Eigen schuld. De SVJaréchal Niel-roos.- ANEKDOTES, door 0. H, Quick komt op een draf goloopen; Wat ziet hij daar vóór zich staan? 'ij Stroopvat, nee maar om te smullen! 't Hondje denkt: Dat zal vast gaan! Quick je is een eerste snoeper, Likkebaardt reeds van de pret. Ziet niet, dat het zware stroopvat Scheef op H bankje ia gezet Quick bedenkt zich' geen drie tellen, Springt pardoes dan in het vat. Bah! denkt 't hondje, 't lijkt me eig'iijJÈ Een heel vies en kleev'rig bad! 't Stroopvat tuimelt, Qmdkje spartelt In de stroop nu hulp'loos rond. Stroop én vat én Quick, de ano^er. Rollebollen op, den grond Oogen, ooren, bok, neus, pooten, Alles plakt en kleeft geducht. Niets schijnt aan de stroop t' ontkomen, Graag had Quiokje haar ontvlucht!, Quick is o, zoo cmigefukSfcl, Maar, H te zijn verdiende straf; Ziez hij in 't vervolg wat lekken», 'k Wed, hij blijft er zeker af. Vroeger was H zoo'n schoon, lief hemdje, Nu lijkt hij op Zwarten Piet, Zou hij ooit weer helder worden? Oob, ik weet het werk'lijk nieti gevaren on afmatting bloot; bij stort zich in de golven en duikt tot op don bodem cl er zee. Parels worden gevonden in de echelpen van de parelmossel. Zij zijn van zeer ver schillende grootte, vorm en kleur en be staan uit dezelfde 6tof als het bekende pa relmoer Men neemt aan, dat zij in het lichaam van de mossel ontstaan door zie kelijke omstandigheden van het dier, ook wel, dat zij moeten dienen om openingen, door wormen jn de schelp geboord, weer dicht te maken. Yaak zijn zij niet grooter dan een speldekop zulke kleine steentjes noemt men parelzaad. Andere bereiken de grootte van een* kers, of zelfs van een kleine noot, maar deze zijn zeldzaam en worden duur betaald. De prijs bangt ech ter niet alleen af van den omvang; ook vorm en kleur hebben daar invloed op. Het meest gezocht zijn de zuiver ronde en ovalein Europa geeft men de voorkeur aan de wit gekleurde, terwijl men in het l Oosten meer opheeft met die yan don- kcre tint. Reeds in de oudheid stelde men de parels ophoogen prijs. Yan koningin Cleopatra wordt verhaald, dat zij een6 zulk een klei nood van groote aarde in een vloeistof liet oplossen, welke zij daarna opdronk. Zoo verkwistend gingen andere bezitters A an schoone parelen er gelukkig niet mee óm; bij feestelijke gelegenheden mochten zij er zioh mee tooien, maar na afloop daar van waren zij wel zoo verstandig ze goed weg te sluiten. En zulk een voorzorg is niet overbodig, een parelsnoer kan een boel ka- pijaal vertegenwoordigen, al is niet elke steen zooveel waard als de parel, die aan Filips II van Spanje behoorde en op 30,000 dukaten gesohat werd. De parelmossels vormen in de zeeën, waar zij voorkomen, banken, zooals op onze kusten hen verwanten, de gewone mossels en oesters, dat ook doen. Men vindt zo •'meegt op een diepte van 1220 M. Be- roemdo parelbanken worden aangetroffen b.a. bij Cejdon, op de kust van Japan en vooral in de golf van Perzië," bij het eilandje BaJirem. Ook in de nabijheid van Borneo vindt men ze, voorts in de golf Mexico en aan de kust van Califoraië. De Amerikaanscbe parels zijn echter niet zoo gezocht als die uit het Oosten. De Perzische golf is al sinds onheug lijke tijden het terrein der parelvisscherij. Tn hun lichte, ronde schuitjes, soms tot een lange rij aan elkaar verbonden, zakten 'de bewoners der oevers van den Eufraat de Vivier af naar de banken en, geoefende dui kers als zij waren, haalden zij uit den Echoot der zee de kostbare sieraden te voorschijn. Tegenwoordig zullen zij het wel laten hun vrijheid, zoo al niet hun leven, 'zoudpn zij verbeuren, indien zij het voor beeld hunner vaderen volgden. Want de parelvisschcrijen in genoemde golf zijn in het bezit van den Sultan van Maskate (aan 'de Oostkust van A.rabië) en deze groote ilieer waakt zorgvuldig, dat geen stroopers Hem den kostbaren buit afhandig maken. Op enkele punten van de kust is de vi6- 'scherij echter vrij. In het jaar 1880 brach ten de banken in de Perzische golf meer ■dan 3Vj millioen gulden op. Men schat het ',a an tal visschers, die zich daar met de pa relvangst bezighouden, op ongeveer 30.000. Niet allen zijn duikers; het grootste deel jzelfs blijft in de booten on is belast met het tijdig ophalen van hen, dio ondergedoken zijn. Van de waakzaamheid der lieden in de boot hangt vaak het leven van den dui ker afgeven zij geen acht op het gering ste teeken, dat hij hun geeft en verzuimen zij daardoor hem op tijd naar boven to 'trekken, dan verdrinkt hij of wordt de 'prooi van zeemonsters, voornamelijk haaien en zaagvisschen D'e duikers laten zich zakken aan een 'touw, waaraan een steen is bevestigd; 'hierop steunen zij met de voeten. Vroeger hadden zij ooren en neusgaten dichtge- ;stopt en hielden zij een spons in den mond 'om zoo min mogelijk water in te slikken. •Tegenwoordig maken zij gebruik van een duikerklok De mossels maken zij los met een mes of een ijzer om ze daarna in een netje te verzamelen. Het parelvisechen is een vermoeid en 'ongezond werk. Niet velen kunnen het lang volhouden. De boven gebrachte mossels bevatten niet allen parels. Geoefende duikers kun nen aan het uiterlijk der schelpen echter zien, of het de moeite zal loonen .de die ren mede te nemen; zij versmaden do re gelmatig gevormde, doch tasten des te 'gre tiger naar die, welke misvormd zijn. Men heeft wel eens geprobeerd om kunstmatig parels te telen in het lichaam van oesters en mossels, maar bevredigende resultaten heeft dit niet opgeleverd. Beter is men geslaagd in het vervaardigen van valsche parels, een industrie, dio vóór den oorlog in Weencn bloeide. Men kan deze steenen zóó mooi namaken, dat ze moeilijk van echte to onderscheiden zijn. Wie parels koopt, dient dus goed op te letten, dat hij zich geen knollen voor citroenen, dat is valsche steenen voor echte, in de hand laat stoppen Er bestaat een aardige overlevering betref fende de benaming dor „Maróobal Niel-roos". Toen de beroemde Fransche generaal Niel op zijn terugtocht was uit den Fransch-Oosten- rijkschen oorlog en van het tooneel zijner vele overwinningen, kwam hij door een zeker stadje. Een boerenvrouw aldaar bood hem een mand rnet prachtige, gele rozen aan. Een dezer bloe men zat nog aan een gedeelte van den. wortel vast, en Niel, die verrukt was over de schoone roos, plantte haar in zijn tuin te Parijs. De plant gedijde in den vreemden grond en toen zij tot een praohtigen struik vol heerlijke bloe men was opgeschoten, bood do generaal die op zijn be uit keizerin Eugénio aan. Deze was zeor ingenomen met de nieuwe roos en vernam op haar vraag daaromtrent, dat de roos nog geen naam had. Zij keek den generaal glimlachend aan en zei: „D3n wil ik eens de naamgeefster zijn", er meteen bijvoegend: „Ik zal haar do „Maréchal- Niol-roos" doopen." Op hetzelfde oogonblik overhandigde zij den dappere het met juweelen omzette eereteaken, dai hem zijn bevordering verkondigde en hem den titel gaf van Maar schalk van Frankrijk. Ingezonden door Cm Loef. Langs een omweg. „Papa, bgnt u goed geluimd?" „Zeker, jongen." „Wilt u dat vandaag ook blijven?" „Maar natuurlijk. Wat vraag je tooh' malle dingen!" „Nu, dan zal ik u mijn rapigort maar morgen pas laten ?ien."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 9