VOOR DE JEUGD fc. '♦I g ijsli I ii >«i 8J>iê" 1E-IDSCH DAGBiAD 35. Donderdag S3 Angnstns. Anno 1931. nws •va AVONTUURLIJKE LOGEERPARTIJ Jfaa/r bet Engelsdh. van F. Coombe. Vrij bewerkt door C. EL HOOFDSTUK L- Een' heeTlijkeva can11 ie. >m binnen, Nol en BertKóm 'binnen at 'heerlijk,'dat jullie er eindelijk zijn Hang zijn julMie wel weg 'geweest. spreekster was een meteje met een bleek htje, dat op een rustbank lag. Zij zag iet eng opgewekt uit en geen wonder, zij moest den geheelen dag 'bflijven lig- zonder zioh te bewegen. Do beide buur- ms, waerr gezonde, rood1© kleur een sober - genstellinjg vormde met (haar bleek© wan- giaven haar een hand. oo Viok Eindelijk, he? Ja, al wilden liet graag ziek Vencten, 't gebeurde todh," Tol. n daarom gingen wij, toen wo weer uit iten, een tijdje naar buiten om aan te. :en," voegde Bert, Nol's jonger broertje, an toe. a, maar 't was voor mij eng_sa.aL Ik ge- eigenlijk, .dat ik al' dien tijd) leèflSjk "uit' hnmeuï' geweest ben l'1 Vast zul je da® brómmig [geweest zijn 'Nol, terwijl hij op een krukje naast de bank ging zitten- „Maar nu zijn we er ©n hoef je dus niet langer boos te wo- Bert en ik hebben massa's te vertellen, hebben zoo'n prettige® tijd gehad bij Oom lem Dn edhte avonturen beleefd voegde Bert tan toe. En jn3la© wilt me (die allemaal! vertollen liadèlijk ol sdhmdde hert hoofd en zed Het zijn er veel te veelMaar weet je Viok We zullen vandaag beginnen en ön dag', diat wij 'komen, er mee- voortgaan, Jat we je alles vortellld (hebben. Müssdhien 6rt dat wel twintig af dertig dagen. Zou niet, Bert V* Ik de<nk een dag oef vijf", antwoordde t, die heed eerlijk was- In vijf keer kunnen jullie heel wat ver- em.'* 2»i Vick vroolijk. „Maar waarom heb- jnOïiB me geen enkelen brief geschreven, je toch zooveel te vertellen had lol keek Bert aan en Bert Nol. jBr was van allerlei," 'begon Nol a a .roe- En sfiè je, we moesten ook nog beter wor- t," voegde Bert er aan toe. „We moesten [assem geen dingen te doen, die ons boofld- i konden bezorgen (Zoorals brieven sdhrijven," maakte Nol den i van zijn broertje af. „En vertellen is toch izendmaal aanidigor dan schrijven, vindt je niet V' Jja',** gaf V&cflc toe. „Ik vindi het altijd lelijk dm brieven te moeten' schrijven ar ik krijg ze wel heel graag iNpus daar zullen wij een volgenden keer aan denken. En alls jij dus geen nieuws or ons heb, Vïïck zullen we dia® maar finnen Nol, jij moet het woord voeren, i zal ik er.d>an wat aan toertfoegen- Waar- 5 zuüJeii we -begdimen »Met het begin, alsjeblieft antwoordde ök en haar stem klonk vroolijk. „Hoofdstuk n sDe heenreis," zei Bert zóó vlug', aleof hij oit een boek [voorlag -• -„Heel best, 'laten we daanmee beginnen," zei Nol. „Het was prettig, ai was het da® ook niet bijzonder grappig. Het doel van den tocht was Heidehuis, de villa van Oom Wil lem en Tante NeliLie. Het is een heel moei huis, wol zoo .groot als dat van jullie en ons samen en - het ligt midden in een groeten tuiiL>' „Je bedoelt, dat het staat," viel Bert zijn broertje in (de rede-,, Enne het is zoo hoog als aflis wanneer twintig mensohen op ei kaars sohouider zouden staan." „Ja, het is een prachtig huis wel wat groot eigenlijk voor twee mensohen, aniaar Oom WHJllem maakt het Atol met bedienldten. Ik geloof, dat het er wel twaalf zijn met de huishoudster aan 'het hoofd en Sara, het keu kenmeisje, aan den staart. Wij Ihchten altijd tegen Sara en zij lajchte tegen ons." „Sara is heel aardig," liet Bert. nu weer hoeren. „En hoe was je Oom Willem vroeg Vick. „Zooals de meeste Ooms- Wat zeg jij er van Bert „0, -hij ia eng leuk en bedenkt altijd aller lei grappen.'' „Dan weet ik hef. wel," zei Vick „odd en dik en altijd' schuddend van het lachen De jongens schaterden het nu uit en rie pen vrooOSjk „Heelemaal niet Je slaat de .plank heële- maal mis, hoor Hij is heel slank en jong en hij kan springen en loopen net zoo vlug - als wij. En dan was er Tante Nellie. Zij is 1 hm nogal aardig." „Niét zóó aardig als Sara," blonk het van Bert's lippen. - „Nee, maar Sara is ook eng aardig1. Ik ge loof, dat Tante Nellie het. best- kan opschie ten met mensohen en kinderen, die zich nooit, vergiesen en nooit iets verkeerds dóen- Bert en ik waren eigenlijk een beetje bang voor haar en Sara ook. Soms dacht ik zelfs, -dót Oom Willam ook bang was voor Tante Nellie, want hij 'begon telkens met„Ik 'ben bang, lieve „Én Waren er kinderen ^Nee, maaT dlat hinderde hec'üemaal niet. Er was zooveel anders. Zes paarden alle maal prachten Vier honden Hector en Pluto dn den tuin, en Cora^n Quick (Tante's poedel en Ooms fox-tonner) in huis. En er waren twee katten Mies en Grijs je, allebei hêel zachtaardige dieren, zoolang de honden niet in'hun nabijheid waren, anaar anders! Toen wij met Oom Wiillem van het station naar huis reden het. was een heel eind zei Èaj, dat wij maar flink plezier moesten maken en vragen, als wii iets gtrtaag wilden, en dat we ons 'best. moesten doen om. geen heimwee te krijgen, wat we natuurlijk dade lijk beloofden." ,,Het. was ook heelemaal niet moeilijk," zei Bert „Oom zei, dat hei. eenige, waarvoor wij zongen moesten, was, dat wij sterk werden en bilum© wangen kregen - anders niet- We hfcöflden heelomiaal niet te leeren of huiswerk to maken, oef kleeren t.e passen „Of a-et Adeesclh te eten of 's Zondags hand schoenen te «diriagen." „En we .-hadden geen harde dacwï doeken en dunne 'kussens We -vroegen Oom naar al die dingen en steeds luidde het antwoord, Nee ,,En hij heeft woord gehouden," zei Bert weer. „We hebben nooit één van die ake lige diagen. gehad of rookten, doen." „We kregen een groote slaapkamer, groot genoeg om ei' voetbal te spelen,", ging Nol weei* voort. ,,En het bad was een reuzebad, Eén kon er in zAvemmen, ter-wijl de ander stil lag en ik geloof vast, dat als av© het geprobeerd hadden we er in hadden kunnen vercflrinken. Bert kon nu echter niet nalaten te zeggen: „Maar 'Marie liet er nooit zooveel wat-et inloopen." „Dat heb je toch mis!" riep Nol uit. „Weet je dan niet, dat' je in een wasch- kom kunt verdrinken, als je je gezicht maar lang genoeg onder water houdt?" Dóch nu kwam Vick tusschenbeide en zei „Praat alsjeblieft, niet over zulke nart dingen,» jongens. Jullie hebt me nog geen enkel aA'ontuur verteld.' „Nee, maar we hebben nu geen tijd meer. 't Is jammer dat we naar huis moeten. Vier uur, heeft. Moeder gezegd. Morgen komen wij weer en dan zullen we dadelijk met een avontuur beginnen. Zie je, we moesten je eerst van het een en ander op de hoogte brengen, een soort inleiding noemen de groote menschen dat, geloof ik." „Vergeet 'de chocola niet. Nol," fluis terde Bert. Het oudstje broertje stak nu zijn hand in zijn blouse en haalde er een pakje uit. Vick was teleurgesteld, dat de jongens weer zoo spoedig heengingen, maar de doos met roze lint en 'de twee lagen cho cola troostten haar. HOOFDSTUK II. Het eerste avontuur. „Wat heb je in je hand?" vroeg Vick, toen de jongens den volgenden <ïag terug kwamen. Nol hield een groot karton vast, maar. zij kon tussehen zijn vingers door slechts enkele letters lezen: Z nhs v r e w e d n. Toen hij bemerkte, dat Vick iets zien kon, keerdo Nol het karton om. Aan de achterzijde was niets te zien. „Niet kijken f" zei hij. „Het hoort, bij bet avontuur, dat wij je vandaag vertel len zullen en je mag heb niet vooruit zien." „Het heet. het. AA-ont.uur d'er Gewonde Dj'eren"," zei Bert., en Nol, die een aar dige verteller was, begon „Weet je, wat dierkunde is, Vick?" „Nee. Maar Avat geeft dat? Ik wil geën lessen, hoor!" „O, maar hot. is heel gemakkelijk! Het bebeekent, „kennis van dieren" en het is Avat leuk. Oom Willem is er 'erg kna.p in en heeft ons er een massa van verteld. Weet je -wel. Vick, dat wo altijd sommige dieren aardig en andere akelig vondën?" „Honden aardig; varkens akelig," zet Bert. „Vogels aardig; ratten akelig," voegde Nol er nog aan toe. „Maar weet. je, (dat wij nu uitgevonden hebben, dat alle dieren aardig zijn?" „Spinnen toch zeker niet," zei Vick" ril lend. „Dat zou je niet zeggen, als je ze goed kende! 'Als je een poot van hen zag onder Corn's -^,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 9