v<
OOR C
>E
JEUGD
1
1E-IDSCH
DAGBLAD
Donderdag' 12 Mei.
Anno 1921.
riendjes en Vriendinnetjes.
O. 2D.
i A A a 1 2 1 I s A 0 1 j 0 J fl 1 i
il ««all •••él li ill I lil li li «li liiftl g hoe! 11*
Naar het Engelsch van E. D. AD^MS.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK III.
Elsje en Florrie waren in-gelukkig met
n jacht. Beiden genoten er van, doch elk
P zijn eigen wijze; Elsje deed het werk
Florrie zat toe te kijken.
De kust van Sliorebey werd voor een
oot deel gevormd door lage rotsblokken,
e als lange ruggen van liet strand een
:el eind in zee.liepen. Tusschen deze rots
okken, bevonden zich op vele plaatsen
mdstrooken en in deze zandstrooken kah-
:1de het water in lange geulen. De kinde-
:ji noemden deze geulen „kanalen." Als
't eb was, kon men zonder eenig gevaar
n eind over de rotsblokken loop en, maar
3 dc vloed opkwam, steeg het water in
„kanalen" en overstroomde het zand
dikwijls zelfs de rotsblokken. Het, was
ïar dan natuurlijk heel gevaarlijk en men
oest zorgen vuur het opkomen van aen
oed een veilige plaats bereikt te hebben.
Juf was dan ook bang, dat de kinderen
et het jacht zouden spelen, wanneer de
eed kon opkomen en had hen laten be
ven het. niet in hun „kanalen" te laten
ilen, wanneer het geen eb was.
Het duurde langen tijd, vóór Elsje en
lorrie een geschikten naam voor het
eht hadden gevonden, d'och eindelijk viel
in keuze op „de Neptunus."
Florrie schreef dit onmiddellijk aan zijn
ider en meneer Ciifton droeg Juf op den
nam in vergulde letters op den zijkant
in het. jacht, te laten schilderen. De zomer
as dit jaar heel warm en tegen het eind
in Juni kwamen van alle kanten de bad-
sten opzetten. Ook in de villa, waar Juf
Florrie logeerden, kwamen nieuwe gas-
n.
,Juf heeft gehoord, dat ,er een lieele
milie bij ons komt," zei Florrie op zeke-
dag tegen Elsje.
.Een heele familie! Zouden er ook kin-
ren bij zijn?"
,Dat weet ik niet! Maar wij hebber s.e
noodig, vin-je wel?"
,Nee. Ik heb nooit een vriendje gehad,
ór jij kwam en ik zou ook geen ander
iendje of vriendinnetje willen hebben!"
Het tweetal liep nu han<;l aan han'd naar
totshuis", dat zij netjes wilden maken,
orrie zag Elsje's bedrijvig gedoe altijd
aag en al had hij willen meehelpen, hij
st vooruit, dat Elsje dit niet goed zou
iden uit vrees, dat hij zich te veel ver-
leien zou.
)p den morgen na het bezoek aan „Rots
te" hoorden de kinderen, dat zij het.
is een dag buiten elkanders gezelschap
esten stellen, daar juffrouw Land Elsje
©st meenemen naar de stad om nieuwe
&ren voor haar te koopen. De kinderen
iden dit vooruitzicht geen van beiden
ttig en vooral Florrie had het land.
llsje's vriendschap leidde er niet toe
den jongen zelfstandiger en flinker te
een. Zij hielp hem met alles en ruimde
rlei moeilijkheden voor hem uit den
zoodat hij een hael zelfzuchtig jonge
tje begon te worden, dat zichzelf heelernaal
niet bezig kon houden.
En toen Juf hem aanried alleen te gaan
spelen, antwoordde hij brommig: „Ik wil
niet alleen spelen.^
„Laat je boot wat in het kanaal varen",
zei Juf, -die deed alsof zij zijn booze bui
nK4 opmerkte.
Florrie deed die eerst schoorvoetend,
maar na een tijdje kreeg hij er toch meer
plezier in. Er woei een briesje en het jacht
zeilde langzaam maai- statig door het ka
naal. Florrie liep er achter aan en keek
er voor het eerst met trots naar. Nu pas
begreep hij, waarom Elsje elke beweging
van het vaartuig met zooveel belangstelling
gadesloeg. Toen liet eindelijk dbor een
rotsblok tot stilstand was gebracht, trok
hij zijn schoenen en kousen uit en waadde
door het water om het te helpen.
Doch nadat hij een half uurtje in zijn
eentje met. het jacht gespeeld had, begon
hem dit te vervelen. Hij ging in het zand
liggen, vlak bij het kanaal, en gaf zich aan
zijn luiheid over.
Er was eenige tijd verstreken, toen hij
plotseling opgeschrikt werd door een la
chende jongensstem, die verbaasd uitriep:
„HalJo! Wat een luilak 1"
Florrie keerde zich om en zag aan den
overkant van het „kanaal" een jongen
slaan van een jaar of twaalf. Hij zag er
"gezond en stevig uit en had een frissche
kleur.
„Hallo!" riep hij voor den tweeden keer.
„Is die boot van jou, baasje?"
..Ja," antwoordde Florrie kortaf, terwijl
hij zicli oprielite.
„Dan ben je een boffer, hoor! Het is een
prachtig jacht, al is een echt natuurlijk
veel beter, maar met dit kun jo ook hefel
wat plezier hebben. Maar niet in deze eem
aenkom,. ging hij voort, met verachting
naar „het kanaal" kijkehd. Verbeeldt je,
dat je zoo'n leuke boot hebt en die niet-
eens in zee laat varen."
„Dat doe ik wel ik laat haar bijna eiken
dag in het kanaal varen."
„Een kanaal!" riep de groote jongen
uit. „Wat. heeft een kanaal tc maken met
de zee?
Florrie kreeg een kleur. Hij wilde de
zaak uitleggen, docli de ander viel hem
in de rede.
„Onzin! Kleine kinderen als jij doen al
tijd gekke dingen
Florrie vond het niet prettig dit te moe
ten hooren, maar toch was hij min of meer
gevleid, dat zoo'n groote jóngen zich met
hem bemoeide.
„Woon je in Shoreby of logeerde je er
maar, net als ik?" ging de ander voort.
„Ik logeer hier drie maanden," ant
woordde Florrie.
„Oh! en is je familie hier ook?i'
„Nee, Juf-alleen."
„Juf!" herhaalde de ander, luidkeels la
chend. „Die is goecl!. Een jongen, als jij
bent, nog met. een Juf achter zich aan
Florrie kreeg een kleur van boosheid,
maar antwoordde kalm:
„Ik heb geen moeder meer en Juf heeft
altijd voor mij gezorgd, vanaf den tijd, dat
ik heel klein was. Nu ben ik bijna negen
jaar en heb natuurlijk geen Juf meer noo
dig, maar ik ben er nu eenmaal aan ge
wend haar zoo te noem^i."
„O, dat spijt me dat wi9b ik niet-," zei
de grootste jongen nu op veel vriende
lijken toon. „Ik heb een vader en een
moeder en alles, daarom begreep ik heb
niet." En even later ging hij voort: „Zeg,
zijn er hier veel jongens?^
„Ik geloof het niet," antwoordde Flor
rie. „IUheb hier nog geen andere joaigens
gezien dan vissch er skinder en."
,Maar wat voer je hier dan den heelen
dag uit?"
„O, ik heb een erg aardig vriendinnetje,
om mee te spelen. Elsje Dicks heet ze en
we zijn bijna altijd samen
„Steil je voor dat je den heelen dag met
een meisje speelt! Met meisjes kun je toch
nooit, echt spelen met de meesten niet
ten minste Maar wat spelen jullie dan?"
Florrie begon nu gretig te vertellen,
maar het duurde niet lang, of de andere
jongen rolde in het zand van het. lachen.
Florrie was nu toch werkelijk diep be-
leedigd,
„Jo bent heel onaardig," zei hij, „en ik
praat niet meer met je. Geef me mijn boot
terug !"-
„Daar! Maar je moet niet zoo gauw boos
wordenIk kon het werkelijk niet hel
pen!" riep de jongen uit, terwijl hij Flor
rie met zijn eerlijk gezicht lachend aan
keek, „Het lijkt me zoo grappig je vaoan-
tie aan zee door te brengen met naar een
meisje, dat verhaaltjes vertelt, to zitten
luisteren of met een meisje een boot te
laten varen 1 Ik durf wedden, dat ik nog
wat anders met je kon doen! Hoe
heet je?"
„Florrie Clifton."
„Florrie! Lieve helpWat een „meisjes
naam
„Bertus FJoris .Cldfton, bedoel ik,"
haastte de arme jongen zich te zeggen.
„Vader noemt mij altijd Bert."
„Dat klinkt beter," merkte de ander op,
terwijl hij een diepen zuoht loosde. .Hoor
de jo mij zuchten?" ging hij voort. „Dat
was van verlichting. Ik zou nooit de vriend
willen worden van een jongen, die Florrie
heette
„Mag ik je vriend zijn?" vroeg de
kleinste gretig.
„Missohien wel omdat er hier geen
grootore jongens schijnen te zijn. Ik heet
George Nor ris. De jongens op school noe
men mij Norris, thuis heet ik George en
omdat jij nog zoo'n klein jongetje bent,
mag je me ook George noemen."
„Graag Heb je broertjes, George?"
„Nooit gehad! Maar ik heb een zusje
één van de goede soort, hoorDaarbij is
jouw Elsje niets waard. Ze kan hard loo-
pen, paardrijden en roeien net als een
jongen en alle spelletjes meedoen. En ze
speelt héei eerlijk!"
„Is zij ook hier?" vroeg Florrie nu vol
belangstelling.
„Nog niet. Haar school heeft niet zoo
vroeg vacantia als de mijne. Maar kom
mee, dan zullen wij de boot laten varen."
Het bleek weldra, 'dat George een pret
tige vriend, was. Hij wist een massa van
booten af en het duurde niet lang, of
Florrie begon er belang in tp stellen. Het
speet hem werkelijk, toen het tijd was om
naar huis te gaan. Het bleek nu, dat de
jongens in hetzelfde pension logeerden,
zoodat zij samen kondei: gaan. Weldra
kwamen zij Juf tegen, die met hen naar
huis wandelde, in zdohzelve glimlachend.