VODR DE JEUGD IÉIDSCH DAGBIAD Donderdag' 18 Angnstns. Anno 1921. aê g liasl 18fioei g It sder sn zijn soort. 13-3;. a e o2 o i 1 bet Engelsch van M. GATTY. Vrij bewerkt door C. H. wee-drde-vaeavvijfvijf keurig ge- bedden in een moestuin. Vier er ast elkaar, telkens door een paadje iden en het vijfde een smalle strook de lengte langs de vier anderen lag. wa/b menschem e»n kinderen zullen 3te voorjaarsdagen wel eens bij der- bedden gestaan hebben om te zien, zaad, dat zijzelf of de tuinman ge- Ihaddien, opkwam. bet eerste bed was radijs gezaaid, [en roode. In het tweede wortels. Dit s dieper uitgegraven, opdat de wor- lelijk hun weg onder den grond vinden. In het darde uien en in orde bieten, terwijl in het smalle bed ïrdzaad en ste/rrekes gezaaid waren. was het in dezen moestuin en alles nog te slapen, want de lange, keu- leharkte bedden strekten zich donker uit onder den sterrenhemel en geen spoor van eenig inwendig was dit slapen maar saliijn. De zaadkorrels daden bun plicht, elk zijn aard. De zaadjes zwollen, totdat klein stengeltje uit opschoot, dat |een weg naar de oppervlakte baande i teere blaadjes in het volle daglicht louwde. kwamen natuurlijk niet allemaal te op, noch zagen er allen hetzelfde Haar daar de tuinman zoo goed gare- p had, wanneer de plantjes in elk bed opkomen, stond geen enkele ver bij buurman achter. En wat bet verschil leem der eerste jonge blaadjes betrof, kwam dat er op aan? Het is waar, dat ge mosterd rond en dik was, de ster ovaal en puntig, de wortels groene en de uien beel smralle bladeren mden, terwijl de bieten er al zeer on- uitzagen. Maar zij ontwaakten allen ■Hetzelfde blijde leven en werden bij bun Üjnang vriendelijk verwelkomd door i dauw, bet licht, den «onniegphijn en [koeltje, waar zij allen kinderen van Natuur, niet buiten konden en ïJvan hun groei en ontwikkeling af- teem pat kon er afgunst of trots in hun j«eug- i hartjes brengen? Eet eoheen, alsof zij its van één cHng vervuld waren en dat zoo goed als zij kondien hun plicht te pt moet dus wel het één of andere on- ®de kaboutertje geweest zijn, rlie dit f Rü geweten bad en ik vermoed zelfs, f Het hun iets ingefluisterd had. "fet begon, doordat de Wortel iets zei, toee bij toch eigenlijk niets onaardigs >elde merk, dat ik eiken dag dieper in den [oud groei," merkte bij op. ,,En hoe lang it nog duren zal, weet ik niet. Het- gaat weken zoo. Bovendien loop ik beele- spits t-oe en heb ik^dus een heel Jien vorm. Iemand, die een graote reis ■ernomen ep reeds veel van de wereld gezien bad, vertelde mij, dat dit bet top punt van volmaaktheid was en ik geloof, dat bij gelijk heeft. (Die reiziger was natuurlijk bet ondeu gende kaboutertje). „Ik herinner mij nog uit mijn jonge da gen, ging de Wortel voort, ,,wat het is, dicht aan de oppervlakte te groeien ik had nooit echt plezier, vóór ik dieper door drong in die aarde, die zoo rijk en zoo warm is. Ik voel mij bier geheel op mijn plaats en hoop, dat ik nog steeds dieper gaan zal, want waarom zou ik er meer op houden? Maar vertellen jullie mij nu eens, waande buren," ging bij op gemoe- dedijken toon voort, „boe het met jullie gesteld is. Ik hoop maar, dat je wortels even lang zullen zijn als de mijne en ook even mooi oranje. Wat zou ik graag wil len, dat wij er allemaal hetzelfde uitzagen. Ieder ziet er natuurlijk graag zoo mooi mogelijk uit.^ „Je denkt dus zeker, dat jij mooi bent," hoonde nu een buurman, die Radijs van zijn achternaam heette. „Maar als je denkt dat je lange oranje wortels mooi zijn, héb je het toch mis. Ik zou je aanraden het leven opnieuw te beginnen. Lieve help Ik wou, dat je mij eerder geraadpleegd had. Wij hebben Teecbs lang opgehouden met naar beneden te groeien en zijn daar na in de breedte voortgegaan, zoodat wij stevige, ronde knolletjes geworden zijn, heeleipaa! wit van binnen, en van buiten geen oranje, maar rood „Hij bedoelt wit," riep een andere Radijs. ,Ik noem het rood," herbaalde de eer ste, „maar het doet er ook eigenlijk met toe in geen geval is het oranje En „In geen geval is het oranje!" riep de heele familie Radijs nu door elkander. n. Do Radijs, die het eerst bet woord bad gevoerd, ging voort: „Wij oordeelen het dus beel verkeerd, als we jullie hooren praten over steeds langer worden en raden je in je eigenbelang aan er niet tegenover andleren op te bluffen. Julilde weet, wij zijn altijd goede vrienden geweest en zullen jullie stellig niet verra den. Maan je moet werkelijk ophouden met je krachten te verspillen door steeds die per in de donkere aarde te willen door dringen. Blijf wat dichter bij de opper vlakte en leef gelukkig, zooals wij dben. Jé moet nooit luisteren naar betgeen red- zagers verhalen. Die hebben niets anders te doen dan te reizen en te vertellen. Ook tegen ons hebben zij gezegd, dat wij vol maakt waren. Vertrouw hen dus niet, maar luister naar onzen raad en verander van. richting. Rol jezelf in een bal, op zoo ste vig als je maar kunt. Je zult het niet moei lijk vindlen, als je maar dadelijk begint. Je rnoet er alleen aan denken, dat „Laat mij eerst eens wat zeggen," be gon nu één der langwerpige Radijsjes in hetzelfde bed, „want bet is dwaasheid van het ééne uiterste in bet a-ndere te verval len. Jullie moet niet naar meneer Rond hoofd luisteren, die tusschen twee haak jes zich schamen moest, dat hij zijn bu ren zijn meening wil opdringen. Kijk liever eens naar ons. Wij gaan altijd eerst- een klein eindje naar beneden, juist tot-dat wij de goede lengte bereik thebben, en die rare, ronde ballen zijn de onnatuurlijkste en meest dwaze dingen, welke ik ooit ge zien heb. Wij kennen onze maat en dat is iets, wat niet ieder zeggen kan. Jullie ten minste schijnt er heelemaal geen verstand van te hebben. Hoe eerder je hiervan over tuigd bent, hoe beter het dus is." „Er zijn grenzen," ging hij voort, na even acLeim gebaald te hebben, alileen dwaasheid kent -geen grenzen en het is kwaasheid zoo diep den grond in to willen dringen. Daobt je wer kelijk, -dat het daar beter was? *k Geloof er niets van. Het komt er maar op aan zooveel mogelijk te genieten van betgeen gemakkelijk te bereiken is. Zoo doen wij. Het is altijd, nog vroeg genoeg om dieper te gaan, wanneer je alle kracht uit do aarde getrokken hebt, waarin je je bevindt. De man, idie gisteren eenige van onze broeders uit den grond haailde, riep uit: „Die zijn precies- goed-" Ik laat bet dus aan jullie zelf over te beoordeelen of andere lieden, die wij kennen, bet bij bet verkeerde eind hebben of niet „Ik' moet- erkennen, dat er '/eel waarheid schijnt to zijn in hetgeen je beweert," ant woordde de Wortel: „maar bet is werkelijk merkwaardig, dat jullie bet onderling zoo on- - eens zijn. Voorts vraag ik mij ai, of bet moge lijk zijn zou, dat mijn beelo leven een vergis sing geweest was? "Wat een verloren tijd om op terug te kijken! Maar toch een bal? Nee, nee, geen bal! Ik geloof niet, dat ik ooit een stevige ronde bal zou kunnen worden, al zou ik er ook nog zoo mijn bost voor doen- „Hoe weet je dat, zoolang je bet niet gepro beerd hebt?" vroeg bet ronde Radijsje. „Maat je zult bet natuurlijk nooit kunnen, ais je naair onzen besluiteloozeai buurman luistert, die zijn géheelo leven op twee gedachten gehinkt beeft. Als je zóó doet, wordt je nooit goed rond, zoo als ik ben. Maar je kunt niets bereiken, als je niet ernstig je best dloet; probeer dus van vorm te veranderen." „Je hebt gelijk", mompelde de Wortel min of meer bedroefd. „Maa-r ik ben nu te oud om nog te veranderen. Of ik dus een fout begaan hëb af niet, mijn lot is beslist. Ik ben al veel te var naar beneden gegroeid om nog een an deren vonn aan te kunnen nemen. Daaraan valt nu eenmaal niets meer te veranderen. Maar enkele van de jongeren zouden het kun nen probeeren. Verstaan jullie me, kinderen? Je moet als Je kunt niet dieper in de aarde doordringen, dodh meer in de breedte groeien en mooie, rondo ballen worden." „Och, onzin! Ronde ballen!" riep de lang werpige Radijs verontwaardigd uit ,Wat zou er van de wereld tereobt komen, als deze dwaasheid niet tegengegaan werd? Luister eens naar mij: jongelui. Ga een klein eindde naar be neden en wees daarmee tevreden. En als je wat te doen wilt hebben, werp dan een paar vezels uit om jezelf bezig te houden. J.e bent sterk genoeg ook zonder deze, maar het geeft je wat'te doen." „Et worden bier 'tegenwoordig vreemde denk beelden verspreid," merkten do Uien onder el kaar op. „Hoor je al dat geredeneer over vorm en manier van groeien? En ieder praat er maar op los, zondor op de hoogte te zijn. Die ééne baas sprak cnver stevige ballen, alsof er geen ballen bostonden, drie laag over laag groeien en rok over rok! Natuurlijk beeft die lango oranje meneer met zijn spitsen vorm bel meest van allemaal ongelijk. Maar ik betwijfei toch, of meneer Rondhoofd wel veel wijzer is, wanneer bij zegt, dat men wit van binnen en rood van buiten moot zijn. Waar is hun gemak kelijk lPslat^nd^ schil? Dat zou ik wel eens wil-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 9