FEUILLETON.
Marj<jri©'s Vijand.
Hoe kleine Jan uit
visschen ging.
Drao schoten knalden er nog door de lucht,
nuuvr goon kogol trof doel en het voortsnollende
vco had niets ergere te verduren dan Tommy's
zweep.
Meneer Larkin was ongeveer ©en kwart mijl
vooruit met de paarden en geheel onkundig van
het gevaar, waarin zijn kloino mond ver
keerde.
Toen de zon opkwam, waren zij al een eind
in do open vlakte, terwijl in de verte een na ouwe
beuvelrij zich voor hen uitstrekte. Als die over
gestoken was, zei meneer' Larücin, zouden zij
zich op Engelsok grondgebied bevinden.
Tommy was doodmoe van den gevaarvollen
en moeilijken nacht en hij moest al zijn krach
ten inspannen om niet op den rug van den
stier in slaap te vallen. Meneer Larkin reed
echter nog altijd door en de jongen wist, dat
het niet veilig was zich op te houden.
Het vee was ook doodmoe, maar zij moesten
volhouden, omdat Tommy zoo dikwijls hij kon
met de zweep klapte en luidop riep. Na eenigen
tijd deed zijn arm ecüter te veel pijn om de
zware zweep to hanteeren en werd zijn stem
flauwer. Eindelijk dommelde hij in en begon hij
te droomen maar spoedig word hij met een
schok wakker. Het had weinig gescheeld, of hij
was1 gevallen. Door zioh oohter aan den éénen
horen van den stier vast te klemmen, bleef hij
in de lucht hangen.
Hij mocht niet slapen. Daarna rekte hij zich
uit, geeuwde, wreef zijn oogen uit en bleef ge
durende ongeveer vijf minuten helder wakker.
Spoedig droomde hij echter opnieuw, ditmaal
van zijn moeder. Een kreet van zijn meester
maakte hem wakker en hij keek verschrikt om
zich hoen om te zien wat er te doen was.
In het eerste oogenblik scheen hij niets bij
zonders to ontdekken en dreigde hij zelfs op
nieuw in slaap to zullen vallen, toen hij tot
zijn ontsteltenis een groep ruiters zag naderen.
Hij schrikte hevig en daar de stier op dat
oogenblik juist een sprong maakte, viel hij op
den grond.
(Slot volgt.)
bemerkte, dat de zak met het gelcf en den
brief aan zijn grootvader er uit gescheurd
en de inhoud verdwenen was.
Hij kon echter niet teruggaan om het
geld en den brief te zoeken. Als hij het
vee wilde redden, moesten zij zioh haasten
don anderen kant uit te trekken.
De paarden moesten vastgemaakt worden,
want zij konden niet met het vee voortgedreven
worden. Elk oogenblik zouden zij het in hun
hoofd kunnen krijgen naar het kamp, waar zij
vandaan kwamen, terug te galoppecren en dan
zouden do Boeren paarden hebben, waarop zij
hen achterna konden zetten.
„Als we nu maar een flink touw hadden, zou
ik ze aan elkaar kunnen binden," zei meneer
Larkin, zijn schamele bezitting haastig door
zoekend, in de hoop iets te vinden, dat als
touw dienst "zou kunnen doen.
„Neemt u dat laken, dat u mij gegeven hebt
om onder te slapen," zei Tommy, die brandde
van verlangen om verder te trekken. „Als wij
het aan reepen scheuren, kan het prachtig
dienst doen
Het laken was spoedig aan reepen gescheurd
en do paarden werden óón voor één door Tom
my gevangen, die do dieren van ter zijde greep,
als ze niet keken en ze met de afgebroken hal
sters aan de reopen vastbond. Het duurdo niet
lang, of alles was gereed voor het vertrok.
De maan scheen nog steeds even holder over
do vlakte, maar de diepo schaduwen in het dal
tusschen do heuvels maakten Tommy's taak:
achter het vee aan to hollen, niet gemakkelijk.
De dieren schenen na hun wilde renpartij geen
lust meer to voelen dadelijk weer vorder te
trekken.
Maar het moest toch- gebeuren en terwijl me
neer Larkin de paarden aanvoerde, rende Tom
my heetn en weer, luiid roepend en met zijn
zweep knallend op een manier, alsof oen vol
wassen veedrijver aan het werk was en geen
kleine jongen..
Eindelijk kwam de kudde vooruit. Zij volgde
de paarden. De oudo roodbonte koe voerde de
dieren aan, terwijl Tommy op den stier met
den éénen hoorn achteraan kwam.
Zij waren geen minuut te vroeg, want. juist
toen de lango rij dieren een heuvel overgetrok
ken was, schrikte Tommy niet weinig van een
kogel, die rakeling langs zijn oor suisde. Op
hetzelfde oogenblik riep een schorre stem in
gebroken Engelsch, dat sc onmiddellijk moes
ten stoppen.
Maar dat was juist, wal Tommy niet van plan
was te doen. De Boer, die hen achtervolgde,
was te voet, terwijl Tommy, dank zij zijn stier,
over vier onderdanen beschikkon kon. Het werd
een wildo jacht. De jongen zotte met een wocs-
tcn kreet zijn hakken in de zijden van het dier,
dat daarop in galop ging en do andere beesten
tot spoed aanzette, zoodat allen den heuvel af
renden.
Een verhaal uit den Engelsohen Burgeroorlog.
Naar het. Engelsoh van M. ADAMS-
Bewerkt door C. H.
19)
Het kleine mannetje spoeddo zioh naar do
dour, doch één dor mannen greep hem bij zijn
kraag, terwijl do ander hom de viool uit do
handen trok.
„Wist u, mevrouw, dat hot verboden was?"
vroeg de oorsto spreker nu aan Lady Bradiford.
„En waarom?" vroeg mevrouw op haar heart
mot fonkelende oogon.
„Omdat vioolspel uit don boozo is on zielen
ten gronde richt!" luidde het antwoord. „En
jij ging hij voort, terwijl hij zioh tot don
ongolukkigen dansmeester wendde, die to ver-
goofs trachtte zich uit de handen van zijn be
lager te bevrijden „jij gaat mee naar de ge
vangenis, want je was gewaarschuwd. Geef bier
die viool!"
En vóór meester Denton's versoh rikte oogen
hop hij naar den haard om haar in het vuur lo
tvorpen. Onstuimig als zij was, snelde Marjorie
hom achterna om de viool te redden, doch de
man hield haar al was het niet onvriendelijk
tegen en zei:
„Jc moet cr jo niet mee bemoeien, kleine meid.
«fè begrijpt het niet."
Kleine Jan zou gaan visschen, niet in
een sloot, of rivier, maar in eenaf-
waschbakje, dat op den sfceenen vloer op
't plaatsje stond Hij had een hengel ge
maakt van vader's ouden wandelstok,
daaraan had hij een touwtje gebonden en
onder aan het touwtje een kromgebogen
speld. Die speld verbeeldde een vischhaak,
en aan dien haak had hij een korstje
brood! van zijn boterham gestoken. Een
ledig groentenblik stond naast hem, daar
in zou Jantje de visschen doen, die hij
„Ik begrijp het heel goed!" riep Marjorie
verontwaardigd uit. „Het is een prachtige oude
viool en hij houdt van haar, alsof zij leefde."
„Zij is mijn vrouw en mijn kind," zei meester
Gabriel Denton, terwijl zijn oogen vol tranen
stonden.
„Brong hem wog, als bij niet zien kan, dat
zijn familie verbrand wordt," klonk bet onraee-
doogend,
Do twee mannen gehoorzaamden het bevel en
braohton den muziekmeester naar beneden, ter
wijl do arnler do viool met oon pook stuksloeg.
Daarna wiorp bij haar in het vuur. Een luid
goknot'tcr volgdo on weldra was er niets meer
over va-u meestor Gabriel's grootsten schat.
Do arme dansmeester zolf werd in den ker
ker opgesloten en hoorde weldra, dat tenzij
liij een hooge boete betaalde bij daar nog
heel lang zou moeten vertooven.
Lady Bradiford kreeg het op haar zenuwen
en toen zij woer bijkwam, droegen Phoebe en
Gilbert haar tusschen zich in naar haar slaap
kamer. Toen Phoebo haar ontkleed had, wilde
zij Marjorie zeggen, dat zo nu naar bed moest
gaan. Marjorie was echter nergens te vinden!
„Misschien is zij Sir Piers goeden nacht gaan
zeggen," dacht Phoebe.
Doch in de kamer van Sir Piers was zij oven-
min en Gilbert was daar ook niet moer. Phoobe
rende van boven naar beneden en van beneden
naar boven, dooli nergens ontdekte zij een spoor
van één van beiden. Het eenige wat zij zag, was
dat Gilbert's hoed en jas verdwenen waren van
den kapstok, waar zij altijd hingen.
„Zo zijn samen het huis uitgegaan, terwijl ik
mevrouw hielp! En hij heeft het kind in haar
had gevangen. En toen hij nu dit
elkaar had, ging hij zitten hengele
stukjes watten, die op het water
en die visschen moesten voorstelei
al heel gauw begon Jantje dat «g
to vervelen.
„Hè, neen," dacht hij, „als je
geen echte visschen vangt, dan is
aardigheid aan." En juist wilde
hengel in den steek laten en eer
spelletje beginnen, toen het hem
nn schoot', dat op de kamer van \V
grooten broer, een grooten glaz
stond, waarin zulke aardige kleine
zwommen. „Hè, als hij daar nu '3
ging hengelen! Wim had wel gezei
niemand er aan mocht bomen, m;
was zeker, omdat hij bang was, d
de fijne, groene plantjes zou besch
of dait men de mooie sohelpjes, die j
bodem lagen, er uit zou halen. M;
Jantje, zou diat heusoh niet doen,
alleen maar de visohjes vangen en
groenten blik doen, en als hij ze dai
maal had gevangen, gingen ze weer
glazen bak.
Zoo denkende nam Jantje zijn
en het groentenblik, klom daarr
trap op en liep zoo naar Wim's
Daar zag hij al dadelijk den b;
stond vlak voor het raam op een
rond tafeltje. Jantje vond dit tafc
heel grappig, omdat het maar éér|
juist in het midden had, net als de
tafel in de mooie kamer.
Maar het tafeltje was nog al ho
hoog, dat zoo'n kleine dreumes als
niet bij den glazen bak kon komen
slimme Jantje wist zioh wel te help j
sleepte hijgend en zuohtend' van i
nïng, één van de stoelen tot vlak
tafeltje, zette naast dezen stoel zijn
tenblik op den grond, nam toen zijn
en klom daarmee op den stoel.
Hè, wat voelde Jan zich zoo groep
grooter dan broer Wim.
En wat spartelden die visohjes lc
„Ze zullen het zeker wol prettig
als ze eens gevangen worden,' d'achtkT
,,'t Moet, dunkt me, toch erg vei
zijn, om altijd in zoo'n glazen bak
ten, ook a) zijn daarin mooie plan
schelpenEn terwijl Jantje zoo
te kijken en te denken ging hij
visschen.
„O, wat ging dat leuk! Veel pi
dan het hengelen naar die stukjes t
Dat was zoo saaid Hap, daar beet
één in het. brood! Och, wat een lief
je! Nu vlug den hengel opgehaald
vischje in het groentenblik!" En
die zich met cèn handje aan den
dunne japonnetje en haar zijden kousen
nomen. Hoe zal dat afloopen en welke
ramp zal ons nu weer treffen?!" jai
Phoobe.
HOOFDSTUK VIII.
Iutussohcn trok Marjorie Gilbert in
aohti'go haast aan zijn jas voort g
slecht verlichte straten van New-York.
.„Hot is gekkenwotk, Miss Marjori
konwerfc".
„Nee, nee, Gilbert. Je hebt one zelf
dat kolonel Graham in do stad is."
„Maar hij zal ons niet t© woord sta
je bent maar zoo op je mooie sohoentjt
•geloopen riep hij uit, terwijl het li'
lantaarn op haar voetjes viel. „Wat zal
wel zoggen
„Wat hindert dat zei Marjorie, q;
haast Phcdbo's sjaal meegenomen en o
haar hoofd en om haar schouders g>
had, zonder zioh eerst te verkleeden-
iD „De Gouden Leeuw Zei je dat niet
,,'t Is wat moois, dat een jongedame
haar hoofd krijgt 's a-vonds naar „D©
Leeuw" te gaan mopperde Gilbert. r
nog zien, dat Sir Piers mij er om weer;
„Niet als wij Jocelyn redden", fh
Marjori©. „Maar als je bang bent, zal
ailleen gaan- Ik was het werkelijk va:
toen ilk je de trap zag afkomen. Ik h
al vóór die ongelukkige dansles beds?!
(Wordt vervo
- L v V T