donderdag* 23 December. Anno 1820. Noortje's Kerstfeest. No. 1. WfEKSBszt door HERMANNA. V J Kerstavond! Zachljes vielen de sn eeuwvlokken op d.c binnenplaats vam het grooto koopmanshuis. Zwak flikkerde er het licht vam oen hand lantaarn, hangend aan een kram in don muur. Noortje keek er naar. Zij had 't gordijn open gelaten on zat in haar onderjurk in de vensterbank. Er brandde een petroleumkachel in haar kamertje, ddo de donkere hoeken ver lichtte en een belangrijke warmte .verspreidde. Toch huivende zij, terwijl ze de sneeuwvlokken met haar ibldk volgde. Arm Noortje! Ze voelde zdoh hier zoo vreemd als in een gansoh andere wereld overgebracht! Nog maar weinige weken geleden was zc voor haar opvoeding naar Holland gekomen; j tot Nieuwjaar zou zo bij Oom Verlaat in 't groato, kille huis aan de. haven blijveu. Daarna zou ze naar een kostschool gaan; Oom had over Zeist gesproken. Hij was ongetrouwd en niet jong meer; hij kon Noortje niet bij zich houden. Och, *t Mot haar alles onverschillig! Wai. ze van Holland gezien had, vond ze allemaal even naar. Zij miste vader en moeder zoo, de vroolijke, kleine broertjes en bovendien kaar zonnige, mooie troponland! 't Was de avond vóó$ Kerstmis. Oom was naar een vergadering. De huis- hondster dutte in haar eigen kamer over dè krant, en het personeel was als 't waro op geslokt door 't groote sous-terrain, dat zich tot aan de werf, waar de schepen vastmeerden, uitstrekte. Traag kroop de tijd voorbij. Noortje ging hier maar vroeg naar bed; ze vond de avon den vreeselijk. Nu zat ze in haar kamertje, heel aobtor ln het ouderwetsche, grillig gebouwde woonhuis: Aan de orverzij van do binnenplaats was bet pakhuis, met de voorraadzolders or boven. Noortje wist weinig van het bedrijvige le- ven, dat daar overdag gaande was. Nu ston den de grijze verweerde muren met de kleine, smalle vensters als kijkgaten van een vesting in de grauwe schemering te droomen en ver rieden niets. Plotseling verscheen er een lichtje voor oen dier vensters, t Was als een sterretje, zoo hel der en vriendelijk. 't Eenzame kind moest er onwillekeurig naar zien. 't Verdween echter even schielijk als 't ge komen was van? daar, om zich dan voor een wat hooger gelegen raampje weer te vertoo- nen. Noordje's aandacht werd er door ge boeid. Eindelijk was het lichtje heel hoven aan gekomen en scheen er te zullen blijven ook. Maar wat was dat? Ook over de donkere binnenplaats zweefden nu lichtjes, als glim wormen, die zich niet door de sneeuwvlokken lieten verjagen. Noortje was een en al verbazing, toen zc ontdekte, dat er een heel troepje kinderon met trippel-trappelvoetjes behoedzaam door de sneeuw stapte om vervolgens onder de poort van het pakhuis aan, den overkant te verdwijnen. De lichtjes van de papieren lantaamtjes, die ze aan stokken droegen, bloven nog lang zichtbaar in den donkeren, langen doorloop. Hoor, nu zongen ze!Ho© wonderlijk, •hoe vreemd! Haar slofjes aan te schieten en een cape om te slaan, was voor Noortje het werk van een oogenblik. Toen glipte ze haar kamertje uit on slaagde or na eenigo moeite in, de deur, die vam dezen kant toegang tot de binnenplaas gaf, open te krijgen. Een paar stappen door de losse sneeuw en ook Noortje stond in de poort. Heel op 't eind vam de lange, donkere gang was nog juist 't laatste Lichtje to zien. Noortje had geen lantaarn, maar geen nood! Gezang der kinderen wees haar den weg, een. deur door en dan de trap op, steeds hooger c-n hoo ger, evenals zoo juist 't kleine sterre-lichtie gegaan was Op hetzelfde oogenblik, dat ons meisho spijt kreeg van haar onderneming en begon te wen- schen maar liever stil in haar kamertjej ge bleven te zijn, ging er; zeker doordat zij er, haar -weg tastend, tegen aan duwde, plotseling een deur open en zag zij op 't onverwachtst een lichtschijnsel, dat haar even verblindde. Eenige treden dieper clan de plaats, waar zij stond, bevond zich een tamelijk ruim vertrek, waar op rijen banken de kinderen die zij had hooren zingen, bij een verlichten Kerstboom zaten. Een wonderlijk, oud man netje 't geleek wel een Kerstmannetje van een prentje, met zijn langen, grijzen baard stond wat op zij en begon, nu de kinderen hun gezang geëindigd hadden, op heel eenvoudige manier de Kerstgeschiede nis te., vertellen- Hij sprak met een ietwat vreemd accent, maar Noortje, in haar ver borgen hoekje bij de deur, kou hem toch heel goed verstaan. In* haar eerste verrukking, bij 't onver wachte gezicht van den sohoonen boom was ze op baar knieën gevallen, haar cape was haar afgegleden. Eenzaamheid, duisternis; koude,- alles, alles was vergeten bij dezen aanblik- Noortje had nog nooit, een echten Kerst boom gezien. Haar geheele leventje had zij doorgebracht op de afgelegen plantage van haar vader en al had moeder Kerstmis wel aantrekkelijk voor de kinderen weten te maken en bovenal niet verzuimd hun de sohoone Kerstgeschiedenis te verhalen, een Kerstboom, een dennenboom met kaarsjes en versieringen, zooals jullie dien kennen, had den zij daar nooit gehad- Zeker kunnen jirllie het je nu wel eenigs- zins indenken, hoe het Noortje hier t« moe- de was, die zooeven n$g naar de zacht da lende sneeuwvlokken op de spaarzaam ver lichte binnenplaats had zitten kijken met o zoo'n eenzaam, verlaten gevoel in haar hartje De welbekende geschiedenis van het Kin- deke in Bebhlehems stal. het Kindeke <»e- boren in duisteren naoht, dat het Licht dor wereld zou zijn hoe gretig dronk Noortje dit alles, wat zjj hoorde, in Zachtjes zong zij mee, toon de kindorer het oude lied van den heiligen Kerstnacht aanhieven, dat zij thuis ook altijd, met Moe der op Kerstmis had gezongen „■Stil-le Nacht, heilige naont r> t Christuskind, lang verwacht, »,dat miLlioenen eens zaligen zal, „wordt gebaren in Bethlehemsstaï, „Engelen houden de- wacht(bis)"- Weinig vermoedde de oude Duitsohe ma gazijnmeester, dio boven in 't pakhuis zijn woning had. welk onverwacht, ongenood paatje er op dezen Kerstavond mee naar binnen was geslopen Ieder jaar verzamelde de eenzame, oude man op den avond vóór Kerstmis de kinde ren der pakhuisknechten, voerlieden en schippers rond zijn verlichten Kerstboom om 't Kerstfeest met hen te vieren, zooals hij dit in zijn eigen jeugd was gewend ge weest- Sinds jaren woonde hij in den vreemde, een eenzelvige, oude, ietwat zonderlinge man, die echter onder 't dagelijksche, roe zemoezige bedrijf van zijn drukke leven een kinderlijk, vroom hart had behouden en voor wien deze avond was als een lichtende eter, die ziin weg verhelderde- Wekenlang spaafr- de hij voor zijn Kerstfeestmoeite noch' kosten ontzag hij om d- sohoou ep goed te maken. Niet lang meer zou Noortje onopgemerkt in haar hoekje kunnen blijven- Straks zou-v, den do kinderen opstaan, de geschenkje^.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1920 | | pagina 9