•<êf3h?
ff 1
De dansles
(Pi .t
x
Vy.
J'// r
door, <X a
De oude mevrouw Van Herpen, de groot
noeder van de kinderen was hard ziek en
au waren Vadei e<n Moeder al eenige da-
,ren bij haar in Den Haag gelogeerd. Je
;unt wel begrijpen, dat dit heel ongezellig
was, .want al was Juf ook nog zoo lief,
do was toch Moeder niet. Vanmorgen aan
.iet ontbijt had Juf echter een briefkaart
van Moed'er voorgelezen, waarop stond:
„Wij komen morgenavond om acht uur
ihuls. Laat Jan ons met het rijtuig van
het station halen". Morgen, stond er
maar die briefkaart had Moeder gisteren
al geschreven. Vader en Moeder zouden
dus vandaag thuis komen. Hoera 1 Dat,
was me een vreugde!
Arm in arm liepen die tweelingen door
den groot en tuin. Zij mochten opblijven,
totdat Vader en Moeder thuiskwamen en
zouden Juf vragen, of ze met Jan mee
naar het station mochten rijden om Vader
en Moeder te halen. Juf zou het stellig
goed vinden. Als nu Fanny maar terug
was vóór dien tijd. Zij hadden hun hondje
al m twee dagen niet gezien. Fanny zou
toch niet weggeloopen zijn?!
Daar kwam Piet, de tuinmansjongen,
aan. Die zou het misschien wel weten.
„Zeg Piet", begon Frans, „heb jij Fan
ny ook gezien? We missen haar al tweo
dagen. Zou ze weggeloopen zijn, nu Vader
en Moeder uit zijn? Juf zei gisteren, dat
we ons maar niet ongerust moesten ma
ken. maar nu duurt het toch wel wat heel
dang".
„Kom maar mee, kleuters," «ei Plet
„Ik zal jullie wel bij Fanny brengen".
Ans en Frans stapten nu met Piet mee
Waar ze heen gingen? Naar den stal en
daarIn een mandje, gevuld met
heerlijk zacht stroolagen Fanny
envier snoezige kleine hondjes.
„O Frans, kijk eens!" riep An© uit,
„wat een lieve diertjes. Zijn het geen
sohatjes? Ik heb al zoo dikwijls aan Fanny
gevraagd of ze niet eens een paar kleine
'hondjes voor ons wou meebrengen en nu
.hebben wij er vier!"
„Ja", zei Frans, „wat zijn zo aardig en
juist vier voor elk óén Kijk dit kleintje
is net Fanny zelf en wat is deze leuk ge
vlekt. Wat een verrassing! Na de koffie
moeten Beppie en Dikkie ze ook eens zien.
We zullen dan omstaan, hè Ara, dit is het
eerlijkst".
„Daar komt niks van in", bromde Piet
„Wat moeten we met al die honden doen?
Jullie tweeën moogt er elk een uitkiezen,
de andere zal ik straks wel wegbrengen"
„O, Piet, riepen de tweelingen nu te ge
lijk uit. „Dat zul je toch niet doen En
waarheen wil je ze brengen? Wacht dan
'tooh ten minste totdat Vader en Moeder
terug zijn, dan zullen wij het Mo der vra
gen".
Piet schudde echter het hoofd. „Niks
daarvan", mompelde hij.
Daar ging de bel voor het koffiedrinken,
en Ans en Frans haastten zich naar huis,
vol van het niemvs, dat begrijp je. Dat zo
maar twee kleine hondjes mochten houden
zeiden ze niet tegen de zusjes, want
'zc liaddkn onder het naar huis loopen en
'liet .hemden wns?cher> een plannetje oc
dacht.
Natuurlijk moesten Beppie en Dikkie de
hondjes ook eens zien. In optocht gingen
zij na de koffie dus naar den stal
Toen de tweelingen weer alleen waren
bespraken zij hun plannetje nog eens. Ze
zouden het mandje met de jonge hondje©
!ieel voorzichtig naar een oude schuur bren
gen. Daar kwam nooit iemand en dan zou
den ze van avond nog aan Moeder vragen
of ze alsjeblieft alle hondjes mochten hou
d'en.
Zoo gezegd, zoo gedaan .Behoedzaam
slopen zij naa-T den stal terug. Gelukkig!
Daar was niemand Heel voorzichtig, met
het mandje tusschen zich in, liepen ze naar
de schuur, Fanny volgde hen op de heilen
en keek beurtelings Ans en Frans aan, alsof
zij zeggen wilde
„Wat gaan jullie toch met mijn kinder
tjes dloen?"
Zoo bereikten zij, zonder iemand tegen te
komen, de schuur, waar zij hun mandje met
den kostbaren inhoud neerzetten. Ans hadl
nog een schoteltje van haar poppenservies
Meester Strijk van Poesenstein
Geeft aan Wit en Mies je
In de eed'le danskunst les,
Naast hem zit klein Wiesje.
Lustig fiedelt hij 'ir op los
En de poesjes zwieren
Keurig netjes in de maat.
Zijn 't geen lieve dieren?
Meester kijkt tevrêe naar hen,
Lacht eens in zijn baardje,
Maar wat voelt hij, daar op eens?
Wie trekt aan zijn staartje?
*b Is zoowaar die kleine Wiee,
Die ook graag wil zwieren.
Foei, jou ondeugd, bromt hij nu.
D'at zijn geen manieren!
meegenomen en een klein fleschje met melk
die zij er op uitschonk.
Na een poosje verlieten zij hun bescher
melingen, want om twee uur zouden zij met
Juf en do kleintjes gaan wandelen. Den ge-
heelen tijd1 dachten zij natuurlijk aan hun
hondjes.
Vlak vóór het eten kwamen ze thuis en
ze hadden toen geen tijd meer om te ont
snappen. Na tafel zouden ze dus nog eens
even in de schuur gaan kijken en een
stukje brood en wat melk meenemen.
Onder het eten keken zij elkaar telkens
eventjes a-an. Ze haddon ook zoo'n leuk ge
heimpje samen. En wat zou die Piet zoe
ken!
Eindelijk mochten zo van tafel opstaan en
renden Ans en Frans naar de schuur. Daar
lagen Fanny en do vier kleintjes nog rustig
in hun mandje.
„Piet merkt er niets van", zei Frans,
„maar trok de deur goed achter je dicht, hij
kon hier eens langs komen."
Wel een kwartier hadden de kinderen bij
het. mandje gestaan, toen zij plotseling stap
pen naderbij hoorden komen maar wat
was dat? 't leek wel, of er een grendel
voor do deur werd geschoven! Daar hoor
den ze Jan tegen Piet zeggen „Die oude
schuur zullen we maar sluiten Er is kermis
volk in de buurt en dat mocht er eens wil
len overnachten."
„O, Ans, wat vreeselijk, we zijn opgeslo
ten!" riep Frans uit, nadat hij een vruchte-
Wil je- zoo graag dansen, Wie«t
Ga 't dan maar probe es^en.
Eén-twee-drie, zóó in do maait 1
Heel gauw zul j e 't leeren.
't Duurt niet lang, of fceui^g ne*
Walsen de drie poeej-es,
Totdat meester eensklaps zegt i
Nu is 't uit, mijn snoesjes.
Morgen kom ik stellig ween?
Mert mijn eigen scha tg'es,
Want ik heb ook kimdersvijt,
Heels lieve katjes.
'k Schrijf een eohteai wedstrijd uit,
Speel daarbij een wijsje,
En wie 't allersiariijkst danst,
Krijgt van mij een prijsje
looze poging had aangewend om de deur te
openen. „Wat moeten we doen?" en daar
na hardier: „Jan, Piet, laat ons e>r uit, we
zitten in de schuur!"
Maar Jan en Piot waren doorgeloop enen
hoorden niets! „O Frans," snikte Ans,
„moeten we hier nu den heel en nacht blij
ven? En Vader en Moeder komen, o o
Frans was ook diep terneergeslagen en
wist geen uitweg. Och, och, dat hun geheim
nu zoo moest afloop en 1
Na een poosje gingen de kinderen op wat
stroo in een hoek liggen en vielen einde
lijk -— hand in hand in slaap. Rustig slie
pen zij echter niettelkens werdlen zij ver
schrikt wakker. Zeker hadden ze daar een
paar uren zoo gelegon toen Ans plotseling
overeind ging zitten on riep:
„Frans, wordt toch eens wakker, ik weet.
watKijk eens, hier in den muur, vlak bij
den grond is een gat, laten we eens pro
beeren of Fanny daar door kan. Wacht, ik
zal mijn haarlint om haar nek bindenals
zo dan naar huis loopt, zullen ze ons mis
schien gaan zoeken
.Ja ja" riep Frans, „je bent een kraan
hoor Ans cm zoo Iets te bedenken". Met
een pakte hij Fanny op dlo zioh het haar
lint gewillig liet omstrikken, doch min
der gewillig d'e schuur verliet. Tooh slaag-
el n de kinderen ei ln haar naar buiten te
krijgen Zorgvuldig maakten zij nu et gat
met stroo weer dicht, zoodat Fanny niet
terug kon.