In Bad Aan 't Beekje. ANEKDOTES. door C. H. yTijd&gs om eon uur of zeven, Vóórdat Li esje gaat naar bed, W&scht zij altijd haar twee poppen: malta; Blonde Bietje en zus Jet. Rietje Iaat zioh w&fc zoet helpen, Stoute Jetje houdt zich stijf. Bromt als Moeder Lies haar opueemt: Blijf maar liever van mijn lijf! Rietje ia steecfe heel gehoorzaam, Houdt wel van een schuimend bad, Maar klein Jetje pruilt een deuntje, Moppert:; 'h Water is zoo nat! Gek, dat in de pop pen kamer Einders zoo verschillend zijn, Maar je moet toch ook bedenken: 't Is een wereld in het klein. Zeg, vertel mij nu eens eerlijk: Op wie lijk jij in het bad? Houdt je van het schuimend zeepsop Qfis 'fc water je te nat? Aan den oever van het beekje Zit de kleine Elsje neer, Wat ze dikwerf heeft vernomen, Roept ze in haar gepeinzen weer „Langbeen brengt ons broer en zusje 't Klinkt wel fraai, maar waar is 't niet '1: Zag het immers nooit gebeuren, Hoe ik Langbeen ook bespied Was het waarheid heusch mamaatje Die mijn hartewensch wel kent, Had zich bij mijn vraag niet lachend ,Van haar Elsje afgewend. 'k Weet wel béter hier aan 't beekje Woont een allerliefste fee Zij en zij alleen brengt moeders Kleine broers en zusjes mee! Eenmaal sliep ik ook daar gimder Op den bodem, teer en zacht* Tot de fee mij daar kwam halen En mij bij mamaatje bracht. Kon ik maar een kijkje nemen ln dat heerlijk kinderoord, Waar de kleuters rustig sluimren O, dan waar mijn wensch verhoord! En mocht ik de Fee ontmoeten, Raad eens wat ik, Elsje deê .1 'k Zou haar, o zoo innig 6meeken „Breng ook mij zoo'n broertje meêl'S Ju, dat zou een vreugde wezen 'k Denk er alle dagen aan Want voor één zoo'n kleinen kleuter, Liet ik al mijn poppen staan. Ingezonden door B. 'Akkerman. „Jantje" zei dc vader, „ik geloof -dat je eerst daags een broertje krijgt, of wil jc liever een znsjo hebben?" „Ooh," antwoordt Jantje, „ais het moeder hetzelfde is, heb ik liever een hobbelpaard." Ingezonden door Piet Vis. Uit den distrlbutletijd. Tante: „Dat vind ik lief van jullie, kinderen, dat jullie je zieke tante eens komt bezoeken. De kindoren: „Ja tante, en we mogen don heelen da.g blijven. Moedor heeft gezegd, dat we adders deze week niet uitkomeu met de brood kaarten. Ingezonden door G. Wolmerstelt. Letterlijk opgevolgd. Beschuldigde: „Ja, mijnheer de rechter, ik heb den haan genomen. Ziet u, ik moest hane- soep maken en toen las ik in een keukenboek het recept eens na. Daarin stond: Neem een haan. Er stond niet: Koop een haan, maar neem een haan. Er stond niet, bij wien ik een haan moest nemeD, en daarom nam ik den eer sten den besten. Ik heb precies het keukenhoek opgevolgd. Ingezonden door Gato Bree^eveldt Meester: „Hoe heet jij?" Jongen* „Heintje Mager". Meester: „Wat is je vader, Hein." Jongen: „Dood, meester". Meester: „Zoo, maar wat was hij vroeger?" Jongen: „levend, meester." Ingezonden door Rina Oudshoorn. Jantje: „Het is wat moois; als ik maar even op mijn nagels bijt, krijg ik een klap om miju ooren on nu kleine zus haar heele voetje in haar mond Stopt, lachen ze zich allemaal een on- géluk." Ingezonden door Francina de Rie. Mevrouw (tot de werkvrouw)„Koosje, denk er dan om, over een half uur begint de zons verduistering, dan mag je even gaan kijken." Koosje (org verbluft)„0, mevrouw, kan ik daar ook. naar kijken? Ik dacht dat het alteen v-oor geleerde menscben was." Ingezonden door G. van der Horst. Zwaar leven. Ie Acteur: „Jongen, de zomer heeft je geen goed gedaan, je ziet er slecht uit. 2e Acteur: „Hoe kan het anders! Ik heb aan, de badplaatsen gespeeld; ik heb 6 maal vergif ingenomen 8 maai bon ik doodgeschoten, 0 maal met een dolk doorstoken, 15 maal ge trouwd, waarbij ik onder de plak zat van mijn vrouw en mijn schoonmoeder. Hoe kan ik er dan nog goed uitzien? Ingezonden door Jan Kuik. Overtuigingsstuk. Pbotograaf: „Wilt ge u met zoo'n leelijk ge zwollen wang laten fotografeeren? Boer: „Joa, dan kunnen ze bic de rechtbank is goed kieke, va no oppeuter Kloas mien geve hèt. Ingezonden door Jacobus Segaaj*. Kleine diensten. Zijn arm droeg hij in een doek en zijn hoofd was geheel verbonden. A: „Wat mankeert je, heb je onder een auto gelegen? B: „Neen, een kleinen dienst bewezen, ik ben bij een twist tusscheD een paar familieleden tus- schenbeide gekomen. Ingezonden door J. v. dWaals. Op het examen. Professor: „U ziet. dat deze man aan den linkervoet lam is en hinkt. Wat zou u in zoo'n geval doen? Student (verlegen): „Wel, professor, in zoo'n geval zou ik.;. u zou ik._. zou ik ook hinken;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 10