VOOR DE JEUGD
miDSCH DAGBIAD
No. 3.
Donderdag* 13 Jannari.
Anno 1921
f il Mini 11« ill Iml li.il litll i liSil h?il li IB*,a"
e>^rs 1
§4*" '-A.» t »jL« *JL? i «A* c iA.»*JL*» •X? s JL* i A,* *Jl» «JL« i «X» »JL« «JL*tA* i »JJ ^*y
Een vriend van Napoleon
A - M3[
je|fS[ y 9 I a a 2*9*2 S 1*9*1 5 1*9*1 1*9*1 9 1*9*1 1*9*1 1* t i7[ V*Ö. &S'
999999999999999*9 //-'A
i.
v'. Op een mooien zomerdag speelden in een
piaohtigen tuin in Ajaccio, op het eiland Cor
sica, twee kinderen, een jongen en een meisje.
Aan de netjes, die zij bij zich droegen, ikon men
ri-en, dat zij plan haddon kapellen te vangen, en
vlug liepen zij naar oen bed met leliën achter
in den tuin, waar zij dachten rijken buit te vinden
De jongen heette Napoleon en was een zoon
van Karei Bonaparte en Letitia Ramolio; het
meisje was zijn zusje en heette Elize. Nauwe
lijks waren de kinderen bij het lcliënbed geko
men,' dat slechts door een heg van de daar ach
ter liggende vodden gescheiden was, of zij zetten
hun netjes uit op een tak. Al spoedig kwam er
een vlinder aanvliegen, die er in gevangen
raakte. Toen de kinderen echter hun buit in vei
ligheid wilden brengen, ontsnapto het diertje
en vloog over de heg het wijde veld in.
„Wat ga je nu doen, Napoleon?" vroeg Elize
plotseling.
„Ik wil dooT de hog, ga giaar mee," antwoord
de jongen.
Daarop boog Napoleon de takken op zij en
"maakte zijn zusje den doorgang om uit den tuin
te komen gemakkelijk. In het vrije veld ijlden
zij de kapel achterna. Plotseling gaf Elize een
schreeuw. Daar. zij steeds de oogen op den vlin
der gevestigd had, bemerkte zij niet, dat er een
meisje met een mandje eieren aankwam. Zij
liep met zóóveel vaart tegen het kind aan, dal
dit met haar mandje viel. Alle eieren lagen stuk
op den grond! Verschrikt staarde Elize naar
de verwoesting, die zij had aangericht. Napo
leon kwam ijlings aanloopen.
7' „Laten we maar gauw doorloopeu." zei Elize
zachtjes, „Het meisje kent ons niet."
„Neen," antwoordde Napoleon. „Dat gaat
zoo maar niet. Kijk eens, hoe bedroefd ze is.
Wo moeten haar de schade vergoeden."
Elize sloeg beschaamd haaT oogen neer. Haar
anders zoo goede hart was slechts voor een
oogenblik door angst voor straf tot zwijgen ge
bracht. Vriendelijk troostend ging zij naar het
'kleine meisje toe.
'f 7,Och, wat zal Moeder zeggen?" snikte het
j arme ding. „Et is wel voor twee gulden stuk
en van de opbrengst moeten we versoheiden da
gen leven."
„Huil maar niet," zei Napoleon, terwijl hij
haar twee geldstukjes in de hand stopte, alles
wat hij bij zioh had. „Hier heb je al vast wat
■geld, ga mee naar huis om de'rest te halen."
„Maar Napoleon", fluisterde zijn zusje, „we
zullen een vreesélijke straf krijgen."
„Dat komt er niet op aan," antwoordde hij;
„wij hebben de eieren gebroken, we moeten ze
dus betalen ook."
Op hetzelfde oogenbMk klonk de schelle stem
der gouvernante: „Napoleon! Elize!"
„Hier zijn we!" antwoordden bedden.
„Ik zoek jullie al lang," zei de gouvernante,
die intusschen naderbij gekomen was. „Maar
wie is dit kleine meisje?"
„Bij het kapellen vangen hebben we haar niet
gezien en haar mand met eieren omvergeloopen.
Ik neem haar mee naar.Moedor om haar scha
devergoeding te geven."
Eenige oogenhlildken later trad de gouivemam-
te met de kinderen de kamer binnen, waar de
familie Bonaparte zich hevond.
Napoleon stelde zijn moeder met een enkel
woord van het gebeurde op de hoogte en vroeg
haar hot nog ontbrekende aan den prijs der
©eren aan het meisje te willen geven, met ver
zoek zijn weekgeld zoo lang in te houden, totdat
hij deze schuld zou hebben afgedaan.
„Goed," zei zijn moeder. „Ik zal je het geld
zoo lang voorschieten." Bij deze woorden gaf
zij het kind de volle twee gulden.
Het medsje wilde nu Napoleon do twee geld
stukjes, die zij reods vooral van hom ontvan
gen had, teruggeven, maar do jongen werd er
bijna boos om en wilde het gold niet aannemen.
De eerlijkheid van het meisje trof mevrouw
Bonaparte. Zij sprak het kind vriendelijk toe
en vernam, dat haar vader een arme visscher
was, haar moeder ziek te bed lag en hun woning
een strooien hut was, die niet ver van de plaats
stond, waar het mandje met eieren was omge
vallen. Mevrouw Bonaparte, die vreesde, dat de
moeder geen dokter en geen goed© oppassing
had, besloot haar eens op te zooken en vertelde
haar plan aan de kinderen.
„0 Moeder," riep Napoloou, „Igat ons er da
delijk heengaan en Lotjo zoo heette het meis
je naar huis brengen."
„Uitstekend," antwoordde zijn moeder en zij
ging met de drie kinderen naar de viesohershut.
II
Weldra kwamen zij bij den voet ©ener rots
„Daar wonen wij," riep Lotje en zij wees naar
een ellendige hut.
Mevrouw Bonaparte trad binnen- Een jongen,
hoogstens twaalf jaar oud, was bezig een visch-
not te knoopèh on scheen het in die kunst reeds
ver gebracht te hebben. Een meisje van een jaar
of vier zat op den grond en knaagde aan een
korst brood. Een Wedn kindje lag in een vrij ge
brekkige wieg onder een deken vol gaten. Het
kind zelf was wel goed ingebakerd, maaT wat
had het bleeko wangen en magere armpjes! Het
treurigste gericht echter was de moeder der
kleinen, uitgeput van zwakte lag zij op een ar
moedig strooieger, dat maar weinig hooger was
dan do vloer. Haar gelaat was geheel ingovajflen
Mevrouw Bonaparte was diep getroffen door
den toestand dezer arme menschen. „Gij zijt
riek, vrouwtje!" zei zij zacht. „Hebt ge wel een
dokter en de noodige verpleging?"
„Och mevrouw", antwoordde zij. „daarvooT
hebben we geen geld."
Terwijl de beide moeders nog eenigen tijd
bleven praten knoopten de beide zoons, hoewel
verschillend in leeftijd, eveneens een gesprek
aan, hetgeen den grond legde tot kennismaking.
Vanaf dien tijd bezocht mevrouw Bonaparte
dikwijls de arme zieke en vaak was zij van
haar kinderen vergezeld. Zoodoende kwam Na
poleon meermalen mot den visschersjougen in
aanraking en het duurde niet lang, of er ont
stond een hartelijke vriendschap tussohen de
beide jongens.
Jacopo, zoo heette de nieuwe vriend, was heel
handig in het vervaardigen van vlecht en snij
werk en voortdurend wist hij iets nieuws te be
denken, waarmede hij dan zijn verbaasden
vriend verraste. Zoo verwierf hij zich de volle
genegenheid van Napoleon, die, ofschoon van
meer gegoede ouders, rich wel waobtto rich
daarop te laten voorstaan en Jacopo zou
zoo ver was hij al spoedig gekomen alles, ja
zelfs zijn leven voor Napoleon hebben gegeven.
Doch, maar al te spoedig sloeg voor de beide
vriendjes het uiv? van scheiden. Toen Napoleon
tien jaar oud was, moest hij Ajaccio verlaten.
Hij nam een hart dijk afscheid van do visschers-
familie, maar heete tranen werden er gestort,
toen do beurt aan Jacopo kwam. Als aanden
ken gaf hij zijn vriend een sierlijk ebbenhouten
doosje, dat hom altijd lief was geweest. Hij had
er met een pennemes zijn oiaaJm in gesneden en
Jacopo bewaarde dit geschenk op zijn borst.
III.
Wij slaan hier de lotgevallen over, die Na
poleon tot den hoogs teen trap van macht doden
stijgen.
Het was de tweede December 1805, toen do
Fransche armée op de vlakte van Austerlitz ge
legerd was. De morgen breekt aan. De veldheer
is reeds ontwaakt en om hem heen «taan zijn
generaals; hij wacht het oogenblik af, waarop
de zon don gerichteinder zal verlichten, dan zal
hij terstond zijn bevelen geven. Dit geschiedt en
uit den mond van duizenden soldaten klink ée
geostdriftige kreet:
„Levo de Keizer!"
Gedurende den slag bevond Napoleon zioh
niet ver van de plek, waar de strijd het hevigst
was. Een Russische soldaat beproeft tot hem
door te dringen. Het gelukt hem; het schot
gaat af maar Napoleon is ongedeerd. Een
soldaat, die nog juist op het rechte oogenblik
den Keizer mét zijn lichaam gedekt heeft, stort
door den vijandig en kogel getroffen ter aarde.
Do keizer had gezien, hoe koelbloedig zijn red
der zichzelf had opgeofferd en beval terstond
hom op to nomen en naar het veldhospitaal te
brengen.
Na den slag spoedde hij rich &r heen om te
zien, of deze nog in leven was, ten einde hem
zijn dankbaarheid te betuigen. De wakkere
krijgsman was niet doodelijk gewond, en toen
de keizer bij hem kwam, scheen hij rijn pijn
geheel te vergeten. Met stralende oogen keek
hij don keizer aan; deze onderzocht het gelaat
opmerkzaam en nadenkend, terwijl hij den sol
daat met onafgewende blikken gadesloeg. Een
vage herinnering scheen hem te zeggen, dat hij
dien man moest kennen. Plotseling ontdekt hij
in de hand van. den gekwetste het ebbenhouten
doosje, dat door den vijan delijken kogel ver
brijzeld was. Nu bestaat er geen twijfel meer: do
soldaat is niemand anders dan Jacopo, de vio-
sc hersjongen.
t -En hij was het inderdaad. Vanaf den dag der
scheiding was het denkbeeld bij hem rijp gewor
den, alles te doen wat hij kon om in Napoleons
nabijheid te komen. Daarom ook was hij soldaat
geworden; dan kon hij ten minste strijden voor
hem, dien hij het meeste liefhad- Als een dier
baar kleinood droeg hij het ebbenhouten doosje
steeds cp zijn borst. Zoo had het nu den kogel
belet, door te dringen en hem 'dus het leven
gered.
Napoleon liet nu voor Jacopo en zijn fa
milie de meeste zorg dragen. Hem zelf nam hij,
nadat hij hersteld was, in zijn garde op en zorg
de voor zijn bevordering.
IV.
Nog eenmaal vinden wij Jacopo terug.
Toen het geluk den keizer verlaten en hom
van zijn troon op de naabte rots van St. Helena
geworpen had, voer langen tijd een eenvoudig
visscheraboofje langs de kust van het eiland, ter
wijl op eenigen afstand een schdp in volle zee
lag te wachten.
Wie do man in dat bootje was?
Niemand anders dan Jacopo, die den keizer
wilde bevrijden, maaT alle pogingen leden schip
breuk op do waakzaamheid der Engeischen.
Toen hij ten laatste alle vooruitzichten op een
goeden uitslag moest opgeven, bleef hem niets
anders over dan verlof te vragen rich op het
eiland to mogen nederzetten en den keizer te
diienen. Dit werd hem vergund.
Hier stond hij ook aan het sterfbed van den
man, die do eenage vriend was, welke hij op
aarde bezat.
Tot hot jaar 1840 verliet hij het graf des kei
zers niet. Toen de overblijfselen van den. door-
luohtigen doodo naar Frankrijk werden terug
gevoerd, volgde Jacopo weder en van dien tijd
af totdat hij stierf kon men dagelijks een
grijsaard zien knielen bij- het graf, waarin die
overblijfselen waren nedergezet; die grijsaard
was de vriend van Napoleon uit rijn jeugd.