Handige
Minnie.
Anecdotes.
t,Als je niets andera te vertellen hebt, is
het betr, dat je weg vliegt en aam den ande
ren bant van die haag op mij wacht" zei
zijn vroanjj deze gelegenheid te baat ne
mend om aan haar ergernis lucht te geven.
Lieveling, laat deze beminnelijke dam©
,niet de oorzaak er van zijn, dat ik een pan
toffelheld zou worden," zed meneer Kraai
schertsend „Ik maakte alleen maar de op
merking, dat we een vroegen zomer zullen
hebben. Ik zag van morgen, toen ik achter
den ploegenden boer aanhuppelde, reeds
twee of drie zwaluwen
,Het verwondert mij niet, dat het mooie
f weer hen naar budten lcxkt," zei de scherp,
tong der weduwe ,,Het moet hem gaan ver-
velen altijd in de modder te ploeteren, zoo-
als ik hoor, dat deze dieren den geheel©n
winter doen
„Wie heeft u dat verteld riep mevrouw
Kraai uit „Ze zijn de meest beschaafde en
fijnste vogels, dio ik ken en ik weet uit heel
goede bron dat zij den winter in Algiers
of een ander deftig gedeelte van Afrika
door brengen."
„Als dat zoo is, zouden ze ons misschien
onheldering kunnen geven omtrent een
vreemde geschiedenis van een vogel, die
mevrouw Struis heet en in die landen
woont. Ze hebbon mij verteld, dat het de
domst© vogel met het slechtste hart is, die
er bestaat en volstrekt niet zoo groot als
zij zich verbeeldt ook heeft zij afschuwe
lijke spillebeenenZij leeft van spijkers en
vindt er niets in om haar eieren maar 200
op den grond te laten liggen."
„Dan i6 u toob slecht op de hoogte," zei
mevrouw Kraai Het verhaal van de spij
kers is natuurlijk heelemaal onzin en
toen ik nog bij Moeder in het nest woomde,
hoorde ik, dat mevrouw Struisvogel niet
zoo dom is, als men van haar vertelt. Wat
haar jongen betreft, zij toont groote zorg
voor hen en heeft heel slimme mamieren om
ze te beschermen. Zij loopt alleen van de
eieren weg, omdat de jagers haar dam ver
volgen en de eieren met rust laten."
„Hoe mooi van haar 1" kon mevrouw
Leeuwerik niet nalaten uit te jubelen met
een blik vol moedertrots op haar eigen ve
derloos broedsel. Zij vomd, dat de weduwe
Ekster door haar andere bezoekers wel wat
erg afgesnauwd word en vroeg haar be
leefd„Denkt u, dai het een goed vruoh-
tenjaar zal zijn, mevrouw?"
„Niet, als er zooveel musschen zijn, die
alle vruchten stelen, vóórdat ze rijp zijn,"
antwoordde de weduwe.
„U praat al net als de domme boeren, die
op de musschen schieten en niet sohijnem te
weten, hoe zij door wormen en rupsen op fe
pikken meer vruchten redden dam opeten.""'
„Wormen en rupsen!" riep meneer Kraai
uit, die ingeslapen was, doch bij het hooren
van deze welbekende woorden wakker werd
„Lieveling, ik geloof, dat wij nu afscheid
moeten nemen, 't is bijna tijd om te eten."
„Wees op uw hoede," zei de wediiw©
kwaadaardig. „Onze buurvrouw, de Taanme
Kraai, werd van morgen in gindsohem boom
gaard doodgeschoten. Maar het is haar ver
diende loon, want als er ooit een dievegge
was
Doch nu liep de maat van mevrouw
Kraai's toorn over. want de Tamme Kraai
was een oude vriendin van haar familie en
zij wildo geen woord in haar nadeel hooren.
Zij zette een hooge borst op, keek zoo uit
dagend mogelijk en sprak de kwaadspre
kende weduwe als volgt toe
„Ahem! Mevrouw, daar u zoo gaarne
iedereen, ztfn waarde tracht te ontnemen
wil ik u eens zeggen, dat geen vogel meer
van oneerlijkheid beschuldigd wordt dan gij
zelf uw eigen geweten zal u wel zeggen,
in hoever daartoe reden bestaat. Het is
mijn ondervinding, dat juist degenen, die het
meest aan hun eigen karakter te verbeteren
hebben, de meeste aanmerkingen op huil
naasten maken. En al was u zelfs even on-
r; schuldig als een tortelduif, dan hadt u nog
1 ,'niet het recht dwaze leugens te verspreiden,
£c,:die evenals alle laster zoowel kwaadaardig
M als onwaar zftn. Ik heb u nog nooit een
P woord hooren zeggen, dat niet tegelijk boos
aardig en ongerijmd was. U is alleen ge
schikt om met honden om te gaan, wier na
tuur het is zooals de dichter zegt te
blaffen en te bijten, en die de manieren van
beschaafd gezelschap niet kennen. Alle
'VTiendschappelöke omgang tusschen ons vo-
Minnie was een handig meiske,
Moeder had veel hulp aan haar;
onlangs maakte zij een pudding
heel alleen wat smaaklijk klaar.
Een verrassing was 't voor Grootma
lang reeds lag zij ziek te bed
heel voorzichtig werd het lekkers
in een hengselmand gezet.
Minnie had er tot versiering
mooie rozen voor geplukt
en reed weg, trotsch als een pauwtje,
dat haar werk goed was gelukt.
Grootma's oude meid Johanna"
liep na-ar 't hekje toen zij kwam
en was een. en al bewond-ring,
Toen zij 't mandje overnam..
Neen, dat 't kind zoo knap zou wezen,
had zij waarlijk niet gedacht;
wat zou Grootmama wel zeggen
van zoo'n pudding, frisch en zaoht!
Minnie ging ook mee n3ar Grootma
wie toen 't meest er van genoot!
i k zou zeggenbeider blijdschap
was bepaald wel even groot!
HEBMANNA.
gels zou onmogelijk zijn, als we onze long
alleen gebruikten om kwaad te spreken."
„Kra, kra!" stemde meneer Kraai bewon
derend in, toen zjjn vrouw bij gebrek aan
adem een einde aan haar rede maakte. Maar
de onbeschaamde weduwe was in het minst
niet uit het veld geslagen.
„Och, vogels, die in een glazen kooi wo
nen zei ze, terwijl zjj verwaand haar
kop schudde, ,,'u kent de rest. Maar u kunt
me toch niet verhinderen, iets te vertellen
van hetgeen ik over u gehoord heb, mevrouw
Kraai; hoewel, als ik daarover eenmaal be
gin, weet ik niet, wanneer ik uitgepraat
zal zjjn. Nu, voor het oogenblik gcedenmor-
gen, lieve mevrouw Leeuwerik. Ik laat u
aan uw deugdzame vrienden over. Wees voor
zichtig met uw kleintjes; ze zien er niet
gezond uit; ik ben bang, dat zjj niet groot
zullen worden."
Z{i maakte, dat zij wegkwam evenals de
booze fee uit het sprookje en liet de arme
mevrouw Leeuwerik in tranen achter. Maar
mevrouw Kraai bleef nog wat om de laatste
te troosten en verzekerde haar, dat haar
kleintjes er zoo gezond mogelijk uitzagen
en dat het alleen jaloezie was van de wedu
we Ekster, die nooit tevreden was, als zij
geen ongenoegen stookte.
Intusschen popelde de kwaadspreekster
om haar ergernis te kunneh luchten door te
vertellen, dat meneer en mevrouw Kraai van
den vroegen ochtend tot den laten avond
niets ander3 deden dan kibbelen, precies als
Trftn en Klaas uit de poppenkast. Zij wilde
deze afschuwelijke valschheid eens gauw
faan vertellen aan mevrouw Gans op de
oerderij, die 't zeker overal rond zou kakelen.
„En als ik haar toch spreek, zal ik meteen
eens vertellen, dat mevrouw Leeuwerik haar
kinderen laat verhongeren; iedereen kent
haar al6 een luchthartige vogel, die liever
hoeg in de lucht stijgt en zingt dan zich om
eenvoudige, huiselijke plichten te bekom
meren," smaalde mevrouw Ekster. „Kom,
waar vindt ik die domme mevr. Gans? In de
wei, denk ik, als gewoonlijk weer luierend."
Maar toen zij bij de boerderij kwam en
door den boomgaard vloog, liep de zoon van
den boer daar juist met zijn geweer. Hij wae
het, die dien morgen de Tamme Kraai ge
schoten had. Pang! ging het geweer en de
weduwe Ekster stortte ter aarde; haar wit-
en-zwarte veeren waren met bloed bevlekt
en haar laatste woorden luidden: „Het is
met mij gedaan!" hetgeen de grootste waar
heid was, die zij ooit in haar leven gezegd
had. Morsdood werd iij .opgenomen. De
kwaadsprekende Ekster was niet meer!
Ingezonden door Heimy Quesfcroo:
Jantje: „Als ïk gehoorzaam levertraan drink',
dan krijg ik telkens van Moeder een stuiver."
Pier:: in wat koop jo daarvoor?"
Jantje: „Moeder doet het gold in den spaar
pot, en koopt daatvoor weer nieuwe levertraan."
Ingezonden door Albert Kuik.
Een goed kenmerk.
Ergens bij Kampen is een beek, waarin ttetl
steen staat met hot opschrift: Wanneer deze
steen niet to zien is, is het gevaarlijk deze beek
te doorwaden.