DE TOESTAND VAN ONZE NIJVERHEID.
No. 18886,
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 28 September.
Tweede Bfad. Anno 1921.
FEUILLETON
De Man met den Klompvoet
UIT ONZE STAATSMACHINE
1 De bestuurders van het Yerbond van Ne-
Berlandsche Fahrikanten-.Vereenigingen heb
ben zich tot de beide Kamera gewend meh
©en adres, waarin zfij aandacht vragen voor
benige beschouwingen, die zij in het alge-
jncen Nederlandech belang meenen te mogen
jBn te moeten wijden aan den economischen
toestand van de Nederlandsche Nijverheid
in verband met den invloed, dien de Neder-
Jardscbe Regeering daarop hebben uitge-
befend en daarop) in de naaste toekomst zul
len uitoefenen.
Er wordt op; gewezen, dal door de leiders
!der nijverheid als geheel, ernstige bezwa
ren bestaan tegen de Arbeidswet 1919; be
swaren, die vroeger van Regeeringswege
volstrekt ter zijde gesteld z'rjn. maar die ge
deeltelijk door den Minister van Arbeid blij
kens de toelichting tot het voorontwerp tot
herziening var, de Arbeidswet 1919 thans
worden erkend. Ook de ratificeering der
verdragen van Washington wordt door velen
hunner niet vereenigbaar geacht met de
vitale belangen van onze nijverheid en dus
van ons volk. Met klimmende bezorgdheid
volgt men in diezelfde kringen ook de jaar-
fijksche stijging van da budgetten van Rijk,
Frevincio cn Gemeente, waar een gebrek
aar, zuinigheid leidt tot ondraaglijke, tot de
bedrijven vermoordende belastingen.
De geweldige last», die voor den burger
uit de vervulling van de Staatstaak met
'jaarlijks' sterker aanwas voortvloeiden, wordt
in niet geringe mate hieraan toegeschreven,
dat de overheid zich met het bedrijfsleven
beeft bemoeid minder met het oog &p de
voortbrenging dan wel met het oog op de
verdeeling der voortgebrachte goederen,
laarbij, godreven door sociaal-ethisch besef,
•r naar strevend, dat in den vorm van
iüoger loon, korter arbeidstijd en verzeke
ring tegen verschillende kwade risico's
war liet rendement der bedrijven een stoeds
grootor deel z»a komen aan hen, wier be
langen zonder overheidssteun niet voldoende
tot Lun recht konden komen.
Kortom, in de laatste jaren heeft het
ethisch motief der zakelijke, de economische
motieven ovcrheerseht. Op de zakelijke over
wegingen, op de economische functie van
het bedrijfsleven is, naar de meening van
het Vwbond, in da practijk van wetgever
Hen Regeering te weinig gelet, en daardoor
is de productieve kracht van heel ons volk
in gevaar.
De bestunrde.-s wenden zich tot de Staten-
Gjneraal niet ter bestrijding van het ethi-
6che, maar om dit weer in ovenwicht te
brengen met het zakeljjke. Zin voer econc-
ïxi cbe realiteit wordt geëischt.
De bestuurders van bet Verbond van Ne
derlandse "-9 Fabrikanteii-Vereenigingen gaan
dan na hoe bp de belastingwetgeving en bij
de ecoromische wetgeving, dit uit het ocg
is verloren.
En voorts wordt aan de hand dier vcor-
beelden aangetoond, welk een bedonkeljjken
invloed een dergelijke belastingwetgeving
uitoefent op den Industrieel, wiens onder
nemingsgeest wordt gebreideld en waardoor
ondernemende lieden er van af gehouden
werden, hun. ka- "-al en arbeidskracht te
geven aan nieuwe bedrijven. De kansen op
verlies zijn door het overheidsingrijpen in
bet bedrijfsleven te groot, do kansen op ba
ten alleen reeds door de rigoureuze belas-
ringpolitiek te gering. Men durft het risico
niet meer aan
De conclusie van dit deel van het adres
Inidt:
Verlichting van den belastingdruk is een
drigende eisch; zij is echter op den duur j
s'echts mogelijk, als op de uitgaven van de®
Staat aanzienlijk wordt bezuinigd.
Verschrompeling en vernietiging van de
bedrijven is alleen te voorkomen, als een
eind wordt gemaakt aan den even belache-
Ijjken als n-xxllottigeo wedstrijd in sociale
en weuld-be sociale experimenten, die voort
duurt a.sof we le-fden in tijden van onge
kende welvaart, alsof de publieke kassen
overvloeiden.
Het initiatief ten deze van den pos opge
treden Minister van Financiën behoort niet
door DOUGLAS VALENTINE
.Geautoriseerde vertaling van W. E. P.
(Nadruk verboden)).
21)
Als ik minder moe was geweest, dat
hob ik later dikwijls gedacht zou ik lie
ver opgesprongen zijn en uit het oaf6 weg
gevlucht dan dat ik zoo'n dwaas voorstel
had aangenomen. Maan* ik was dronken
van slaap en ik greep de kans om oen
goede nachtrust te krijgen gretig aan, want
isc begreep, dat ik onder de hoede van
dezen jongen officier er wel op rekenen
koen, dat alle pasnioedlijklieden tot den
volgend/en morgen zouden worden uitge
steld. Tegen dien tijd was ik van plan
uit het hotel verdwenen en mijn naspo
ring en t?gonnen te zijn.
Dus nam ik Sohmalz' voorstel aan.
„Dat is waar ook, zei ik, ,,ik heb geen
bagage. Mijn taecli is op die eeai of andere
•manier zoekgeraakt aan het station en
ik heb weinig zin om er vanavond nog op
uit to gaan."
,,Ik aal u wel helpen," antwoordde do
ander dadelijk, „met oen pyama, op z'n
Ainerikaameoh nog wel."
„Tusschen twee haakjes'-, voegde hij er
bij» op gedempten toon, ,,ik dacht, dat het
beter was Duitseh te spreken. Engelsoh
hoo'ren ze nu in Berlijn niet zoo heel
graag/'
„Dat begrijp ik best," zei ik. En om
Sten onderwerp te veranderen, want ik
alleen te worden gesteund, maar als een kost
bare plant verzorgd en tob ontwikkeling ge
bracht. Traditie en sleur zijn geen qiotivee-
ring voor eenige uitgave in deze tijden.
Hard werken en zuinig zijn geldt thans
voor ieder particulier, maar allererst voer
hen, die de gemeenschap in eenige openbare
functie dienen l
Moge dit tot uiting komen telkens, wan
neer de Sta ten-Generaal zullen hebben te
beslissen over eenige uitgaven van het Rijk,
met name bij het vaststellen der Staatsbe-
grooting. Moge die opvatting overgaan op
alle hoogere en lagere Staatsambtenaren
en op bestuurders en ambtenaren van pro
vincie en gemeente.
Het belastinggeld is het bloed van het
bedrijfsleven, waarmedo zuinig moet wor
den omgesprongen!
Het tweede gedeelte van het adres behan
delt de z.g. sociale politiek der Regeering,
waarbij de volgende vragen behandeld wor
den:
1» Kan de universeel geldende 48-urige
arbeidsweek in het algemeen geacht wor
den voldoende rekening te houden met de
verscheidenheid der maatschappelijke ver
schijnselen en behoeften, en is in het bijzon
der voor on^ land, bij aanvaarding van
het eerste ontwerp-ver drag van Washington,
met handhaving der 45-urigo werkweek,
herleving van onze economische welvaart
mogelijk?
2. Tö het hooren van Arbeidersvakver-
eenigingen door of vanwege den Minister
van Arbeid bij aanvragen van werkgevers
van bepalingen der Arbeidswet af te wijken,
toelaatbaar?
3. Is de toepassing, die de Minister aan
de Arbeidswet 1919 geeft, door bij het ver-
Ie enen van overwerkvergunningen en ande
re vergunningen voorwaarden omtrent het
loon to stellen, toelaatbaar?
Ten aanzien van de 48-urige arbeidsweek
wordt voorcpgesteld, dab de ontzettende ver
nietiging van maatschappelijke goederen
meerdere productie nastreeft, maar vooral
goedkooper productie noodzakelijk maakt.
Goederen zullen eerst in grootere hoeveel
heden gevraagd worden, wanneer eaa verla
ging dor productiekosten ze binnen heb be
reik van den zich thans afzijdig houdenden
kooper brengen.
Reeds hierom'meent het Verbond, dab heb
aan het tractaat van Washington ten grond
slag liggende beginsel der 48-urige werk
week (waaraan wij bovendien gedurende 10
jaren gebonden zullen zhn!) onaannemelijk ia.
Maar ook overigens bevat die ontworpen
regeling bepalingen, waarmede adressant zich
niet kan vereenigen.
Er wordt bedenking tegen geopperd, dat
overwerk, in den zin van overschrijding van
de gemiddelde 48-urige arbeidsweek, alleen
wordt toegelaten als tijdelijke maatregel ter
tegemoetkoming aan buitengewone cpeenhoo-
ping van werk. Het tijdelijke karakter is een
groot bezwaar, maar ook dat van die moge
lijkheid tot overwerken geen gebruik kan
gemaakt worden, om buitenlandsche concur
rentie te bestrijden. Dib maakt het verdrag
volslagen onaannemelijk.
Voor onze Twentsche texbiel-iudustrie met-
haar belangrijk afzetgebied in Iodië achten
wij het bedenkelijk een traotaab te aanvaar
den, dat o.ra. Japan toestaat gedurende 57
uren per week te arbeiden ea bovendien
kinderen beneden den leeftijd van 14 jaren
te werk te stellen.
Op de tot dusver ontwikkeld© gronden
wordt aanvaarding van een voor allen arbeid
gelijkelijk geldenden maximum arbeidsduur
van gemiddeld 48 uren per week eau daad
van kortzichtige economische politiek geacht
te zijn, niet in het minst ook, omdat die re
geling voor tien jaren bindend zal wezen.
Het Verbond stemt in met de gedachte,
die voor eenige maanden door den Engei-
s'chen Minister vaa Arbeid, Mr. Maec Na-
mara, is geuit, toen hij verklaarde, dat de
Engelscho Regeering bereid zou zjjn, aan
een nieuwe conferentie deel te nemen, waar
bij een meer soepele regeling dan die van
Washington zou worden op den voorgrond
gesteld.
De Kamerö worden uitgenoodigd, even
eens in dien geest zich uit te spreken.
Als wenschelijk zou naar voren gebracht
moeten worden een regeling, die het moge
lijk maakt, den arbeidstijd tob 56 uren per
week op te voeren. Voer schadelijken of
zwaren arbeid kunnen bijzondere voorschrif
ten getroffen worden.
De gevallen, waarin de ovorhoid vergun
ningen moet verleenen, worden tob een mi
nimum teruggebracht en de te treffen re
geling gelde in geen geval voor een termijn
langer dan 3 jaren.
Vanzelf spreekt, dat handhaving der 45-
urige werkweek voor Nederland alleen door
het Verbond van Pabrikanten-Vereenigiugen
geacht wordt niet te vereeuigen te zrjn raet
het algemeen belang, dat voor alles eischt
een welvarend bedrijmleveu eu goedkoop®
productie. Daarom wordt cok è?n spoedige
wijziging onzer Arbeidswet aanbevolen in
den geest, als hierboven als grondslag voer
een nieuwe internationale regeling aanne
melijk werd geoordeeld.
Over het hooren van arbsiders-vakverecni-
gingen door den Minister van Arbeid bg
aanvragen om overwerk p.d., wordt opge
merkt dat hierin de kiem ligt van heb mede
zeggenschap der werknemers op de bedrijfs-
gestie van den individueelen werkgever*
In pen uitvoerig betoog wordt dit beginsel
der medezeggenschap bestreden. Het verzet
gaat niet tegen de wenschelijkheid, dab een
ondernemer met zijn eigen arbeiders over
een voornemen om van ruimere bepalingen
der wet gebruik te maken overleg pleegt,
maar richt zich tegen een wettelijke ver
plichting* die noodzakelijk de erkentenis van
een recht van medezeggenschap in zich
Sluit.
De bestuurders dringen er voorts op aaa
dat de Staten-Generaal op krachtige wijze
uitspreke, dat hed overleg, dat door de
overheid ten aanzien, van verzoeken om dis
pensatie van bepalingen der Arbeidswet 1919
met vakvereenigm^en thans! reeds plaats
vindt, en door ratificeermg. van bet verdrag
van Washington wettelijk zou worden gesanc-
tionneerd, de grondslagen van onze produc
tie-systeem aantast en jnitsdien ontoelaat
baar is.
Dat de Minister aan den arbeid bij heb'
verleenen van overwerkvergunniDgtn eöi an
dere vergunningen voorwaarden omtrent het
Icon stelt, acht adressant» niet toelaatbaar.
Het adres, dat onder den titel „Som
bere Klanken", ook in den boekhandel ver
krijgbaar is, eindigt aldus:
De Nederlandscho Nijverheid wordt "ten
gevolge van wetgeving en administratieve
practijk in haar ontwikkeling belemmerd
en zelfs in haar levenskansen bedreigd. De
Regeeriug heeft het vermoeden bevestigd,
I dat zij het streven der individueel© burgers
j naar maatschappelijken vooruitgang steeds
meer en meer alleen dün gewettigd acht,
I voor zoover de Staat zelf dien vooruitgang
1 controleert en binnen zeer beperkte grenzen
houdt. In dezen toestand kan de Nederland-
s'cho Nijverheid niet berusten.
Wij verzoeken mitsdien de Stateu-Generaal
onzo beschouwingen nauwkeurig te willen
overwegen. De omstandigheden zijn ernstig;
de vraagstukken, die zich opdringen, ver-
I scheiden en ingewikkeld. De verantwoorde-
I lqkheid van hen, die in deze tijden tob wet-
I geving en bestuur zjjn geroepen, is groot.
Maar hun taak is groot3ck en dankbaar*
Het gaat er om den vasten grondslag van
onze volkswelvaart, van ons volksbestaan be
handhaven*
Daarvoor is noodig: dat het eigendoms
recht nadrukkelijk worde geëerbiedigd en
beschermd; dat de belastingdruk door ingrij
pende bezuiniging in land, gewest en ge
meente belangrijk worde verminderd; dat
den ondernemer de grootst mogelijke bewe
gingsvrijheid worde gelaten; en dat in het
algemeen irf het beleid van Regeering <m
Wetgever het evenwicht tusschen ethische
ew economische motieven werde hersteld*
-0-
Do Financieel© Toestand.
(Nadruk rferboden).
Jaarlijks bij de aanbieding der Begrooting
voor het volgende dlienstjaar in de eerste
vergadering der Tweed© Kamor na de ope
ning der zitting logt de Minister van Finan
ciën een nota over „betreffende den stand
van 's Lands Financiën", welke nog vaak
«Jö „millkenon-apeech" wordt aangeduid
oen herinnering uit den tijd', toen de daarin
vervatte mededeelingen mondeling werden
gedaan zelfs is het voorgekomen, diat een
Minister dat alles van buiten leerde en op
zegde. Die tijden zijn lang voorbij. Met elk
jaar wordt de stroom van cijfers grooter en
hcogor.
Die nota is in don rogel een vrij dor stuk,
dat niet voor allen oven duidelijk is- Zij
-tracht door gegevens over vroegere jaren te
verklaren, waarom de toestand is, zooals
dde is-
De nu overgelegde nota maakt een gunstige
uitzondering niet omdat de toestand zoo
goed is, maar doordat het staatsstuk duide
lijk is en niet den schijn wekt van iets te
verbloemen. Bovendien kan men deze nota
aanmerken als een duidelijke wenk aan
allen, die over 's lands gelden gaan, om de
uiterste zuinigheBd te betrachten, want de
toestand is ernstig en liet woord „niet hope
loos'' getuigt van dien ernst.
Wij willen al hebben de groote bladen
natuurlijk allerlei beschouwingen aan het
stuk gewijd het een en ander aanstippen
uit do mededeelLngen van den nieuwen Mi
nister van Financiën.
Wij zullen ons bepalen tot hetgeen het
1©opende jaar en hot kamende betreft.
Do gewone uitgaven waren voor 1921
geraamd op ongeveer 6347a millioen. 1) In
Iden loop van hot jaar is de begroeting ver
hoogd met ruim 6 millioen en tLe nog niet
afgedane wetsontwerpen eisehen nog een
veihoogiihg van 137millioen, waarvan ech
ter maar 16 millioen ten laste komt van 'den
gewonen dienst.
Er kan natuurlijk alleen bij waarschijnlijk
heid gesproken worden over den afloop van
<U>t dienstjaar (1921). Het tekort was ge
raamd' op 90 millioen, maar in verband ook
imet do verhoogde gdiistilleerd-accijns ver
wacht die Minister, dat het niet onbe
langrijk 1 a g e t zal blijken dan het ge
raamde. Maar een vrij groot tekort blijft er
toch.
Voor 1Ö22 worden de gewone uitgaven
geraamd op 639 mdllicen, ongeveer 47a milli-
oon meer dan het vorige jaar. Belangrijk
liooger warden uitgetrokken vooral Hoofd
stuk V A (Onderwijs) en VII A (Nationalo
Schuld) Lager daarentegen IX (Waterstaat)
en X (Landbouw, Nijverheid: en Handel).
Ten deele zijn de verhoogingen gevolg van
pers-onccls-uitgaven voor Onderwijs heeft
do nieuwe L. O.-wet veel schuld en voor
Hoofdstuk VII A de rente der Staatsschuld-
Daarentegen behoeft minder te worden uit
gageven voor do grensbewaking cn wordt
minder geraamd voor burgerwachten, maai
weer meer voor marechaussee en pold tiet roe
pen-
Voor Hoofdstuk IX (Waterstaat) wordt
minder gevraagd, Omdat het nadeelig saldo
van Posterijen cn Telegrafie vervalt maar
dat betaalt do burgerij in anderen vorm
(liooger port).
Hóofdst. X en X A kunnen lager zijn we
gens vermindering van de Exploitatiekosten
van het mijnbedrijfvan de afd. Arbeiders
verzekering en werkloosheids-bijdragen.
Tegenover de aangevraagde 639 millioen
voor gewon© uitgaven staat, een raming van
do middelen van ongeveer 591 millioen, zoadat
or een mogelijk tekort zal zijn van ten
naasten bij 50 millioen en toch zijn enkele
micklelen reeds hoogcr geschat dan .vroeger,
op grond van nieuwe wetten of wetsherzie
ningen. Dat- is o.a. het geval met den ge
distilleerd-accijns, de tabaksbelasting en de
verhooging der successierechten.
Onze ruimte belet ons de verschillen cle
posten aan t© geven, waarop vermindering
of verhooging wordt toegepast daarvoor zijn
zij te talrijk. De slotsom is en blijft, dat de
gewon© uitgaven worden geschat op 639 mil-
zat eon dikke man. in een overjas. Hij
bad een groot vierkant gezicht en oen
klompvoet.
HOOFDSTUK X.
Ik drink een glas wijn met Klompvoet.
Ik liep onverschrokken de kamer in.
Ed'k gevoel van vrees was verdwenen in
oen vlaag van woede, die over mij kwam;
woede, dat ik mij had laten beetnemen,
woede tegen mijn metgezel voor zijn ver
raderlijke handelwijze.
Schmalz stond naast mij met een val-
schen glimlach op zijn gezicht.
„Daar!" rie-p hij, „nu"ziet u, dab u on
der vrienden isIs dat niet aardig bedacht
van mij, dat ik u deze kleine verrassing
bereid heb? Zie nu, ik heb u gebracht bij
den man, dien u wenschte to ontmoeten,
waarvoor u zoovelo honderden mijlen van
don Oceaan hebt overgestokenHerr Dok
tor dit is dr. Somlin Dr. SenulinBr.
Grundt
De ander had nu zijn lompe lichaam uit
den stoel gewerkt.
„Dr. Semlin?" zei hij, met volkomen
kalme, onversohillinge slem, un© voix
blanche, zooals de Franschen zeggen „dat
is een onverwacht genoegen. Ik dacht noodt
dat wij elkaar te Berlijn zouden ontmoe
ten. Ik dacht, dat onze ontmoeting te Rot
terdam vastgesteld was. Maar beter laat
clan nooit!" En hij stak mij een witte, dik
ke hand toe.
„Onze vriend, de Herr Leutnant", ant
woordde ik onverschillig, „vergat mij op
de hoogte te brengon dat hij u kende, zoo
als hij ook vergat mij te waarschuwen,
dat ik het genoegen zou hebben u hier van
nacht te zien."
„Dat genoegen danken wij", antwoord
lioen, de ontvangsten op 591 millioen en het
tekort op 48 millioen.
Maar wij herhalen, dat dit een schatting;
is. Onverwachte gebeurtenissen en de nu af
keurenswaardige goedgeefsckheid van del
Staten-Generaal kunnen deze cijfers aanmerk
kolijk verhoogen. Neemt men de buitenge
wone uitgaven en ontvangsten en de crisis-
uitgaven er bij, dan wordt de raminguifr
gaven 8547a millioen, ontvangsten 6067a rnU-i I
lioczij tekort 248 malldoen-
Velen zullen meenen, dat de Regeering!
het tekort-cijfer van 48 millioen op den ge-i
wonen ddenst had moeten vermijden- De Mi
nister verzekert, dat er al bespaard en ge-
snoeid is, zooveel dat kon, en dat er al tien
tallen mill kienen zijn geschrapt, zóóveel, daf,
als enkele uitgaven niet noodzakelijk worden
geacht en du3 geschrapt worden, dit toch' 1
maar weinig invloed zou hebben. M.a.w. wat
er gevraagd wordt, wordt door de Regeering
onvermijdelijk genoemd. j
Dat er een zoo groot tekort zal ontstaan,
is toe te schrijven aan de wettelijke verplich
tingen, die op den Staat zijn gelegd in de/
laatste jaren. Wij hebben boven onzen stand
geloofd en de wetgever heeft onder den in
vloed van de crisisjaren met geld gesmeten.
Dat ging nog zoowat, toen telkens de midde
len meer opbrachten dan geraamd waf?, maar
ddo tijd is ook voorbij.
Nu zal men zeggen, dat de crisislasten het'
ongeluk zijn geweest. Dat is onjuist. Van de
2100 millioen eriaisuitgaven (tot en met 1920)
werd 880 millioen gedekt door d© O.A7.-te^
lasting het overig© is gevonden uit leenin"
gen en daarvan moet wel rente betaald wor
den en zelfs hoog© rente, maar de inkomsten'
van het Lceningsfonds waren daarvoor ruam
voldoende. Maar er is zooveel uitgegeven
in goedbedoelde, maar slooht toegepaste
goedgeefsohheid, dat, al hadden wij do baten
van het heel© leeningsfonda voor de gewon®
uitgaven kunnen gebruiken, er nog een te
kort zou zijn- Het heeft aan goed beleid ont
broken- In 1920 bijv. hebben d© gewone ont-
vangsten 1S4 m Mi oen boven die raming op-
gte/braeht cn toch heeft dat jaar een tekort
opgelevord van nog 15 .millioen. Niet ue cri
sislasten hebben ons in moeilijkheden ge
bracht, maar allerlei omstandigheden, die/
met de crisis verband houden.
Wij hebben boven onzen stand geleefd; en
moeten nu, zooals het iedereen geraden is,
ons „bekrimpen". En dat beteekont niet
„niet verspillen", maar alles nalaten, wat
niet noodig is, al is het het geld ook waard
en als is hot nog zoo begeerlijk. Ons nationale
vermogen is vrij groot, maar toch komt er
per hoofd der bevolking maaT een bescheiden
som en als het ideaal van sommige wereld
hervormers oens verwezenlijkt werd, om allies
onder allen te verdoelen, dan zouden zij, die
zich gouden bergen voorstellen, heel sterk
teleurgesteld worden. Laat het gezamenlijk
jaarhjksch inkomen van alle Nederlander^
2000 miillioen zijn, wat niet te laag, maar ook!
niet te hoog geschat is, dan maakt de 8547a
millioen (do totale som der uitgaven) daar
van 43 procent uit. Dat wil dim zeggen, dat
43 procent der geschatte inkomens naar de
schatkist gaatvoor de grootere nog meer,
voor d© kleinere heel wat minder. Diege
nen, dii© maar altijd weer alles uit de Staats
kas willen trekken, meenen, dat dan in alle
behoeften, dde zij als zoodanig aanwijzen, zouf
kunnen worden voorzien, zonder dat de kleine
burger en de gezeten arbeider moe/betaalden;
Maar dat is onmogelijk.
De Minister verklaart dan ook, namens dé
Regeering, dat het voornomen bestaat
lo. geen wetsontwerpen, dan alleen bij
liooge noodzakelijkheid, in te dienen, düe geld
kosten
2o. de aanhangige wetsontwerpen, die ver
meerdering van uitgaven meebrengen, zoo"
voel mogelijk te besnoeien
3o. den Staatsdienst te versoberen en be
perking t© brengon in do vaste uitgaven, al
berusten dézo op wet of Koninklijk besluit-
Wordt daaraan voldaan, dan is dé toestand
nog wel niet bevredigend, maan* ook niet ho
peloos.
Allereerst moet het tekort van 4S millioen
gedekt worden- Om daartoe te komen, zullen
de extra-aflossingen van de orisisschuUden
voorloopig worden uitgesteld. Daarmee komt
157= millioen beschikbaar. Dan kan er o mil
lioen komen uit de verhooging der zegeibè-
de Klompvoet met een glimlach, die heb
goud in zijn tanden, deod glinsteren, aan
een geheel toevallige ontmoeting in de
sociëteit te Gochwaaraan ik evenzeer
het onverhoopte geluk bob te danken bier
vannacht persoonlijk met u kennis te ma
ken."
Hij boog tegen Sohmalz bij deze woor
den.
„Maar, komaan", ging hij voort, „mag
ik zoo vrij zijn u de gastvrijheid van uw
eigen kamer aan te biedon gaat u zitten en
proef u eens een glas van dezen uitsteken
den Brauneberger. Rijnwijn zal wel
edhraarsch zijn in de streek, waar u van
daan komt. Wij hebben elkander veel te
vertellen, u en ik."
Weer liet een glimlaoh zijn gouden tan
den zien.
„En óf!" zei ik. „Maar ik vrees, dat wij
onzen jongen vriend van zijn bed houden.
Ongetwijfeld heeft u geen geheimen voor
hem, maar u zulb mij toegeven, Herr Dok
tor, dat ons gesprek liever een tête-è,-têto
moet zijn!"
„Sohmalz, beste vriend", riep Klomp
voet mot een zucht van spijt, „zooals
u wultHeb spijt mij werkelijk, dat
wij je gezelschap moeten missen, maar ik
kan de volkomen juistheid van de opmer
king van onzen vriend niet loochenen. Ala
je voor een paar minuten naar de zit
kamer woudb gaan"
De jonge luitenant kreeg een kleur van
kwaadheid.
„Als u mijn kanier boven mijn gezelschap
verkiestdon natuurlijk", antwoordd®
hij narsoh, „maar ik denk, dat ik i!n do ge
geven omstandigheden naar bed' zal gaan.-*
([Wordt vervolgd.)
vond dit onderwerp niet bijzonder geschikt
voegde ik er bij,,U is ook snel van de
grens hierheen gekomen, kwam u niet met
den trein?"
„O neen!" antwoordde hij. „Ik hoorde,
dot do auto die u naar het station bracht,
u weet, dat die behoorde aan den
heer. die u kwam afhalen naar Ber
lijn terug moest rijden; zoodoende brachit
ik den chauffeur er toe mij mee te nemen.
Hij zei dit op luohtigen toon, op zijn
gewone, onschuldige manier.
Maar voor oen oogenblik betreurde ik
mijn besluit om met hem naar het „Espla
nade Hotel" te gaan. Wat zou er gebeu
ren, als hij meer wist dan hij scheen te
weten Maar ik zette het vermoeden uit
mijn gedachten.
„Bah zei ik bij mijzelf, „je wordt ze
nuwachtig.
We haclden een vriendelijken twist, wie
van ons beiden do vertering zou_ betalen,
en het eindigde er mee, dat ik betaalde.
Toen slaagdlm wij, na lang wachtener
in een rijtuig te krijgen, een ouderwet-
sohe rammelkast, bestuurd door oen tach
tigjarige in ten cape-manteljas met eeni
ge verdiepingen, en we redén naar heb
„Esplanade Hotel."
Het was oen waar paleis met een prach
tige vestibule met muren en vloeren van
verschillend getint marmer waar palmen
een kleine fontein beschaduwden, die uit
een stcenen bassin opsprong. De bedien
den droegen opzichtige livrei.
De administrateur van het hotel over
weldigde mij door de hartelijkheid van zijn
we/lkomstgroet aan mijn metgezel en „den
Amerikaansohen heer" en na een aantal
aanstellerige beweringen over de moeilijk
heid om logies te vinden, wees hij ons
een dubbel© suite op do eerste verdieping
aan, bestaande uit twee slaapkamers meb
een gemeenschappelijke zitkamer en bad
kamer.
In zijn onberispelijke avondkil ceding was
hij een „Beau Bruimmell" onder do hotel
bedienden, deze man. Do bagage van den
Ameri'koamschcn heer zou 's morgens ge
haald worden. Mijnheers papieren? Daar
was geon haast bijde Herr Leutnant zou
zijn vriend de formulieren wel uitleggen,
cLe hij in to vullen had: die konden 's mor
gens aan den kellner gegeven worden. Zou
mijnheer nog iets gebruiken vóór hij naar
bed ging Een whisky-soda- Ach whisky
werd sohoarsch. Niets! Niets! Hij had do
eer de hoeren een goeden nacht to won-
sohen.
Wij gingen in optocht naar d© lift, Beau
Birummel voorop, toen een kellner, toen
wij zelfdo goudgetreste portier vormde
de achterhoede. Enkele menschen zaten in
de veranda, bediend door een peloton van
kellners. Het heele gebouw gaf een indruk
van weeldo en rijkdom, dio niet strookte
met Engelscho gedachten over de sohaarsch
heid in Duitschland ondier de Briitoohe
blokkade. Ik kon niet nalaten spijtig bij
mijzelf te deuken, dat Duitschland den
druk niet heel pijnlijk scheen te voelen.
Bij dc lift ging de processie buigend te
rug en wij gingen naar boven onder do
hoede van oen liftbediende, een prachtig
personage. In een. oogenblik was de eecrste
ver-clieping bereikt. De luitenant ging
voorop door do zacht verliohte gang.
„Hier is do zitkamer", zei hij, een deur
openend. „Bit is mijn kamer, dit is de
badkamer, en dit", hij gooide de deur
wijd open, „is uw kamer. Do lichten in
de kamer waren vol op. In een leunstoel