelukkigMoeder had den sleutel in het
laadje laten zitten.
De strijd was weldra in vollen gang. Piet
Hein stond juist op het punt op het vlot
te springen en het sigarenkistje naar de
boot over te brengen, toen het vlot kantel
de en Jaap met den boerenjongen in den
vijver verdween.
De verblufte Piet Hein hield het leege si
garenkistje in de hand en wendde een ver-
geefsche poging aan om den Spaanschen
schat nog te grijpen.
Jaap en zijn metgezel werden spoedig
weer op het droge gebracht, maar dc
Spaansche matten waren weg en bleven
weg.
Goede raad was nu duur! Terwijl ons
vijftal verslagen en moedeloos aan den
oever stond, Jaap rillende als een natte
hond, hoorden zij op eens den welbeken
den lach van oom Frits.
„Wel jongens riep deze uit. „Dat is een
mooi begin van de vacantie Wat zal Moeder
wel zeggen Jaap, ik zou jo raden droge
kleeren aan te trekken en wat ter wereld
ging je daar zoeken in den vijver
„Och, oom 't kwam door de Spaansche
matten
„Nee, oom 't waren Moeders kwartjes
en nu kreeg oom Frits het heele verhaal van
den zoo noodlottig verongelukten schat te
hoeren.
„Onrechtmatig verkregen goed, jongens
Jullie weet er alles van zei oom Frits, een
vroolijke student, die veel van zijn neefjes
hield, lachend. „Voor dezen keer zal ik jullie
uit den brand helpen. Hier heb je twee rijks
daalders. Dat komt dus precies uit."
Opgelucht borg Adam het geld onmiddel
lijk in Moeders geldlaatje, zonder er over na
te denken, dat Moeder het verschil tussohen
do rijksdaalders en do kwastjes wel oemer-
ken zou.
Met een verruimd hart zat het vijftal dien
middag aan tafel, toen Moeder op eens zei
„Het is vreemd, ik dacht zoo zeker, dat ik
van morgen mijn twee rijksdaalders voor
kwartjes gewisseld had en nu liggen ze nog
onsewisseld in mijn gcldlaatje.''
„Daar weet ik niets van zei Vader.
Do jongens schoven onrustig op^ hun stoel,
heen en weer, maar oom Frit9 ze-i lachend r
„Ik denk, dat de aardmannetjes het ge
daan hebben, Jeanne'. - - "'jf'
Den volgenden morgen stelde oom Frits een
groote vischpajtij voor in den vijver. Moeder
zei, dat zij wel een zootje baars kon gebrui
ken. Dus werd er besloten met de groote net
ten aan den gang te gaan. Allen hielpen mee.
Oom en do jongens deden hun kousen en
schoenen uit en trokken de netten door den
vijver. Op deze manier was spoedig een aar
dige hoeveelheid baars bijeen en tot aller
vreugde waren Cr zelfs een snoek en twee
karpers bij. Het keukenmeisje kreeg dien dag
heel wat schoon to maken.
Toen oom en dejongens* wat. lagen uit te
blazen in het gras, hoorden zij plotseling een
verbaasde stem uitroepen
„Die karpers zijn wonderdieren Van mijn