Allerlei. Van Pietje, Paultje en 't Pimpelmeesje. ANEKDOTES. CORRESPONDENTIE. "fc- Is al zonnig zomerweertje, Warmte doet de pitjes goed, Peertje wil graag gauw ontkiemen, Zon hem spoort tot grooten spoed. Pimpelmeesje komt gevlogen, Zoekt of hij wat snoepen kan, Ziet op eons zes witte steentjes, Snapt er H rechte nog niot van. ZWALUWEN- Een zwaluw kan 000 insecten per dag <-<oden. Er zijn insecten, die per jaar ^.970.489.000.000.000 afstammelingen kunnen ■-rtbrengcn. Als de zwaluwen en ook de an- •e vogels dus niet hielpen om daarin oprui- ;ig tc houden, zou er van onzen tuinbouw et veel terecht komen. BENJAMIN FRANKLIN. Benjamin Franklin verklaarde eens, toen hij oud was geworden: „Als ik kon, zou ik mijn leven nog wel eens willen overleven, maar dan zou ik trachten te doen. wat de schrijvers gewoon zijn, n.l. uit de tweede uitgave de fouten weglaten van do eerste." EEN El OP ZIJN PUNT LATEN STAAN. Piet, Mientje en Bram zaten aan do koffie tafel on lieten zioh hun twaalf-uurtje best smaken. Plotseling zed Piet: „Wie kan een ei op zijn punt laten staan?" Bram zette groote oogen op, doch Mientje, die een paar jaar ouder was dan haar jongste (broeitje, antwoordde lachend: „Zeker het ei van Columbus! Daar heeft de juffrouw op school ons van verteld." En zij (ging voort tegen Bram, die haar vragend aan- 'keek: „Columbus zette het ei zóó hard neer, dat |do punt was ingedeukt en toen bleef het natuur lijk staan." Kleine Bram had het dadelijk begrepen en zei: „Dat kan ik ook!" „Dat zeiden de kameraden van Columbu9 ,ook," lachte Piet. „Maai' ik bedoel wa/t anders. Kijk maar! Ik voel even mot mijn tanden, of de punt wel sterk genoeg is. Zoo! Nu heb ik (in mijn linkerhand wat wonderpoedcr en steek de punt van het el daarin: op deze manier. Nu draai ik even hot ei met de punt op de tafel en .zie, daar staat het." En werkelijk het ei stond en toen Piet het Iweor opnam en het Mientje in de hand gaf, was 'de punt geheel onbesohadigd. En toch had het ei gestaan; dat kort Mientjo niet begrijpen en kleine Bram snapte er natuurlijk ook niets van. Nadat Piet genoeg van zijn triomf had ge noten en Mientje en Bram tevergeefs hadden geprobeerd hem zijn kunststuk na te doen, zei hij: „Ik zal het jullie ook keren. Ik heb hét ge vonden in een oud boek. Eerst bob ik wat zout in mijn hand genomen. Toen bob ik de punt van het ei, terwijl ik die tegen mijn tan don tikte, nat gemaakt en daarna in het zout gestopt, dat er aan bleef zitten. Als je dat gedaan hobt en je maakt met het ei een draaiende beweging, alsof je het in de tafol wilt boren, en bet dan neer zet, blijft het staan. Maar vóór ik jullie het ei 'in do handen gaf, heb ik er het zout met mijn 'pink ongemerkt afgeveegd. Begrijpen jullie het nu?" Of ze hot begrepen! Mientje- en zelfs kleine Bram deden het hun broertje Piet dadelijk na. Probecren jullie het ook maar eens. Je kunt er bij gelegenheid pret van hebben. Verhaaltje op rijm door Clara Witte. Pietje plant een porenpitje, Peut'rig-klein in puiken grond, Om het plokje goed te onthouden, Strooit bij steentjes zes in 't rond. Paultje wil óók pitjes planten. Plukt oen pruim van Paatjes boom, Poot hot pitje diep in d'aardc, Proeft al pruimpjes in zijn droom! „Wat zou dcit zijn?" denkt hij zoekend, „Zou daar lokkers zijn verstopt? Kom, ik zal cons even graven, 'k Hoop, dat Piotjo mij niet fopt." Pikkond met zijn punt'geu snavel, Peut'rend 't pitje van vriend Piet Pal uit d'aarde, proeft hij 't even Perenpitje heeft verdriet!! Paultjo's pitje vindt het donker Buister-diep in 't zwart van d'aard, Warm-benauwd, het barst er open, Mug ontkiemt 't met giroote vaart. Na een tiental luwe dagen Zijn twee blaadjes uitgegroeid, Pitje wil graag boompje worden, Boompje, dat met bloempjes bloeit. Voelt de zon er in zijn hartje, Heerlijk zoolt die warme gloed, Zalig zon en licht hem koest'ren, Och, wat doet het al hem geod! Na twee weekjes komt klein Pietje Zien hoe *i peronpitje gaat, Paultje komt óók om te kijken, Hoe zijn pruimenboompjo staat. „Piet," zegt Paultje triomfantTijk, „Kijk eens naar mijn pruimpje, vrind, ,,'k Hoop, dat jij jou perenpitje Oók zoo hard aan 't gToeien vindt." Pietje ziet de witte steentjes, Binnenin drie sprietjes gras! „Hè!" roept Pietje boos verdrietig, „*k Dacht dat H groen mijn pitje was!" Grasjes kunnen óv'ral groeien, Pitjo is zeker doodgegaan, Hoe zou dat zoo naar gebeurd zijn, Of is pitjo kwaad gedaan? Kijk! een kuiltjo vlak in 't midden, Juist waar *k zélf het heb gelegd.... Dan is pitje vast gestólen! Wie was toch zoo vrees'lijk slecht?" Pimpelmeesje glundert kwiekjes, Kwinkeleert wat tusschen thijm Hij weet, hoe'dat pitje doodging, Zwijgt... héél stil!., 't is zijn geheim! Ingezonden door Jean Pierre Mulder. Meester: „Piet. te'kens ben je weer lui en moet je gestrafd worden Geloof me. dat voortdurende straffen begint mg to vervelen." Piet: „Mij ook, meester." Ingezonden door H. de Wilde. Iemand vraagt aam een smulu-ap- „Zeg, hoe kan jg toch weten, hoe oud een kip is?" Smulpaap: „Wel, aan de landen" De vrager: „H*- wat fauw, een kip heeft toch geen tanden Do smulpaap: „Neen, maar ik wel." Ingezonden door C. Remond. Wim (in een slagerswinkel komend): „Mjinheer, heeft n ook varkenspooten?" Siager: „Jawel, jongeheer." Wim: „Hè wat zal dat lastig voor, u zijn met laarzen koqpen." Ingezonden door Jac. Leugering. Vader: „Jacob, vrat beu, je toch lui. Ik geloot dat, zoo je eenmaal aan het werk zal gaan, je te lui zou wezen om er weer uit te scheiden." Reohter: „Ge zjjt heden wederom wegens Iandlooperg aangeklaagd." Vagebond: „Op mjjn woord van eer, ik kan u verklaren, dat ik de laatste zes weken geen voet buiten da srtad heb gezet" Ingezonden door S. Dïrkse. Lies je maakt haar Fransche thema vraagt aan haar zusje: „Is het Ia ceeor of lo coeur?" Dat hoorde de naaister en zei: „Ik heb nog nooit gehoord van ie coeur of Ia coeur, maar wel ran likeur." Ter eere van den Hemelvaartsdag krijgen jullie je kindercourant een dag vroeger en dus wie lust gevoelen om de raadsels op te lossen, hebben er een dag langer voor dan anders. Laten de kleineren mrj maar weer 4 en de grooteren 6 oplossingen sturen. HM de volgende week moeten wij weer hetzelfde doen als met Paschen, namelgk dat jullie brieven pas Dinsdags aan het Bureel Leidsoh Dagbiad behoeven te zjjn, daar het 's Maan dags. Sen Pinksterdag is en er dus toch geen brievenpakket naar mg kan worden gezonden, zocdat ik Donderdags 19 Mei cok nog geen namen kan vermelden van kinderen, die mjj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 13