No. 18607 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 29 October.
Tweede Blad. Anno 1920.
INGEZONDEN
INDISCHE BRIEVEN.
TWEEDE K&MER.
FEUILLETON
IN ©NZU BTStAAT
—A,.WM III
cieele verhouding tüsschen Rijk en gemeen
ten, door de Regeering toegezegd.
Aldus wordt besloten.
Wat betreft de uitbreiding van gemcon-
ten, de Regeering is in die richting werk
zaam, getuige het wetsontwerp voor -Am
sterdam, dat weldra in behandeling komt
cn blijkens oirculaires aan de Gedeputeer
de Staten en aan de Commissarissen der
Koningin gericht.
Do heer VAN DEN TEMPEL (S. D. A.
P.) repliceert cn zegt omtrent het al- of niet
aanblijven van den Minister, dat diens be
leid bij do algemeen© beschouwingen over
de Staatsbegrooting aan de orde komt,
wanneer gebleken zal zijn tot welke slot
som de Minister na het overleg met zijn
ambtgenooten en vrienden gekomen is.
Do heer J. TER LAAN (S. D. A. P.)
dionfr van repliek en constateert uit 's Mi
nisters verklaring, dat de rechterzijde voor
het aanblijven van den Minister verant
woordelijk is.
Met de noodregeling is de Regeering
laatspr. vraagt nogmaals, wanneer dat
ontwerp zal verschijnen.
De heer RINK (Ü.-L.) repliceert, daarna
de heer VAN DOORN (Ü.-L.).
Do heer SCHAPER (S. D. A. P.) komt
terug op de ontkenning van den Minister,
dat eon citaat, van den li§er Van den Tem
pel, uit het Handelsblad" over oen uit
lating van den Minister onjuist zou zijn.
Bij nader onderzoek blijkt nu dat citaat vol
komen juist te wezen. Daaruit blijkt, d'at. de
Minister, als wethouder van Amsterdam,
verklaarde er aan te hechten, dat het Rijk
uitgaven van politie, onderwijs en armwe
zen van clo gemeenten zou overnemen.
De MINISTER VAN BINNENLAND-
SOHE ZAKEN, de heer RÜYS DE BEE-
RENBROÜCK, antwoordt den heer Rink
nog, dat er aan schorsing der beraadslaging
tot de noodregëling voor de uitkeering aan
de gemeenten verschenen is, geen enkel
voordcel is verhonden.
Over cle omschrijving der noodregeling
herhaalt spr. hetgeen hij in eersten termijn
gezegd heeft. Er valt nog niet te zeggen
wanneer het ontwerp zal worden ingediend.
De MINISTER VAN FINANCIEN, do
heer DÉ VRIES, merkt tegenover den heer
Schaper op, dat de passage, door hem voor
gelezen, ironisch bedoeld is. In een Raads-
debat met den heer Van den Tempel is spr.
er serieus op ingegaan en wees toen die
denkbeelden af. Onjuist is het zich slechte
op dat eene citaat te beroepen.
De algemeene beraadslagingen worden
gesloten.
Artikelen.
Begonnen wordt mot art. 2 van heb ont
werp tot invoeging van art. 239bis (tege
moetkomingen aan gemeenten, waar arbei
ders met minder dan f 2500 inkomen hoofd-
verblijf hebben, door cle gemeente, waar
deze arbeiders werkzaam zijn, voor het- ge
val de aanwezigheid dier arbeiders aanwijs
bar© kosten veroorzaakt, welke niet door
van hen te heffen belastingen kunnen wor
den gedekt).
De heer VAN BERESTEIJN (V. D.) Jicht
eon amendement toe, om geen loonbedrag
in de wet te vermelden.
De heer DE WIJCKERSLOOTH DE
WEERDESTEIJN (R.-K.) verdedigt een
amendement, om voor de bepaling niet als
limiet te stellen „ten minste gemiddeld lö
arbeiders'' en om Gedeputeerde Staten be
voegdheid te geven ook uitkeering te ver
strekken, wanneer de gemeente van do
werkgevers der omliggende gemeenten in
geenerlei vorm eenige vergoeding of tege
moetkoming ontvangt.
Do heer RINK (U. L.) geeft een redactie-
verbetering in overweging.
De heer J. TER LAAN (S. D. A. P.) is
tegen het amendement-Do Wijckerslooth.
Do heer DE WILDE (A.-R.) bestrijdt het
amendement-Van Beresteijn.
De MINISTER VAN FIN ANCIEN be
toogt, d'at men zich moet beperken tot de
arbeiders, die te weinig loon verdienen dan
dat do gemeente een voldoende eompensatio
vindt in* de belastingen. Intusschen erkent
spr. cle wenschelijkheid de salarisgrens vast
te stellen bij algemeenen maatregel van be
stuur. Hij wijzigt- in dien zin het amende
ment.
Tegen het amendement-De Wijckerslooth
heeft spr. bezwaren.
Na nog cenig-o geclachtenwisseling komt
het amendement-De Wijckerslooth in stem
ming; heb wordt met 33 stemmen tegen 26
verworpen.
Het amendement-Van Beresteijn is komen
te vervallen door de Regee rings wijziging.
Aan de orde is hierna van art. 3 sub a
(opcenten op de hoofdsom der grondbelas
ting).
Hierbij verdedigt de heer J. TER LAAN
(S. D. A. P.) een amendement betreffende
een eigen gemeentelijke grondbelasting. Z.i.
verdient deze do voorkeur- boven opcenten,
omdat de belastbare waarde volstrekt niet
in overeenstemming is met de huur- en ver
koopwaarde.
Do heer VAN BERESTEYN (V.-D.)
meent, dat het amendement-Ter Laan tob
onbillijkheden zal leiden.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H^
ontwikkelt eveneens bezwaren, voorname
lijk tegen regeling naar verkoopwaarde.
Do heor DRION (V. L.) spreekt in gelij
ken zin.
De heer DE GEER (C.-H.) merkt op, dat
uit deze discussie blijkt van welk belang het
is, dat hier de grondslagen voor de grond
belasting worden vastgesteld en dat dit niet
wordt overgelaten aan de gemeenten.
De MINISTER VAN FINANCIËN acht
het beter, dat geen gemeentelijke grondbe
lasting wordt opgenomen. Het is niet juist
do kwestie van den grondslag over te laten
aan de Gemeenteraden.
De stemming wordt aangehouden tot
Vrijdag?*
De Vergadering wordt verdaagd tot Vrij
dag één uur.
[De heer HELSDENGEN heeft bericht,
wegens ongesteldheid verhinderd te zijn, cïe
vergaderingen bij te wonen.]
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Geachte Redactie.
Gaarne zag is onderstaand stukje opge
nomen in Uw veelgelezen blad.
De landarbeider.
Acht uur werken is overal de leus. Da;
is zeer zeker een heel mooi ding, ofschoon
velen mij dit misschien tegen zullen spre
ken. De metselaar, de timmerman, de
schilder, nagenoeg iedereen werkt nu acht
uur daags. Want nu is het een wet gewor
den. Als van die wet de nuttige zijde ge
waardeerd wordt, is dat een heel mooi ding.
Men kan zich nu in zijn vrijen tijd wijden
aan meer ontwikkeling. Men lean zijn keu
nis verrijken, een of anderen cursus volgen,
etc.. etc.
Maar de landarbeider? Is daar geen wef.
voor? Neen, zoo redeneert men zeker, dat
is toch niet noodig. Iemand, die den ge-
heelen dag in de buitenlucht is, moet die
ook al korter werken? Mag dan een land
arbeider zich niet meer ontwikkelen 'Is
het landwerk zoo'n lichte arbeid? Neen,
voorwaar nietHet is een van de zwaarste
bedrijven, die er zijn: het landbouwbedrijf,
's Zomers begint een warmoezier dikwijls
om vier uren tot 's avonds zeven uren. En
dan mag hij dikwijls bloemkool dragen, dat
hij van 's ochtends vroeg tot ver in*den
middag vaak nat is. En dat voor een week
loon van twee en twintig gulden. Maar daar
wordt niets voor gedaan. Noch voor meer
loon, noch voor korter arbeidstijd. Het is
wel prettig als óen warmoezier of bloe
mist om zeven uren uitscheidt en hij ziet
dan zoovelen zijner kennissen reeds kant °n
klaar. Wekt dat geen wrok? Zou het won
der wezen, als al diegenen eens in op
stand kwamen? Nu is het winter. Nu mag
hij koude lijden. En dan klagen de Tnen-
schen: wat is de groente duur en wat rijn
die bloemen duurMaar de knechts krijgen
niets van die hooge prijzen. De groente
brengt weinig op, In het algemeen. En wat
clan een huismoeder duur noemt, is veel te
goedkoop betaald, vergeleken bij al die
armoede, w-elke er voor geleden is.
Dat bovenstaand stukje eens onder de
oogen kv/am van hen, die er iets aan kun
nen doen om wijziging in zulke wantoe
standen ie brengen. Het zou werkelijk geen
overdaad wezen.
U, Mijnheer de Redacteur, bij voorbaat
mijn dank betuigend, teeken ik met hoog-.
achting:
Een Landarbeider.
Een badinrichting voor Leiden.
Sedert eenige maanden* is Leiclens eenige
badinrichting gesloten. Dat wil zeggen, er
bestond een kleine, primitieve inrichting,
aan de Boommarkt, waar men voor een.
modernen prijs, een kuipbad kon riemen.
Nu is er nog wel een zoogenaamd "Volksbad
huis, aan den Oude-Singel, waar men zich
wasschen kan, doch dit is bij slot van reke
ning toch niets nieer dan een afspoelgele-
genheid. Een stortbad is geen kuipbad.
Is het niet verwonderlijk, dat een stad
als Leiden niet eens een behoorlijke bad
inrichting heeft? AI kan men zich aan den
Hooge-Rijndijk en den Heerensingel, gedu
rende de zomermaanden verfris-
s c li e n, men moet zich toch geregeld
twaalf ma&nden per jaar wasschen.
Een badkamer in huis is ook al voor velen
niet doenlijk, in een tijd, dat men al blij is,
een dak boven zijn hoofd te hebben. Moet
men als rechtgeaard Leidenaar niet eenigs-i
zins verlegen worden, als een vreemdeling,
dio het knusse Schouwburgje, de mooio
Stadszaal, de keur van musea, heeft bezich
tigd, een feestdag als 3-October heeft aan
schouwd, ten slotte de vraag stelt: „Waar
kan men hier baden?"
To Utrecht, met 100,000 inwoners, zijn zes
badinrichtingen, waarvan .vier gemeente
lijke. Zou er te Leiden met 70,000 inwonêrs
niet een inrichting broodnoodig zijn?
Indien men er van gemeentewege voor-
loopig niets voor voelde, zou dit dan niet
iets kunnen zijn voor de volijverige 3-Octo-
bor-commissie De meestón dezer lieeren
zijn toch middenstanders. Dit jaar was het
vuurwerk kostbaarder dan ooit te voren
Zou het niet practischer zijn, deze vuur-
wcrkgelden, het komende jaar aan te wmi-
clen, als inzet voor een badhuisfonds? Da
feestvreugde zou er niet minder om zijn;
men had dan iets tastbaars, en velen zouden
er mede gebaat zijn. Ook al ligt het meer
in do lijn, van gemeentewege, voor volks-
hygiëne te zorgen.
Het advies van Leidsche gymnastiek-ver-
eenigingon is immers: „Mens sana in oor-
pore sano?" Evenmin als een gezonde ziol
kan huizen in een ongezond lichaam, even
min kan er sprake zijn van een gezonden
frisschen geest in een vrij groote industrie
en academiestad, bij een bijna absoluut ge
mis aan gelegenheden itot lichaamsreini
ging-
Beleefd dankendk) voor de verleende
plaatsruimte
Hoiogachtend, Uw diionstw. dnr.,
H. R. SEGERS.
Of wij willen of niet, de reis moet voort
gezet wordt n en Bandoeng moet worden ver
laten. Vncantiereizigers en andere gasten,
die voor hun genoegen ergens komen, mogen
het in hun macht hebben hun verblijf to ver^
lengen, zelfs met vele dagen en weken, wan-<
neer de beurs ten minste geen „finis" toe->
roept aan het plieizier; ambtenaren, die op
dienstreis zijn, hebben niet- veel in de -meLk'
te brokken. De ijzeren noodzakelijkheid
dwingt hen een traject in een voorgeschre
ven tijd af te leggen. Groote afwijkingen
worden hun niet veroorloofd.
Zoo herinner ik my nog best de volgende!
teleurstelling.
Zelf had ik eens don Bor oboe doer bezocht
en daarvan thuis een kleurrijk beeld opge
hangen- Mijn 'huisgen ooten, nil." mijn vrouw:
en oudste kinderen, hunkerden van verlan"
gen om dat oude Hin'doesdhe monument in
zijn sohitterende omgeving ook eens te zien*
Er was dan ook afgesproken, dat bij de voir
gende overplaatsing, welke niet ver meeT af
kon zijn oen slippertje van een paar dagen
naar den Boroboedoer zou wor.dcn gemaakt<
Op een goeden dag kwam uit Batavia tele-,
grafisch het heuglijk bericht: „Overge
plaatst naar Semarang."
Heuglijk noemden wij dit bericht, omdat
[Vergadering van gisteren.
Herziening gemeentelijk belastinggebied.
Voortgegaan wordt met de algemeene
beschouwingen over het. Wetsontwerp tot
wijziging der Gemeentewet en van de Wet
op de Inkomstenbelasting 1914, waarbij
tevens aan de orde is de motie-Van den
Tempel, luidende
„De Kamer,
van oerdeel, dat de financieelo verhou
ding tusschen Rijk en gemeenten behoort
te worden herzien, in dier voege, dat de
gemeenten worden ontlast van uitgaven
in het rechtstreeksch Rijksbelang (zooals
voor recherche, vreemdelingendienst, ver
voer en verpleging van arme krankzinni
gen) en dat vergoeding wordt gegeven
voor uitgaven in het algemeen Rijksbe
lang voor onderwijs, armwezen en politie,
gaat over tot de orde van den dag."
Do Minister van Financiën, de
heer DE VRIES, vervolgt zijn rede. Hij
betoogt, dat in de eerste plaats in aan
merking komt de verruiming van het ge
meentelijk belastinggebied. Ook de Veree
nig ing van Ned. Geméenten heeft zich in
haar adres van October 1917 op dit stand
punt gesteld. Dat was in 1917 ook het
standpunt van den lieer De Geer. Ofschoon
er toen reeds nood was voor de gemeen
ten, is het toch reeds vele jaren nog ge
gaan.
Dus kan men niet ontkennen, dat het
kabinet liet juiste standpunt innam, toen
het bij zijn optreden ook verruiming van
het belastinggebied vooropstelde.
Spr. herinnert dan aan de wijzigingen,
welke het ontwerp onder deze Regeering
heeft ondergaande Minister hield zooveel
mogelijk rekening met de wenschen der
Commissie van Voorbereiding, m.n. wat
angaat de vereenvoudiging der belasting-
dministratlede verplichte heffing der
mceritelijke inkomstenbelasting door het
£ijk en de progressie.
Intusschen erkent spr. een fout te heb-
l en gemaakt, door de afschaffing van de
gemeentelijke inkomstenbelasting. Hij meen
de Qaarin overeen tc stemmen met de meer
derheid der Commissie van Voorbereiding
Heeft hij zich daarin vergist, dan heeft hij
daardoor een fout begaan. Maar die fout is
hersteld, na hcogstenè twee maanden. In
Juli lag het ontwerp gereed voor openbare
behandeling, welke echter op voorstel van
den heer Dre^selhuys is uitgesteld. De
schuld der vertraging rust dus ook ten
deele op de Kamer.
De gemeenten hebben nu voldoende keu
ze wat betreft de heffing van een inkom
stenbelasting en opcenten.
Onjuist is, dat motief voor dc nieuwe
regeling is, dat het Rijk denkt te profi-
teeren van dc tiansiagregeling. De Haog-
sohe wethouder voor de financiën heeft ci
onlangs op gewezen, dat de aanslag aldaar
bedroeg 209 millioen en volgens het Rijk
fiPi Hierover is met spr. gecorrespondeerd
en het schijnbare verschil werd verklaard
in verbond met verschil van aanslag-oogen
blik en mede rekenen can navordering, zoö-
dat ten slotte hc^ Rijk nog een paar ton
hooger was.
Op de gemeentelijke inkomstenbelasting
'door het Rijk te innen, zullen aan de ge
meenten voorschotten gegeven worden in
tien-maandelijksche termijnen een regeling
ligt hiervoor op het Departement gereea.
Het ontwerp brengt, vooral wat de nieu-
\ve belastingen cn opcenten betreft, belang
rijke voordeel en voor de gemeenten Am
sterdam bijv. berekende, dat uit dc nieuwe
middelen 3 miiliocn zal verkregen worden.
Zoo heel veel ts er ook niet uit het ont
werp weggevallen. Uit het ontwerp zijn
genomen de eigengróndbelasting en'de z.g.
Werlzuwachsstever. Maar deze laatste ver
dwijnt nietmaar Is om practische redenen
teruggenomen. Een ontwerp van een waar
devermeerdering-belasting is reeds gerui-
men tijd gereedde baten daarvan zullen
aan de gemeenten ten goede komen. Bin
nen niet te langen tijd zal het ontwerp
worden, ingediend.
Naar hei Engelsch van J. E. BUCKROSE.
(Nadruk verboden.)
6)
Zij ging heen, raeb een zeker iets over zich,
alsof zij wel in de straat» woonde, maar e>r
toch niet toe behoorde esn zij liet hot aan
mevrouw Bean, over haar werk af te maken.
Do deur ging dicht. Zij ging langs het
raam. Alle dames haalden diep adem.
„Zij weet blijkbaar niets," zei juffrouw
White, metpleohtigen nadruk.
„Ik had het nooit, van mijnheer Birbeck
kunnen denken," zei mevrouw Pemberbon.
„Misschien steekt er nkts in," zei me
vrouw Bea-n onrustig.
„Zien is geloo-ver," zei een dikke-, kleine
dame, movrouw Gok/ing geheetcn, dio„ ge
woonlijk niets zei, zool/ng er niet over mei
den gesproker werd, dan vloeiden haar
woorden als een rivier. „Mijn meid Ellen
zag hem met een meisje loop ca, dat or als
een dienstmeisje uitzag, ongeveer een week
geleden, en hij hield haar arm vast, terwijl
Ellen keek. Heb wu4 op dab eenzame deel
van den weg voorbij het tweede viaduct,
bijna geheel buiten Ei: de Birbccks, die
zoo'n toon aanneme Ik noem het schan
delijk r
„Iemand moesb mijnheer Birbeck zeggen,
welk schandaal de ror.de doet,' 'zei juffrouw
White. „Een of andore vriend zal tccli wel
belangloos genoeg zijn, om te vragen wat
'het beteekent. Ik vind het best, den raen-
schen oprecht de waarheid te zeggenu ook
niet, mevrouw Bean?"
Spr. geeft toe, dat het ontwerp redac
tioneel nog wel eenigszins verbeterd zou
kannen worden.
Wat de gemeentelijke leeningen betreft,
meent de Regeering gedaan te hebben wat
zij kan. Waar de Regeering geen geld heeft,
kan zij het ook niet verstrekken. De ge
meenten worden, wat kasgeld Betreft, ge
holpen door gelden van den postcheque
cn girodienst, en wat leeningen betreft,
door gelden de Rijkspostspaarbank en
het Inv1 iditeifsfonds. De Regeering denkt
in die richting voort te gaan.
Tot den heer Yan den Tempel zegt spr.,
dat deze zijn afscheidsbrief aan den Ara-
sterdamschfcn Raad blijkbaar niet nauw
keurig genoeg gelezen heeft. Teleurstelling
zou hij ook gewekt hebben, ten-aanzien van
de verdeelingen uit de Oorlogswinstbelas
ting; maar daaromtrent heeft hij aan alle
verwachtingen voldaan. De uitbetaling is
ook zoo snel mogelijk geschied. Blijkt
straks, dat het lijden kan, dan heeft spr.
geen bezwaar om nog meer uil te keeren.
Teleurgesteld heeft spr. ook, omdat hij
nu anders zou handelen, dan als wethou
der van Amsterdam van hem te verwach
ten viel. Spr. acht dit. niet gemotiveerd.
Spr. beroept zich op hetgeen hij als wet
houder van Amsterdam gezegd heeft tegen
'overneming der uitgaven voor politie, on
derwijs en armenzorg door het Rijkbeter
achtte hij het voor de gemeenten, als deze
de uitkeering van de oorlogswinstbelasting
kregen en de opcenten der dividend- en
tantième-belasting. De Minister ontkent
dus tegenover den lieer Van den Tempel,
dat hij zijn vroeger standpunt thans ver
loochend heeft. Ook de heer Drion heeft
zich in dien zin uitgelaten spr. komt daar
tegen eveneens op.
Spr. zal intusschen niet alleen afgaan op
de critiek van tegenstanders maar met zijn
ambtgenooten en zijn politieke vrienden
overleggen welke conclusie getrokken moet
worden. Daarbij zal ook overwogen moeten
worden of aan den wenk, welken men spre
ker gegeven heeft, niet nog meer politieke
gevolgen verbonden zouden zijn, dan bet
verdwijnen van hem zelf.
Do MINISTER YAN BINNENLAND-
SCHE ZAKEN, de heer RUYS DE BEE-
RENBROUCK, treedt allereerst in een his
torische beschouwing over de belastingwet
geving.
Spr. bestrijdt de overdracht der uitgaven
voor onderwijs, politie en armwezen aan het
Rijkdat zou allerlei gevolgen hebben,
juist ook voor het Rijk, m.n. zou dit ook,
verplicht zijn de geheeld politiezorg op zich
te nemen. Overneming der kosten voor
krankzinnigenverpleging zou niet in het be
lang van de krankzinnigen zijn, omdat d'an
vaak de huisverpleging vervangen zou wor
den door de gestichtsverpleging. Het Rijk
heeft bovéndien reeds belangrijko uitgaven
hiervoor.
Yoorts wijst- spr. op de verhouding tus
schen Rijk en gemeenten. Men kan op grond
hiorvarï bezwaarlijk spTeken van diensten,
door do gemeenten aan het Rijk bewezen.
Rijk on gemeenten werken samen voor een
gemeenschappelijk doel.
Het vinden van een nieuwen grondslag
voor de financieel© verhouding tusschen
Rijk cn gemeenten noemt spr. een Sisiphus-
arboid. Yerhooging van de Rijksuitkeering
is wol gewenscht, maar een te groote ver
hooging zou op den duur leiden tot inkor
ting van de gemeentelijke autonomie
In navolging van vooTgaando kabinetten
heeft de Regeering daarom zoo lang moge
lijk gewacht met eer; voorstel tot verhoo
ging der Rijksuitkeering. Thans heeft een
vooretel hiertoe spr.'s Departemente ver
laten, waarbij zooveel mogelijk deze klip is
omzeild. Echter kan hij nog niet dn bijzon
derheden hieromtrent treden.
Hierna bespreekt de Minister nog de cir
culaire van 10 December 1919, waaraan aan
de gemeenten de eisch gesteld werd geen
uitgaven te doen, inzonderheid voor loons-
verhoogingen, zonder dat men zich reken
schap gaf van de middelen tot dekking. Hij
verwondert zich over de critiek welke deze
circulaire, met eenvoudige woorden, heeft
gewekt.
De YOORZITTER stelt voor de motie-
v. d. Tempel verder aan te houden tot de
behandeling van het ontwerp i. z. de finan-
„O, ja," zei mevrouw Bean, die uit
vriendschappelijkheid met de anderen mee
sprak. „Maar," voegde zij er bij, alsof zij
het later bedacht. „Herbert, zegt altijd, dat
niemand van de oprechte waarheid houdt
dan degene, die zo vertelt dat zegt Her-
bert altijd."
„Dab is alles goed en wèl," zei juffrouw
White, „maar a-ls er iemand een krommen
neus had en u vroeg, of hij recht was, wat
zou u dan zeggen?"
Mevrouw Bean keek glimlachend haar
waarheidslievendo gasten aan. v
„Ik ik denk, dat ik probee r en zou het
gesprek op tanden te brengen," antwoord
de zij.
Mot een minder gunstige beoordeeling
van mevrouw Bean als van iemand, die"
alles aan het gemak opoffert, stonden zij nu
op en begonnen het werk^weg te leggen in
een dbos, dio voor den volgenden krans
klaar stond. Zij zeiden haar vriendelijk goe
den dag en gingen -de straat door in kleine
groepjes in een toestand van aangename
opwinding, die zij groote belangstelling
voor den armen, goeden predikant noem
den. Zij waren benieuwd, wat er gebeuren
zou, als dit schandaal tot zijn eerwaardige
ooren doordrong.
Intusschen wendde mevrouw Bean zich in
onrust tot- Sophie
„Ik hoo<p, dat er niets achter steekt.
Ik houd evenveel van een praa-tjo als een
ander, maar zoo er eenige grond voor het
verhaal is, beteekent het ongeluk voor de
Birbecks. Het zal alles nageplozen wor
den."
„Zoudt u hem niet kunnen waarschu
wen?" opperde Sohpie.
Mevrouw Bean schudde het hoofd.
„Men moet iemand niet zeggen, dat- hij in
een put zit, tenzij jo iets kunt doen, om
hem er uit te halen. En er niets, da ik doen
kan, voor zoover ik zien kan. Och, ik denk,
dat 't een praatje zal zijn, dat zijn natuur
lijkon dood zal sterven", besloot cfe altijd
hoopvolle vrouw.
„O", riep Sophie, het pad afkijkend,
„daar komt mijnheer Birbeck!'
Mevrouw Bean liet hem binnen en hij
ging door do gang naar het kleine, opzich
tige salon, op zijn plechtige, zeer dominees-
aohtigo wijze, die een groote mate van
zenuwachtigheid verborg, en hij zeidc met
zijn gemaakte stem
„Ik kwam mijn eigendom halen, ha, ha!
Ma-ar mijn vrouw is zeker al weg, juffrouw
Watson."
„Ja," zei Sophie, min of meer onbehaag^
lijk, omdat zij wist van het schandpaal aan
gaande he-m.
„Wilt u niet een kopje thee?'-' vroeg me
vrouw Bean; het water kookt. Het is vol
strekt geen moeite."
„Heel graag, nu u zoo vriendelijk is",
zei de heer Birbeck, die verschillende far
milies in de straat bezocht had, welke te
beschaafd waren om hem thee to presentee^
ren, omdat zij geen koekjes hadden of om
dat de mooio trekpot niet gepoetst was of
omdat do tweede meid uit was. „Het zal
heel lekker en smakelijk zijn zooals in de
adve rtenties staat.
Sophie lachte even, omdat dit blijkbaar
van haar verwacht werd, en een ogenblik
later kwam mevrouw Bean weer binnen.
„Mijn dienstmeisje is nu beter. Zij zal
dadelijk uw thee brengen. Zij heeft den ge
heel en dag te bed gelegen, ofschoon zij pas
Maandagavond gekomen is."
„Het is een moeilijk ding om een goede
dienstbode te krijgen", zei de heer Birbeck
met een belangstelling voor de zgak, die dó
hoogsten hebben, als zij in onze straat wo
nen het is van zooveel belang vóór ons.
„Ik hoop maar begon mevrouw
Bea-nmet de handigheid, door langdurige
oefening verkregen, brak zij af en z.ei on-
verschilligvtoen de meid binnenkwam.:
„Mooi weer voor den tijd van „Bengy!"
riep de meid en de eerwaardlo Handsley B.
Birbeck werd bleekgroen, terwijl de- B. van
zijn. handteekening als een beschuldigende
geest voor de oogen van mevrouw Bean
e-n Sophie opdoemde.
„Wat beteekent dat, Louise?" zei me
vrouw Bean met zenuwachtige gestreng
heid, „zoo binnen te komen en te kijken?
Zet het theeblad neer cn ga heen."
De arme kleine Louise keek droevig van
de een naar den ander, maar er was iets,
dat haar trof in het bleeke, zachte en mooie
gelaat bij het venstergordijn.
„Ik ik zeg altijd „Bengy", als iets me
doet schrikken", huilde zii eindelijk; „dat
heb ik altijd gedaan.
Toen ging zij weg en de lieer Birbeck
dronk vlug zijn thee uit en praatte heel
druk over den bazaar en daarna bleven
Sopbie en mevrouw Bean samen.
„Nu," zei Sophie.
„Och, vraag me niets. Ik weet niet wat
ik denken moet. Ik wil nüets denken",
antwoordde mevrouw Bean, haastig het
theegoed bij elkaar zettend.
,,Nu, dan zal ik het. ook niet doen, als
ik het laten kan", zei Sophie, bij het af
scheid nemen.
„In ieder geval kan je niots zeggen," her
nam mevrouw Bean, opgeschrikt uit haar
vroolijke zorgloosheid. ^Maar zoo'n suf
ferig meisje als zij is. Och, het is belache
lijk!"
„Ja," zei Sophie blozend. „Het is een
afschuwelijke gedachte van ons."
Daarop scheidden zij, zeen ongerust.
Maar zij zouden nog ongeruster geweest
zijn, als zij Louise hadden kunnen zien, zoo
als zij met haar hoofd onder do lakens lag,
altijd maar weer haar geboden opzeggend.
En eindelijk werd het Donderdag, haar
vrije avond, dat zij met slordig haar cn.
bleeke wangen buiten de kerk als een dwaas
beeld van geduld op het einde van den
dienst stond te wachten. Het gehoor was
klein en de enkele gedaanten met natte,
glimmende parapluies waren spoedig uit
het gezicht Toen kwam de predikant alleeai
naar buiten en Louise verloor haar strakke
houding van verwachting.
„Mijnheer Birbeck! Mijnheer Benjamin
riep zij, maar haar stem was zoo schor van
zenuwachtigheid, dat zij niet ver genoeg
klonk om den zwaren gelijkmatigen voet
stap tot staan te brengen, en in wanhoop
Rep zij den predikant na. greep oen slip
van zijn overjas en hield die vast tob zij
weer bij adem was.
„Laat me los", zei de heer Birbeck met
verschrikte deftigheid. Toen keerde hij zicli
om en zag wie het was. „Louise
„Jo hebt me nooit gelegd, waar je woon*
deanders zou ik get>n betrekking aange
nomen hebben in de Tuinstraat. Moeder zei
altijd, dat je in de hoogte zoudt gaan, cn
liet dab dok zijn gang gaan, en ik wildo
zeker geen hinderpaal zijn. M<yir ik kan'
niet helpen, dat ik schrikte, toen ik je in
het salon van mevrouw Bean zag. Ik scheen
weer opeens terug te zijn in den tijd dat ik
een klein meisje was en jij voor vader 's Za
terdags kraaien schoot, voordat- je dc stu
diebeurs kreeg."
(Wordt vervolgd.)