LEIDSCH DAGBLAD.
Donderdag 23 Juni 1921.
Officieele Kennisgeving.
STADSNIEUWS
Het voornaamste nieuws
van heden.
FEUILLETON
CHRIST0FFEI EN COLUMBUS
PRIJS DER ADVERTENTIES:
00 Cis. per rogel. *s Zaterdags 40 Ots. per regel Bij
xogolabonnomont belangrijk lagere prijs.
Kleine advcrtcntiën Woensdag 50 Cts., Zaterdag
75 cis. bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postreobt Voor eventueele opzen-
fling van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijs
nummer 5 Cts.
Bureau Koordeindsplein. Telefoonnummers voor Directie en Administratie 175, Redactie 1507.
PMJS DEZER COURANT:
Toot Leiden p. 3 mnd. 2.35, p. week 0.18
Buiten Leides, waar agenten gevestigd zijn*
per week 018
Franoa per post 2.35 portokosten.
Nummer 18803*
Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen
EERSTE BLAD.
GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP.
De Burgemeester van Leiden brengt ter
kennis van de ingezetenen, dat morgen
(Vrijdag) aan de Gemeentelijke Vischwin-
kels (Vischmarkt en Stadshulpwerf) ver
krijgbaar is SCHELVISCH a f0,15 GROO-
TE SCHELVISCH a 0,26, SCHAR a
f 0,20, SCHOL a f 0,24 en f 0.30, en TAR
BOT a 0.62 per pond.
W. PERA, Weth. loco-Burgem.
Leiden, 23 Juni 1921.
Protestsamenkomst tegen het wetsontwerp
in zake de processies.
In navolging van enkele andere Kerke
raden van Ned.-Hervormde Gemeenten
had ook de Leidscke Kerkeraad een open
bare samenkomst uitgeschreven tegen het
wetsontwerp in zake do processies. Deze
samenkomst had gisteravond plaats in de
Pieterskerk. Als sprekers waren aangekon
digd een drietal predikanten dezer Ge
meente- de heeren Locher, Riemens en
Groot Enzerink.
Do belangstelling was enorm. Ook uit
omliggende gemeenten waren velen opge
komen, waaronder ook eenige predikanten
Een halfuur voor den aanvang waren allo
plaatsen reeds bezet, en stonden nog hon
derden in het ruim te wachten. Ds. Groot
Enzerink deelde mede, dat degenen, die
hier geen plaats konden vinden, zich moes
ten begeven naar de Oosterkerk, waar de
zelfde sprekers het woord zouden voeren
in omgekeerde volgorde. Velen gaven daar
aan gevolg. Er bleven toch nog ruim 200Ö
menschen over. Vertegenwoordigd, waren
ook het Classicaal bestuur van Leiden, 'fc
ministerie van Leidsche predikanten, de
Kerkeraad en de Gemeente-Commissie, ter
wijl in de regeeringsbanken enkele Gemeen
tcraadsleden zaten.
Na een voorspel door den organist zong
'de Gemeente Psalm G8 vers 8 en 17. Onder
wijl betrad ds. Locher het spreekgestoelte
en ging voor in gebed, waarin hij voor
God beleed, dat de Christelijke gemeenten
zwaar hebben gezondigd, waar zij schij
nen vergeten te hebben, dat de Heer in
'den tijd der Hervorming hun heeft uitge
leid uit het huis der dienstbaarheid. En
wat hebben wij gedaan met het verbond,
'dat Gij met Willem den Zwijger hebt ge
sloten zuchtte spreker. Geef Gij dan, dat
geen afgoderij gepleegd worde op onze
straten, aldus besloot spr. zijn bede.
Hierna las hij voor het eerste gedeelte
,van het Vide Hoofdstuk uit het Boek Deu-
teronomium, een herhaling van de Wet der
tien geboden inhoudende.
Daarna ving spr. aan met op te merken,
jdat het hier een bijzondere bijeenkomst
gold, evenals voor eenigen tijd, toen do fi-
nancieele nood der Gemeente werd bespro
ken. Doch deze samenkomst is nog van
yeel ernstiger aard. Hierna besprak hij de
aanleiding tot deze bijeenkomst, de a. s.
Grondwetsherziening, waarbij men wil toe
laten het ronddragen van de hostie door
de straten, waarvan spr. de afgodische
strekicing met schrille kleuren téekende.
Daarin ziet spr. een omlaag trekken van
don Eenigen Zoon van den Vader en te
vens een vervloekte afgoderij. En deze wil
men brengen op straat. Ook van Roomsch
standpunt, waarvan mén in de hostie iets
heiligs ziet, moest dit veroordeeld worden.
Het heilige brengt men niet op straat.
Al wil spr, gaarne eerbied betoonen voor
wat een ander heilig is, eerbied betoonen
voor afgoderij kan hij niet.
Nu zou er bij aanneming een middel zijn
om bijv. onze stad er van te verschoonen.
Men zou kunnen aantoonen, dat er dan
relletjes, misschien onlusten zouden kun
nen ontstaan. Maar op grond daarvan
mag men deze wet niet bestrijden. Het
geldt hier een principe, waartegen verzet
moet aangeteekend. Daarom moet de Kerk
de overheid overtuigen, dat het dezen weg
niet opgaan mag en daarvoor dit protest
ter waarschuwing. Men zegge niet, dat het
gevaar niet meer bestaat, nu het Ministerie
zijn ontslag heeft gevraagd. De machtige
Roomsche Staatspartij zal alles beproeven
om haar doel ook in dit opzicht te be
reiken. En daarom mogen wij niet zwij
gen.
De Roomsche Kerk wil weder hecrschen,
ook op wereldlijk gebied. Dat is immers
ook de achtergrond van het Gezantschap
bij den Paus? Wij hebben reeds zooveel
laten begaan, zuchtte spr. Wij, Protestan
ten, hebben in dit opzicht zwaar gezondigd
Daarin moet nu verandering komen. Het
is do plicht van de Gereformeerden om
ook in dit opzicht God alleen de eer te
geven. God de Heer© zegt ons, dat wij
niet verder mogen gaan met toe te geven
aan onze Roomsche landgenooten.
Zijn er van links en rechts, die niet met
ons meegaan, de opkomst hier bewijst, dat
velen er toch anders over denken. En als
wij niet zouden gesproken hebben, dan zou
den de steenen van dit kerkgebouw spre
ken, aldus besloot deze spr. zijn sober
woord, dat niettemin indruk maakte.
Hierna werd gezongen Psalm 97 vers 1
cn 4, terwijl een collecte werd gehouden
ter bestrijding der onkosten en ter bevor
dering van Protcstantsche belangen.
Hierna trad dr. Riemens op, die in zijn
rede uitging van het woord uit den Brief
aan de Galaten 5 vers 1„Broeders, staat
dan in de vrijheid, met welke ons Chris
tus vrijgemaakt heeft en wordt niet we
derom door het juk der dienstbaarheid be
vangen".
De vrijheid is een onverdeelbaar bezit
en Nederland mag worden genoemd het
klassieke land der vrijheid, meende spr.
Wij hebben de vrijheid steeds gekoesterd
Maar moeten wij dan eigenlijk wel agee-
ren tegen de processies van de Roomsche
landgenooten Worden de optochten ook
niet vrijgelaten cn ook de straatpredika
ties niet, evenals de landdagen* en de Zen
dingsfeesten
Maar er is, volgens prof. Buys, den groo-
tcn kenner der Grondwet, een groot ver
schil tusschen ccn optocht en een gods
dienstoefening, zeidc spr. En zoo is het.
Bij ccn godsdienstoefening mag niet wor
den geïnterrumpeerd, niet worden tegen
gesproken. Dat zöu een onwettige daad
zijn., die strafbaar is. Een processie is
een plechtige ommegang van do Roomsche
geestelijkheid door de straten, gepaard
met allerlei uiterlijk vertoon. Dat past niet
in onze voor het grootste deel Protestant-
sche landen.
In Spanje werd kort geleden een Pro
testant in hechtenis genomen, omdat hij
bij een processie niet het hoofd ontbloot
had en de knie gebogen. En toen de man
zich voor den rechter er op beriep dat hij
Protestant was, antwoordde de rechter
„Spanje is een Roomsch land, en ook de
straten zijn er Roomsch". Maar zoo is het
hier nog niet.
Tegen zulk optreden past het ons, riep
spr. uit, de Protestantsche vrijheid te hand
haven. Scherp critiseerde spreker het op
treden van Roomsche journalisten en spre-
kens, met name dr. De Best, die in Rot
terdam zich durfde vermeten te zeggen dat
in Nederland Roomsch troef is. De Protes
tantsche kerken loopen leeg, spotte hij.
Of hij het nu nog zal zeggen, betwijfelde
spr. Wij staan hog op het ruime standpunt
dat Willem van Oranje ook tegenover de
Roomsche landgenooten innam, zeide spr.'
Maar heeft niet een Granvelle een vrijbrief
gegeven om denzelfden Willem van Oranje
langs den weg van sluipmoordenaars te
dooden, wat hem helaas is gelukt. Dit mo
gen wij nooit vergeten en vergeven mogen
wij evenmin, dat de Roomsche Kerk dit
optreden nooit veroordeeld heeft.
Spr. zou wenschen, dat er nog eens een
groote geloovige politieke Protestantsche
partij werd opgericht. Want het is' niet uit
een beginsel van vrijheid, dat de Room
schen de processies vragen, het is uit een
oogpunt van machtsontplooiing. Immers,
„De Maasbode" heeft het al gezegd, dat
Nederland weder Roomsch zal worden en
daar zal het heengaan als wij er ons niet
legen verzetten, waarschuwde spr. met
grooten aandrang. Uit eigen ervaring deel
de spr. eenige practijken uit de Roomsche
Kerk mee, waaruit bleek, dat het vrijheids
begrip van deze Kerk, zooals het zich uit
krachtens het ultramontanisme en het
clericalisme, uitloopt op geestelijken
dwang, om daardoor te komen tot één
Kerk, de Roomsche Kerk.
Spr. ziet ook een nieuw morgenrood in
de toekomst dagen,..' ook een nieuwe Kerk,
maar deze zal niet de Roomsche Kerk zijn,
maar de Kerk van Sion, en het is onze
plicht daaraan mede te werken,, aldus be
sloot spr. zijn vurige rede.
Na het zingen van het 5de vers van Ps.
66, trad ten slotte ds. Groot Enzerink op,
die er aan herinnerde hoe reeds, dit gebouw
aan een strijd van het Protestantisme te
gen de overheersching van Rome, getuigde
Om vrijheid van religie hebben de Neder
landers 80 jaren gestreden. Het verloop
van dien strijd werd door spreker als een
exempel voor het tegenwoordig geslacht
geschetst, waarbij hij aan do hand van het
oude „Wilhelmus van Nassaue" Willem
van Oranje's strijd en lijden schilderde,
die ten slotte uitliep op een sluipmoord,
gepleegd op den Vader des Vaderlands.
Hij streed voor de vrijheid en deze vrij
heid wordt thans bedreigd. Het doel is,
ons land geleidelijk te verroomschen en
dat mogen wij in naam van Oranje niet
toestaan.
Wil de Roomsche Kerk afgoderij plegen
in de Kerk, dat moet zij weten, maar zij
doe het niet op straat, zoodat wij er ge
tuige van moeten zijn, zeide spr.
Uit de geschriften der Roomsche Kerk
toonde spr. aan, dat de processies be
schouwd worden als zegetochten, waarvoor
de Protestanten zullen beven, om er ten
slotte voor te buigen.
Dat zal niet gebeurenriep spr. uit. Ons
geheel staatkundig gestaan berust op het
Protestantsch beginsel en daarom mogen
wij dit niet prijsgeven.
De leider van het Gereformeerde volks
deel, dr. Kuyper, heeft het in zijn eerste
periode wel gevoeld en uitgesproken: Den.
Roomschen wel de vrijheid, maar niet ten
koste van de Gereformeerde beginselen, en
op dat standpunt plaatsen wij ons nog,
roept spr. uit.
Kén der Gereformeerde predikanten heeft
in een hier ter stede verschijnend Kerk-
blaadje gezegd, dat den Hervormden in
de Kerk het protest niet past, omdat juist
het ongeloof in deze Kerk wortel heeft
geschóten en welig tiert. Spr. werpt deze
beschuldiging terug op den aanvaller. Het
is de doleantie, die de schuld draagt van
wat er in de Hervormde Kerk ontbreekt.
Dit meende hij hier te moeten zeggen.
Het doet spr. oprecht leed, dat hij tegen
de Roomschen moet optreden, omdat Lij
onder hen vele goede burgers en brave
mensehen kent. Het protest gaat echter
niet tegen hen maar tegen het dreigend
veldwinnen van een stelsel, waartegen on
ze vaderen zich met goed en bloed heb
ben verzet en waarvoor zij zijn gegeeseld
en verbrand om ten slottede Protestant
sche vrijheden aan ons over te leveren als
eon kostbaar pand, dat wij hebben te be
waren.
Uit naam van den Vader des Vaderlands
roept spr. uit: „Zij zullen het niet hebben,
ons oude Nederland", waarmede hij zijn
welsprekend betoog besloot.
Hierna werd de door ons reeds vermelde
motie voorgelezen, welke zal gezonden wor
den aan het Ministerie en de Staten Ge
neraal.
- De aanwezigen werden verzocht bij den
uitgang, voor zoover zij een naamkaartje
bij zich hadden (velen zullen hierop niet
hebben gerekend) dit aan den uitgang af
te geven of anders op een papiertje him
handteekening te schrijven en als blijk van
sympathie met de motie. Daarna werd
staande door de gemeente het Lutherlied
gezongen.
Luide en krachtig klonk het: „Een vaste
Burcht is onze God" enz., door het groote,
nu geheel gevulde Kerkgebouw.
Na het dankgebed door ds. Grpot Enze
rink uitgesproken, speelde het orgel: „Zij
zullen het niet hebben, ons oude Neder
land", waar de gemeente bij het heengaan
spontaan mee inviel, zoodat onder geest
driftig gezang het gebouw werd verlaten.
In de Oosterkerk, die ook voor het groot
ste deel gevuld was, spraken ds. Groot
Enzerink en ds. Locher ongeveer in dezelf
de bewoordingen als zij het in de Pieters
kerk deden. Daar was het aantal sympa
thiebetuigingen met de motie ook groot
evenals in de Pieterskerk waar wij manden
vol met papieren zagen.
Nader vernemen wij, dat 4450 sympathie
betuigingen zijn ingekomen, w. o. 39 uit
Oegstgeést, en enkele uit omliggende
plaatsen en vele van Kerkeraden uit om
liggende gemeenten.
P. J. Mulder.
Onze stadgenoot, de heer P. J. Mulder,
zat op zijn 85sten geboortedag, omringd
door zijn zes kinderen met hun gezinnen,
waaronder een 17-tal kleinkinderen, al
vroeg in de bloemen. Daarvoor hadden, be
halve zijn familieleden, vele andere stad-
genooten en menschen buiten de stad ge
zorgd. Het zou ons te ver voeren hier al
de attenties op te sommen. Wijzen wij
alleen op de prachtige bloemenmand van
het Chr. Militair Tehuis, en het burgerlijk
en militair „Pro Rege", de bloemstukken
uit het Jeruzalem- en Koningshofje en van.
het personeel van de drukkerij.
En dan waren er honderden brieven, te
legrammen en naamkaartjes, waarvan cr
vele den ouden heer Mulder met zijn her
innering verplaatsten in vroegeren tijd,
toen hij nog in allerlei drukke besognes
zat. En dan kwamen hem veie vrienden
en kennissen opzoeken, rakgenooten en
niet-vakgenooten.
De jarige werd er verlegen onder en
voelde zich klein en dankbaar jegens den
Schenker van alle goede gaven, Die hem
in zijn lange leven zoo bijzonder heeft ge
zegend. Verder werd deze dag in intiemen
kring gevierd, waaraan men niet pleegt pu
bliciteit te geven.
S* van Groningen.
ZooaJs wij Dinsdag medodeoLdon smaakt ouzo
standgenoot, de lieer S. van Groningen, oud-di-
rc-oteur van do Leidsohe Muziekschool der
Maatschappij voor Toonkunst, en thans nog
leeraar aan de sahool hot voorrecht in goede
gezondheid cn in hot volle bezit van ziju. bui
tengewone werkkracht zijn 70sten geboortedag
te herdenken. Het spreekt vanzelf dat dozen
dag voor den jarigo niet onopgemerkt voorbij
ging.
Daarvoor zorgden behalve zijn vele vrienden
cn vereorders de directrice, do leeraren cn
leeraressen, de leerlingen en het bestuur der
School.
Hedenmiddag hield de heer Van Groningen
een druk bezoobtc recoptio in het gebouw van
BINNENLAND.
Protesfvergaderingen in de Pieterskerk en d0
Oosterkerk te Leiden.
Fouten in het Academisch statuut.
Schrijven van Minister Ruys aan den Voor-*
zitter der Eerste Kamer.
BUITENLAND
Hölz, de rooverhoofdman-bolsjewiek, is tot
levenslange tuchthuisstraf veroordeeld met ver
lies van alle burgerrechten.
De troonrede van koning George te Belfast
bij de opening van het Noord-lersche parle
ment
De Engelsche Labour-partij weigert de com
munisten om zich bij de partij aan te sluiten.
de Muziekschool, 't Allereerst kwamen de di
rectrice met het onderwijzend personeel en dc
leerlingen binnen, woldra gevolgd door het. be
stuur der Muziekschool, die met elkander had
den gezorgd, voor een keurige aanMeeding van
do school. Hot eerst werd de jarige toegespro
ken door de directrice mej. Harry v. d. Harst
Aan mij aldus deze spr. is dc vereerendo
taak opgedragen u ter gelegenheid van nw
70sten verjaardag namens het onderwijzend,
personeel cn do leerlingen met dezen hougelij-
ken dag van harte geluk te weuscheu cn daar
bij de hoop te mogen uitspreken dat het u ge
geven zij in gezondheid en in het volle bezit
van uw krachten nog vele jaren met denzelfden
lust en ijver werkzaam tc zijn, zooals tot dus
ver. Want al geeft uw leeftijd u recht rust to
nemen, ik weet, dat gij het niet kunt en wij
juichen dit van harte toe, want door uw heen
gaan zou een schakel worden gemist in do
prettige verstandhouding, die or steods heeft
geheerscht tusschen u en ons. Bovendien uw
groot genie zou het niet gedogen, groote genieën
ruston nooit.
Gaarno hadden uw leerlingen waarde heer
Van Groningen u een blijvend souvenir aan
geboden aldus spr. het was echter niet
uw wens oh en daarom overhandig ik u deze
enveloppe in het vertrouwen, dat u den inhoud
zult bestemmen voor een nuttig doel.
Leeraren en leeraressen zullen u hedenavond
een gezellig soirée aanbieden in het vertrou
wen, dat zij u daarmede genoegen zullen dóen.
Er volgde op deze even welsprekende als
hartelyko speech een warm applaus
De voorzitter dor Muziekschool, de heer A.
D. Vijgh, sloot zich bij de hartelijke woorden
van mej. Van der Harst aan en sprak even
eens met gFOOte waardeoring van de verdien
sten van don heer Van Groningen, waarvan de
Muziekschool zoo langen tijd heeft genoteh. Ook
hij wensohte hom nog vele jaren van gezond
heid en levenskracht toe, mede in het belang
der school, waaraan de naam van den hoer
Van Groningen steeds zal blijven verbonden.
Ook de heor Vijgh deed zijn hartelijke woor-<
den vergezellen van een enveloppe met inhoud,
die hij den jubilaris namens het bestuur aan-i
bood.
Do heer Van Groningen dankte diep getrofw
fen door de sympathieke woorden hem toege
sproken, voor de stoffelijke blijken waarmede
men heeft gemeend hem te huldigen.
Het hom aangeboden soirée waardeerde hij
roods bij voorbaat.
Talrijk waren verder de gelubwensohen, den
heer Van Groningen aangeboden, zoowel in den.
vorm van een hartelijk woord en een handdruk
als langs sclirifteiijken weg.
Door don heer R. van A.mmers, alhier,
is aan dc commissie van boboer dor Stede-,
lijko Lichtfabrieken alhier medegedeeld, datj
hij voornemens is tegen 1 October a-s. ont-.
slag te vragen als directeur dier fabrieken*
De hoor Van Aramcrs, die thans op medisch
Door de schrijfster van
„Elisabeth and her German Garden".
(Nadruk verboden).
38)
De liftjon-gen cn cte knecht wachtten nog
een o ogenblik, allerlei gezichten togen
elkaar trekkende; toen schoot de jongen
in zijn lift naar beneden en trok do knecht
zich in de keuken terug.
„Maar onze bagage," zei Anna-Roso,
zich, zoodra zij binnen waren, tot den lieer
Sack keerende, en haar stem klonk wat
Gohril door haar geforceerde opgewektheid.
„Kan dio bovein gebracht worden?"
„Bagage?" herhaalde do heer Sack we err
zijn hand aan zijn voorhoofd brengerido.
„Neem me niet kwalijk, maar ik heb van
daag zoo'n razende hoofdpijn, dat ik
dat ik er wat suf van ben
„O, hoe akelig!" riep Anna-Rose met
een bekommerd gezicht,
„Wat jammer, 't spijt me vreeselijk,"
voegde Anna-Feiicitas er met een even bo-
kommeri gezicht achter. „Heeft u al eon
aspirientje genomen? Soms kan zoo'n
eenvoudig middel prachtig helpen."
„O, dank u heel vriendelijk, heel
vriendelijk," zei do heer Sack, ,,'t Vorvo-
landsto is, dat ik eo; niet goed door kaïn
denken. Maar wat zei u ook van bagage?
Moet ik beg rij pen, «dat u bagage heeft mee
gebracht? Waarom bagage?"
„Waarom bagage?" vroeg Anna-Rose
zenuwachtig, „Brengen de mensolien in
j Amerika dan niet altijd bagage mee, als
zo ergens komen logeer on."
„Komt r dus bij mo logeeren?" vroeg de
heer Sack, zijn hand opnieuw naar zijn
voorhoofd brongondc.
„We zijn do Twinklers," lichtte Anna-
Folicitas nog ©ons in.
,,.Ja, ja, dat weet -ik. Dat heeft u me al
verteld
„En dus rij.c wo natuurlijk hierheen ge
komen.
„Ia dat zoo natuurlijk?" vToeg de heer
Sack, haar beurtelings afgetrokken aan*
kijkende
„Wij hebben u een telegram gestuurd,"
zei Anna-Ro3e ter opheldering, „of liever
aan mevrouw maar dat komt toch op het
zelfde neer; dat is t-och feitelijk hetzelfde."
„Neen, dat is liet niet, dat is het niet,"
steunde de ongelukkigo heer Sack. „Ik
wou, clat het hetzelfde was. Het behoorde
zoo te zijn, maar mevrouw Sack is niet
thuis
„Ja, 't spijt oais erg, dat wc elkaar ge
mist hebben. Is ze naar New-York gegaan,
om ons te ha-lon, of hier naar het station?"
„Mevrouw Sack is u niet gaan halen.
Zo is vertrokken."
„Vertrokken? Waarheen?"
„O!" riep do heer Sack, „ik weet heb
niet ergens heenmaar niet om u te
gaan halen. O," vervolgde hij, na een
oogenblik, waarin hij, terwijl do twee
lingen hem aanstaarden, met zijn aandoe
ningen scheen lo kampen, „lom ik in do
gang hoorde praten, dacht ik hoopte ik
een moment een minuut misschien
dat zij terug was gekomen. Daarom kwam
ik to voorschijn. Anders zou ik nooit ont
vangen hebben. Ik ben niet in staat vreem
den te ontvangen
De dingen, die de heer Sack zei, en zijn
onvaste, klagende stem waren zoo totaal in
contrast met 'x de strongo lijnen van zijn
Gibson-profiel, dab de tweelingen haar
oogen niet van liem af konden houden.
Doch zij kwamen tot geen conclusie en
oefenden ook geen critiek, omdat zij niet
wisten of het misschien niet Amerikaansc-li
was, zoo te handelen.
„Mo dunkt," begon Anna-Felicitss zaoht-,
„dat u ons tocli geen vreemden
kunt noemen. Wo zijn de Twinklers."
„Ja, ja dat wéét ik weldat vertelt
u mo ieder oogenblik," antwoordde de heer
Sack geprikkeld. „Maar ik kan me er niets
van herinneren, dat
„Weet u dan. niets meer van al die brie
ven, die oom Arthur over ons geschreven
heeft?" vroeg Anna-Felicitas. „Wij rijn de
nichtjes, clio hij u verzocht een poosjo
vriendelijk in uw huis op te willen nemen
en ik geloof zeker," voegde rij er be
leefd bij, „dat u daar ook wel de gescliiko
perseoon voor is
De heer Sack vestigde zijn onrusbigen
blik op haar. „En knap meisje bon je,"
liet hij er op denzolfdon treurigen toon op
volgen. „Een heel knap meisje!"
„U moet haar niet ijdel maken," zei
Anna-Rose met een poging om niot te
lachen, terwijl Anna-Felicitas zich zoo
totaal onbewust toonde van het vleiende
der opmerking, als iemand, geheel van iets
anders vervuld, zioh slechts toonen kon.
„We weten toch zeker, dat u oom
Arthurs brieven gekregen heeft, want. hij
heeft ons uw antwoorden laten zien. U
heeft ons geïnviteerd een poos bij u te ko
men, en dat hebben we nu ook gedaan,
zooals u ziet."
„Dan moet. dat toch maanden geleden
rijn," zei de lieer Sack. „Maanden geleden.
voordat* dit allemaal Weet ik er
mij dan niets meer van te herinneren?
Maar ik heb intusschen ook zooveel moei
lijkheden gehad ik ben zoo naar twee
kanten getrokken dat het door al die
misère misschien uit mijn geheugen is ge
drongen Mevrouw Sack," hulpeloos keek
hij in de kamer rond, „mevrouw Sack, ja,
riet u, mevrouw Sack is op het moment
afwezig
,,'fc Spijt ons vreeselijk, dat u zooveel
leed en moeilijkheden gehad hebt," zei
Anna-Felicitas medelijdend. „Maar u
weet, dat moet iedereen nu eenmaal heb
ben."
De heer Sack vestigde opnieuw rijn zwer
venden blik op haar cn begon weer„Je
bent een buitengewoon knap medsjo
Maar Anna-Rose onderbrak zijn bewon
derend© uiting door de vraag: „Wanneer
denkt u, dat mevrouw Sack terug zal
zijn?"
„Ik wou, dat ik hot wist ik wou, dat
ik kon hopen maar zij is voor een hcclen
tijd weggegaan, vrees ik
„Meent u misschien weggegaan, om niet
terug te komen?" vroeg Anna-Felicitas.
De heer Sack moest iets wegslikken. „Ik
vrees, dat dat haar bedoeling is," zei hij
met een droefgeestig gezicht.
Er volgde een stilte, waarin zij elkaar
allo drie aankeken.
„Hield zij niet meer van u?'? informeerde
Anna-Fclioitas toen.
Anna-Rose, overtuigd, dat dit zeker,niet
tactvol was, trok haar even aan de mouw.
„Was u niet aardig voor haar geweest?"
vroeg Anna-Felicitas verder, zonder notitie
te nemen van do waarschuwing.
Zijn vingers te-Ik ons krampachtig ineen-
klemmende, begon do heer Sack met de
handen op den rug in de kamer op en neer
to Ioopon, terwijl Anna-Felicitas al het-gèen
tante Alice haar op heb hart had gedrukt,
vergat on op den rand dor tafel ging zitten,
nu plotseling vol sympathie voor mevrouw.
Sack.
„De getrouwde vrouwen, die ik gezien1
heb," merkte zij op, terwijl zij den heer
Sack belangstellend! gadesloeg, „dat was
dan hoofdzakelijk tante Alice oom
Arthurs vrouw, van wie wij nichtjes zijn
schonen dikwijls den grootsten smaad van
baar mannen te moeten verduren, maar
verroerden zioh om zoo te zeggen niet. Dus
moet u wel vreeselijk slecht voor uw vrouw.'
geweest zijn, als zij is weggeloop en."
„Ik aanbad mijn vrouw," barstte de heen
Sack uit „Ik aanbad haar. Ik aanbid haar
nogZij was do mooiste, vroolijkste vrouw
in heel Boston. Geen man kan ooit trot*
scher op zijn vrouw zijn geweest dan ik."'
„Maar waarom is zij dan weggegaan?"*
vroeg Ann a-F ol ioitas
„Dat ziju geen diDgen, dio je vragen'
mag," berispte Anna-Roso haar.
„Maar als ik hot niet vraag, kom ik heü
niet te weteu," antwoordde Anna-Felicitas
„cn hot interesseert me."
„Mevrouw Sack is weggegaan, omdat, ik
zóó ben, c3at ik nog van andere menschen
kon houden behalve van haar," vertelde,
de heer Saok.
„Nou, maar c!at is toch ook niets bijzon**
ders," vond Anna-Fclioitas.
„Neen," stemde Anna-Rose toe, „daar!
steekt toch niets in.'i
,,'t Getuigt, van een humaan en vrienden
lijk gemoed," verklaarde Anna-Felicitas.
(Wordt vervolgd.J