Voor de Kleintjes.
door 0. H,
Het Roosje
Poppenmoedertje.
l
Hier rit ik" met mijn poppen-
Mijn he«le kinderschaar,
De kiek te pas genjotmem,
Ze kwam juist gist'Ton klaar.
Ik wou zoo graag aan Moeder,
A Ih zij vecrjfcarfc in Mei,
Een mooi ponferetje geven:
Mijn binders op een rij.
Marietje is wat ziekjes
Haatr boud ik <fus op eohioót.
Ze beeft wat koorts, geloof ik,
Haar wangetjes zijn rood-
De eerste vtan bet rijtje,
Met 't mooie boétfjo qp,
16 't iblonide Carolfentje,
I Ie zij geen. adhat, cüe pop?
5.
N'aiast baar rit faroinc Jetje,
Dat is oen beol zoet kind,
"k Geloof, «dat ik van a'llen,
j Haar 't allerliefste vin«L
Maar nee, dan zou fcocb jokkent^
Ik Houid gruizen-vel' v'aai Beer,
Hij was mijn. eerste speelgoedj,
Zijn bowïjes zijn' Tan leer.
7, -
Naast henab zit klein Margootje,
Haar linkerarm is stuik, 1
Ik lfet baaa- even vadlen,
I Och, ooh, wat ongeluk! J
8.
Dan volgt Marijk', een scbatje,
Ze beeft edbt meneebenbaar.
Ik kreeg haar op het Kersifees&
Dat .waa verleden jaar.
9- V%
De laatste van bet' rijtje,
Is Moeders Pop Katrijn.
Z' i3 oud, maar todh zoon' snoesje,
Zou zijde liefste zijn?
T" 10, ~r V
Tc Geloof, aid ik moest zeggen,
Wie ik de liefste vim&
Ik zou bet beuach niet weten,
Pk boiwl ven ieder kisycU
11
Moes zal? ook' zeker blij zijn,
Aüs zij 't portretje ziet.
Maar deck: 't is een geheimpje,
Ver klappen mag je 't' niet!
in de lengte en' daarna in de breedte was
gaan groeien, net alsof hrj zich bedacht had.
De tuinman begreep er niets van en werd
er zelfs boos om, waofc hrj had het wortel
bed toch met veel zorg gegraven. „Elke
wortel, die z\jn plicht kent, groeit naar be
neden," mompelde hij. En gelijk had hjj,
want de Wortel deed el heel dwaas, toen
hij van richting wilde veranderen en pro
beerde iets te worden, waartoe h\j niet be
stemd was.
Toch was het arme, vormlooae ding nog
niet zonder eenig nui want juist toen de
tuinman op het punt was hem boos weg
te werpen, herinnerde hij zich, dat het keu
kenmeisje hem nog wel zou kunnen gebrui
ken voor de groentesoep.
En dit was inderdaad het geval
Sprookje door Bep van der Harst.
Op een zonnigen zomermorgen vouwde
in een gnooten tuin een roosje voor de
eerste maal haar blaadjes open. Het keek
verwonderd in het rond en toen het de
pracht van bloemen om zich heem ontdekte
kleurig en geurig in '<t vrooHjke morgen
licht, werd 't haar zóó gelukkig te moede,
dat het een donkerrood Meurt je kreeg van
plezier en hert spreidde baar blaadjes zoo
wijd mogelijk uit, om nog beter van alles
te kunnen genieten.
Daar ontdekten een paar vlugge zonne
straaltjes het nieuwe roesje en liefkoozend
bleven zij even rusten op de fluweelzachte
blaa/Jjes.
Juist zweefde op een groote, groenblau
we libel, Thera, het elfenprinsesje, door
den tuin. Het was een fijn, mooi wezentje
met een vriendelijk gezichtje en daarom
mochten de bloemen baar ook wel, maar
tocli was zij heel ijdel en beroofde rij soms
de bloemen van haar mooiste blaadjes om
er een kleedje voor zichzelf van te maken.
En dat was natuurlijk niet lief van haar,
want de spinnetjes waren immers altijd
bereid de mooiste en fijnste japonnetjes
voor haar te weven. Waarom moest ze dan
de arme bloemen verdriert doen?
Ook nu weer dwaalde het edfje met
booze plannen rond. Zij bevond zich eigen
lijk iu groote verlegenheid: de elfenkonin
gin was van plan een groot feest te geven
bij maanlicht in hot boschThera was
daar ook genoodigd eo het ijdeltuitje wil
de dien avond het mooiste van allemaal
zijn. Met een leelijken, ontevreden rimpel
in haar voorhoofd, zocht ze mi naar een
bloem die haar mooie blaadjes kon geven,
om zich mee te tooien. Maar ze kon niets
naar haar zin vindenbet moest dan ook
ditmaal iets heel bijzonders wezen.
Daar ontdekte zij plotseling het frissche,
roode roosje,
,,0, o, dat is mooi!'' riep ze verrukt uit,
in de handen klappend van .plezier.
De booze rimpel verdween in eenB en
haar gezichtje klaarde hoelemaal op. De
libel streek gehoorzaam op de bloem
neer en Thera vlijde zich tusschen de zach
te blaadjes.
,,Mijn lieve roosje," fluisterde ze met
een honigzoet stemmetje, ,,wat ben je
mooi! Och toe, zou je me je blaadjes niet
willen afstaan, dan zal ik zeker bet mooist
op het feest zijn."
Het roosje luisterde bevende van ontroe
ring. Van welk feest het elfje sprak, wist
hei niet, maar het had niet kunnen droo-
men, dat er zoo iets moois ei} liefs be
stond. Stil van bewondering staarde het 't
eïïie aan. Eerst toen Thera haar verzoek
op vleiemden toon herhaalde, drong het
tot bet roosje door, dat wat ze daar vroeg,
voor haar het verlies van haar leven bo-
t eekemie. En het werd erg bedroefd'. Het
was nog maar zoo kort geleden in deze
mooie omgeving wakker geworden en ge
noot. zoo van olies om zich heen het kon
onmogelijk dit alles nu al weer prijsgeven.
Het fluisterde dus verlegen terug:
.,Ik kan niet, hoe Hef ik je ook vind, ik
ben nog zoo >ong en zou zoo graag nog
wat leren," Toen sloeg Thera de beide
handjes voor het gezicht en begon te
schreien, alsof ho?,r hartje zou breken.
DJMce. glin®terendp tranen drunten tus
schen haar vingers door en violen bran
dend op de teere rozeblaadjos. Do blaad
jes krompen inéén als van pijn en verdriet.
Er kwamen donkere, natte plekjes op ©n
langzaam schrompelden ze weg.
Hiervan bemerkte het roosje echter
niets, het zag alleen het groote verdriet
van het ijdeltuitje, dat zoo graag mooi
wilde wezen. Het streed een harden strijd
met zichzelf. Eindelijk begonnen do ge
kwetste blaadjes zacht te trillen en het
roosje zuchtte:
„Je rnag mijn blaadjes wel hebben, elfje,
maar huil dan ook niet meer."
Onmiddellijk daarop nam Thera haar
handen weg en lachte vroolijk door haar
tranen heen. Juist wijde rij het elfje heel
heel vriendelijk bedanken, toen ze plotse
ling zag, hoe leolijk het roosje was gewor
den. Do blaadjes hingen machteloos bruin,
geschrompeld neer, de warm-roodo kleur
was verdwenen. Thera wist niet, dat ze
dit zelf veroorzaakt had met haar booze
tranon en hield het voor een plagerij van
het noosje.
„Foei, onaardig ding," riep ze veront
waardigd uit, „wat ben je nu afschuwe
lijk zóó heb ik je blaadjes niet meer noo-
dig:"
En boos zweefde zo weg op deri rug van
n
haar gonzende libel. Treurig staarde hot
roosje haar na. Nu eerst zag het, boa on
ooglijk het was geworden. Het liet hot
kop ja hangen en moedeloos vielen lang
zaam, één voor één, de arme, verschrom
pelde blaadjes in het gras.
ik weet wanneer ia geboren bent.
„Zeg Antje, ik weet wanneer jij gebo
ren bent", zei Henk op ©cr> middag tegen
de oude huishoudster van z'n grootvader.
„Gut., jongeheer, da kan niet luidde 't
verbaasde antwoord. „Ik heb er nooit met
iemand over gesprokers, want ik ben hee-
lemaal niet op fisseïaties gesteld".
„Nou, Ant ik weet het, en Diet alleen
de maand, maar ook het jaar. Ga mee
in ('o keuken, dan zal ik het jo dadelijk
bewijzen".
Hoofdschuddend volgde Apt onzen grap
penmaker.
„Kijk eens hier", verklaarde Henk vree-
se! ijk gewichtig. „Nu moet jo allo maan
den eens als nummers gaan beschouwen.
Januari- één Februari: twee, en dan moet
je gaan bedenken, welk nummer de maand
heoft. waarin jij geboren bont; maar niets
vertellen hoor. Ben je er aohter?"