Wie geelsnaveltje het vliegen leerden. FEUILLETON. Marj©ri©'s "Fia&asd. Door TANTE JOH. .Vader Lgstar was danig uit zjjn humeur. Nu, 'i was ook waarlijk geen wonder. Reeds meer dan1 een week vlogen twee van zfe. jongen met hem uit, terwijl de derde, die de dikste was, nog altijd op t neet zat, want Geelsnaveltje, zoo heette de jonge lijster, durfde niet uit te vliegen; die was bang. Naar eten kon hij Neen, daar was geen bij houden aan! jüoeder Lijeter kon den gehee- len dag wel heen en weer viiegen om voed sel voor hem te zoeken. De stakkerd werd er mager van, want zij zel£ at bijna niets; alles verdween in den open bek van Geelsnavel tje, Daarom was vader Lijster dan ook nóg boozer op zijn derden zoon. ,,'t Is schande", zong hij met een boos stemmetje, ,,'t is meer dan schande, dat die gulzigaard niets doet dan eten en heelemaal geen moeite doet om te vliegen! Neen, dat moei nu maar eens uit zijn, vliegen zal en moet hij, leeren „Maar hij durft niet," zong moeder Lijs ter; „brji begint al te schreeuwen, als ik hem op den rand van 't nest duw." „Neen, heuschi ik durf niet," piepte de jonge lijster, „als ik vlieg, val ik en breek mijn pootjes." „En toch za! je morgen moeten vliegen", zong vader Lijster. Geelsnaveltje's heele vogellijfjo trilde, teen vader zoo sprak; hij wist nu, dat het gebeuren moest, en nog meer trilde hij, toen den volgenden morgen vader en moeder hem op den rand van 't nest zetien, moeder hem daarna esn duwtje gaf en hij met vader op den dichtstbij gelegen tak vloog. ..Zie p'e, hoe gemakkelijk het gaat," zei vader Lrjeter, „kom, vlieg nu mee naar bene den 1" ,,'kKan niet, 'k durf niet," piepte Geel snaveltje. „Als ik val, breek ik mijn pootjes." „Je kunt wel, als je maar wilt," zong vader Lijster weer, en toen gaf hij zijn bang zoon tje weer een duwtje, zoodat lig weldra op den grond terecht kwam. „Zie je nu wel, dat het heel goed gaat", zei vader Lijster. „En nu mag je ook als belooning dien vetten wurm heelemaal alleen opeten." „O, ik kan dien wurm niet opeten", klaag de Geelsnaveltje; „ik kan dien niet in.stuk jes pikken, dat doet moeder altijd voor me. Die steekt stukje voor stukje in mijn bek." „Daar ben je nu al veel te groot voor", tong vader Lijster, „je moet nu alleen leere-n eten, en wil je dat niet, dan moet je maar honger lijden." Een verhaal uit den Engelschen Burgeroorlog. Naar het Engokch van M. ADAMS- Bewerkt door C. H. 6) In een paai- minuten bereikten zij en Dan con open plek, welko met gras begroeid was. Pboobe bad haar verteld, dat de elfjes daar bü helderen maneschijn kwamen dansen. Hoewel er nergens een elfje te bekennen was, trilde Marjorie toch op haar beenen, want zij meende een gestalte achter één der boomen te zien ver dwijnen. ,,En daar loopt juist hot pad! O Dan, ik ik durf niet verder gaan!" fluisterde zij angstig. Maar Jasper was ziek hij zou misschien sterven en morgen ochtend zou hij zeker in 'bandon van den vijand vallen. Hoe kon zij te- rugkoeren, zonder een poging te hebben aan- 'gowond om hem te rodden. Dan keek naar haar op en spitste do ooren. Daarna rende hij over hot gras on verdween tussohen de boomen. In bet voigond oogonblik hoorde Marjorie duidelijk gesohuifol van voe ten en een schel geblaf. Plotseling tradon twee mannen uit het bosoh te voorschijn. Eén hun ner hield Dan bij zijn nekvel vast. Marjorie vergat haar angst en snelde naar haar lieveling om hom te bevrijden. „Doe-ham alsjeblieft geen pijn," riep zij ver- whr.net uit. ,,'k Heb lieiver bessen," klaagde Geelsna veltje. „Liever, liever", zei vader Lgster. „Als je dien wurm niet lust, dan laat je dien maar liggen, maar bessen krijg je niet, of je moet ze zelf gaan zoeken." Daar kwam moedor Lijster aanvlisgen. Da delijk hipte Geelsnaveltje op haar toe en klaagde zijn nood. En moeder Lijster, die niet kon zien, dat haar kinderen verdriet hadden, vloog heen om bessen te zoeken. Vader Lgster vloog met haar mee, en Geel snaveltje, die maar steeds heen en weer wipte, nu eens op den eenen, dan weer op den anderen poot, bleef alleen. Daar kwam een jonge Roodborst aanhip- pen. „ieg eens, schaam jij je niet, om zoo dom te zijn," piepte hg. „Je broertjes vlie gen al zoo heel lang en jjj, jjj laat je ouders nog eten voor je zoeken. Foei, schaam je toch wat voor de andere vogels. Kom, pro beer eens omhoog te vliegen, je zult het zien, 't gaat best „Ik kan niet, ik durf niet, 'k zal vallen en mijn pootjes breken, als ik weer omhoog vlieg", klaagde Geelsnaveltje. „Nu, je moet het zelf maar weten," piepte het Roodborstje. „Kgk, daar komen ook een paar jonge mus schen aan. Zie toch eens, hoe moed die vliegen." De musschen streken juist vlak bij Geel snaveltje neer. O, zij kenden hem best, ze wisten maar al te goed, hoe bang en dom hij was. Eerst pikten ze dsn wurm in stuk ken, daarna begonnen zij om 't laatste stuk je te kibbelen, (want 't waren een paai' on deugende musschen) en toch hip en zs naar Geelsnaveltje en begonnen hem te bespot ten. „Hè, zit jg nu al hier?" sjirpte de eer ste musch. „Ja, ja, ik zag je wel uit 't nest vliegen „Je vloog heel moei", spotte muscfc No. 2. „Straks, als hij weer naar 't nest terug moet. vliegt hij nóg mooier," sjirpte weer de eerste. Maar daar zagen zij vader en moeder Lijs ter met bessen in hun snavel terugkomen, ze sjirpten tosn nog eens spottend: „Nu komen zg liet kleine vogeltje voe ren!" en daarna vlogen zjj' weg. Geelsnaveltje slikte nu gulzig de bessen op èn .wilde nog meer hebben. Maar vader Lijster zong, dat het niet ging. Als zgn jong nog meer bessen wilde hebben, moest hg maar zorgeti, dat hij spoedig vliegen kon, dan zou hij ze zelf kunnen plukken. „En nu mee terug naar 't nest," riep vader Lgster. „Ik kan niet, ik durf niet," piepte Geel snaveltje weer. „Maar je moet," drong moe der Lgster. „Kom, vlug wat, daar komen stoute menschen-kinderen aam, die zullen je vangen en in een kooi zetten, en daar krgg „Worg hem maar," zei de andere man kortaf. „Nee, nee!" smeekte Marjorie doodsbe nauwd. „Het is mijn eigen lief hondje. Doe hem geen kwaad!" „En wat komen jij en je hond hier midden in den nacht uitvoeren?" vroeg de eerste man ruw. „Laten we haar naar den kapitein brengen", eteido de ander voor. Zonder vorder een woord te zeggen, greep hij Marjorio bij een arm en sleurde baar mee. Dan worstelde heftig om zijn vrijheid terug te krijgen, doch zijn meesteresje slaakte geen enkelen kreet Zij wist niet, hoe ver zij meege nomen werd; het leek haar heel, heel ver, al was dit niet het geval. Eindelijk stond zij op den drempel van Marjorie's hutje Vlak er voor lag een dozijn soldaten op hot gras geknield, terwijl de kapitein, een jonge man met een ernstig gelaat, hardop bad. In het hutje bad de oude vrouw eveneens: zij lag geknield vóór haar bed, doch stond haastig op, zoodra zü Marjorio gowaar word. Het kind was - spierwit en do man, die hnnr hierheen' gebracht had, hield haar nog steods stevig vast, alsof hij bang was, dat zij zou wegloopen. De kapitein eindigde zijn gebed; hij vroeg God de veilige overdraobt van een gowiohtigo bnodsohap. „En dat hij, dio er meo belast ie, in gezond heid moge wederkeerenl" „Amen! Amen!" klonk het nn van aller lippen. Daarna stonden zij op on sohaardon zich om Marjorin heen. Doch hot kind had slechts oogeu v-oor don man, die Dan vasthield. „Zegt u alstublieft, dat hij Dan loslaat," je geen bessen en misschien heelemaal g wurmen ook." Nu werd Geelsnaveltje heel bang, en angst vloog hg met vader en moeder i 't Ging wel heel moeilgk, van tak op i maar toch kwam hij op 't nest. Maar ziet, toen vader en moeder in namiddag nog even waren uitgevlogen voedsel te zoeken, hoerde Geelsnaveltje neden aan den voet van den boom een lig gepiep en gesjip. 't Waren de mussc die hem straks nog hadden gtp.aagd, en nu zóó te keer gingen. Heel veel an musschen zaten om het tweetal heen, ii die vlogen al heel gauw onder luid ge weg. En ai angstiger piepten de twee i sc ben, die op den grond zaten. Neen, daar moest Geelenavel je meer weten! En zonder er aan te don.;en, da: eigenlijk niet durfde, vloog hg naar b den, recht op de mussohen af. „O neen, jij kunt ons toch niet help piepten zg, toen Geelsnaveltje hameden en naar hen toe hipte. Jg kunt niet eens wurm odorbjjten. En zie je die reuzentor mijn poot te pakken heeft? Au, au, hg k mgn pootje af!" En zonder zich lang te bedenken, g Geelsnhveltje de tor bg zijn kop, zocdat van pgn het pootje van de musch Ipsüs O, wat was de musch nu big, en schaamden hij en zgn zusje zich, date- straks Geelsnaveltje zoo geplaagd en spot hadden. Ze durfden bijna niet te danken en vlogen met hangende kopjes h Daar kwamen vader en moeder Lij weer aanv'.ieden. „Kijk, daar zit een j( lijster beneden onder den boom," zei i der. ,,'t Is alsof 't ons Geelsnaveltje „Dat kan je denken, zong vader Lg „die bangerd durft niet eens met ons i beneden te vliegen. Zou hij 'dat nu al gedurfd hebben?" Maar toen ze op het nest kwamen en t niemand vonden, begrepen Zg toch, dat hun Geelsnaveltje was, die daar zoo v lijk heen en weer hipte. Zij vlogen nu naar beneden, en toen Geelsnaveltje verteld had, zong vader Lijster zijn moi wijsje, en moeder Lijster vroeg: „Dut nu ook mee naar 't nest te vlieden?" „Neen, dat durft hij niet, durft hij i zong vader Lijster. „Ik durf wel, durf piepte Geelsnaveltje en hij vloog, nog wat schots en scheef, doch beter dan dien morgen had gedaan, met vader en i der Lijster naar 't nest terug. En sinds dag vloog Geelsnaveltje hoe langer mooier, hjj zocht zijn eigen voedsel en j te zelf de bessen. „Dat alles hebben de musschen mij leerd," piepte hjji smeekte zij den kapitein ,in dit angstig O' blik zelfs Jasper vergetend. Maar de kapitein weigerde kortaf, totda vernomen had, dat bot kind en de hond s in het bosch waren en wat de roden bic was. Toen hij dit hoorde, beloofde bij, dat geen haar gekrenkt zou worden. „Jij bent het dapperste, kleine meisje, ik ooit gezien heb" zei hij goedkeurend- „I je dat, Margaret, zij heeft spoken en be getrotseerd ter wille van meneer Graham, is het antwoord op ons gebed, jongens," vo hij er eerbiedig aan toe. „Zoo!" zei Margaret, terwijl zij hel aankeek. Marjorio zag nu, dat de oude vronr netjes en heelemaal niet heksachtig uitzag „Maar waar zijn nu de spoken?" vroeg „Spoken zijn er al evenmin als ik eon hen," antwoordde Margaret met een laohje. „Maar het was oen mooi verti dat wij rondstrooiden, hè jongens? Het i de mensehen uit de buurt van Chesham 1 gedurende al dezen tijd en daar was hel om te doen." „Ja, ja," stemden de mannen in. Zij vertelden het Marjorio niot, en pas Da dezen nacht begreep zij, dat de om;, van hel hutje den Rondhoofden uit deze ken gediend had tot tiet houden van 63! komsten en om er zich te oefenen Sedert begin van dan oorlog haddon zij het pr verspreid, dat hot er spookte en dat Marl een heks was. Niemand, die niot ingewcid in de geheimen, durfde er niob vertoone» (Wordt vervol?!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 12