LEIDSCH DAGBLAD. Donderdag 23 Juni 1921. Officieele Kennisgeving. STADSNIEUWS Het voornaamste nieuws van heden. FEUILLETON CHRIST0FFEI EN COLUMBUS PRIJS DER ADVERTENTIES: 00 Cis. per rogel. *s Zaterdags 40 Ots. per regel Bij xogolabonnomont belangrijk lagere prijs. Kleine advcrtcntiën Woensdag 50 Cts., Zaterdag 75 cis. bij een maximum aantal woorden van 30. Incasso volgens postreobt Voor eventueele opzen- fling van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijs nummer 5 Cts. Bureau Koordeindsplein. Telefoonnummers voor Directie en Administratie 175, Redactie 1507. PMJS DEZER COURANT: Toot Leiden p. 3 mnd. 2.35, p. week 0.18 Buiten Leides, waar agenten gevestigd zijn* per week 018 Franoa per post 2.35 portokosten. Nummer 18803* Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen EERSTE BLAD. GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP. De Burgemeester van Leiden brengt ter kennis van de ingezetenen, dat morgen (Vrijdag) aan de Gemeentelijke Vischwin- kels (Vischmarkt en Stadshulpwerf) ver krijgbaar is SCHELVISCH a f0,15 GROO- TE SCHELVISCH a 0,26, SCHAR a f 0,20, SCHOL a f 0,24 en f 0.30, en TAR BOT a 0.62 per pond. W. PERA, Weth. loco-Burgem. Leiden, 23 Juni 1921. Protestsamenkomst tegen het wetsontwerp in zake de processies. In navolging van enkele andere Kerke raden van Ned.-Hervormde Gemeenten had ook de Leidscke Kerkeraad een open bare samenkomst uitgeschreven tegen het wetsontwerp in zake do processies. Deze samenkomst had gisteravond plaats in de Pieterskerk. Als sprekers waren aangekon digd een drietal predikanten dezer Ge meente- de heeren Locher, Riemens en Groot Enzerink. Do belangstelling was enorm. Ook uit omliggende gemeenten waren velen opge komen, waaronder ook eenige predikanten Een halfuur voor den aanvang waren allo plaatsen reeds bezet, en stonden nog hon derden in het ruim te wachten. Ds. Groot Enzerink deelde mede, dat degenen, die hier geen plaats konden vinden, zich moes ten begeven naar de Oosterkerk, waar de zelfde sprekers het woord zouden voeren in omgekeerde volgorde. Velen gaven daar aan gevolg. Er bleven toch nog ruim 200Ö menschen over. Vertegenwoordigd, waren ook het Classicaal bestuur van Leiden, 'fc ministerie van Leidsche predikanten, de Kerkeraad en de Gemeente-Commissie, ter wijl in de regeeringsbanken enkele Gemeen tcraadsleden zaten. Na een voorspel door den organist zong 'de Gemeente Psalm G8 vers 8 en 17. Onder wijl betrad ds. Locher het spreekgestoelte en ging voor in gebed, waarin hij voor God beleed, dat de Christelijke gemeenten zwaar hebben gezondigd, waar zij schij nen vergeten te hebben, dat de Heer in 'den tijd der Hervorming hun heeft uitge leid uit het huis der dienstbaarheid. En wat hebben wij gedaan met het verbond, 'dat Gij met Willem den Zwijger hebt ge sloten zuchtte spreker. Geef Gij dan, dat geen afgoderij gepleegd worde op onze straten, aldus besloot spr. zijn bede. Hierna las hij voor het eerste gedeelte ,van het Vide Hoofdstuk uit het Boek Deu- teronomium, een herhaling van de Wet der tien geboden inhoudende. Daarna ving spr. aan met op te merken, jdat het hier een bijzondere bijeenkomst gold, evenals voor eenigen tijd, toen do fi- nancieele nood der Gemeente werd bespro ken. Doch deze samenkomst is nog van yeel ernstiger aard. Hierna besprak hij de aanleiding tot deze bijeenkomst, de a. s. Grondwetsherziening, waarbij men wil toe laten het ronddragen van de hostie door de straten, waarvan spr. de afgodische strekicing met schrille kleuren téekende. Daarin ziet spr. een omlaag trekken van don Eenigen Zoon van den Vader en te vens een vervloekte afgoderij. En deze wil men brengen op straat. Ook van Roomsch standpunt, waarvan mén in de hostie iets heiligs ziet, moest dit veroordeeld worden. Het heilige brengt men niet op straat. Al wil spr, gaarne eerbied betoonen voor wat een ander heilig is, eerbied betoonen voor afgoderij kan hij niet. Nu zou er bij aanneming een middel zijn om bijv. onze stad er van te verschoonen. Men zou kunnen aantoonen, dat er dan relletjes, misschien onlusten zouden kun nen ontstaan. Maar op grond daarvan mag men deze wet niet bestrijden. Het geldt hier een principe, waartegen verzet moet aangeteekend. Daarom moet de Kerk de overheid overtuigen, dat het dezen weg niet opgaan mag en daarvoor dit protest ter waarschuwing. Men zegge niet, dat het gevaar niet meer bestaat, nu het Ministerie zijn ontslag heeft gevraagd. De machtige Roomsche Staatspartij zal alles beproeven om haar doel ook in dit opzicht te be reiken. En daarom mogen wij niet zwij gen. De Roomsche Kerk wil weder hecrschen, ook op wereldlijk gebied. Dat is immers ook de achtergrond van het Gezantschap bij den Paus? Wij hebben reeds zooveel laten begaan, zuchtte spr. Wij, Protestan ten, hebben in dit opzicht zwaar gezondigd Daarin moet nu verandering komen. Het is do plicht van de Gereformeerden om ook in dit opzicht God alleen de eer te geven. God de Heer© zegt ons, dat wij niet verder mogen gaan met toe te geven aan onze Roomsche landgenooten. Zijn er van links en rechts, die niet met ons meegaan, de opkomst hier bewijst, dat velen er toch anders over denken. En als wij niet zouden gesproken hebben, dan zou den de steenen van dit kerkgebouw spre ken, aldus besloot deze spr. zijn sober woord, dat niettemin indruk maakte. Hierna werd gezongen Psalm 97 vers 1 cn 4, terwijl een collecte werd gehouden ter bestrijding der onkosten en ter bevor dering van Protcstantsche belangen. Hierna trad dr. Riemens op, die in zijn rede uitging van het woord uit den Brief aan de Galaten 5 vers 1„Broeders, staat dan in de vrijheid, met welke ons Chris tus vrijgemaakt heeft en wordt niet we derom door het juk der dienstbaarheid be vangen". De vrijheid is een onverdeelbaar bezit en Nederland mag worden genoemd het klassieke land der vrijheid, meende spr. Wij hebben de vrijheid steeds gekoesterd Maar moeten wij dan eigenlijk wel agee- ren tegen de processies van de Roomsche landgenooten Worden de optochten ook niet vrijgelaten cn ook de straatpredika ties niet, evenals de landdagen* en de Zen dingsfeesten Maar er is, volgens prof. Buys, den groo- tcn kenner der Grondwet, een groot ver schil tusschen ccn optocht en een gods dienstoefening, zeidc spr. En zoo is het. Bij ccn godsdienstoefening mag niet wor den geïnterrumpeerd, niet worden tegen gesproken. Dat zöu een onwettige daad zijn., die strafbaar is. Een processie is een plechtige ommegang van do Roomsche geestelijkheid door de straten, gepaard met allerlei uiterlijk vertoon. Dat past niet in onze voor het grootste deel Protestant- sche landen. In Spanje werd kort geleden een Pro testant in hechtenis genomen, omdat hij bij een processie niet het hoofd ontbloot had en de knie gebogen. En toen de man zich voor den rechter er op beriep dat hij Protestant was, antwoordde de rechter „Spanje is een Roomsch land, en ook de straten zijn er Roomsch". Maar zoo is het hier nog niet. Tegen zulk optreden past het ons, riep spr. uit, de Protestantsche vrijheid te hand haven. Scherp critiseerde spreker het op treden van Roomsche journalisten en spre- kens, met name dr. De Best, die in Rot terdam zich durfde vermeten te zeggen dat in Nederland Roomsch troef is. De Protes tantsche kerken loopen leeg, spotte hij. Of hij het nu nog zal zeggen, betwijfelde spr. Wij staan hog op het ruime standpunt dat Willem van Oranje ook tegenover de Roomsche landgenooten innam, zeide spr.' Maar heeft niet een Granvelle een vrijbrief gegeven om denzelfden Willem van Oranje langs den weg van sluipmoordenaars te dooden, wat hem helaas is gelukt. Dit mo gen wij nooit vergeten en vergeven mogen wij evenmin, dat de Roomsche Kerk dit optreden nooit veroordeeld heeft. Spr. zou wenschen, dat er nog eens een groote geloovige politieke Protestantsche partij werd opgericht. Want het is' niet uit een beginsel van vrijheid, dat de Room schen de processies vragen, het is uit een oogpunt van machtsontplooiing. Immers, „De Maasbode" heeft het al gezegd, dat Nederland weder Roomsch zal worden en daar zal het heengaan als wij er ons niet legen verzetten, waarschuwde spr. met grooten aandrang. Uit eigen ervaring deel de spr. eenige practijken uit de Roomsche Kerk mee, waaruit bleek, dat het vrijheids begrip van deze Kerk, zooals het zich uit krachtens het ultramontanisme en het clericalisme, uitloopt op geestelijken dwang, om daardoor te komen tot één Kerk, de Roomsche Kerk. Spr. ziet ook een nieuw morgenrood in de toekomst dagen,..' ook een nieuwe Kerk, maar deze zal niet de Roomsche Kerk zijn, maar de Kerk van Sion, en het is onze plicht daaraan mede te werken,, aldus be sloot spr. zijn vurige rede. Na het zingen van het 5de vers van Ps. 66, trad ten slotte ds. Groot Enzerink op, die er aan herinnerde hoe reeds, dit gebouw aan een strijd van het Protestantisme te gen de overheersching van Rome, getuigde Om vrijheid van religie hebben de Neder landers 80 jaren gestreden. Het verloop van dien strijd werd door spreker als een exempel voor het tegenwoordig geslacht geschetst, waarbij hij aan do hand van het oude „Wilhelmus van Nassaue" Willem van Oranje's strijd en lijden schilderde, die ten slotte uitliep op een sluipmoord, gepleegd op den Vader des Vaderlands. Hij streed voor de vrijheid en deze vrij heid wordt thans bedreigd. Het doel is, ons land geleidelijk te verroomschen en dat mogen wij in naam van Oranje niet toestaan. Wil de Roomsche Kerk afgoderij plegen in de Kerk, dat moet zij weten, maar zij doe het niet op straat, zoodat wij er ge tuige van moeten zijn, zeide spr. Uit de geschriften der Roomsche Kerk toonde spr. aan, dat de processies be schouwd worden als zegetochten, waarvoor de Protestanten zullen beven, om er ten slotte voor te buigen. Dat zal niet gebeurenriep spr. uit. Ons geheel staatkundig gestaan berust op het Protestantsch beginsel en daarom mogen wij dit niet prijsgeven. De leider van het Gereformeerde volks deel, dr. Kuyper, heeft het in zijn eerste periode wel gevoeld en uitgesproken: Den. Roomschen wel de vrijheid, maar niet ten koste van de Gereformeerde beginselen, en op dat standpunt plaatsen wij ons nog, roept spr. uit. Kén der Gereformeerde predikanten heeft in een hier ter stede verschijnend Kerk- blaadje gezegd, dat den Hervormden in de Kerk het protest niet past, omdat juist het ongeloof in deze Kerk wortel heeft geschóten en welig tiert. Spr. werpt deze beschuldiging terug op den aanvaller. Het is de doleantie, die de schuld draagt van wat er in de Hervormde Kerk ontbreekt. Dit meende hij hier te moeten zeggen. Het doet spr. oprecht leed, dat hij tegen de Roomschen moet optreden, omdat Lij onder hen vele goede burgers en brave mensehen kent. Het protest gaat echter niet tegen hen maar tegen het dreigend veldwinnen van een stelsel, waartegen on ze vaderen zich met goed en bloed heb ben verzet en waarvoor zij zijn gegeeseld en verbrand om ten slottede Protestant sche vrijheden aan ons over te leveren als eon kostbaar pand, dat wij hebben te be waren. Uit naam van den Vader des Vaderlands roept spr. uit: „Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland", waarmede hij zijn welsprekend betoog besloot. Hierna werd de door ons reeds vermelde motie voorgelezen, welke zal gezonden wor den aan het Ministerie en de Staten Ge neraal. - De aanwezigen werden verzocht bij den uitgang, voor zoover zij een naamkaartje bij zich hadden (velen zullen hierop niet hebben gerekend) dit aan den uitgang af te geven of anders op een papiertje him handteekening te schrijven en als blijk van sympathie met de motie. Daarna werd staande door de gemeente het Lutherlied gezongen. Luide en krachtig klonk het: „Een vaste Burcht is onze God" enz., door het groote, nu geheel gevulde Kerkgebouw. Na het dankgebed door ds. Grpot Enze rink uitgesproken, speelde het orgel: „Zij zullen het niet hebben, ons oude Neder land", waar de gemeente bij het heengaan spontaan mee inviel, zoodat onder geest driftig gezang het gebouw werd verlaten. In de Oosterkerk, die ook voor het groot ste deel gevuld was, spraken ds. Groot Enzerink en ds. Locher ongeveer in dezelf de bewoordingen als zij het in de Pieters kerk deden. Daar was het aantal sympa thiebetuigingen met de motie ook groot evenals in de Pieterskerk waar wij manden vol met papieren zagen. Nader vernemen wij, dat 4450 sympathie betuigingen zijn ingekomen, w. o. 39 uit Oegstgeést, en enkele uit omliggende plaatsen en vele van Kerkeraden uit om liggende gemeenten. P. J. Mulder. Onze stadgenoot, de heer P. J. Mulder, zat op zijn 85sten geboortedag, omringd door zijn zes kinderen met hun gezinnen, waaronder een 17-tal kleinkinderen, al vroeg in de bloemen. Daarvoor hadden, be halve zijn familieleden, vele andere stad- genooten en menschen buiten de stad ge zorgd. Het zou ons te ver voeren hier al de attenties op te sommen. Wijzen wij alleen op de prachtige bloemenmand van het Chr. Militair Tehuis, en het burgerlijk en militair „Pro Rege", de bloemstukken uit het Jeruzalem- en Koningshofje en van. het personeel van de drukkerij. En dan waren er honderden brieven, te legrammen en naamkaartjes, waarvan cr vele den ouden heer Mulder met zijn her innering verplaatsten in vroegeren tijd, toen hij nog in allerlei drukke besognes zat. En dan kwamen hem veie vrienden en kennissen opzoeken, rakgenooten en niet-vakgenooten. De jarige werd er verlegen onder en voelde zich klein en dankbaar jegens den Schenker van alle goede gaven, Die hem in zijn lange leven zoo bijzonder heeft ge zegend. Verder werd deze dag in intiemen kring gevierd, waaraan men niet pleegt pu bliciteit te geven. S* van Groningen. ZooaJs wij Dinsdag medodeoLdon smaakt ouzo standgenoot, de lieer S. van Groningen, oud-di- rc-oteur van do Leidsohe Muziekschool der Maatschappij voor Toonkunst, en thans nog leeraar aan de sahool hot voorrecht in goede gezondheid cn in hot volle bezit van ziju. bui tengewone werkkracht zijn 70sten geboortedag te herdenken. Het spreekt vanzelf dat dozen dag voor den jarigo niet onopgemerkt voorbij ging. Daarvoor zorgden behalve zijn vele vrienden cn vereorders de directrice, do leeraren cn leeraressen, de leerlingen en het bestuur der School. Hedenmiddag hield de heer Van Groningen een druk bezoobtc recoptio in het gebouw van BINNENLAND. Protesfvergaderingen in de Pieterskerk en d0 Oosterkerk te Leiden. Fouten in het Academisch statuut. Schrijven van Minister Ruys aan den Voor-* zitter der Eerste Kamer. BUITENLAND Hölz, de rooverhoofdman-bolsjewiek, is tot levenslange tuchthuisstraf veroordeeld met ver lies van alle burgerrechten. De troonrede van koning George te Belfast bij de opening van het Noord-lersche parle ment De Engelsche Labour-partij weigert de com munisten om zich bij de partij aan te sluiten. de Muziekschool, 't Allereerst kwamen de di rectrice met het onderwijzend personeel en dc leerlingen binnen, woldra gevolgd door het. be stuur der Muziekschool, die met elkander had den gezorgd, voor een keurige aanMeeding van do school. Hot eerst werd de jarige toegespro ken door de directrice mej. Harry v. d. Harst Aan mij aldus deze spr. is dc vereerendo taak opgedragen u ter gelegenheid van nw 70sten verjaardag namens het onderwijzend, personeel cn do leerlingen met dezen hougelij- ken dag van harte geluk te weuscheu cn daar bij de hoop te mogen uitspreken dat het u ge geven zij in gezondheid en in het volle bezit van uw krachten nog vele jaren met denzelfden lust en ijver werkzaam tc zijn, zooals tot dus ver. Want al geeft uw leeftijd u recht rust to nemen, ik weet, dat gij het niet kunt en wij juichen dit van harte toe, want door uw heen gaan zou een schakel worden gemist in do prettige verstandhouding, die or steods heeft geheerscht tusschen u en ons. Bovendien uw groot genie zou het niet gedogen, groote genieën ruston nooit. Gaarno hadden uw leerlingen waarde heer Van Groningen u een blijvend souvenir aan geboden aldus spr. het was echter niet uw wens oh en daarom overhandig ik u deze enveloppe in het vertrouwen, dat u den inhoud zult bestemmen voor een nuttig doel. Leeraren en leeraressen zullen u hedenavond een gezellig soirée aanbieden in het vertrou wen, dat zij u daarmede genoegen zullen dóen. Er volgde op deze even welsprekende als hartelyko speech een warm applaus De voorzitter dor Muziekschool, de heer A. D. Vijgh, sloot zich bij de hartelijke woorden van mej. Van der Harst aan en sprak even eens met gFOOte waardeoring van de verdien sten van don heer Van Groningen, waarvan de Muziekschool zoo langen tijd heeft genoteh. Ook hij wensohte hom nog vele jaren van gezond heid en levenskracht toe, mede in het belang der school, waaraan de naam van den hoer Van Groningen steeds zal blijven verbonden. Ook de heor Vijgh deed zijn hartelijke woor-< den vergezellen van een enveloppe met inhoud, die hij den jubilaris namens het bestuur aan-i bood. Do heer Van Groningen dankte diep getrofw fen door de sympathieke woorden hem toege sproken, voor de stoffelijke blijken waarmede men heeft gemeend hem te huldigen. Het hom aangeboden soirée waardeerde hij roods bij voorbaat. Talrijk waren verder de gelubwensohen, den heer Van Groningen aangeboden, zoowel in den. vorm van een hartelijk woord en een handdruk als langs sclirifteiijken weg. Door don heer R. van A.mmers, alhier, is aan dc commissie van boboer dor Stede-, lijko Lichtfabrieken alhier medegedeeld, datj hij voornemens is tegen 1 October a-s. ont-. slag te vragen als directeur dier fabrieken* De hoor Van Aramcrs, die thans op medisch Door de schrijfster van „Elisabeth and her German Garden". (Nadruk verboden). 38) De liftjon-gen cn cte knecht wachtten nog een o ogenblik, allerlei gezichten togen elkaar trekkende; toen schoot de jongen in zijn lift naar beneden en trok do knecht zich in de keuken terug. „Maar onze bagage," zei Anna-Roso, zich, zoodra zij binnen waren, tot den lieer Sack keerende, en haar stem klonk wat Gohril door haar geforceerde opgewektheid. „Kan dio bovein gebracht worden?" „Bagage?" herhaalde do heer Sack we err zijn hand aan zijn voorhoofd brengerido. „Neem me niet kwalijk, maar ik heb van daag zoo'n razende hoofdpijn, dat ik dat ik er wat suf van ben „O, hoe akelig!" riep Anna-Rose met een bekommerd gezicht, „Wat jammer, 't spijt me vreeselijk," voegde Anna-Feiicitas er met een even bo- kommeri gezicht achter. „Heeft u al eon aspirientje genomen? Soms kan zoo'n eenvoudig middel prachtig helpen." „O, dank u heel vriendelijk, heel vriendelijk," zei do heer Sack, ,,'t Vorvo- landsto is, dat ik eo; niet goed door kaïn denken. Maar wat zei u ook van bagage? Moet ik beg rij pen, «dat u bagage heeft mee gebracht? Waarom bagage?" „Waarom bagage?" vroeg Anna-Rose zenuwachtig, „Brengen de mensolien in j Amerika dan niet altijd bagage mee, als zo ergens komen logeer on." „Komt r dus bij mo logeeren?" vroeg de heer Sack, zijn hand opnieuw naar zijn voorhoofd brongondc. „We zijn do Twinklers," lichtte Anna- Folicitas nog ©ons in. ,,.Ja, ja, dat weet -ik. Dat heeft u me al verteld „En dus rij.c wo natuurlijk hierheen ge komen. „Ia dat zoo natuurlijk?" vToeg de heer Sack, haar beurtelings afgetrokken aan* kijkende „Wij hebben u een telegram gestuurd," zei Anna-Ro3e ter opheldering, „of liever aan mevrouw maar dat komt toch op het zelfde neer; dat is t-och feitelijk hetzelfde." „Neen, dat is liet niet, dat is het niet," steunde de ongelukkigo heer Sack. „Ik wou, clat het hetzelfde was. Het behoorde zoo te zijn, maar mevrouw Sack is niet thuis „Ja, 't spijt oais erg, dat wc elkaar ge mist hebben. Is ze naar New-York gegaan, om ons te ha-lon, of hier naar het station?" „Mevrouw Sack is u niet gaan halen. Zo is vertrokken." „Vertrokken? Waarheen?" „O!" riep do heer Sack, „ik weet heb niet ergens heenmaar niet om u te gaan halen. O," vervolgde hij, na een oogenblik, waarin hij, terwijl do twee lingen hem aanstaarden, met zijn aandoe ningen scheen lo kampen, „lom ik in do gang hoorde praten, dacht ik hoopte ik een moment een minuut misschien dat zij terug was gekomen. Daarom kwam ik to voorschijn. Anders zou ik nooit ont vangen hebben. Ik ben niet in staat vreem den te ontvangen De dingen, die de heer Sack zei, en zijn onvaste, klagende stem waren zoo totaal in contrast met 'x de strongo lijnen van zijn Gibson-profiel, dab de tweelingen haar oogen niet van liem af konden houden. Doch zij kwamen tot geen conclusie en oefenden ook geen critiek, omdat zij niet wisten of het misschien niet Amerikaansc-li was, zoo te handelen. „Mo dunkt," begon Anna-Felicitss zaoht-, „dat u ons tocli geen vreemden kunt noemen. Wo zijn de Twinklers." „Ja, ja dat wéét ik weldat vertelt u mo ieder oogenblik," antwoordde de heer Sack geprikkeld. „Maar ik kan me er niets van herinneren, dat „Weet u dan. niets meer van al die brie ven, die oom Arthur over ons geschreven heeft?" vroeg Anna-Felicitas. „Wij rijn de nichtjes, clio hij u verzocht een poosjo vriendelijk in uw huis op te willen nemen en ik geloof zeker," voegde rij er be leefd bij, „dat u daar ook wel de gescliiko perseoon voor is De heer Sack vestigde zijn onrusbigen blik op haar. „En knap meisje bon je," liet hij er op denzolfdon treurigen toon op volgen. „Een heel knap meisje!" „U moet haar niet ijdel maken," zei Anna-Rose met een poging om niot te lachen, terwijl Anna-Felicitas zich zoo totaal onbewust toonde van het vleiende der opmerking, als iemand, geheel van iets anders vervuld, zioh slechts toonen kon. „We weten toch zeker, dat u oom Arthurs brieven gekregen heeft, want. hij heeft ons uw antwoorden laten zien. U heeft ons geïnviteerd een poos bij u te ko men, en dat hebben we nu ook gedaan, zooals u ziet." „Dan moet. dat toch maanden geleden rijn," zei de lieer Sack. „Maanden geleden. voordat* dit allemaal Weet ik er mij dan niets meer van te herinneren? Maar ik heb intusschen ook zooveel moei lijkheden gehad ik ben zoo naar twee kanten getrokken dat het door al die misère misschien uit mijn geheugen is ge drongen Mevrouw Sack," hulpeloos keek hij in de kamer rond, „mevrouw Sack, ja, riet u, mevrouw Sack is op het moment afwezig ,,'fc Spijt ons vreeselijk, dat u zooveel leed en moeilijkheden gehad hebt," zei Anna-Felicitas medelijdend. „Maar u weet, dat moet iedereen nu eenmaal heb ben." De heer Sack vestigde opnieuw rijn zwer venden blik op haar cn begon weer„Je bent een buitengewoon knap medsjo Maar Anna-Rose onderbrak zijn bewon derend© uiting door de vraag: „Wanneer denkt u, dat mevrouw Sack terug zal zijn?" „Ik wou, dat ik hot wist ik wou, dat ik kon hopen maar zij is voor een hcclen tijd weggegaan, vrees ik „Meent u misschien weggegaan, om niet terug te komen?" vroeg Anna-Felicitas. De heer Sack moest iets wegslikken. „Ik vrees, dat dat haar bedoeling is," zei hij met een droefgeestig gezicht. Er volgde een stilte, waarin zij elkaar allo drie aankeken. „Hield zij niet meer van u?'? informeerde Anna-Fclioitas toen. Anna-Rose, overtuigd, dat dit zeker,niet tactvol was, trok haar even aan de mouw. „Was u niet aardig voor haar geweest?" vroeg Anna-Felicitas verder, zonder notitie te nemen van do waarschuwing. Zijn vingers te-Ik ons krampachtig ineen- klemmende, begon do heer Sack met de handen op den rug in de kamer op en neer to Ioopon, terwijl Anna-Felicitas al het-gèen tante Alice haar op heb hart had gedrukt, vergat on op den rand dor tafel ging zitten, nu plotseling vol sympathie voor mevrouw. Sack. „De getrouwde vrouwen, die ik gezien1 heb," merkte zij op, terwijl zij den heer Sack belangstellend! gadesloeg, „dat was dan hoofdzakelijk tante Alice oom Arthurs vrouw, van wie wij nichtjes zijn schonen dikwijls den grootsten smaad van baar mannen te moeten verduren, maar verroerden zioh om zoo te zeggen niet. Dus moet u wel vreeselijk slecht voor uw vrouw.' geweest zijn, als zij is weggeloop en." „Ik aanbad mijn vrouw," barstte de heen Sack uit „Ik aanbad haar. Ik aanbid haar nogZij was do mooiste, vroolijkste vrouw in heel Boston. Geen man kan ooit trot* scher op zijn vrouw zijn geweest dan ik."' „Maar waarom is zij dan weggegaan?"* vroeg Ann a-F ol ioitas „Dat ziju geen diDgen, dio je vragen' mag," berispte Anna-Roso haar. „Maar als ik hot niet vraag, kom ik heü niet te weteu," antwoordde Anna-Felicitas „cn hot interesseert me." „Mevrouw Sack is weggegaan, omdat, ik zóó ben, c3at ik nog van andere menschen kon houden behalve van haar," vertelde, de heer Saok. „Nou, maar c!at is toch ook niets bijzon** ders," vond Anna-Fclioitas. „Neen," stemde Anna-Rose toe, „daar! steekt toch niets in.'i ,,'t Getuigt, van een humaan en vrienden lijk gemoed," verklaarde Anna-Felicitas. (Wordt vervolgd.J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 1