VGDR DE JEUGD Ig-IDSCH DAGB1AO t Bondordag* 21 Juli. Anno 1921. Tommy's reis. Hoe Hansje rookvleesch haalde. »Z» A >r«7.* [aar het Engelsoh door B. MARCHANT. Bewerkt idoor C. H. HOOFDSTUK IIL Het was een donkere, stille nacht. Na- bt de Kafferjongens weggeloopen waren, had juffrouw Smith twee paarden in een gebruikte schuur, niet ver van het huls stgebonden. ■Tommy was vast in slaap en droomde p zijn vader, toen zijn moeder hem wak- maakte, haastig fluisterend, dat het )d was om op te staan. Hij ging over- pi zitten in bed, wreef zioh de oogen t, maar was zóó vreeselijk slaperig, dat ze bijna niet open kon houden, lehoedzaam slopen zij het huis uit. Het fde snurken van Oom Glans bewees, hoe 'inig hun heengaan zijn zwaren slaap >orde. liiffrouw Smith droeg een klein bundel en Tommy een tweede. Dat was hun ?le bagage. De paarden ronkten, toen in de schuur kwamen en plotseling viel |mmy iets in. Aloeder, hebt u de Bonte voor mij be- pd?" vroeg hij er aan denkend, dat zijn ^soaarct veel te moe zou zijn om licuw zoo'n vermoeiende reis te onder- j.Nee, beste jongen, het dier is er niet h genoeg voor Bovendien moeten wij paarden verkoopen, zoodra wij in de d komen en was ik bang, dat je het naar zoudt vinden, de Bonte van eige naar te zien verwisselen. Het is beter, dat I hier blijft, waar hij goed verzorgd en Hend'elijk behandeld wordt.'* $,Ja, Moeder", zei de jongen, boewei hij een opkomenden snik moest wegslikken, want hij bield veel van de Bonte en de ge dachte, dat hij hem nooit weer zou zien, g ze^s geen afscheid van hem nernen pfccht, viel hem zwaar. $ïij wilde voor zijn moeder echter niet HM, hoe bedroefd hij was en dien éénen Halle volgende snikken dapper wegslik- Hd, klom hij op den rug van Zwart, ter- Hl zijn moeder een groot paard met een 0®te vlek op het voorhoofd besteeg. Hoen de zon opkwam, hadden zij Groen- Hen erl het prettige boerenleven, waar van Tommy zooveel hield, reeds een heel achter zich liggen. Juffrouw Smith sprak heel weinig en Hfomy vond, dat zij er uitzag, alsof zij óch iniet goed gevoelde. Zij verzekerde Jjflpn echter, dat haar niets scheelde en hij frdh niet ongerust moest maken. Wanneer jsprak, was het altijd om hem iets te ^tellen van zijn grootvader in Engeland, ffir aT1 Z^n ooms' broers van zijn gestor- rvcn vader, die zij wel nooit gezien had, van wie zij toch zulke vriendelijke r«t'en onfcvan£en hall Zouden zij paarden hebben en ik op één ^.van mogen rijden Vvroeg Tommy, t Jwiidenk ik wel", antwoordde zijn moe- fflg-en zij verviel opnieuw in een diep stil zwijgen. Tommy stoorde haar niet, want qp jongen begreep, dat het haar verdriet deed het land, waar zij geboren was en zoo lang gewoond had, te moeten verlaten. Toen zij de stad bereikt hadden, waren de paarden weldra verkocht en de koopsom bij hun kleinen voorraad geld voegend, sloe gen juffrouw Smith en Tommy den weg naar het station in. Er stond een lange trein gereed voor het vertrek naar het Zuiden, doch de station chef zei tegen juffrouw Smith, dat zij geen kans hadden er mee te kunnen reizen, daar alle plaatsen reeds bezet waren. Het eenige wat haar te doen stond, was te wachten tot den volgenden, een veetrein, welke dien nacht nog vertrekken zou. Zij zochten daarom een rustig hoekje in de wachtkamer op, waar zij tegen elkaar aangedrukt zaten, om zoo goed mogelijk door den langen wachttijd heen te komen. Juffrouw Smith besteedde den tijd door de helft van bet geld in een zak van Tom my's zak te naaien, er een envelop bijvoe gend, waarop het adres stond van zijn grootvader in Engeland, naar wien zij heen gingen. ,,Als mij iets overkomen mocht, mijn jon gen, of als wij onderweg gescheiden wor den, moet je niet bang zijn, maar vragen, of ze je den weg willen wijzen naar het huis van je grootvader. Ik heb in het en velop ook een brief gestoken, dien je vader zelf nog geschreven heeft", voegde zij er aan toe, terwijl zij de zakklep over het geld en de envelop trok. „Maar u komt toch ook, Moeder vroeg hij, alsof hij bang was, dat zijn moede?, nu het er op.aan kwam, den moed miste haar geboorteland en haar familie te verlaten. „Natuurlijk, mijn jongen Maar op een reis als deze weet iemand niet van te voren wat er gebeuren kan en het is goed, dat a 1 s wij van elkaar af raken, je-weet, wat je doen moet". ,,Ja Moeder," antwoordde Tommy slik kend, want er kwamen weer tranen in zijn keel en hij wilde niet huilen. ,,En Tommy", ging zij voort, het garen afbrekend en de naald wegbergend' „als er iets mocht gebeuren, waardoor wij ge scheiden zouden worden, vergeet dan niet eiken avond en eiken morgen aan mij te denken". „Nee Moeder, dat zal ik zeker niet ver geten", zei Tommy, slaperig met zijn hoofd knikkend. En omdat hij zoo vreeselijk moe was, nestelde hij zich tegen zijn moeder aan en sliep weldra zóó vast, alsof hij in zijn eigen bed in Groenhoven lag. Toen hij weer wakker werd, was het nog nacht en de lichten en de menigte ver moeide, dringende reizigers deden hem ver schrikt rondkijken, in de eerste oogenblik- ken niet wetend, waar hij was. „In geloof, c?at 't onzen tijd wordt," zei zijn moeder en zij gingen naar het perron, waar het- erg druk was. De menschen drongen en liepen tegeta elkaar aan om zich een weg te banen. Een lange trein met veewagens stond onder de kap van het station. Hierin werden de reizigers stjjf tegen eikaar gepropt; een voorname dame met een zijden japon aan en een mooien hoed op, zat geperst tusschen tweo mijnwerkers, die niet hee.' beleefd en niet bepaald schoon waren te noemen. De wagen, waarin Tommy en zjjn moeder wer den geduwd, was vol vrouwen en kinderen. Sommige der laatsteu schreiden terwijl al len er verschrikt en ontdaan uitzagen. Daar Jommy groot genoeg was onj og zichzeli te passen, kreeg hij in een hoek van den wagen een plaa'sje na°.st de groot ito kinderen, terwijl zijn moeder de kleinsten hielp zoet houden, haar eigen leed voor een oogenblik vergetend bij den aanblik van dat van anderen, die het nog erge* hadden dan zjj. Tommy had nog nooit in een trein geze ten en toen de lange rij beestenwagens lang zaam het station uitreed en hij voelde, dat zij vlugger gingen, kon hij zich niet be dwingen een vroolijk „hoera!" te roepen. Niemand stemde echter met dien juichkreet in, want het was oorlog en de harten der, menschen waren al even bedroefd als bun. gezichten. Hij hield zich stevig vast aan de latten van den wagen en tuurde in de duis ternis, er naar verlangend dat het licht werd en hij zou kunnen zien, waar zij langs kwamenal het heerlijke van een nieuwen weg. Den geheelen volgenden dag reisden zij door. Nu en dan werden zij op een zijspoor gezet- om treinen met gewonden te laten voorbijgaan. Tegen den volgenden avond was Tommy zóó moe, dat hij in elkaar gedoken zat ic het hoekje, waar hij den geheelen dag ge staan had en zoo in slaap viel. Hij sliep zóó vast, dat hij niets hoorde van hetgeen er om herü heen voorviel, totdat hij plot seling wakker geschrikt werd door een oor- verdoovend gekraak, woeste kreten en lui de, verwarde stemmen. Hij begreep niet dadelijk, wat er gaande was en terwijl hij zijn oogen uitwreef om ze open te houden, tilde iemand hem uit den wagen en gaf hem aan een ander over. Daarna werd hij eeni ge oogenblikken gedragen en in een ande ren trein gezet. „Waar is Moeder?" vroeg hij, om zich heen kijkend en trachtend haar in de duis ternis te ontdekken. „Vlak bij je, jongen", zei een stem naast hem en Tommy was zóó moe dat hij op nieuw in slaap viel. (Wordt vervolgd). Mijn aardig vriendje Hansje, is tegen woordig al een groerte, flinke jongen van. bijna zeven jaar. Sedert September gaat hij naar de groóte school; jullie weet wel: zoo'n echte fijne groote school, met lange steen en gangen, waarin rijen kapstokken aan allebeide kanten. Ieder kind heeft daar zijn eigen plekje met een plaatje er boven, om dat altijd weer goed te kunnen terugvinden maar de grooftere kinderen hebben nummertjes boven hun kapstokken eai geen prentjes; die zijn natuurlijk veel knapper en kunnen de cijfertjes wel ont houden. Hansje zit nu nog in de eerste klas en heeft ook een eigen kapstokje, niet al te hoog boven den grond, zoodat hij er gemakkelijk bij kan. De juffrouw heeft er voor hem tooh zoo'n grappig plaatje boven gehangen! Stel je voor, twee poesjes, als kindertjes aangekleed, die samen op een wip zitten! Thuis heeft Hans ook eens geprobeerd de poes zoo mooi aan te kleeden, met een jurk van Iientjo's pop (Licntje is Hans'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 9