No. 18619 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 12 November. Tweede Blad. Anno 1920. GEMEENTEZAKEN, FEUILLETON IN ONSESTRAAT 18) TWEEDE KAMER sprake gebracht. Hij vraagt dus in alge- meenen zin daarover te mogen spreken. De VOORZITTER heeft daartegen geen bezwaar. De heer SCHAPER (S.-D.) vraagt do speciale punten niet bij deze beschouwingen te behandelen. De VOORZITTER heeft geen bezwaar de suikerdistributie en de brandstoffen-poli tiek bij Hoofdstuk X te behandelen. De heer SCHAPER (S.-D.) meent, dat er bij de Regeering een geprikkelde stemming bestaat. Zij heeft uiterst kort op het voor- loopig verslag geantwoord. Spr. acht het gewenscht, dat de Kamer zich orienteert tegenover de Regecriiig. De Regeering be hoeft niet ongerust te zijn zij zit vast en heeft behalve rechts ook links steun. Bij do Anfcirevolutiewet, de Poststaking, de Ge- meente-financiën, de Duurtewet en de Huurwetten vindt de Regeering links zoo wel als rechts haar steun. Alles concen treert zich tegen de opdringende arbeiders klasse, waartegen in den boezem der bour geoisie een verbitterden haat bestaat. De intellectueelen benijden de arbeiders, om dat zij zoo veel bereikt hebben. Men ver wijt den arbeiders arbeidsschuwheid en ver kwisting. en maakt daar glossefi op. Als er niets van waav is, is het de schuld van het kapitalistische stelsel, want zucht om in weelde te boden, is een kapitalistisch» eigenschap Hij juicht het toe, dat de vrijzinnigen zich weer willen gaan vereenigen. Van den Eco- nomischen Bond heeft spr. nooit veel ge loofd. Dat was een geverfde ezel, gelijk de fabel het vertelt. Hij ontpopt zich nu ai als een gewone liberale partij. Tusschen de Unie-liberalen on Vrij-liberalen ligt niet veel verschil. Zelfs de heer Braat kan wel meedoen hij past best naast den heer Van Rappard. De eene is een gelakte on da andere een ongelakte boer. De heer BRAAT: Je doet jo partij wel eer aan. De heer SCHAPER (S.-D.). De heer Weitkamp zou een best figuur maken in Genève. De Vrijzinnig-Democraten wil sdt. niet over denzelfden kam scheren. De heer Teen stra is als democraat onbetwistbaar en is een socialisten-vreter Aan de fusie doen zij niet meer. Men kan zich den heer Marchant niet denken in de armen van Treub. Daar voor is er te veel gebeurd, maar politiek kan het best. Maar de heer Marchant heeft het talent iedereen van zich af te stooten. Aan do overzijde ia do toestand, weer anders. De heer TER HALL (N. Fr.). Zijn dit nu persoonlijke beschouwingen of algemeene? De heer SCHAPER (S.-D.): Daar heeft men altijd nog het wapen van den gods dienst, en wordt de reactie gehuld in theo logische leuzen Er zijn een paar jonge Ka tholieken, die ieie afwijzen, maar ze befcee- kenen nog niet veel. De zg. arbeiders-afge vaardigden, die daar zitten, hebben z. i. niet meer den ruggesteun van hun eigen arbeiders. Mee tracht door den godsdienst arbeiders en patroons bij elkaar te bouden. Spr. wijst op de heeren Smeenk en Schouten, die vroeger nog eens in gezonde oppositie waren maar nu niets doen en con servatief zijn. De heer SCHOUTEN (A.-R.): Mr. Troel stra vindt u ook conservatief. De heer SCHAPER (S.-D). Dit. zullen wij nog eens ziei. Spr. roept de Christe lijke arbeiders on om zich los te maken van die leiders en zich tegen het kapitalisme te keeren. Spr wijst op Rusnar. wiens han den met bloed bevlekt zijn. He VOORZITTER Ik kan dat woord niet toelaten. De heer DUYS (S.-D.). Het is niets dan de waarheid. De VOORZITTER Ik verzoek den lieer Duys zijn mond te houden. De heer SCHAPER (S-D-) betoogt, dat het niot tegen het geloof gaat, maar tegen het ministerie van geloof De heer STAALMAN (M. P-), De menschen loopen bij hoopen van u weg. De heer SCHAPER (S-D.). Op en neer gaat het altijd, maar de menschen komen wel terug. De Christelijke arbeiders zullen oq> den duur wel zien waar zij thuis be/hoo- ren- Sipr- citeert de rode van den heer De Wilde als wethouder van Den Haag tegen H. A- M. gehouden. Vervolgens behandolt spr. de socialisatie, die wel is waar niet geheel omlijnd is, maar die toch komende is. De heer SMEENK (A— R.). De socialisatie is nog niot uitgedacht- Dc heer SCHAPER (S.-D.) meent, dat de socialisatie is gekomen uit het verlangen der arbeiders- Van deze Regeering is op dit punt natuurlijk niets te wachten. Er is alleen een commissio en dat is alles. Daarmede komt men niet verder- Spr. oritioeert vervolgens de financieele politiek der Regeering, die hij uiterst zwak acht- Het geroep om bezuiniging beteekent alleen bezuiniging op do loonen- Spr. wil ook bezuiniging, o.a- op de bureaucratie en haar rompslomp; gelijk de ambtenaren die zelf aangaven. Ten slotte dringt hij aan op spoedige ea grondige herziening der Grondwet. De heer BRAAT (P. Fr zegt, dat de Mi nister van Financiën mag blijven. (Gelach)» Maar de sociale wetgeving en de achturen- dag hebben spr's sympathie niet. Deze acht- urendag werkt belemmerend op do productie en werkt stagneorend, waardoor de prijzen stijgen. Het werkt de luilakkorij in do handi Do Minister van Landbouw hoef nog nooit iets voor den Landbouw gedaan. Het volk ie tegen hot sooialisme on dus tegen allo soci ale maatregelen (Gelach). De aöhturendag is een gat in het klocd, dat dozo Regooring moest sieren. (Gelach). Onder voortdurend gelach der Kamer zet epr. zijn rede voort. Hij betoogt, dat de arbei. dors den oorlog zijn begonnen en hebben doorgezet en toen de kapitalisten or geen geld meor voor wilden geven, hebben zij dwangleeningon gesloten. Het platteland heeft, altijd de stedelingen uit den nood gered en het platteland is do redder van Nederland. De Regeering moot voor goede vaarten, trams, open-en cn markteu zorgen. Vooral zorge zij voor kunstmest- Zjj stake de sociale wetgeving, die ons den af grond tegemoet brengt Wat de fusieplannen betreft, spr. weet niet wat fusie fs (gelach)* Wat bij doen moet, weet hjj niet Stemming. In stemming komt het voorstel om Hoofd stuk X in avondvergaderingen te behande len. Het wordt aangenomen met 55 tegen t 6tem. Algemeene Beschouwingen. Do heer TREUB (E. B.) meent, dat cc verschijnselen zijn, die er cup duiden, dat de meer is, niettegenstaande de pos tief-du de- vriendschap ter rechterzijde niet zo<o groot lijko beginselen, waarop zij berust. Al zal het niet in 1921 zijn, de onnatuurlijke band lus- sr hen die partgen zal den langste® tijd beb oer» bestaan. Spr. verheugt zich daarover, omdat het dan alleen mogelijk zal zgn een groepeenng te verkrijgen, die meer over eenkomstig de groote problemen, die zijn ontstaan, zal wezen. Het is niet in de eerste plaats de vraag hoe men zijn godsdieoriige overtuiging vormt wanneer men de staatkunde bestudeert. Alle staatkundige partgen hebben zich bezig te houder, met de vraag hoe de economische verhoudingen hersteld of hervormd moeten vr-raen. Er zijn twee divergeerende lijnen: de ééne wenscht de gemeenschap alles-be- heerschend te maken; de andere verwacht daarvan weinig goed3 voor de ontwikkeling der vrije persoonlijkheid. Tusschen deze bei de richtingen zal men hebben te- kiezen. Do tegenstellingen zrjn in werkelijkheid niet zoo sterk, als men ze in gedacht© voorstelt; maar de vraag zal zrjn. of men de groota ideëel© goederen van het individua.iame zal erkennen als van het grootst© gewicht voor de maatschappij. De sociaal-democraten kennen voor hun Staat nog geen andere organen;: de commu nisten hebben het Russische stelsel. De er varing heeft al geleerd, dat het laatste de inlellectueele leiding in het gedrang brengt. De oorlog heeft de gansche wereld niet al leen uit haar voegen gelicht, maar het on mogelijk gemaakt voor bijna alle volken oni meer dan een sober bestaan te leiden. Zg, die geen geloof hebben in de utopieën der socialisten en oommunisfcen, dienen zich krachtig te vereenigen tegen de revolutie en om meor goederen ter beschikking te stellen van de volken. Ook voor Nederland is de toekomst m dit opzicht niet zonder zorg. De goederenhandel is hier te lande zeer terug gegaan, in vergelijking met andere landen, c-.a. Zwitserland. Daar voerde men meer naar Duitschland uit, dan men invoerde. Hier is dat andersom. De taak der Regeering is om te zorgen, dat de positie van Neder land op de wereldmarkt niet verloopt. Al mag dit voorshands alleen den expo-ithan- ael treffen, het tekort aan kapitaalvorming dient voorkomen te worden, hetgeen vooral meet geschieden door besparing op de pro ductie, waarvoor de omstandigheden niet gunstig zrjn. Rechtsstreeks moge de Regee- ring niet veel kunnen doen. maar zij kan z.ch wachten voor het maken van bepaiingen, die het tegengestelde beoogen. Spr. waarschuwt den Minister van Arbe.d, dat hij niet te een zijdig de arbeidersbelangen moet behart'gen. Met minder voortvarendheid zou hij blij ;en tens lotte de arbeidersbelangen beter behar tigd te hebben. Hij moge bijv. luisteren naar de bezwaren, die uit den Landbouw komen. Spr. betwijfelt, of het wel goed was thans den 8-urendag in te voeren. Hij had zeker- n. Geen Commissie van Bijstand voor Fersoneelzakeoa Door den heer J. J. van Stralen werd ieen motie aanhangig gemaakt, waarin de wenschelijkheid werd uitgesproken tot in stelling van een permanente Raadscom missie voor personeelzaken. Deze motie ,werd in handen gesteld van B. en W om praeadvies. Na rijpe overweging komt het B. en W. voor, dat het in-het-leven-roepen van een commissie van bijstand voor personeelsza ken hier ter stede geen aanbeveling ver dient. N-i toch indertijd op voorstel van hun Collegj het z. g. georganiseerd over leg is ingevoerd en een Algemeene Amb tenaren-Commissie en een Algemeene Werkliedeocommissie, beneven® ambtena ren- en werklieden-dienstcommissies zijn ingesteld, ten einde hun College voor to lichten betreffende de arbeids- en dienst- voorwaardeD van bet personeel, in dienst van de gem >ente, zijn zij van oordeel, dat het daarnevens nog instellen van een com missie van bijstaüd voor personeelszaken slecht® verwarring zou scheppen cn tot vertraging m de afdoening der personeels zaken zou leiden Immers, behalve het advies van de ambtenaren- en (of) werk- liedencommissiA«, zou dan tevens het ge voelen van de commissie van bijstand nog moeten worden ingewonnen. Wel treft men in eenige andere gemeen ten een commissie voor personeelszaken aan, doch voor zoover hun bekend is, da teeren die commissies uit een tijd, toen al daar nog geen georganiseerd overleg be stond en er dus h. i. wel aanleiding kon zijn, om de voorlichting van een dergelijke commissio gewenscht te achten. Na de in voering van het georganiseerd overLeg heeft, men in die gemeenten de bestaande commissies maar gehandhaafd en haar Biecht® in een paar gemeenten bovendien het recht gegeven de vergaderingen van de ambtenaren- en werkliedencommissies bij te wonen en aan de besprekingen deel te nemen B. en W. betwijfelen het echter ten zeerst*. of men aldaar tot instelling zou zijn overgegaan, indien, zooals te Lei den, h'-t georganiseerd overleg te voren reeds was ingevoerd. Op grond van een en ander achten zij de instelling van een commissie van bij stand voor personeelszaken niet gewenscht en is dus een voordracht, als bedoeld in artikel 54, 2o. lid der Gemeentewet, niet van hun College te verwachten. Zij geven mitsdien in overweging de mo tie van den heer Van Stralen niet aan to nomen. Loonen lantaarnopstekers en der los-vaste arbeiders. Omtrent een in handen van B. en W. ter fine van praeadvies gestelde motie van de heeren Van Stralen en Dubbeldeman be treffende. de verhooging van de loonen der lantaarnopstekers en van de loonen voor losse en los-vaste werklieden, is door dit College het gevoelen ingewonnen van Com missarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteft. Uit hun rapport blijkt, dat Commissa rissen .aan de loonen van de lantaarnopste kers al voldoende aandacht hebben gewijd en dat aan den in de motie sub a uitge drukte» wensch reeds is voldaan Ten opzichte van de loonen van de losse werklieden kunnen zij zich eveneens vet eenigen met het advies van de Commissi» voor de Lichtfabrieken. Ook hunnerzijds 1 bestaat er geen bezwaar tegen, dat door den Raad wordt besloten, dat het mini- j mumloon der algemeene salarisverordening I in het algemeen geldt als limiet voor het loon, hetwelk aan de losse werklieden gej geven wordt. Zij ge\en den Raad mitsdien in over weging a. te besluiten dat het minimumloon der algemeene salarisverordening in het alge meen als limiet zaJ gelden voor het loon der losse werkliedenb. de motie van de heeren Van Stralen en- Dubbeldeman ver- der voor kennisgeving aan te nemen. B. on W. willen geen schoonheidscommissie In de Raadsvergadering van 23 Februari jj. werd besloten een door de heeren Oost dam, Sijtsma en Knuttel ingediend voor stel, betreffende de instelling van een z.g. Schoonheidscommissie, in handen van B. en W. te stellen om praeadvies. B. en W. hebben deze aangelegenheid nauwkeurig overwogen en deelen daaromtrent een en ander mede. Naar het Engelsch van J. E. BUCKROSE. (Nadruk verboden.) ,,Ik behoef je niet te vragen", zei de heer Bean, toen zij bij hem kwam, „of het iets ernstigs is. Je zoudt er zoo niet uitzien, als het. dat was. Maar hoe lang moet ik zoo blijven liggen?" „O, in ieder geval een week", zei zijn vrouw. „En je hebt al lang rust noodig gehad en nu dringt de natuur er op aan. Mijn moeder was gewoon te zeggen, dat men wel vertrouwen kon, diat dokter Nar ituur je zou laten weten, wat je doen moest, nis jc maar luisteren wilde." „Ik wil hier geen week blijven", zei Bean opgewonden. „Dat kan ik niet, zeg ik je. Ik moet bepaald Woensdag te Birmingham •ijn. Het is een groote zaak, die ik daar heb het kan verhooging van salaris geven. Reeds in 1914 werd de instelling eener Schoonheidscommissie hier aan de orde ge steld naar aanleiding van een ingekomen adres van de Verceniging tot Bovordering der Bouwkunst te Leiden. B. en W. wezen er toen op, dat het Gemeentebestuur zich in deze geenszins onbetuigd had gelaten; verschillende malen vond immers een ge velwedstrijd plaat® en ware do oorlog niet tusschenbeide getreden, dan zou deze po ging tot aanmoediging van schoon bouwen zeker niet zijn gestaakt. Na uiteengezet te hebben hoe deze za ken in verschillende andere gemeenteu ge regeld zijn, stellen B. en W. de vraag, of een instelling voor de voorstellers in Lei den noodig moet worden geacht en komen tot de conclusie dat dit niet het geval is. In de eerste plaats doen zich tegen die instelling practische bezwaren gelden. Aangenomen, dat van zulk een commissie Lcidsche architecten deel zouden behooren uit te maken, gaat het bezwaarlijk aan, die personen min of meer als censor over de ontwerpen van hun collega's aan te stel len. Benoeming van architecten uit an- dcre gemeenten tot lid der commissie zou verwerpelijk zijn, omdat dit niet alleen zou leiden tot oponthoud in de beoordeeling en tot grootere uitgaven, maar vooral, om dat zij zich kunnen voorstellen, dat de hier gevestigde architecten het binnenhalen van deze personen in Leidsche toestanden op bouwgebied zeer ongewensdht zouden vinden. Het zou dan immers niet uitgeslo ten zijn, dat de beoordeeling van een pro ject zou leiden tot afkeuring en daardoor tot opdracht aan een architect nlet-Leide- nnar. Er zijn ook Schoonheidscommissies, waar in niet alleen deskundigen, maar ook lee- ken zitting hebben, zoo bijv. te Delft, waar, volgens het voorstel, van de vijf leden slechts twee deskundigen behoeven te zijn. In Leeuwarden bestaat de commissie uit niet minder dan zeven tot vijftien leden en het Is waarschijnlijk, dat het overwegend deel daarvan door leeken wordt gevormd. Waar nu vooral in den tegonwoordigen tijd zulk een diepgaand verschil bestaat tus schen deskundigen- en leekencritiek op het gebied der schoone bouwkunde, is het niet duidelijk, hoe zulk een commissie ooit vruchtdragend en opbouwend werk zal kunnen leveren. De architecten zelf huldi gen op het gebied van aesthetische beoor deeling reeds de meest verschillende Inzich ten hoe wijd uiteenloopend zullen dan niet de critleken zijn van leeken en des kundigen, geroepen om over eenzelfde ont werp een oordeel te vellen Van meer gewicht dan deze practische bezwaien achten zij echter de overweging, dat het aesthetlsch element in de bouw kunst niet objctlef, doch zuiver subjectief van aard is. Er bestaan geen vaste normen in de schoonheidsleer der bouwkunst; de opval tingen daaromtrent wisselen met het oogenblik en zijn grootendeels afhankelijk van tijdslnvloeden, persoonlijken smaak, slaafsche navolging en mode. Het is merk waardig, hoezeer de denkbeelden van hoog slaande architecten niet alleen uit verschil lende tijdperken, doch zelfs uit eenzelfde periode, onderling ulteenloopen. De bouw kundige tijdschriften wemelen van heftige polemieken omtrent het ware en vermeende schoon van bouwwerken. Herhaaldelijk ver zetten architecten van naam zich tegen de uitspraken der Amsterdamsohe Schoon heidscommissie, die (och uitsluitend uit deskundigen bestaat, en het. is een bekend feit, dat het gemeentebestuur dientenge volge vaak voor uiterst moeilijke beslissin gen staal. Bestaat bij B. en W. dus tegen een Schoonheidscommissie overwegend bezwaar niettemin hebben zij getracht om in de richting van het ingediende voorstel zoo veel mogelijk te bereiken ten bate van de schoonheid onzer stad, waarvoor zij de heer Oostdam veronderstelde dit tereoht wel niet minder gevoelen dan hij en zijn mede-onderteekenarenBestendiging toch van den be>staanden toestand, waar bij het aan een ieder vrij staat te bouwen zooals hij wil, achten ook zij geenszins ge wenscht. De ervaring leert, dat er steeds personen zijn, ongevoelig voor elk uiterlijk schoon, wien het volstrekt onverschillig is, producten van den meest wanstaltigen smaak en afwerking tot stand te brengen. Die wansmaak pleegt bij het wijzigen en verbouwen van antieke gevels nog meer san den dag te treden, dan bij het ont werpen van een nieuw gebouw. Het ver dient daarom aanbeveling, dat hun Col lege de bevoegdheid heeft legen dergelijke personen op te treden. In het algemeen achten zij den Directeur van het Bouw en Woningtoezicht den aangewezen persoon om hen van advies te dienen. In elk voor komend geval kan hun College overigens „Nu, wij zullen zien wat dr. Parker zegt," sust-e mevrouw Beau hem. „Zal ik je het weekblad van Flodïnouth voorlezen? Je hebt zeker nog niet het verslag gelezen van het tuinfeest van den burgemeester?" D*e jaloezieën waren dicht, een licht windje kwam binnen, do prettige 6tem van mevrouw Bean scheen van ver weg te ko men, terwijl zij voorlas, dat mevrouw Sa^ lisbury blauwe zijde aan had en juffrouw Salisbury aardbei-kleurig linnen. De laat ste gedachte van den heer Bean, toon hij insliep, was, dat hij vaag verwonderd was, hoe zijn vrouw in zulke kleine dingen be lang kon stellen, als hij erg ziek was, maar zoo zijn de vrouwen mindter verstandig dan de mannen In de diepe stilte, die volgde, sloop me vrouw Bean naar beneden, om wat klaar to maken en d>o kinderen stil te houden. Toen de zieke wakker werd, was hij warm en koortsig, tobbende over allee en toch in de war. „Ethel ik heb jo toch het geld voor je tanden gegeven? Ze zijn immers betaald?" „Zeker, lieve." „Geef me mijn ja® van dien stoel. Hij I overwegen, door welke personen het zich zal laten voorlichten. Een algemeene rege ling daaromtrent thans bij voorbaat te treffen, komt hun ongewensoht voor. Vol staan kan h. i. worden met een aanvul ling van de bouwverordening in dien geest van de Almelosche verordening. Op grond van het bovenstaande geven zij, overeenkomstig het gevoelen van de Com missie van Fabricage, alsnu in overwe ging: a. niet aan te nemen het voorstel van de heeren Oostdam, Sijtsma en Knuttel, tot het instellen van een z.g. Schoonheidscom missie b. de Commissie voor de Strafver ordening op het Bouwen en Sloopen in den hierboven aangegeven en door de Com missie van Fabricage voorgestelden zin bij den Raad aanhangig te maken. Moties over afschafiing van het ambulan tisme van de baan, Bij de behandeling van de begrooting voor 1920 werden in handen van B. en W. gesteld twee moties inzake het geven van een eigen klasse aan de schoolhoofden; één van de heeren Sijtsma en Van Gruting en één van de-n heer Groeneveld. B en W. hebben, met het uitbrengen van praeadvies over deze beide moties geen bijzondere haast gemaakt, daar zij van meening waren, dat de in de onderwijs wereld zoo brandende kwestie van het am- bulantisme, bij de behandeling der Lager- Onderwijswet wel in den een of anderen zin zou worden opgelost. Hierin hebben zij niet mis gezieu want, zooals bekend zal zijn, is in artikel 27 lid 4 der „Lager-On- derwijswet 1920" (wet van 9 October 1920 S. 778) de bepaling opgenomen, dat aan den onderwijzer, die aan het hoofd der school geplaatst is, tevens het onderwijs eener klasse wordt opgedragen, van welke verplichting de Minister van Onderwijs in bijzondere gevallen vrijstelling kan ver- leenen. Door deze wettelijke bepaling Ls cfcua de strijd, die zooveel jaren omtrent dit onder werp is gevoerd, beslist ten gunste van de voorstanders van de afschaffing van het am bulantisme. B. en W. meenen, dat hierdoor de be doelde motie's moeten geacht worden ver vallen te zijn, in ieder geval, dat zij ont slagen zijn van de verplichting om hun oordeel kenbaar te maken over het daarin uitgedrukte verlangen om tot gedeeltelijke of algeheele afschaffing van het ambulan- tisme aan onze scholen te geraken. Het kwam hun ordelijk en regelmatig voor den Raad hiervan in kennis te stel len. Zitting van gister namiddag Regeling van Werkzaamheden De VCCRZITTER stelt voor de vol gende week Dinsdag of Donderdag 's avonds te vergaderen en Hoofdstuk X te behande len en daarbij te behandelen hot vervolg van do interpellatie-Koltbek inzako het Vet-bureau. De heer BRAAT (P. P.) vraagt Land bouw nu eens niet ir een avondvergadering te behandelen Yele leden kunnen 's avondfe niet komen en het moet eens uit zijn, Land bouw study-an-alfcijd in avondvergadering te behandelen. De heer TEENSTRA (V.-D.) betreurt het ook, maar zal zich bij het voorstel van den Voorzitter neerleggen. De VCCRZITTER zal om drie uu.r over het voorstel laten stemmen. Do heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) vraagt, wanneer do wijziging der Leerplicht wet in behandeling komt. Hij acht de be handeling spoedig noodig. De VOORZITTER zegt, dat het niet mo gelijk is die wet, vóór Kerstmis to behan delen. Hij hoopt niet, d^.t die. Regeering ©en uoodregeling zal ontwerpen. Do heer K. TER LAAN (S.-D.) betreurt deze mededeeling van den Voorzitter, dbch begrijpt, dat het niet mogelijk is dio te be handelen. De VOORZITTER hoopt het ontwerp in Januari to behandelen. Algemeene beschouwingen. Aan de ordo zijn de algemeene beschou wingen over de Staatsbegroo-ting voor 1921. De VOORZITTER wenscht de suiker distributie en de brandstoffen-politiek bij deze beschouwingen te behandelen, doch de buitenlandsche politiek en den Volkenbond er buiten te laten, omdat die bij Hoofdstuk III komen De heer RUTGERS (A.-R.) wijst or op, dat de Volkenbond bij de Troonrede is ter 1 richtte zich op met een hand aan zijn pijn lijk hoofd en zocht toen naar zijn zakboekje. „Hier hier zijn twee bankbiljetten van zestig guldendaar kan j e wel mee toeko men, tot ik weer naar het kantoor ga, niet waar? Ik stuur niet graag om geld. Dat maakt een slechten indruk." „Dat is meer dan genoeg," zei zijn vrouw. „Maak je nu maar niet bezorgd." „Ja" hij leunde uitgeput achterover „ik weet, dat je langer met gold toekomt dan iemand anders, Ethel. Maar ik wil den dokter niet meer hebbenwij zullen hem nooit kunnen betalen. Ik geloof, dat het me dooden zou, als ik merkte, dat wij meer schuldig waren, dan wij betalen kon den. Dat zou de laatste druppel zijn." Hij viel weer in een onrustigen slaap en schrikte tegen acht uren wakker. „Ik zeg u, dat ik die overjas betaald heb. Neem die rekening weg, mijnheer. Neem ze weg. Ik ben niemand iet® schuldig." Even stilte, toen riep hij uit: „Ik wil niet met schulden stervenIk wil niet met schulden sterven! O! Daar komt de schuld achter mij aan grijs op een groot, zwart paard. Houd ze weg! Houd ze wegl" Een week lang was de heer Bean ernstig ziek, veel te ziek, om te weten, of de dokter kwam of niet maar op den achtsten dag was hij buiten gevaar, cn had alleen behoefte aan rust en goede verzorging. Me vrouw Bean's jukbeenderen puilden uit haar mager gezicht en haar oogen stonden hol, maar zij had het opgewekte, vermoei de uiterlijk van een veroveraar na een moeilijk gewonnen gevecht. Louise zag er ook vermoeid uit, want zij had van den morgen tot den avond trap pen op- en afgeklommen, haar ruw zieltje werd door de omstandigheid gerijpt en ver zacht, „Nu", zei zo, terwijl zij thee zette voor baar meesteres en zichzelf, „ik denk, dat u nu zult inzinken, mevrouw. Het is eigen lijk niet anders ie verwachten. Mijn tante heeft mijn oom verpleegd, toen hij zijn been gebroken b"A waar uitslag bij geko men waszij nam nooit rust. maar zij zonk in, toen alles voorbij was, on moest gevoed worden met rauwo eieren en bran dewijn in een schuitje." >,Een zeereis uitstekend", mompelde mevrouw Bean, die in drie nachten niet uit de kleeren was geweest. ,,lk bedoel een dang met een tuit er aan", zei Louise met stemverheffing. „Zij moes ten haar het ei cn den brandewijn in gieten, meen ik. Zij was zoo uitgeput door het verplegen." Maar mevrouw Bean zonk niet ineen, en allen in onze straat, die met ingehou den adem naar de deur d<er BeaDs waren gegaan om naar het briefje te kijken, haai den nu weer vrij adem en hielden dr. Par ker staande, om te vragen of zij iets kon den doen En dr. Parker, die aan dit ge val veel meer tijd gegeven had ,dan hij eigenlijk missen kon van zijn druk leven, of in rekening wilde brengen, zei haastig. „O, hij mag nu een kippen bouillon heb ben. Als u dat heel zorgvuldig klaarmaken kondt, zonder peper, zou het zeer gesohikt zijn." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1920 | | pagina 5