VOOR DEJEUGD t 1E-ID5CH DAGBIAD Wo. 14. Donderdag» 31 Maart Anno SS 21, il i i,«ï»i f iaêsê g jcê De avontuurlijke reis van Pieps en Mieps. Naar het Engelsch van G. MOOKLER. Vrij bewerkt door C. H- (Slot), -- „Luisteren jullie nu eene allemaal," begon de dikke muis weer, „naar het plannetje, dat ik beraamd heb en zeg mij, of je het goed vindt of niet. Juffrouw Grijavel houdt heel veel van kaas en wanneer niets anders haar uit haar holletje kan kikken, zal een stukje kaas dit doen- Ik heb gisteravond een stukje uit een muizenval weggenomen en zal dat vlak vóór haar deur leggen. Zij zal het. na tuurlijk ruiken en naar huiten komen en dan zullen wij haar met ons allen het dak af gooien. Zij zal dan op den grond vallen en Bruno, de waakhond, zal haar wel dood bij- 1 ten. Dat zal het einde zijn van juffrouw Grijsvel en wij zullen de heele sohuur voor onszelf hebben." Nu was juffrouw GTjjsvel tegen Pieps en MiepS wel oven onaardig geweest als tegen al de anderen, maar de beide veldmuisjes konden tooh niet luisteren naar dit komplot, zonder dat zij eng boos werden op de samen zweerders. Nauwelijks was de vergadering dan ook geëindigd, en waren de muizen in hun hol letjes gekropen en de vogels weggevlogen, of Pieps zei, dat zij naar hun tante moesten gaan om haar te waarschuwen voor het ge vaar, dat haar bedreigde. Maar zij moesten zioh haasten, want de dikk© muis had ge zegd, dat hij binnen enkele oogenjblikken met het stukje kaas terug zou komen, HOOFDSTUK IV. Pieps en Mieps redden tante GrüSTe! het leven. Zoo waren zij alle drie, want het muisje dat hun den weg had gewezen, ging ook mee, weer door de pijp naar boven getrip peld. Pieps klopte nu: aan de deur. van juf frouw Grijsvel. „Wie is daar?" vroeg, zij boos. „Pieps en Mieps", antwoordden haar neefje en nichtje te gelijk. „Zoo, zijn jullie het weer?" zei zjj. ,,Z£n jullie nog niet naar huis? Maak dat je weg komt! Ik geef jullie geen korreltje graan, daar hoeven jullie 'dus niet op te rekenen." Maar toen Pieps haar ver telde van de ver gadering, welke juist gehouden was, deed zij haar 'deur onmiddellijk open en liet tien alle drie binnen komen. Haar gezicht was wit van schrik. „Jullie en je heele familie mogen zooveel graankorrels hebben, als je maar wilt," zei zij „Jullie hebt mij het leven gered. Ik ben do! op kaas, zoodat ik, als ik ze geroken had, stellig naar buiten zou zjjn gekomen en ze mjj dus heel gemakkelijk het dak naddan kunnen afgooien. Ik begrijp niet, hoe ze zóó 'n slecht plan konden beramen 1" Geen van juffrouw Grjjsvel's gasten ant- woordde hierop, want zij waren zóó aan het smullen van de graankorrels, dat zjj geen tijd hadden om te praten. Zij waren het er geheel over eens, dat de schuur het heerlijkste oord was, dat zjj ken den, echt Luilekkerland. Zij was van den grond tot den' zolder gevuld met graan ea Pieps dacht, dat er, genoeg was om wel honderd muizen gedurende Honderd jaar van voedsel te voorzien. Na een poosje hoorden zij gestommel en roken zij kaas. Maar hoe lang de muisjes, de musschen en de duiven aan den buitenkant ook ble ven wachten, geen juffrouw Grijsvel kwam er te voorschijn om zich aan het stukje kaas te goed te doen. Haar deur bleef stjjf gesloten en na een poosje vlogen de vogels weg en nestelden juffrouw Grjjgvel en haar drie gasten zich in het warme koren om te gaan slapen. Hoewel de vogels dus weggevlogen wa ren, durfden de muizen tooh niet we9r door de pjjp naar beneden te gaan, want de dikke muis had tegen Bruno gezegd, dat als deze onder aan de pijp bleef wachten, zij de vette, gulzige juffrouw Grijsvel vlak vóór hem op den grond zouden gooien. Bruno had dus zjjn warm hondenhok verlaten en op de sneeuw naast de pjjp zitten wachten op juffrouw Grijsvel, die elk oogenMik zjjn prooi kon zijn. Toen de tijd verliep en zij niet kwam, werd hjj heel boos. In den helderen mane schijn kon hjj de- muizen in de goot langs het dak zien zitten en hij besloot te blijven wachten, totdat zij door de pjjp naar be neden zouden komen, ten einde hen op te eten in plaats van juffrouw Grijsvel. Het zal jullie dus zeker niet verwonderen, dat de muizen, die hem zagen wachten en heel goed begrepen, waarop hjj wachtte, niet naar beneden durfden gaan. Zjj brach ten een' heel ongelukkigen en heel kouden nacht in de goot door. Den volgenden morgen wees Bruno zjjn vriendin, de kat, met wie lijj werkelijk op zeer goeden voet stond en die juist de'boer derij uitkwam, de muizen, die n.„ altijd op een rijtje in de goot zaten. Poes vond, dat twee of drie van hen hem een heerijjk ont bijt zouden verschaffen en zei, dat hij de anderen voor Bruno het dak zou afgooien. Daarna klom zij langs de pijp naar oven. De muisjes schrikten niet weinig, toen zjj Poe3 zagen naderen, klopten aan juffrouw Grjjsvel's deur en vroegen haar oiDnen ge laten te worden, vóór Poes hen pakken kon. Of juffrouw Grijsvel hen vergeven en bin nen gelaten zou hebben, kan ik onmogelijk zeggen, wanrizjj sliep zóó vast, dat zij hen niet eens hoorde kloppen. Maar Pieps, die juist wakker was, hoorde bet geraas aan den buitenkant, deed de deur open en liet hen binnen. En het was werke lijk hoog tijd, want nauwelijks was de staart (ter laatste muis binnen, of Poes kwam den hoek om. Zjj was heel boos, toen zjj begreep, dat het lekkere hapje zoowel Bruno als haai- zelve ontgaan zou. En wat de muisjes betrof zij beefden nog zóó en waren zóó van streek, dat zij Pieps niet dadeljjk konden bedanken, dat hjj hen had binnengelaten. Zjj liepen naar het midden der schtinr. want de kat had een klauw door de opening gestoken en wendde nog eeu laatste poging aan om één van hen te grjjpen. Maar toen zjj niets te pakken kreeg, ging zij weer naar beneden en schold Brurto uit voor alles wat leeljjk was, omdat hjj haar zoo iets onmoge lijks had voorgespiegeld. Terwijl zij tegen Bruno opspeelde, deden de muisjes zich naar hartelust te goed aan graankorrels en hun arme half bevroren muizeni'cnaampjes werden langzamerhand weer warm in de ïjjk voorziene schuur. Juffrouw Grjjsvel bad h'en vergeven en toen zjj zag, hoe hongerig en koud zij wa ren, kreeg zjj berouw, dat zjj hen eerst bad weggestuurd. Zjj zag nu in, boe gulzig en zelfzuchtig zjj geweest was en schaamde zich niet weinig. Zjj nam rich stellivoor, nooit meer zoo gulzig te zjjn, doch elke muis, die bjj haar aanklopte, binnen te laten en zjjn buikje rond te laten eten aan graankorrels. Pieps en Mieps hadden echter da arme, half bevroren musschen en duiven, die dan vorigen avond eveneens de vergadering be zocht hadden, niet vergeten en zij vroegen hun tante ook de vogels wat te mogen geven. „Zeker, dat spreekt vanzelf," antwoordde juffrouw Grijsvel, die nu even vriendelijk en goed wilde zjjn, als zjj eerst onvriendelijk en zelfzuchtig geweest was. „Het spijt mij, dat mjjn buisdeur te klein is om ben binnen te laten, maar we zullen wat voor hen ia de goot neerleggen." Daar alle muizen, die in de schuur, waren meehielpen, lagen er weldra heel wat graan korrels in de goot. De vogels ontdekten al gauw het feestmaal, dat hun wachtte, zjj streken op het dak neer; en deden zich er aan te goed. „En nu", zei Pieps, toen ook alle vogels verzadigd waren, „moeten wjj weer naar huis gaan." Hjj rilde echter, toen hjj de witte wereld zag, welke zich aan alle ten ten der schuur uitstrekte. „En Mieps", zei bj), „wij zullen den geheelen weg. moeten loepen, want de stroom kan ons niet mee voeren: die gaat den verkeerden kant uit." „Jullie hoeft niet te loopen", kirde plot seling een grjj(ze duif, die nog op den rand der goot zat. „Ik zal jullie tot aan het bosch op mijn rug dragen. Neem dus zooveel graankorrels mee, als je kunt vasthouden en laten wjj dadeljjk gaan, want ik zou gTaag weer thuis Willen zjjn, vóóri.het donker wordt." De grjjze duif vloog even omlaag en pak te een papieren zakje op, dat op de sneeuw lag. Er waren balletjes in geweest, maar nu was het leeg en door één van de kinderen die op de boerderij woonden, weggegooid. „Kjjk", zei hjj, „dit is er prachtig voor. Doe het maar zoo vol, als jo kunt" En zoo, geholpen door 'juffrouw Grjjsvei, het muisje, dat hun den weg had gewezen, en de andere muizen, vulden Pieps en Miepg den zak tot aan den rand. Daarna sleepten zij hem naar de goot, waar de duif reeds op hen wachtte. Hjj had een stukje vetkaars in zjjn snavel. „Jullie, muizen, zijn dol op kaars, is het niet? vroeg hp. „Neem dit dus ook mee, Ik heb het op een vensterbank van de boen- dern gevonden." Nu eten veldmuisjes geen kaars, ten min ste niet dikwjjfc, maar Pieps herinnerde zich, dat de waterrat hem verteld had, dat hjj er dol op was. Hjj maakte daarom het zakje weer open en stak het er zoo diep mogelijk in. „Als we onzen vriend, de waterrat, tegen komen", zei hjj tegen Mieps, „zullen wjj het aan hem geven." Zjj waren nu geheel reisvaardig en naman afscheid van hun tante en van alle andere muizen. Daarna zetten zij den zak met graan korrels op den rug der duif en gingen zelf er naast zitten. „Houdt je allebei stevig vast!" zei da duit spreidde zjjn vleugels uit en vloog doon de lachte v- - -j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1921 | | pagina 7