FEUILLETON. De geschiedenis van Willem Teli. getsfc pleeier hebben, als we wisten, tJat ze op ons laag te wachten". „Laat ons dan maar naar haaT toegaan Zooveel kan 't nno eigenlijk ook niet sohelcn!" „Goed;zei Bert. Én ze hadden geen oogenblik spijt, 'dat ae gegaan waren. „Welk avontuur krijgen we vandaag V' vroeg Vick, terwijl er bij het. binnenkomen der jongens een glimlach op haar bleek ge zichtje kwam. „Het 'Avontuur van Hulpvaardigheid", ant woordde Bert, die graag titels bedacht. ,,'t Kwam eigenlijk, doordat we Jaap een plezier wilden doen", zei Nol. „Jaap Wie is Jaap vroeg Vick. „0, een van de jongens uit het dorp Hij woont vlak bij de kedc en werkt op de groot© boerderij van meneer Croft." ,.'t Is zoo'n leuke jongen „Net óén, die jij ock aardig zou vinden, Vidk stemde Bert dn „altijd vroolijk en voor een grap te vinden „Hij zocht allerlei dingen, die we graag hadden, voor ons. Nu eens bracht hij ons een •pet vol paddenstoelen natuurlijk geen ver- giftigen mee, dan weer een zak kastan- des en soons zelfs fluitjes, die liij van wiljge- takken (gesneden had- Ook kon hij allerhande leuke dingen maken. En wij wilden hem ook eons met iets plezier doen. Daarom vroegen we op een morgen Oom om raad. We zeiden hem, dat wo over een postzegelalbum dachten. Je weet wel, Bert heeft op zijn verjaardag ©en pracht gekregen 'i zou alleen wel wat duur zijn.Maai een kloiner was ook goed- Oom schudde echter het hoofd en zei, dat postzegels verzamelen niets voor Jaap was. Hij raadde ons aan zelf naar Jaap toe te gaan en hem te vragen, waarmee we hem plezier konden doen. Was dat geen goed idee We vonden het dadelijk prachtig. Oom moest dien dag uit en •wij gingen naar dc boerderij, waar Jaap aan ibet werk was. Hij kwam juist met vijf vaT- kons uit het varkenshok. Nadat we elkaar 'goeien morgen hadden gezegd, vroeg ik hem, wat hij ging doen- „Ik moot met deze varkens naar het b'oscsK gaan'' antwoordde Jaap, „en het oog. op hen houden, terwijl zij in aarde wr.oeten ©n eikels zoeken. Gaan jullie eom.3 meo „Wo gaan wel" antwoordde dk, „maar niet met je mee. Wij zullen op de varkens passen- Je moet niet zoo verbaasd kijken, Jaap, want Oom vindt het zeker goed en je hooft idus niet hang te zijn. En als er iets gebeurt., zullen wjj het wel in orde maken met den beer maar zoo ver zal het waaTSohijnbjk wel niet komen." Het duurde een heden tijd, vóór we Jaap aan het verstand hadden gebracht, dat wij het ernstig meonden maar eindelijk lukte ons dit toch- Wo vroegen hem, hoo laat d© var kens wear thuis moesten zijn en verzochten hem aan zijn moeder te willen zeggen, dat wij heel graag bij haar zouden willen eten. iVick, heb jo ooit varkens gehoed „Nooit luidde het antwoord. „Wij ook nooit vóór dien tijd. Wat is het allermoeilijkste, dat je maar bedenken kunt ■Vick deed haar oogen dicht en dacht een oogenblik 11a. „Ohinoosoh leeren'zei ze eindelijk- „Stel je dan voor, dat jo iets doon moet, dat twintig maal moeilijker is dan Chineesch leeren, en jo hebt een flauw vermoeden, waar varkens hoeden op -lijkt. Er waren vijf varkens, heb ik je immers al verteld Zij waren alle vijf heel handelbaar en geen één van hen scheen het te kunnen schelen, waar zij heen gingen ten minste zoolang zij het bosch nog niet ingedreven werden. Zij wilden met het grootste genoegen overal anders heen gaan, zij deden zeltfs hun best de stelle kanten aan weerszijden van d'en weg te beklimmen (wat, als je bedenkt, dat ze heel veH waren, lang niet gemakkelijk was Zij wiLden alle kanten uitgaan, maar ik geloof, dat zij zich nog liever dood bacfcclcn laton schieten dan het bosoh in te gaan- We hadden voor een lief ding .gewild, dat Jaap er bij geweest was, maar na hetgeen wij gezegd hadden, wilden wij ons groothou- den en liever zijn hulp niet inroepen. We hiel den dus dapper vol, totdat het ons eindelijk gelukte hen het bosoh in té drijven. De terug reis ging veel gemakkelijker. Ik geloof, dat zij den stal in de verte al roken Maar dat weet dk wel, nooit hoed ik meer varkens, als ze niet vastgebonden zijn Jaap kwam ons reeds vóór de boerderij tege moet en nam de varkens van ons over. Hij wiiLde voor geen geld, dat zijn baas er achter zou komen, dat wij de varkens ge- hced hadden. Wo hadden natuurlijk ergen honger gekre gen, maar toch smaakte het eten bij Jaap's moeder on9 niet, een vette, half koude scep en aardappelen met vet maar we wil den niet laten merken, dat we het niet lekker vonden. Jaap's moeder vond ons zeker een paar grappige jongens. Zij stond ons maar steeds lachend aan te kijken. Toen vrij eindelijk ons eten naar binnen gewerkt hadden, maakten wij aanstalten om naar huis te gaan. Bert fluisterde mij nog in 't oor: ..Wat 'ben ik blij, dat ik Jaap niet ben En ik was het heelemaal met hem eens. Nauwelijks waren we weer buiten, of Jaap zei tegen ons, terwijl zijn gezidht in een broed© grijns vertrok „Zijn jullie nu weer jongeheeren „Nee zeker niet, Jaap," antwoordde il „vandaag zullen wij in outo rrocl blijven, ma we moeten even een boodschap thuis afgevof— op weg naaT ons werk.'' „Goed", zei Jaap- „Jullie moogt me zoov< uit de handen nemen, als je maar wilt, ma ik wil zelf meedoen. Ik vónd niets vreeselijb dan lanterfanten Hij zei dit zóó beslist, dat wij dadelijk t grepen, hom niet van zijn meening af te ku nen brengen- Wij belden dus aan de achte deur van Ooms huis aan en toen Sara op* rk deed, vroegen we haar aan Tante te will* zeggen, dat we tegen vier uur zorgon zoud« thuis te zijn, maar dat we nog niet kla waren met hetgeen Oom ons opgedragen ha Jaap'a eerste weik was de kippenren schcx te méten. Dat was een gemakkelijk workjPS' Toen kwam er iemand ovor gevogelte sprW ken en moest Jaap naar den vijver gaan o twee ganzen en vier eenden te halen, vijver was er één met een mooien, groen* mantel aan weet je wed van kroos d* precies op groen schuim lijkt „Bah riep Vick >ol afschuw uit. „De eenden schenen het toch maar lekk<- te vinden," ging Nol vooTt. „Zóó lekkeT zelf !n dat ze zich niet wilden laten wegvoeren c wij heel slim te werk moesten gaan om ze vangen. Wat de ganzen betrof, zij piktejaa Jaap alsof hot niets wae, maar eindelijk kree hij ze todh te .pakken. Terwijl hij daar nog mee bezig was, maa' 31 ten wij jacht op de eenden. Wij wilden ze al vier gevangen hebben, als Jaap terug zet©0 komen. Al vrij gauw had ik er één te pakke on we spraken af, dat ik hem zou vasthoud©: totdat Bert ©r ook één gevangen had. Da zou hij op de twee gevangenen passen, terwi ik de derde pakken zou en zoo voort- H slaagde er spoedig in No. 2 te overrompele door te doen, alsof hij hem brood gaf (w hadden alles gébruikt voor d© ganzen 1) Ma; toen de oude eend merkte, dat-ie gefopt wa, spartelde hij uit allo macht- Bert's geziér zag er uit 1 zoo rood als een papaver. Zij pet viel in het gras, maar hij vocht als ee held met de eenid, dio zich flink verdédigde Maar nu wildé BeTt verder vertellen. „Dit gedeelte van het verhaal zal ik doei nc Nol. Je moet dan weten, Vick, dat ik nie\ a' zag, want de eend stak met zijn staart i mijn 'geciéht en ik vergat heelemaal, dat i vlak bij het water stond. Het eenige, waar ar. 1 ik dacht, was de eend vast te houden. Oi mijn evenwicht te -bewaren zette ik één voc-, vooruit. Ik voelde geen grond meer tu:pC meld© voorover en hoorde de eend een ovei winniTLgsikTeet slaken." „Vertel me alsjeblieft niet, dat je in den vi; ver gevallen bentriep Vick verschrikt ui' T> J ml to et 1 L id* in ia H cb at ut .i V Lu I. EEN GOEDE KEÜS. .Ieder beschaafd© natie 't zij aanzien lijk of gering mag roccncn op boair groot o mannen, die in diagen van rouw en bang gevaar, hun land en volk tot een aegen zijn geweest. Zoo ook Zwitserland, een der kleinste staten van Midden Europa behoo rende tot het gewest der Centrale Alpen, en gelegen tusschcm Zuid-Drritsch- land, Oostenrijk, Italic en Frankrijk in. Het is echter het hoogst gelegen land van Europa, bekend om zijn hemelboog© ber gen met zilverwitte eneeuw bedekt, zijn ongenaakbare rotsen en zijn eeuwige ijs velden of giletsehers, tnsschen twee berg reuzen in. Ook deze kleine Bonds-repu- bldck beeft haar helden gehad, en onder hen wordt ia de eereto plaats genoemd: Willem Teil, de bevrijder van Zwitserland. Alvorens ik u, lieve lezers en lezeressen, van dezen held vertellen ga, acht ik het noodig dat wij eenige jaren historie, dio daaraan voorafgaan, u zoo kor,t mogelijk meededen, om u alzo© do geochiedtenis van Willem TeW's stout bedrijf, bevattelijk te m^kan Het was in de maand September van hét jaar 1273, dat de keurvorsten van Duitsch- land, te Frankfort a. d. Main bijeenkwa men, om zich een koning te kiezen. Heel gemakkelijk scheen het niet om een© keuze io doen, en dat kwam, omdat er onder do daar vergaderde vorsten velen waren, die liefst zeivcn als koning gehuldigd wensoh- ten te worden enkelen zelfs meenden er wél aanspraak op te hebben, dooh er was er niet een onder ben, hoe rijk en aanzien- lijk ook, die zich beroemen kon dat bij het algemeen vertrouwen genoot. Natuurlijk zou de stemming over een Vorst niet zoo ras hebben plaats gehad, indien niet de daar aanwezige burebtgraaf van Neuren berg, Frederik ven HohenzüHern, een kernachtige toespraak gehouden had. waar in hij met levendige ldeuren de deugden en begaafdheden had geschilderd van graaf R/udolf von Habsburg, wiens naam in Duitsohland een goeden klank had. Hier mede was in waarheid op een uibnemend persoon gewezen, want in die eerste plaats bezat dleze Rudolf von Habsburg, die 'oen verstandig en rechtschapen man was, vele aanzienlijk© goederen in Zwitserland, in Zwaben en in den Elzasten tweede had hij reeds veJle blijken van moed en dapper heid gegeven in den strijd tegen eendge oproerige eteden, die hij tot gehoorzaam heid aan wet en plicht had weten te dwon gen, en eindelijk verheugde hij zich in de volksgunst; want het volk had hem lief, niet atMeen omdat hij minzaam en recht schapen, maar ook een man van deugde lijke beginselen was. En hi er dé or kwam er een einde aan het verschil van meeningen, want allen moes ten eenparig de verdiensten van deze- vorst erkennen. En zoo geschiedde het, da in die talrijke vorstenvergadering in dec jare 1273, do eenvoudige graaf Rudolf vo; Habsburg, tot koning van het Duitsch rijk werd uitgeroepen. Hij had toen dec leeftijd van 55 jaren bereikt en was ge liuwd met Geeptruidla, gravin von Holier berg. Met vasten hand wist hij de teugels vai bet bewind aan te grijpen en in de ver warde landzaken de gewenschte orde t brengen. Hi] bevestigde de keurvorsten ia hun rechten, en was de grondlegger va- clan Oostenrijkschen staat. Hij ontzag nis mand wanneer hij geroepen was recht uti te oefenen en daarom was hij db schril: dm vol© roofridders, die een bestaan von (Ier in het berooven en plunderen van eerzami burgers. Niet alleen dat koning Ru dol hen streng liet bewaken, maar velen va: ben die hem gehoorzaamheid weigerden liet hij ter dood brengen en hun roo' kaste el en tot aan den grond toe slechter. Bovendien was hij do getrouwe volks vriend, die de mmbedeoldeoi tegen de ver drukkingen der aanzienlijken en machtiger in den lande in bescherming nam, en dezfl laatsten bij het overtreden zijnor bevelen, gestreng wist, te straffen. Het was dus niet Te verwonderen, dat deze goede vorst door het volk geëerd en bemind word, ©n d?t er algemeen gerouwd en getreurd werd. toen bij op vier en zevcntigjarigen leeftijd stierf, na achttien jaren over land en volk genegeerd te hebben* (Wondt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 10