DE TOESTAND VAN ONZE NIJVERHEID. No. 18886, LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 28 September. Tweede Bfad. Anno 1921. FEUILLETON De Man met den Klompvoet UIT ONZE STAATSMACHINE 1 De bestuurders van het Yerbond van Ne- Berlandsche Fahrikanten-.Vereenigingen heb ben zich tot de beide Kamera gewend meh ©en adres, waarin zfij aandacht vragen voor benige beschouwingen, die zij in het alge- jncen Nederlandech belang meenen te mogen jBn te moeten wijden aan den economischen toestand van de Nederlandsche Nijverheid in verband met den invloed, dien de Neder- Jardscbe Regeering daarop hebben uitge- befend en daarop) in de naaste toekomst zul len uitoefenen. Er wordt op; gewezen, dal door de leiders !der nijverheid als geheel, ernstige bezwa ren bestaan tegen de Arbeidswet 1919; be swaren, die vroeger van Regeeringswege volstrekt ter zijde gesteld z'rjn. maar die ge deeltelijk door den Minister van Arbeid blij kens de toelichting tot het voorontwerp tot herziening var, de Arbeidswet 1919 thans worden erkend. Ook de ratificeering der verdragen van Washington wordt door velen hunner niet vereenigbaar geacht met de vitale belangen van onze nijverheid en dus van ons volk. Met klimmende bezorgdheid volgt men in diezelfde kringen ook de jaar- fijksche stijging van da budgetten van Rijk, Frevincio cn Gemeente, waar een gebrek aar, zuinigheid leidt tot ondraaglijke, tot de bedrijven vermoordende belastingen. De geweldige last», die voor den burger uit de vervulling van de Staatstaak met 'jaarlijks' sterker aanwas voortvloeiden, wordt in niet geringe mate hieraan toegeschreven, dat de overheid zich met het bedrijfsleven beeft bemoeid minder met het oog &p de voortbrenging dan wel met het oog op de verdeeling der voortgebrachte goederen, laarbij, godreven door sociaal-ethisch besef, •r naar strevend, dat in den vorm van iüoger loon, korter arbeidstijd en verzeke ring tegen verschillende kwade risico's war liet rendement der bedrijven een stoeds grootor deel z»a komen aan hen, wier be langen zonder overheidssteun niet voldoende tot Lun recht konden komen. Kortom, in de laatste jaren heeft het ethisch motief der zakelijke, de economische motieven ovcrheerseht. Op de zakelijke over wegingen, op de economische functie van het bedrijfsleven is, naar de meening van het Vwbond, in da practijk van wetgever Hen Regeering te weinig gelet, en daardoor is de productieve kracht van heel ons volk in gevaar. De bestunrde.-s wenden zich tot de Staten- Gjneraal niet ter bestrijding van het ethi- 6che, maar om dit weer in ovenwicht te brengen met het zakeljjke. Zin voer econc- ïxi cbe realiteit wordt geëischt. De bestuurders van bet Verbond van Ne derlandse "-9 Fabrikanteii-Vereenigingen gaan dan na hoe bp de belastingwetgeving en bij de ecoromische wetgeving, dit uit het ocg is verloren. En voorts wordt aan de hand dier vcor- beelden aangetoond, welk een bedonkeljjken invloed een dergelijke belastingwetgeving uitoefent op den Industrieel, wiens onder nemingsgeest wordt gebreideld en waardoor ondernemende lieden er van af gehouden werden, hun. ka- "-al en arbeidskracht te geven aan nieuwe bedrijven. De kansen op verlies zijn door het overheidsingrijpen in bet bedrijfsleven te groot, do kansen op ba ten alleen reeds door de rigoureuze belas- ringpolitiek te gering. Men durft het risico niet meer aan De conclusie van dit deel van het adres Inidt: Verlichting van den belastingdruk is een drigende eisch; zij is echter op den duur j s'echts mogelijk, als op de uitgaven van de® Staat aanzienlijk wordt bezuinigd. Verschrompeling en vernietiging van de bedrijven is alleen te voorkomen, als een eind wordt gemaakt aan den even belache- Ijjken als n-xxllottigeo wedstrijd in sociale en weuld-be sociale experimenten, die voort duurt a.sof we le-fden in tijden van onge kende welvaart, alsof de publieke kassen overvloeiden. Het initiatief ten deze van den pos opge treden Minister van Financiën behoort niet door DOUGLAS VALENTINE .Geautoriseerde vertaling van W. E. P. (Nadruk verboden)). 21) Als ik minder moe was geweest, dat hob ik later dikwijls gedacht zou ik lie ver opgesprongen zijn en uit het oaf6 weg gevlucht dan dat ik zoo'n dwaas voorstel had aangenomen. Maan* ik was dronken van slaap en ik greep de kans om oen goede nachtrust te krijgen gretig aan, want isc begreep, dat ik onder de hoede van dezen jongen officier er wel op rekenen koen, dat alle pasnioedlijklieden tot den volgend/en morgen zouden worden uitge steld. Tegen dien tijd was ik van plan uit het hotel verdwenen en mijn naspo ring en t?gonnen te zijn. Dus nam ik Sohmalz' voorstel aan. „Dat is waar ook, zei ik, ,,ik heb geen bagage. Mijn taecli is op die eeai of andere •manier zoekgeraakt aan het station en ik heb weinig zin om er vanavond nog op uit to gaan." ,,Ik aal u wel helpen," antwoordde do ander dadelijk, „met oen pyama, op z'n Ainerikaameoh nog wel." „Tusschen twee haakjes'-, voegde hij er bij» op gedempten toon, ,,ik dacht, dat het beter was Duitseh te spreken. Engelsoh hoo'ren ze nu in Berlijn niet zoo heel graag/' „Dat begrijp ik best," zei ik. En om Sten onderwerp te veranderen, want ik alleen te worden gesteund, maar als een kost bare plant verzorgd en tob ontwikkeling ge bracht. Traditie en sleur zijn geen qiotivee- ring voor eenige uitgave in deze tijden. Hard werken en zuinig zijn geldt thans voor ieder particulier, maar allererst voer hen, die de gemeenschap in eenige openbare functie dienen l Moge dit tot uiting komen telkens, wan neer de Sta ten-Generaal zullen hebben te beslissen over eenige uitgaven van het Rijk, met name bij het vaststellen der Staatsbe- grooting. Moge die opvatting overgaan op alle hoogere en lagere Staatsambtenaren en op bestuurders en ambtenaren van pro vincie en gemeente. Het belastinggeld is het bloed van het bedrijfsleven, waarmedo zuinig moet wor den omgesprongen! Het tweede gedeelte van het adres behan delt de z.g. sociale politiek der Regeering, waarbij de volgende vragen behandeld wor den: 1» Kan de universeel geldende 48-urige arbeidsweek in het algemeen geacht wor den voldoende rekening te houden met de verscheidenheid der maatschappelijke ver schijnselen en behoeften, en is in het bijzon der voor on^ land, bij aanvaarding van het eerste ontwerp-ver drag van Washington, met handhaving der 45-urigo werkweek, herleving van onze economische welvaart mogelijk? 2. Tö het hooren van Arbeidersvakver- eenigingen door of vanwege den Minister van Arbeid bij aanvragen van werkgevers van bepalingen der Arbeidswet af te wijken, toelaatbaar? 3. Is de toepassing, die de Minister aan de Arbeidswet 1919 geeft, door bij het ver- Ie enen van overwerkvergunningen en ande re vergunningen voorwaarden omtrent het loon to stellen, toelaatbaar? Ten aanzien van de 48-urige arbeidsweek wordt voorcpgesteld, dab de ontzettende ver nietiging van maatschappelijke goederen meerdere productie nastreeft, maar vooral goedkooper productie noodzakelijk maakt. Goederen zullen eerst in grootere hoeveel heden gevraagd worden, wanneer eaa verla ging dor productiekosten ze binnen heb be reik van den zich thans afzijdig houdenden kooper brengen. Reeds hierom'meent het Verbond, dab heb aan het tractaat van Washington ten grond slag liggende beginsel der 48-urige werk week (waaraan wij bovendien gedurende 10 jaren gebonden zullen zhn!) onaannemelijk ia. Maar ook overigens bevat die ontworpen regeling bepalingen, waarmede adressant zich niet kan vereenigen. Er wordt bedenking tegen geopperd, dat overwerk, in den zin van overschrijding van de gemiddelde 48-urige arbeidsweek, alleen wordt toegelaten als tijdelijke maatregel ter tegemoetkoming aan buitengewone cpeenhoo- ping van werk. Het tijdelijke karakter is een groot bezwaar, maar ook dat van die moge lijkheid tot overwerken geen gebruik kan gemaakt worden, om buitenlandsche concur rentie te bestrijden. Dib maakt het verdrag volslagen onaannemelijk. Voor onze Twentsche texbiel-iudustrie met- haar belangrijk afzetgebied in Iodië achten wij het bedenkelijk een traotaab te aanvaar den, dat o.ra. Japan toestaat gedurende 57 uren per week te arbeiden ea bovendien kinderen beneden den leeftijd van 14 jaren te werk te stellen. Op de tot dusver ontwikkeld© gronden wordt aanvaarding van een voor allen arbeid gelijkelijk geldenden maximum arbeidsduur van gemiddeld 48 uren per week eau daad van kortzichtige economische politiek geacht te zijn, niet in het minst ook, omdat die re geling voor tien jaren bindend zal wezen. Het Verbond stemt in met de gedachte, die voor eenige maanden door den Engei- s'chen Minister vaa Arbeid, Mr. Maec Na- mara, is geuit, toen hij verklaarde, dat de Engelscho Regeering bereid zou zjjn, aan een nieuwe conferentie deel te nemen, waar bij een meer soepele regeling dan die van Washington zou worden op den voorgrond gesteld. De Kamerö worden uitgenoodigd, even eens in dien geest zich uit te spreken. Als wenschelijk zou naar voren gebracht moeten worden een regeling, die het moge lijk maakt, den arbeidstijd tob 56 uren per week op te voeren. Voer schadelijken of zwaren arbeid kunnen bijzondere voorschrif ten getroffen worden. De gevallen, waarin de ovorhoid vergun ningen moet verleenen, worden tob een mi nimum teruggebracht en de te treffen re geling gelde in geen geval voor een termijn langer dan 3 jaren. Vanzelf spreekt, dat handhaving der 45- urige werkweek voor Nederland alleen door het Verbond van Pabrikanten-Vereenigiugen geacht wordt niet te vereeuigen te zrjn raet het algemeen belang, dat voor alles eischt een welvarend bedrijmleveu eu goedkoop® productie. Daarom wordt cok è?n spoedige wijziging onzer Arbeidswet aanbevolen in den geest, als hierboven als grondslag voer een nieuwe internationale regeling aanne melijk werd geoordeeld. Over het hooren van arbsiders-vakverecni- gingen door den Minister van Arbeid bg aanvragen om overwerk p.d., wordt opge merkt dat hierin de kiem ligt van heb mede zeggenschap der werknemers op de bedrijfs- gestie van den individueelen werkgever* In pen uitvoerig betoog wordt dit beginsel der medezeggenschap bestreden. Het verzet gaat niet tegen de wenschelijkheid, dab een ondernemer met zijn eigen arbeiders over een voornemen om van ruimere bepalingen der wet gebruik te maken overleg pleegt, maar richt zich tegen een wettelijke ver plichting* die noodzakelijk de erkentenis van een recht van medezeggenschap in zich Sluit. De bestuurders dringen er voorts op aaa dat de Staten-Generaal op krachtige wijze uitspreke, dat hed overleg, dat door de overheid ten aanzien, van verzoeken om dis pensatie van bepalingen der Arbeidswet 1919 met vakvereenigm^en thans! reeds plaats vindt, en door ratificeermg. van bet verdrag van Washington wettelijk zou worden gesanc- tionneerd, de grondslagen van onze produc tie-systeem aantast en jnitsdien ontoelaat baar is. Dat de Minister aan den arbeid bij heb' verleenen van overwerkvergunniDgtn eöi an dere vergunningen voorwaarden omtrent het Icon stelt, acht adressant» niet toelaatbaar. Het adres, dat onder den titel „Som bere Klanken", ook in den boekhandel ver krijgbaar is, eindigt aldus: De Nederlandscho Nijverheid wordt "ten gevolge van wetgeving en administratieve practijk in haar ontwikkeling belemmerd en zelfs in haar levenskansen bedreigd. De Regeeriug heeft het vermoeden bevestigd, I dat zij het streven der individueel© burgers j naar maatschappelijken vooruitgang steeds meer en meer alleen dün gewettigd acht, I voor zoover de Staat zelf dien vooruitgang 1 controleert en binnen zeer beperkte grenzen houdt. In dezen toestand kan de Nederland- s'cho Nijverheid niet berusten. Wij verzoeken mitsdien de Stateu-Generaal onzo beschouwingen nauwkeurig te willen overwegen. De omstandigheden zijn ernstig; de vraagstukken, die zich opdringen, ver- I scheiden en ingewikkeld. De verantwoorde- I lqkheid van hen, die in deze tijden tob wet- I geving en bestuur zjjn geroepen, is groot. Maar hun taak is groot3ck en dankbaar* Het gaat er om den vasten grondslag van onze volkswelvaart, van ons volksbestaan be handhaven* Daarvoor is noodig: dat het eigendoms recht nadrukkelijk worde geëerbiedigd en beschermd; dat de belastingdruk door ingrij pende bezuiniging in land, gewest en ge meente belangrijk worde verminderd; dat den ondernemer de grootst mogelijke bewe gingsvrijheid worde gelaten; en dat in het algemeen irf het beleid van Regeering <m Wetgever het evenwicht tusschen ethische ew economische motieven werde hersteld* -0- Do Financieel© Toestand. (Nadruk rferboden). Jaarlijks bij de aanbieding der Begrooting voor het volgende dlienstjaar in de eerste vergadering der Tweed© Kamor na de ope ning der zitting logt de Minister van Finan ciën een nota over „betreffende den stand van 's Lands Financiën", welke nog vaak «Jö „millkenon-apeech" wordt aangeduid oen herinnering uit den tijd', toen de daarin vervatte mededeelingen mondeling werden gedaan zelfs is het voorgekomen, diat een Minister dat alles van buiten leerde en op zegde. Die tijden zijn lang voorbij. Met elk jaar wordt de stroom van cijfers grooter en hcogor. Die nota is in don rogel een vrij dor stuk, dat niet voor allen oven duidelijk is- Zij -tracht door gegevens over vroegere jaren te verklaren, waarom de toestand is, zooals dde is- De nu overgelegde nota maakt een gunstige uitzondering niet omdat de toestand zoo goed is, maar doordat het staatsstuk duide lijk is en niet den schijn wekt van iets te verbloemen. Bovendien kan men deze nota aanmerken als een duidelijke wenk aan allen, die over 's lands gelden gaan, om de uiterste zuinigheBd te betrachten, want de toestand is ernstig en liet woord „niet hope loos'' getuigt van dien ernst. Wij willen al hebben de groote bladen natuurlijk allerlei beschouwingen aan het stuk gewijd het een en ander aanstippen uit do mededeelLngen van den nieuwen Mi nister van Financiën. Wij zullen ons bepalen tot hetgeen het 1©opende jaar en hot kamende betreft. Do gewone uitgaven waren voor 1921 geraamd op ongeveer 6347a millioen. 1) In Iden loop van hot jaar is de begroeting ver hoogd met ruim 6 millioen en tLe nog niet afgedane wetsontwerpen eisehen nog een veihoogiihg van 137millioen, waarvan ech ter maar 16 millioen ten laste komt van 'den gewonen dienst. Er kan natuurlijk alleen bij waarschijnlijk heid gesproken worden over den afloop van <U>t dienstjaar (1921). Het tekort was ge raamd' op 90 millioen, maar in verband ook imet do verhoogde gdiistilleerd-accijns ver wacht die Minister, dat het niet onbe langrijk 1 a g e t zal blijken dan het ge raamde. Maar een vrij groot tekort blijft er toch. Voor 1Ö22 worden de gewone uitgaven geraamd op 639 mdllicen, ongeveer 47a milli- oon meer dan het vorige jaar. Belangrijk liooger warden uitgetrokken vooral Hoofd stuk V A (Onderwijs) en VII A (Nationalo Schuld) Lager daarentegen IX (Waterstaat) en X (Landbouw, Nijverheid: en Handel). Ten deele zijn de verhoogingen gevolg van pers-onccls-uitgaven voor Onderwijs heeft do nieuwe L. O.-wet veel schuld en voor Hoofdstuk VII A de rente der Staatsschuld- Daarentegen behoeft minder te worden uit gageven voor do grensbewaking cn wordt minder geraamd voor burgerwachten, maai weer meer voor marechaussee en pold tiet roe pen- Voor Hoofdstuk IX (Waterstaat) wordt minder gevraagd, Omdat het nadeelig saldo van Posterijen cn Telegrafie vervalt maar dat betaalt do burgerij in anderen vorm (liooger port). Hóofdst. X en X A kunnen lager zijn we gens vermindering van de Exploitatiekosten van het mijnbedrijfvan de afd. Arbeiders verzekering en werkloosheids-bijdragen. Tegenover de aangevraagde 639 millioen voor gewon© uitgaven staat, een raming van do middelen van ongeveer 591 millioen, zoadat or een mogelijk tekort zal zijn van ten naasten bij 50 millioen en toch zijn enkele micklelen reeds hoogcr geschat dan .vroeger, op grond van nieuwe wetten of wetsherzie ningen. Dat- is o.a. het geval met den ge distilleerd-accijns, de tabaksbelasting en de verhooging der successierechten. Onze ruimte belet ons de verschillen cle posten aan t© geven, waarop vermindering of verhooging wordt toegepast daarvoor zijn zij te talrijk. De slotsom is en blijft, dat de gewon© uitgaven worden geschat op 639 mil- zat eon dikke man. in een overjas. Hij bad een groot vierkant gezicht en oen klompvoet. HOOFDSTUK X. Ik drink een glas wijn met Klompvoet. Ik liep onverschrokken de kamer in. Ed'k gevoel van vrees was verdwenen in oen vlaag van woede, die over mij kwam; woede, dat ik mij had laten beetnemen, woede tegen mijn metgezel voor zijn ver raderlijke handelwijze. Schmalz stond naast mij met een val- schen glimlach op zijn gezicht. „Daar!" rie-p hij, „nu"ziet u, dab u on der vrienden isIs dat niet aardig bedacht van mij, dat ik u deze kleine verrassing bereid heb? Zie nu, ik heb u gebracht bij den man, dien u wenschte to ontmoeten, waarvoor u zoovelo honderden mijlen van don Oceaan hebt overgestokenHerr Dok tor dit is dr. Somlin Dr. SenulinBr. Grundt De ander had nu zijn lompe lichaam uit den stoel gewerkt. „Dr. Semlin?" zei hij, met volkomen kalme, onversohillinge slem, un© voix blanche, zooals de Franschen zeggen „dat is een onverwacht genoegen. Ik dacht noodt dat wij elkaar te Berlijn zouden ontmoe ten. Ik dacht, dat onze ontmoeting te Rot terdam vastgesteld was. Maar beter laat clan nooit!" En hij stak mij een witte, dik ke hand toe. „Onze vriend, de Herr Leutnant", ant woordde ik onverschillig, „vergat mij op de hoogte te brengon dat hij u kende, zoo als hij ook vergat mij te waarschuwen, dat ik het genoegen zou hebben u hier van nacht te zien." „Dat genoegen danken wij", antwoord lioen, de ontvangsten op 591 millioen en het tekort op 48 millioen. Maar wij herhalen, dat dit een schatting; is. Onverwachte gebeurtenissen en de nu af keurenswaardige goedgeefsckheid van del Staten-Generaal kunnen deze cijfers aanmerk kolijk verhoogen. Neemt men de buitenge wone uitgaven en ontvangsten en de crisis- uitgaven er bij, dan wordt de raminguifr gaven 8547a millioen, ontvangsten 6067a rnU-i I lioczij tekort 248 malldoen- Velen zullen meenen, dat de Regeering! het tekort-cijfer van 48 millioen op den ge-i wonen ddenst had moeten vermijden- De Mi nister verzekert, dat er al bespaard en ge- snoeid is, zooveel dat kon, en dat er al tien tallen mill kienen zijn geschrapt, zóóveel, daf, als enkele uitgaven niet noodzakelijk worden geacht en du3 geschrapt worden, dit toch' 1 maar weinig invloed zou hebben. M.a.w. wat er gevraagd wordt, wordt door de Regeering onvermijdelijk genoemd. j Dat er een zoo groot tekort zal ontstaan, is toe te schrijven aan de wettelijke verplich tingen, die op den Staat zijn gelegd in de/ laatste jaren. Wij hebben boven onzen stand geloofd en de wetgever heeft onder den in vloed van de crisisjaren met geld gesmeten. Dat ging nog zoowat, toen telkens de midde len meer opbrachten dan geraamd waf?, maar ddo tijd is ook voorbij. Nu zal men zeggen, dat de crisislasten het' ongeluk zijn geweest. Dat is onjuist. Van de 2100 millioen eriaisuitgaven (tot en met 1920) werd 880 millioen gedekt door d© O.A7.-te^ lasting het overig© is gevonden uit leenin" gen en daarvan moet wel rente betaald wor den en zelfs hoog© rente, maar de inkomsten' van het Lceningsfonds waren daarvoor ruam voldoende. Maar er is zooveel uitgegeven in goedbedoelde, maar slooht toegepaste goedgeefsohheid, dat, al hadden wij do baten van het heel© leeningsfonda voor de gewon® uitgaven kunnen gebruiken, er nog een te kort zou zijn- Het heeft aan goed beleid ont broken- In 1920 bijv. hebben d© gewone ont- vangsten 1S4 m Mi oen boven die raming op- gte/braeht cn toch heeft dat jaar een tekort opgelevord van nog 15 .millioen. Niet ue cri sislasten hebben ons in moeilijkheden ge bracht, maar allerlei omstandigheden, die/ met de crisis verband houden. Wij hebben boven onzen stand geleefd; en moeten nu, zooals het iedereen geraden is, ons „bekrimpen". En dat beteekont niet „niet verspillen", maar alles nalaten, wat niet noodig is, al is het het geld ook waard en als is hot nog zoo begeerlijk. Ons nationale vermogen is vrij groot, maar toch komt er per hoofd der bevolking maaT een bescheiden som en als het ideaal van sommige wereld hervormers oens verwezenlijkt werd, om allies onder allen te verdoelen, dan zouden zij, die zich gouden bergen voorstellen, heel sterk teleurgesteld worden. Laat het gezamenlijk jaarhjksch inkomen van alle Nederlander^ 2000 miillioen zijn, wat niet te laag, maar ook! niet te hoog geschat is, dan maakt de 8547a millioen (do totale som der uitgaven) daar van 43 procent uit. Dat wil dim zeggen, dat 43 procent der geschatte inkomens naar de schatkist gaatvoor de grootere nog meer, voor d© kleinere heel wat minder. Diege nen, dii© maar altijd weer alles uit de Staats kas willen trekken, meenen, dat dan in alle behoeften, dde zij als zoodanig aanwijzen, zouf kunnen worden voorzien, zonder dat de kleine burger en de gezeten arbeider moe/betaalden; Maar dat is onmogelijk. De Minister verklaart dan ook, namens dé Regeering, dat het voornomen bestaat lo. geen wetsontwerpen, dan alleen bij liooge noodzakelijkheid, in te dienen, düe geld kosten 2o. de aanhangige wetsontwerpen, die ver meerdering van uitgaven meebrengen, zoo" voel mogelijk te besnoeien 3o. den Staatsdienst te versoberen en be perking t© brengon in do vaste uitgaven, al berusten dézo op wet of Koninklijk besluit- Wordt daaraan voldaan, dan is dé toestand nog wel niet bevredigend, maan* ook niet ho peloos. Allereerst moet het tekort van 4S millioen gedekt worden- Om daartoe te komen, zullen de extra-aflossingen van de orisisschuUden voorloopig worden uitgesteld. Daarmee komt 157= millioen beschikbaar. Dan kan er o mil lioen komen uit de verhooging der zegeibè- de Klompvoet met een glimlach, die heb goud in zijn tanden, deod glinsteren, aan een geheel toevallige ontmoeting in de sociëteit te Gochwaaraan ik evenzeer het onverhoopte geluk bob te danken bier vannacht persoonlijk met u kennis te ma ken." Hij boog tegen Sohmalz bij deze woor den. „Maar, komaan", ging hij voort, „mag ik zoo vrij zijn u de gastvrijheid van uw eigen kamer aan te biedon gaat u zitten en proef u eens een glas van dezen uitsteken den Brauneberger. Rijnwijn zal wel edhraarsch zijn in de streek, waar u van daan komt. Wij hebben elkander veel te vertellen, u en ik." Weer liet een glimlaoh zijn gouden tan den zien. „En óf!" zei ik. „Maar ik vrees, dat wij onzen jongen vriend van zijn bed houden. Ongetwijfeld heeft u geen geheimen voor hem, maar u zulb mij toegeven, Herr Dok tor, dat ons gesprek liever een tête-è,-têto moet zijn!" „Sohmalz, beste vriend", riep Klomp voet mot een zucht van spijt, „zooals u wultHeb spijt mij werkelijk, dat wij je gezelschap moeten missen, maar ik kan de volkomen juistheid van de opmer king van onzen vriend niet loochenen. Ala je voor een paar minuten naar de zit kamer woudb gaan" De jonge luitenant kreeg een kleur van kwaadheid. „Als u mijn kanier boven mijn gezelschap verkiestdon natuurlijk", antwoordd® hij narsoh, „maar ik denk, dat ik i!n do ge geven omstandigheden naar bed' zal gaan.-* ([Wordt vervolgd.) vond dit onderwerp niet bijzonder geschikt voegde ik er bij,,U is ook snel van de grens hierheen gekomen, kwam u niet met den trein?" „O neen!" antwoordde hij. „Ik hoorde, dot do auto die u naar het station bracht, u weet, dat die behoorde aan den heer. die u kwam afhalen naar Ber lijn terug moest rijden; zoodoende brachit ik den chauffeur er toe mij mee te nemen. Hij zei dit op luohtigen toon, op zijn gewone, onschuldige manier. Maar voor oen oogenblik betreurde ik mijn besluit om met hem naar het „Espla nade Hotel" te gaan. Wat zou er gebeu ren, als hij meer wist dan hij scheen te weten Maar ik zette het vermoeden uit mijn gedachten. „Bah zei ik bij mijzelf, „je wordt ze nuwachtig. We haclden een vriendelijken twist, wie van ons beiden do vertering zou_ betalen, en het eindigde er mee, dat ik betaalde. Toen slaagdlm wij, na lang wachtener in een rijtuig te krijgen, een ouderwet- sohe rammelkast, bestuurd door oen tach tigjarige in ten cape-manteljas met eeni ge verdiepingen, en we redén naar heb „Esplanade Hotel." Het was oen waar paleis met een prach tige vestibule met muren en vloeren van verschillend getint marmer waar palmen een kleine fontein beschaduwden, die uit een stcenen bassin opsprong. De bedien den droegen opzichtige livrei. De administrateur van het hotel over weldigde mij door de hartelijkheid van zijn we/lkomstgroet aan mijn metgezel en „den Amerikaansohen heer" en na een aantal aanstellerige beweringen over de moeilijk heid om logies te vinden, wees hij ons een dubbel© suite op do eerste verdieping aan, bestaande uit twee slaapkamers meb een gemeenschappelijke zitkamer en bad kamer. In zijn onberispelijke avondkil ceding was hij een „Beau Bruimmell" onder do hotel bedienden, deze man. Do bagage van den Ameri'koamschcn heer zou 's morgens ge haald worden. Mijnheers papieren? Daar was geon haast bijde Herr Leutnant zou zijn vriend de formulieren wel uitleggen, cLe hij in to vullen had: die konden 's mor gens aan den kellner gegeven worden. Zou mijnheer nog iets gebruiken vóór hij naar bed ging Een whisky-soda- Ach whisky werd sohoarsch. Niets! Niets! Hij had do eer de hoeren een goeden nacht to won- sohen. Wij gingen in optocht naar d© lift, Beau Birummel voorop, toen een kellner, toen wij zelfdo goudgetreste portier vormde de achterhoede. Enkele menschen zaten in de veranda, bediend door een peloton van kellners. Het heele gebouw gaf een indruk van weeldo en rijkdom, dio niet strookte met Engelscho gedachten over de sohaarsch heid in Duitschland ondier de Briitoohe blokkade. Ik kon niet nalaten spijtig bij mijzelf te deuken, dat Duitschland den druk niet heel pijnlijk scheen te voelen. Bij dc lift ging de processie buigend te rug en wij gingen naar boven onder do hoede van oen liftbediende, een prachtig personage. In een. oogenblik was de eecrste ver-clieping bereikt. De luitenant ging voorop door do zacht verliohte gang. „Hier is do zitkamer", zei hij, een deur openend. „Bit is mijn kamer, dit is de badkamer, en dit", hij gooide de deur wijd open, „is uw kamer. Do lichten in de kamer waren vol op. In een leunstoel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 5