No. 18619
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 12 November.
Tweede Blad. Anno 1920.
GEMEENTEZAKEN,
FEUILLETON
IN ONSESTRAAT
18)
TWEEDE KAMER
sprake gebracht. Hij vraagt dus in alge-
meenen zin daarover te mogen spreken.
De VOORZITTER heeft daartegen geen
bezwaar.
De heer SCHAPER (S.-D.) vraagt do
speciale punten niet bij deze beschouwingen
te behandelen.
De VOORZITTER heeft geen bezwaar de
suikerdistributie en de brandstoffen-poli
tiek bij Hoofdstuk X te behandelen.
De heer SCHAPER (S.-D.) meent, dat er
bij de Regeering een geprikkelde stemming
bestaat. Zij heeft uiterst kort op het voor-
loopig verslag geantwoord. Spr. acht het
gewenscht, dat de Kamer zich orienteert
tegenover de Regecriiig. De Regeering be
hoeft niet ongerust te zijn zij zit vast en
heeft behalve rechts ook links steun. Bij do
Anfcirevolutiewet, de Poststaking, de Ge-
meente-financiën, de Duurtewet en de
Huurwetten vindt de Regeering links zoo
wel als rechts haar steun. Alles concen
treert zich tegen de opdringende arbeiders
klasse, waartegen in den boezem der bour
geoisie een verbitterden haat bestaat. De
intellectueelen benijden de arbeiders, om
dat zij zoo veel bereikt hebben. Men ver
wijt den arbeiders arbeidsschuwheid en ver
kwisting. en maakt daar glossefi op. Als er
niets van waav is, is het de schuld van het
kapitalistische stelsel, want zucht om in
weelde te boden, is een kapitalistisch»
eigenschap
Hij juicht het toe, dat de vrijzinnigen zich
weer willen gaan vereenigen. Van den Eco-
nomischen Bond heeft spr. nooit veel ge
loofd. Dat was een geverfde ezel, gelijk de
fabel het vertelt. Hij ontpopt zich nu ai
als een gewone liberale partij. Tusschen
de Unie-liberalen on Vrij-liberalen ligt niet
veel verschil. Zelfs de heer Braat kan wel
meedoen hij past best naast den heer Van
Rappard. De eene is een gelakte on da
andere een ongelakte boer.
De heer BRAAT: Je doet jo partij wel
eer aan.
De heer SCHAPER (S.-D.). De heer
Weitkamp zou een best figuur maken in
Genève.
De Vrijzinnig-Democraten wil sdt. niet
over denzelfden kam scheren. De heer Teen
stra is als democraat onbetwistbaar en is
een socialisten-vreter Aan de fusie doen zij
niet meer. Men kan zich den heer Marchant
niet denken in de armen van Treub. Daar
voor is er te veel gebeurd, maar politiek
kan het best. Maar de heer Marchant heeft
het talent iedereen van zich af te stooten.
Aan do overzijde ia do toestand, weer
anders.
De heer TER HALL (N. Fr.). Zijn dit nu
persoonlijke beschouwingen of algemeene?
De heer SCHAPER (S.-D.): Daar heeft
men altijd nog het wapen van den gods
dienst, en wordt de reactie gehuld in theo
logische leuzen Er zijn een paar jonge Ka
tholieken, die ieie afwijzen, maar ze befcee-
kenen nog niet veel. De zg. arbeiders-afge
vaardigden, die daar zitten, hebben z. i.
niet meer den ruggesteun van hun eigen
arbeiders. Mee tracht door den godsdienst
arbeiders en patroons bij elkaar te bouden.
Spr. wijst op de heeren Smeenk en
Schouten, die vroeger nog eens in gezonde
oppositie waren maar nu niets doen en con
servatief zijn.
De heer SCHOUTEN (A.-R.): Mr. Troel
stra vindt u ook conservatief.
De heer SCHAPER (S.-D). Dit. zullen
wij nog eens ziei. Spr. roept de Christe
lijke arbeiders on om zich los te maken van
die leiders en zich tegen het kapitalisme te
keeren. Spr wijst op Rusnar. wiens han
den met bloed bevlekt zijn.
He VOORZITTER Ik kan dat woord niet
toelaten.
De heer DUYS (S.-D.). Het is niets dan
de waarheid.
De VOORZITTER Ik verzoek den lieer
Duys zijn mond te houden.
De heer SCHAPER (S-D-) betoogt, dat
het niot tegen het geloof gaat, maar tegen
het ministerie van geloof
De heer STAALMAN (M. P-), De menschen
loopen bij hoopen van u weg.
De heer SCHAPER (S-D.). Op en neer
gaat het altijd, maar de menschen komen
wel terug. De Christelijke arbeiders zullen
oq> den duur wel zien waar zij thuis be/hoo-
ren- Sipr- citeert de rode van den heer De
Wilde als wethouder van Den Haag tegen
H. A- M. gehouden.
Vervolgens behandolt spr. de socialisatie,
die wel is waar niet geheel omlijnd is, maar
die toch komende is.
De heer SMEENK (A— R.). De socialisatie
is nog niot uitgedacht-
Dc heer SCHAPER (S.-D.) meent, dat de
socialisatie is gekomen uit het verlangen der
arbeiders- Van deze Regeering is op dit punt
natuurlijk niets te wachten.
Er is alleen een commissio en dat is alles.
Daarmede komt men niet verder-
Spr. oritioeert vervolgens de financieele
politiek der Regeering, die hij uiterst zwak
acht- Het geroep om bezuiniging beteekent
alleen bezuiniging op do loonen- Spr. wil
ook bezuiniging, o.a- op de bureaucratie en
haar rompslomp; gelijk de ambtenaren die
zelf aangaven.
Ten slotte dringt hij aan op spoedige ea
grondige herziening der Grondwet.
De heer BRAAT (P. Fr zegt, dat de Mi
nister van Financiën mag blijven. (Gelach)»
Maar de sociale wetgeving en de achturen-
dag hebben spr's sympathie niet. Deze acht-
urendag werkt belemmerend op do productie
en werkt stagneorend, waardoor de prijzen
stijgen. Het werkt de luilakkorij in do handi
Do Minister van Landbouw hoef nog nooit
iets voor den Landbouw gedaan. Het volk ie
tegen hot sooialisme on dus tegen allo soci
ale maatregelen (Gelach). De aöhturendag is
een gat in het klocd, dat dozo Regooring
moest sieren. (Gelach).
Onder voortdurend gelach der Kamer zet
epr. zijn rede voort. Hij betoogt, dat de arbei.
dors den oorlog zijn begonnen en hebben
doorgezet en toen de kapitalisten or geen
geld meor voor wilden geven, hebben zij
dwangleeningon gesloten.
Het platteland heeft, altijd de stedelingen
uit den nood gered en het platteland is do
redder van Nederland. De Regeering moot
voor goede vaarten, trams, open-en cn markteu
zorgen. Vooral zorge zij voor kunstmest- Zjj
stake de sociale wetgeving, die ons den af
grond tegemoet brengt Wat de fusieplannen
betreft, spr. weet niet wat fusie fs (gelach)*
Wat bij doen moet, weet hjj niet
Stemming.
In stemming komt het voorstel om Hoofd
stuk X in avondvergaderingen te behande
len.
Het wordt aangenomen met 55 tegen t
6tem.
Algemeene Beschouwingen.
Do heer TREUB (E. B.) meent, dat cc
verschijnselen zijn, die er cup duiden, dat de
meer is, niettegenstaande de pos tief-du de-
vriendschap ter rechterzijde niet zo<o groot
lijko beginselen, waarop zij berust. Al zal het
niet in 1921 zijn, de onnatuurlijke band lus-
sr hen die partgen zal den langste® tijd beb
oer» bestaan. Spr. verheugt zich daarover,
omdat het dan alleen mogelijk zal zgn een
groepeenng te verkrijgen, die meer over
eenkomstig de groote problemen, die zijn
ontstaan, zal wezen.
Het is niet in de eerste plaats de vraag
hoe men zijn godsdieoriige overtuiging vormt
wanneer men de staatkunde bestudeert. Alle
staatkundige partgen hebben zich bezig te
houder, met de vraag hoe de economische
verhoudingen hersteld of hervormd moeten
vr-raen. Er zijn twee divergeerende lijnen:
de ééne wenscht de gemeenschap alles-be-
heerschend te maken; de andere verwacht
daarvan weinig goed3 voor de ontwikkeling
der vrije persoonlijkheid. Tusschen deze bei
de richtingen zal men hebben te- kiezen.
Do tegenstellingen zrjn in werkelijkheid niet
zoo sterk, als men ze in gedacht© voorstelt;
maar de vraag zal zrjn. of men de groota
ideëel© goederen van het individua.iame zal
erkennen als van het grootst© gewicht voor
de maatschappij.
De sociaal-democraten kennen voor hun
Staat nog geen andere organen;: de commu
nisten hebben het Russische stelsel. De er
varing heeft al geleerd, dat het laatste de
inlellectueele leiding in het gedrang brengt.
De oorlog heeft de gansche wereld niet al
leen uit haar voegen gelicht, maar het on
mogelijk gemaakt voor bijna alle volken
oni meer dan een sober bestaan te leiden.
Zg, die geen geloof hebben in de utopieën
der socialisten en oommunisfcen, dienen zich
krachtig te vereenigen tegen de revolutie en
om meor goederen ter beschikking te stellen
van de volken. Ook voor Nederland is de
toekomst m dit opzicht niet zonder zorg. De
goederenhandel is hier te lande zeer terug
gegaan, in vergelijking met andere landen,
c-.a. Zwitserland. Daar voerde men meer naar
Duitschland uit, dan men invoerde. Hier
is dat andersom. De taak der Regeering
is om te zorgen, dat de positie van Neder
land op de wereldmarkt niet verloopt. Al
mag dit voorshands alleen den expo-ithan-
ael treffen, het tekort aan kapitaalvorming
dient voorkomen te worden, hetgeen vooral
meet geschieden door besparing op de pro
ductie, waarvoor de omstandigheden niet
gunstig zrjn. Rechtsstreeks moge de Regee-
ring niet veel kunnen doen. maar zij kan z.ch
wachten voor het maken van bepaiingen, die
het tegengestelde beoogen. Spr. waarschuwt
den Minister van Arbe.d, dat hij niet te een
zijdig de arbeidersbelangen moet behart'gen.
Met minder voortvarendheid zou hij blij ;en
tens lotte de arbeidersbelangen beter behar
tigd te hebben. Hij moge bijv. luisteren naar
de bezwaren, die uit den Landbouw komen.
Spr. betwijfelt, of het wel goed was thans
den 8-urendag in te voeren. Hij had zeker-
n.
Geen Commissie van Bijstand voor
Fersoneelzakeoa
Door den heer J. J. van Stralen werd
ieen motie aanhangig gemaakt, waarin de
wenschelijkheid werd uitgesproken tot in
stelling van een permanente Raadscom
missie voor personeelzaken. Deze motie
,werd in handen gesteld van B. en W om
praeadvies.
Na rijpe overweging komt het B. en W.
voor, dat het in-het-leven-roepen van een
commissie van bijstand voor personeelsza
ken hier ter stede geen aanbeveling ver
dient. N-i toch indertijd op voorstel van
hun Collegj het z. g. georganiseerd over
leg is ingevoerd en een Algemeene Amb
tenaren-Commissie en een Algemeene
Werkliedeocommissie, beneven® ambtena
ren- en werklieden-dienstcommissies zijn
ingesteld, ten einde hun College voor to
lichten betreffende de arbeids- en dienst-
voorwaardeD van bet personeel, in dienst
van de gem >ente, zijn zij van oordeel, dat
het daarnevens nog instellen van een com
missie van bijstaüd voor personeelszaken
slecht® verwarring zou scheppen cn tot
vertraging m de afdoening der personeels
zaken zou leiden Immers, behalve het
advies van de ambtenaren- en (of) werk-
liedencommissiA«, zou dan tevens het ge
voelen van de commissie van bijstand nog
moeten worden ingewonnen.
Wel treft men in eenige andere gemeen
ten een commissie voor personeelszaken
aan, doch voor zoover hun bekend is, da
teeren die commissies uit een tijd, toen al
daar nog geen georganiseerd overleg be
stond en er dus h. i. wel aanleiding kon
zijn, om de voorlichting van een dergelijke
commissio gewenscht te achten. Na de in
voering van het georganiseerd overLeg
heeft, men in die gemeenten de bestaande
commissies maar gehandhaafd en haar
Biecht® in een paar gemeenten bovendien
het recht gegeven de vergaderingen van
de ambtenaren- en werkliedencommissies
bij te wonen en aan de besprekingen deel
te nemen B. en W. betwijfelen het echter
ten zeerst*. of men aldaar tot instelling
zou zijn overgegaan, indien, zooals te Lei
den, h'-t georganiseerd overleg te voren
reeds was ingevoerd.
Op grond van een en ander achten zij
de instelling van een commissie van bij
stand voor personeelszaken niet gewenscht
en is dus een voordracht, als bedoeld in
artikel 54, 2o. lid der Gemeentewet, niet
van hun College te verwachten.
Zij geven mitsdien in overweging de mo
tie van den heer Van Stralen niet aan to
nomen.
Loonen lantaarnopstekers en der los-vaste
arbeiders.
Omtrent een in handen van B. en W. ter
fine van praeadvies gestelde motie van de
heeren Van Stralen en Dubbeldeman be
treffende. de verhooging van de loonen der
lantaarnopstekers en van de loonen voor
losse en los-vaste werklieden, is door dit
College het gevoelen ingewonnen van Com
missarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteft.
Uit hun rapport blijkt, dat Commissa
rissen .aan de loonen van de lantaarnopste
kers al voldoende aandacht hebben gewijd
en dat aan den in de motie sub a uitge
drukte» wensch reeds is voldaan
Ten opzichte van de loonen van de losse
werklieden kunnen zij zich eveneens vet
eenigen met het advies van de Commissi»
voor de Lichtfabrieken. Ook hunnerzijds 1
bestaat er geen bezwaar tegen, dat door
den Raad wordt besloten, dat het mini- j
mumloon der algemeene salarisverordening I
in het algemeen geldt als limiet voor het
loon, hetwelk aan de losse werklieden gej
geven wordt.
Zij ge\en den Raad mitsdien in over
weging
a. te besluiten dat het minimumloon der
algemeene salarisverordening in het alge
meen als limiet zaJ gelden voor het loon
der losse werkliedenb. de motie van de
heeren Van Stralen en- Dubbeldeman ver-
der voor kennisgeving aan te nemen.
B. on W. willen geen schoonheidscommissie
In de Raadsvergadering van 23 Februari
jj. werd besloten een door de heeren Oost
dam, Sijtsma en Knuttel ingediend voor
stel, betreffende de instelling van een z.g.
Schoonheidscommissie, in handen van B.
en W. te stellen om praeadvies. B. en W.
hebben deze aangelegenheid nauwkeurig
overwogen en deelen daaromtrent een en
ander mede.
Naar het Engelsch van J. E. BUCKROSE.
(Nadruk verboden.)
,,Ik behoef je niet te vragen", zei de heer
Bean, toen zij bij hem kwam, „of het iets
ernstigs is. Je zoudt er zoo niet uitzien,
als het. dat was. Maar hoe lang moet ik zoo
blijven liggen?"
„O, in ieder geval een week", zei zijn
vrouw. „En je hebt al lang rust noodig
gehad en nu dringt de natuur er op aan.
Mijn moeder was gewoon te zeggen, dat
men wel vertrouwen kon, diat dokter Nar
ituur je zou laten weten, wat je doen moest,
nis jc maar luisteren wilde."
„Ik wil hier geen week blijven", zei Bean
opgewonden. „Dat kan ik niet, zeg ik je.
Ik moet bepaald Woensdag te Birmingham
•ijn. Het is een groote zaak, die ik daar
heb het kan verhooging van salaris
geven.
Reeds in 1914 werd de instelling eener
Schoonheidscommissie hier aan de orde ge
steld naar aanleiding van een ingekomen
adres van de Verceniging tot Bovordering
der Bouwkunst te Leiden. B. en W. wezen
er toen op, dat het Gemeentebestuur zich
in deze geenszins onbetuigd had gelaten;
verschillende malen vond immers een ge
velwedstrijd plaat® en ware do oorlog niet
tusschenbeide getreden, dan zou deze po
ging tot aanmoediging van schoon bouwen
zeker niet zijn gestaakt.
Na uiteengezet te hebben hoe deze za
ken in verschillende andere gemeenteu ge
regeld zijn, stellen B. en W. de vraag, of
een instelling voor de voorstellers in Lei
den noodig moet worden geacht en komen
tot de conclusie dat dit niet het geval is.
In de eerste plaats doen zich tegen die
instelling practische bezwaren gelden.
Aangenomen, dat van zulk een commissie
Lcidsche architecten deel zouden behooren
uit te maken, gaat het bezwaarlijk aan, die
personen min of meer als censor over de
ontwerpen van hun collega's aan te stel
len. Benoeming van architecten uit an-
dcre gemeenten tot lid der commissie zou
verwerpelijk zijn, omdat dit niet alleen zou
leiden tot oponthoud in de beoordeeling
en tot grootere uitgaven, maar vooral, om
dat zij zich kunnen voorstellen, dat de
hier gevestigde architecten het binnenhalen
van deze personen in Leidsche toestanden
op bouwgebied zeer ongewensdht zouden
vinden. Het zou dan immers niet uitgeslo
ten zijn, dat de beoordeeling van een pro
ject zou leiden tot afkeuring en daardoor
tot opdracht aan een architect nlet-Leide-
nnar.
Er zijn ook Schoonheidscommissies, waar
in niet alleen deskundigen, maar ook lee-
ken zitting hebben, zoo bijv. te Delft, waar,
volgens het voorstel, van de vijf leden
slechts twee deskundigen behoeven te zijn.
In Leeuwarden bestaat de commissie uit
niet minder dan zeven tot vijftien leden
en het Is waarschijnlijk, dat het overwegend
deel daarvan door leeken wordt gevormd.
Waar nu vooral in den tegonwoordigen tijd
zulk een diepgaand verschil bestaat tus
schen deskundigen- en leekencritiek op het
gebied der schoone bouwkunde, is het niet
duidelijk, hoe zulk een commissie ooit
vruchtdragend en opbouwend werk zal
kunnen leveren. De architecten zelf huldi
gen op het gebied van aesthetische beoor
deeling reeds de meest verschillende Inzich
ten hoe wijd uiteenloopend zullen dan
niet de critleken zijn van leeken en des
kundigen, geroepen om over eenzelfde ont
werp een oordeel te vellen
Van meer gewicht dan deze practische
bezwaien achten zij echter de overweging,
dat het aesthetlsch element in de bouw
kunst niet objctlef, doch zuiver subjectief
van aard is. Er bestaan geen vaste normen
in de schoonheidsleer der bouwkunst; de
opval tingen daaromtrent wisselen met het
oogenblik en zijn grootendeels afhankelijk
van tijdslnvloeden, persoonlijken smaak,
slaafsche navolging en mode. Het is merk
waardig, hoezeer de denkbeelden van hoog
slaande architecten niet alleen uit verschil
lende tijdperken, doch zelfs uit eenzelfde
periode, onderling ulteenloopen. De bouw
kundige tijdschriften wemelen van heftige
polemieken omtrent het ware en vermeende
schoon van bouwwerken. Herhaaldelijk ver
zetten architecten van naam zich tegen de
uitspraken der Amsterdamsohe Schoon
heidscommissie, die (och uitsluitend uit
deskundigen bestaat, en het. is een bekend
feit, dat het gemeentebestuur dientenge
volge vaak voor uiterst moeilijke beslissin
gen staal.
Bestaat bij B. en W. dus tegen een
Schoonheidscommissie overwegend bezwaar
niettemin hebben zij getracht om in de
richting van het ingediende voorstel zoo
veel mogelijk te bereiken ten bate van de
schoonheid onzer stad, waarvoor zij de
heer Oostdam veronderstelde dit tereoht
wel niet minder gevoelen dan hij en
zijn mede-onderteekenarenBestendiging
toch van den be>staanden toestand, waar
bij het aan een ieder vrij staat te bouwen
zooals hij wil, achten ook zij geenszins ge
wenscht. De ervaring leert, dat er steeds
personen zijn, ongevoelig voor elk uiterlijk
schoon, wien het volstrekt onverschillig is,
producten van den meest wanstaltigen
smaak en afwerking tot stand te brengen.
Die wansmaak pleegt bij het wijzigen en
verbouwen van antieke gevels nog meer
san den dag te treden, dan bij het ont
werpen van een nieuw gebouw. Het ver
dient daarom aanbeveling, dat hun Col
lege de bevoegdheid heeft legen dergelijke
personen op te treden. In het algemeen
achten zij den Directeur van het Bouw
en Woningtoezicht den aangewezen persoon
om hen van advies te dienen. In elk voor
komend geval kan hun College overigens
„Nu, wij zullen zien wat dr. Parker zegt,"
sust-e mevrouw Beau hem. „Zal ik je het
weekblad van Flodïnouth voorlezen? Je
hebt zeker nog niet het verslag gelezen van
het tuinfeest van den burgemeester?"
D*e jaloezieën waren dicht, een licht
windje kwam binnen, do prettige 6tem van
mevrouw Bean scheen van ver weg te ko
men, terwijl zij voorlas, dat mevrouw Sa^
lisbury blauwe zijde aan had en juffrouw
Salisbury aardbei-kleurig linnen. De laat
ste gedachte van den heer Bean, toon hij
insliep, was, dat hij vaag verwonderd was,
hoe zijn vrouw in zulke kleine dingen be
lang kon stellen, als hij erg ziek was, maar
zoo zijn de vrouwen mindter verstandig
dan de mannen
In de diepe stilte, die volgde, sloop me
vrouw Bean naar beneden, om wat klaar
to maken en d>o kinderen stil te houden.
Toen de zieke wakker werd, was hij warm
en koortsig, tobbende over allee en toch
in de war.
„Ethel ik heb jo toch het geld voor je
tanden gegeven? Ze zijn immers betaald?"
„Zeker, lieve."
„Geef me mijn ja® van dien stoel. Hij I
overwegen, door welke personen het zich
zal laten voorlichten. Een algemeene rege
ling daaromtrent thans bij voorbaat te
treffen, komt hun ongewensoht voor. Vol
staan kan h. i. worden met een aanvul
ling van de bouwverordening in dien
geest van de Almelosche verordening.
Op grond van het bovenstaande geven zij,
overeenkomstig het gevoelen van de Com
missie van Fabricage, alsnu in overwe
ging:
a. niet aan te nemen het voorstel van
de heeren Oostdam, Sijtsma en Knuttel, tot
het instellen van een z.g. Schoonheidscom
missie b. de Commissie voor de Strafver
ordening op het Bouwen en Sloopen in
den hierboven aangegeven en door de Com
missie van Fabricage voorgestelden zin bij
den Raad aanhangig te maken.
Moties over afschafiing van het ambulan
tisme van de baan,
Bij de behandeling van de begrooting
voor 1920 werden in handen van B. en W.
gesteld twee moties inzake het geven van
een eigen klasse aan de schoolhoofden;
één van de heeren Sijtsma en Van Gruting
en één van de-n heer Groeneveld.
B en W. hebben, met het uitbrengen van
praeadvies over deze beide moties geen
bijzondere haast gemaakt, daar zij van
meening waren, dat de in de onderwijs
wereld zoo brandende kwestie van het am-
bulantisme, bij de behandeling der Lager-
Onderwijswet wel in den een of anderen
zin zou worden opgelost. Hierin hebben zij
niet mis gezieu want, zooals bekend zal
zijn, is in artikel 27 lid 4 der „Lager-On-
derwijswet 1920" (wet van 9 October 1920
S. 778) de bepaling opgenomen, dat aan
den onderwijzer, die aan het hoofd der
school geplaatst is, tevens het onderwijs
eener klasse wordt opgedragen, van welke
verplichting de Minister van Onderwijs in
bijzondere gevallen vrijstelling kan ver-
leenen.
Door deze wettelijke bepaling Ls cfcua de
strijd, die zooveel jaren omtrent dit onder
werp is gevoerd, beslist ten gunste van de
voorstanders van de afschaffing van het
am bulantisme.
B. en W. meenen, dat hierdoor de be
doelde motie's moeten geacht worden ver
vallen te zijn, in ieder geval, dat zij ont
slagen zijn van de verplichting om hun
oordeel kenbaar te maken over het daarin
uitgedrukte verlangen om tot gedeeltelijke
of algeheele afschaffing van het ambulan-
tisme aan onze scholen te geraken.
Het kwam hun ordelijk en regelmatig
voor den Raad hiervan in kennis te stel
len.
Zitting van gister
namiddag
Regeling van Werkzaamheden
De VCCRZITTER stelt voor de vol
gende week Dinsdag of Donderdag 's avonds
te vergaderen en Hoofdstuk X te behande
len en daarbij te behandelen hot vervolg
van do interpellatie-Koltbek inzako het
Vet-bureau.
De heer BRAAT (P. P.) vraagt Land
bouw nu eens niet ir een avondvergadering
te behandelen Yele leden kunnen 's avondfe
niet komen en het moet eens uit zijn, Land
bouw study-an-alfcijd in avondvergadering
te behandelen.
De heer TEENSTRA (V.-D.) betreurt het
ook, maar zal zich bij het voorstel van den
Voorzitter neerleggen.
De VCCRZITTER zal om drie uu.r over
het voorstel laten stemmen.
Do heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.)
vraagt, wanneer do wijziging der Leerplicht
wet in behandeling komt. Hij acht de be
handeling spoedig noodig.
De VOORZITTER zegt, dat het niet mo
gelijk is die wet, vóór Kerstmis to behan
delen. Hij hoopt niet, d^.t die. Regeering ©en
uoodregeling zal ontwerpen.
Do heer K. TER LAAN (S.-D.) betreurt
deze mededeeling van den Voorzitter, dbch
begrijpt, dat het niet mogelijk is dio te be
handelen.
De VOORZITTER hoopt het ontwerp in
Januari to behandelen.
Algemeene beschouwingen.
Aan de ordo zijn de algemeene beschou
wingen over de Staatsbegroo-ting voor 1921.
De VOORZITTER wenscht de suiker
distributie en de brandstoffen-politiek bij
deze beschouwingen te behandelen, doch de
buitenlandsche politiek en den Volkenbond
er buiten te laten, omdat die bij Hoofdstuk
III komen
De heer RUTGERS (A.-R.) wijst or op,
dat de Volkenbond bij de Troonrede is ter 1
richtte zich op met een hand aan zijn pijn
lijk hoofd en zocht toen naar zijn zakboekje.
„Hier hier zijn twee bankbiljetten van
zestig guldendaar kan j e wel mee toeko
men, tot ik weer naar het kantoor ga, niet
waar? Ik stuur niet graag om geld. Dat
maakt een slechten indruk."
„Dat is meer dan genoeg," zei zijn
vrouw. „Maak je nu maar niet bezorgd."
„Ja" hij leunde uitgeput achterover
„ik weet, dat je langer met gold toekomt
dan iemand anders, Ethel. Maar ik wil
den dokter niet meer hebbenwij zullen
hem nooit kunnen betalen. Ik geloof, dat
het me dooden zou, als ik merkte, dat wij
meer schuldig waren, dan wij betalen kon
den. Dat zou de laatste druppel zijn."
Hij viel weer in een onrustigen slaap en
schrikte tegen acht uren wakker.
„Ik zeg u, dat ik die overjas betaald heb.
Neem die rekening weg, mijnheer. Neem ze
weg. Ik ben niemand iet® schuldig." Even
stilte, toen riep hij uit: „Ik wil niet met
schulden stervenIk wil niet met schulden
sterven! O! Daar komt de schuld achter
mij aan grijs op een groot, zwart
paard. Houd ze weg! Houd ze wegl"
Een week lang was de heer Bean ernstig
ziek, veel te ziek, om te weten, of de
dokter kwam of niet maar op den achtsten
dag was hij buiten gevaar, cn had alleen
behoefte aan rust en goede verzorging. Me
vrouw Bean's jukbeenderen puilden uit
haar mager gezicht en haar oogen stonden
hol, maar zij had het opgewekte, vermoei
de uiterlijk van een veroveraar na een
moeilijk gewonnen gevecht.
Louise zag er ook vermoeid uit, want zij
had van den morgen tot den avond trap
pen op- en afgeklommen, haar ruw zieltje
werd door de omstandigheid gerijpt en ver
zacht,
„Nu", zei zo, terwijl zij thee zette voor
baar meesteres en zichzelf, „ik denk, dat
u nu zult inzinken, mevrouw. Het is eigen
lijk niet anders ie verwachten. Mijn tante
heeft mijn oom verpleegd, toen hij zijn
been gebroken b"A waar uitslag bij geko
men waszij nam nooit rust. maar zij
zonk in, toen alles voorbij was, on moest
gevoed worden met rauwo eieren en bran
dewijn in een schuitje."
>,Een zeereis uitstekend", mompelde
mevrouw Bean, die in drie nachten niet
uit de kleeren was geweest.
,,lk bedoel een dang met een tuit er aan",
zei Louise met stemverheffing. „Zij moes
ten haar het ei cn den brandewijn in
gieten, meen ik. Zij was zoo uitgeput door
het verplegen."
Maar mevrouw Bean zonk niet ineen,
en allen in onze straat, die met ingehou
den adem naar de deur d<er BeaDs waren
gegaan om naar het briefje te kijken, haai
den nu weer vrij adem en hielden dr. Par
ker staande, om te vragen of zij iets kon
den doen En dr. Parker, die aan dit ge
val veel meer tijd gegeven had ,dan hij
eigenlijk missen kon van zijn druk leven,
of in rekening wilde brengen, zei haastig.
„O, hij mag nu een kippen bouillon heb
ben. Als u dat heel zorgvuldig klaarmaken
kondt, zonder peper, zou het zeer gesohikt
zijn."
(Wordt vervolgd).