VOOR DE JEUGD
y
\o. 45.
Boatderdag1 3 November.
|0p de proef gesteld.
■Anno 2.&31.
6^
s
r
I 'A« S iA.' I 'A' 'iJ i «A? I 'A' 1 tAj>10.' I 'X' I fA.' 'A'«X* t 'A1
Naar het Engelsch van H. Clarke.
Bcwea-kt door C. IL
HOOFDSTUK V.
(Slot.).
•avid kleedde zich haastig aan en rende
r beneden. Toen pas bemerkte hij, dat
iy niet alleen was. Vlak naast hem
d een man, dien David nog nooit gezien
Hij zag er uit als een v^ssoher in zijn
we trui en met zijn zuid-wester op.
den helderen maneschijn zag David,
Tommy zoo wit was als een doek en
zijn heele lichaam beefdehij klapper
de zelfs. David schrikte erg, toen hij
in welken toestand zijn vriend ver-
>rde. Hij wilde vragen, wat dit ailefl
beduidde, maar de man liet hem gee.i
vragen te doen. Hij hield Tommy bij
arm vast, greep met zijn nog vrije
id David en liep haastig met de beide
ens heb hutje uit.
|Je zult heel gauw weer in je bed' lig-
beste jongen," zei hij met een stem
n bij tevergeefs trachtte vriendelijk
en zachtheid te leggen, doch welke
id heel onheilspellend in de ooren
k. „Zeg hem, dat het niets is," voegde
Tommy op ruwen toon toe, bij deze
rden den jongen heen en weer schud-
id.
Het het is niets," zei Tommy klap-
'tandend. „Het is n-niets, David.'
•och toen hij sprak, keek hij angstig om
heen, alsof hij zich wilde vergewissen,
hii kon wegloopen, en zijn woorden joe- -
David nog meer angst aan.
jij hadden nu den heuvel overgestoken
fzagen de door de maan verlichte zee en
kust met de rotsen. In de verte waren
Ige schepen ziclibaar in den helderen
ïesohijn doch verder was de zee al even
aten als het strand. De vissehersvloot
eenige uren geleden de kleine haven
:evaren en nu reeds geheel uit het ge-
t. verdwenen. Het werd eb en in de
ijheid van 't Doodesnnunt was reeds 'n
>ok zand duidelijk zichtbaar.
•c man bleef een oogenblik staan, als-
lij op het. een of andere feeken wachtte.
5s was echter doodstil, behalve het ge-
bel der golven op het strand. En langs
jeheele kust was geen schaduw.te zien.
haastte zich met de beide jongens
rt, zonder een woord te spreken, maar
korte oponthoud had David moed ge-
>n Hij probeerde zich los te worstelen.
Waar neem je me mee naar toe1?" riep
uit. „Ik ga geen stap verder vóór ik
t. waar ik heen ga. Zeg jij het maar,
amy."
e visscher bleef opnieuw stilstaan, keek
id met een grijnslach aan en zei: „O,
je weten, waar we heen gaan? Wel,
jij bent een slimme baas, hoor
d dit oogenblik klonk er een kreet door
lucht, die veel leek op liet gekrüsch
een zeevogel en de man veranderde
selmg van gedrag. „Kom. geen. on zin
:er, maar gamee!" zei hij kortaf. ,.Nie-
«3 zal je opeten, als je daar soms bang
bent. Er wacht je een ^root geluk,
ne baa-s! Als je vóór de morgen aan-
langs dezen weg terug komt. zullen
goudstukken in je zak rammel en.'*
Hij spoedde zich met den jongen voort
terwijl hij dit zei. David onderscheidde nu
op het strand een groep donkere figuren,
welke het ruwe karrespoor schenen "te
volgen.
„Aanstappen, jongens!" riep ,de man,
terwijl hij nog harder met heai voortliep.
„Sommige lui worden boos, als ze moeten
wachten. En ze zullen er vóór ons zijn."
De donkere figuren bewogen zich snel
vóórt; zij bleven steeds in db schaduw der
rotsen. Het waren er ongeveer twaalf en
do meesten dToegen zware pakken op den
rug.
^Plotseling wist David, wie het waren en
waarvoor zij hem noodig hadden: Het wa
ren de roovers, die de diligence aangeval
len hadden en zij wilden, dat hij hun den
weg door 'het drijfzand zou wijzen, waar de
soldaten hen niet achtervolgen konden.
Gedurende geruimen tijd had Tommy
geen woord gezegd en David kon niet spre
ken, zelfs al had hij het gewild. De visscher
lie>p zóó hard, dat hij geheel buiten ad<em
geraakte. Toen zij eindelijk de kreek bereik
ten en zijn arm losgelaten word, waggelde
hij tegen de rotsen aan en het scheelde
maar heel weinig, of hij was gevallen.
Niemand lettp in het eerste oogenblik
echter, op hem. Een oude zeeman, in wien
de jongens Hawkins herkendien, bleek de
aanvoerder der bende te zijn. Hij sprak
op ruwen toon tegen de mannen, hun be
velende hun paldien, die zij een oogenblik
hadden neergelegd, weer op te nemen.
Tommy sprong met een woesten kres«
op een man af, die tusschen twee anderen
in stondzijn handen waren op zijn rug
samengebonden. Het was zijn vader! Tol
gaarder Mudge was in een eenzaam veld,
toen hij uit de stad op weg naar huis was,
in handen, der roovers gevallen, welke
juist met hun buit uit het kasteel van den
graaf kwamen.
Zij hadden hem gevangen genomen en
met zich mee gevoerd, uit vrees dat hij
hen anders verraden zou. Hij wierp een
strengen blik op zijn zoon en Tommy barst
te in tranen uit.
„Vader, ik kan het niet helpen'snikte
hij. „Ze hebben mij er toe gedwongen.'2
Hawkins, die vlak naast hem stond,
keerde zich op het oogenblik van 'deze
woorden haastig om.
„Dat is zoo," zei" hij, terwijl hij zijn ruwe
hand op Tommy's schouder legde en lachte
toen de jongen terug deinsde. „Ik h^b het
hem bevolen. Als de ouwe Hawkins zegt,
dat iets gebeuren moet, dan moet het ge
beuren. En als David wat op adem geko
men is, gaan we verder. Zoodra wii in vei-
lisrlioid zün, kan D'nvid ion en Tommy te*
rug brpngen. Ik won. dit ik met jullie mcw
terug kon gaan. Kom David! Jij eri ik caan
vooroo. Kom maar, jongende ouwe Haw
kins Keelt haast'. Laat liem dus niet- wach
ten."
David gaf geen antwoord. Hij stónd nog
steeds tegen cle rotsen gelpunc?. angstig
onkiikend naar het «riinzende gezicht van
cTen ouden zeeman. Hiï was vreeseliik bang,
maar bewoog zïch niet. Hawkins 'dacht,
do't hïï zïch van aoerst niet" bewegen kon
Daarom zei hiï vrlenrlêhik„Ha maar m-:«e
met den óuc?en Hawkins, beste, jongen
Niemand zal je eenirr kwaad doen en'je
zakken zullen rammelen van het geld. In
©au half uurtje ben je al weer terug.
Kom, ga nou me© en wijst ons den weg
dwars door het drijfzand."
David richtte zich in zijn volle lengte te
gen do rots op. Hij zag doodsbleek, maar
zijn oogen hadden een vastberaden uit
drukking. Hij dacht aan zijn vader den
soldaat, die met het gezicht op den vijand
gericht, gesneuveld wast
„Ik doe het niet," zei hij met trillende
lippen, doch den ruwen zeeman onver
schrokken in het gelaat kijkend.
Hawkins staarde hem een oogenblik vol
verbazing aan. Toen greep hij hem ruw bij
den arm en brulde hem met donderende
stem toe: „Vooruit!"
En tegen de mannen riep hij
„Volg ons!"
Hij sleurde David een eind mee langs
den rand der kreek. Plotseling bleef hij
echter stilstaan. Vóór hem strekte het dnji
zand zich uit, waarin hier en daar nog
sporen van water zichtbaar waren, die
glinsterden in den maneschijn. Zonder Da
vid als gids durfde hij geen stap verdei
doen.
Hij duwde David! vóór zich uit en schreeuw
de hem woedend toe:
„Vooruit!"
David keerde zich om en keek hem in
het gezicht. In zijn zakken balden zijn
handen zich tot vuisten. Hij was bang,
vreeselijk bang, maar het kwam eenvoudig
niet in hem op toe te geven.
„Ik doe het niet!" hijgde hij.
Als eenig antwoord sloeg Hawkins hein
zóó.' hard in het gezicht, dat hij op den
grond tuimelde. In het volgend oogenblik
had cle booswicht hem echter weer gegre
pen en overeind gezet.
Hij wilde het nu op een andere manier
probce-ren. „Je zult een gehoorzame jongen
zijn en doen, wat de ouwe Hawkins zegt,"
zei hij, bij deze woorden een loeren zakje,
dat met een touwtje vastgebonden was, te
voorschijn halend. Hij hield het David
vóór en zei„Er is geld in, goudgeld, al
lemaal voor jou. Steek het in je zak. Nie
mand hoeft er iets van te weten. Het is
een fortuin vcor je, beste jongen."
Hij duwde David het zakje in de Kan
den, maar het viel op den grond. De jon
gen was in het eerste oogenblik bijna be
wusteloos geweest van den slag, maar nu
had hij zijn zwakheid overwonnen. Hij
keek Hawkins onverschrokken aan en zei:
„Ik wil uw geld niet hebben. En ik wil
u den weg door het drijfzand niet wijzen.
U kunt mij er niet toe dwingen
„Dat zullen we clan eens zien," hernam
He oude zeeman met' een boosaardigen
blik.
Hij trok een groot mes uit zijn gordel
en David deinsde met een-kreet van schrik
achteruit, toen hij -het in den maneschijn,
zag glinsteren.
„Vooruit! En gauw bok!" commandeer
de He deugniet.
Maar David bewoog zich nog steeds niet.
„Ik doe het niet," zei hij. ,,(J kunt me
'doodsteken, als je wilt, maar 'ik doe hot
niet."
Oo dit oogenblik weerklonk er een scliel
gefluit van achter de rotsen, waar één der
mannen do wacht hield. Hawkius snelde
terug en do anderen achter hem aan. Toin-
'my liep naar David en de beide jongens