OVER DE TROONREDE. EERSTE KAMER TWEEDE KAMER. FEUILLETON. In eer hersteld. Ifêo. ISSTS LE1BSCH DAGBLAD Woensdag 22 September. Tweede Blad. Anno 1920. -8- Da „N. R. Gt." acht <lc kortheid dor Troon rede een hnxcr voortrof!olijke to eigenschappen ea liet blad hoopt, dat ook in hot vervolg mot do ijdeks breedsprakigheid van vroegor zal gebro- kon worden. Do helft der rede is negatief, goeft moor stemming dan aanwijzing omtrent regee- ringaboloïd. Drio vraagstukken worden daarin aangeroerd op zoo vluchtige wijze, dat wij na le ans eveuvor zijn als te voreft. Ten eerste de duurte, waarhij blijkt, dat de regeering niet 'denkt aan een nieuwe duurtewet, dan de Volken band, waaraan zij onmiddellijk vastknoopt, dat sterking van onze weerkracht gawenscht is, ten derde do rijksmiddelen, waarbij do minister van financiën, w^t orsort en enkel belooft, dat ecu .verhooging van de algemeene xijksudtkeering aan 'de gemeenten bij wijze van noodmaatregel wordt voorbereid. De andere holft der rede kon- digt-een aartal niouwo wetsontwerpen aan, de N. I\. Crt. vermeldt ze om te besluiten: „wij zullen dit alles afwachten." Het „Hbld." bespreekt de verschillende-pa ragrafen der Tropnroiie zonder in algemeene bosdmuwingen te treden. Het uitvoerigst staat hel blad stil bij de financieele paragrafen, waarvan hol do soberheid verklaart uit de om standigheid, dat reeds iu de Troonrede van ver leden jaar verschillende financieele ontworpen zijn aangokondigd, die nog eleods of in voorbé- reiding zijn of nog niot tot wet zijn verheven. Toch blijft het de vraag of op den duur zolfs de ilia.ns nog in voorbereiding zyn-le financieele wetsontwerpen voldoende zullen zijn, om het fi nancieel o evenwicht duurzaam to herstellen. De rögecring acht zelfs in dit verband een aan sporing tot uiterste spaarzaamheid geboden. „Het doel echter wel eenigezins zonderling aan, |dat hierop in de Troonrede de zinsnede volgt: „In het vertrouwen, dat ook de plaalsolijke over heid zich doordrongen zal betoenen van dozen eiech, wordt oen verhooging van do algemeene Rijksnitkeering aan de gemeenten bij wijze van noodmaatregel voorbereid". Een logischer zins constructie zou zeker zijn goweest, dat in het yHrtrouwon op de uiterste spaarzaamheid bij de gemeenten een verhooging van do Rijks ui tiee- ring vooralsnog achterwege zal worden gelaten. Niet, dat wij dit op zichzelf wens oh el ijk zouden achten Het is oen feit, dat do gemeenten er. weliswaar ton deele door eigen schuld, maar (och zeker voor een niet minder belangrijk dool ■en gevolge van de lasten, die haar door allorloi Aijkswetten zijn opgelegd, ia de verdrukking zijn geraakt. Daar de finoncieelo nood der ge meenten stellig ten deele een gevolg is van uit gaven, die bij Rijkswetten imperatief zijn voor- feechroven, ligt het voor de hand, dat het Rijk aan do gemeenten thans in haar nood to hulp bomt, maar hel doet eigenaardig aan, dit in een zelfde zinsverband te zion aangekondigd met oen aanmaning tot uiterste spaarzaamheid. Of is hot misschien de bedoeling, or den nadruk op te leggen, dat de gemeenten slechts bij wijze San noodmaatregel zullen worden geholpon, m. a. w. dat do tegemoetkoming slechts van tij de- lijken aard zat zijn? In dat geval zou het er voor 'de gameenle-fmancien vermoedelijk donker blij ven uitzien." Do „N. CL" concludeert': „ïh 1 algemeen vraagt deze Troonrede van de garner een grooto hoeveelheid ernstig work en juist met het oog op de aangekondigde herzie ning dor gTond/wet zal het van belang zijn voor Jjot Nederlan&sche volk nauwlettend na te gaan, hoe zijn gekozenon zich stellen tegenover do pro blemen, dio niot met leuzon en trouw aan het program van een of andere partij kunnen wor den afgedaan. Grooto productie is in deze dagen van duurte een der eerste noodige dingen, groote productie oól en- vooral qualitatief vraagt de Troonrede van het parlement, het voorbcql van de Rcgce- "png, die van groote werkkracht on arbeids vreugde doet blijken on de wijze, waarop de Ka toor na een begin, dat hol ergste deed vreezen, tater na hol mi afgesloten parlementair jaar de taken heeft aangepakt, geven hoop, dat de Rc- jjearitg zeer vele van do nu aangekondigde jfouvsa als wetten in hel Staatsblad, zal zien De „Telograaf" gewaagt Tan zinledig woordgespeel cn licht die uitdrukking nader toe ■Dfrt een korte cnitiek op enkelo zinsneden. Het ifêxrfovrnagsluk geeft de regccrïng slechts stof tot oen banaliteit, in do zinsnede over de betrek king tol andere mogendheden Schuilt oen ad dertje, bedoelend, dat niet met allo mogendhe den do betrekkingen bevredigend zijn. Slaat dat op België of misschien ook op Dnitschland? In de paragraaf over den Volkenbond leest het blad de eigenwijsheid, dat de bond voorloopig oen mislukking is, „Een nuchter menscb begrijpt echter, dat dezo passus niets anders is dan do "aanloop om te komen tot do medodeeling, die deze Regeering nader aan hel hart ligt dan hot duurte-vraag- stuk, over de versterking onzer weerkracht, waarbij het lieve vblk verblijd wordt met het vooruitzioht, dat de sterking onzer weerkracht gepaard zal gaan metverminderden druk. Is het niet alsof men iemand ophangt en hem troost met de modedcoling: „Uw heenen zullen voortaan den lost van Uw lichaam niet meer bdhoevon to dragon." „•Do Tijd", die vol waardeerlng is voor, de Troonrede, vindt met het oog og de hcoge uitgaven, die ons ten gevolge van tal van dringend noodige maatregelen wachten, een beroep op de uiterste spaarzaamheid niet misplaatst.' „Dat die uiterste spaarzaamheid mede door den wetgever moge worden aangemoe digd door een belasting op weelde-arlikelen al verdient het desbetreffende wetsont werp ernstig gezuiverd uit het voorberei dend onderzoek der deskundigen te voor schijn te tomen blijft de wensch eener. gezonde sociaal-economie." Het „Centrum", dat de Troonrede prijst als een sober en zakelijk Staatsstuk, acht een der belangrijkste zinsneden, dio, waarin spaarzaamheid geboden genoemd wordt. „Deze verklaring is wel een der belang rijkste uit de geheele Rede, gelijk het vraag stuk van belasting-heffing een der, neteligste is van dezen trjd En wanne-er. zooais iuet anlers valt te verwachten naar die verklaring wordt gehandeld en de Regee ring daarbij de noodige medewerking vindt bij de vertegenwoordigende lichamen en d? plaatselijke overheden, zal het wellicht nog mogelijk zijn, den druk minder zwaar te maken, dan hij ons thans, met leedwezen ongetwijfeld, maar onvermijdelijk en met prijzenswaardige openhartigheid in 't voor uitzicht wordt gesteld." De „M a a s b o d e" prijst de soberheid der Troonrede als een leiddraad voor het parle ment om zelf beknoptheid te betrachten, en spreekt zrjn instemming uit mét het ver maan tot spaarzaamheid. Want uit de finan cieele paragraaf leidt het blad af, dat mi nister De Vries nog met pijnlijke verrassin gen zal komen, vooral nu de regeering ielva ook spaarzaamheid wil betrachten. Het blad is voorts teleurgesteld, dat de/ Troonrede zwijgt over onze vertegenwoor diging bij het Va tic aan. De „Standaard" prijst 't sobere, -rus tige karakter der Troonrede. Heb blad be- .spreekt de voornaamste paragrafen -van het stuk en merkt oa. in verband met de ver maning tot spaarzaamheid en de belofte van een financieelen noodmaatregel voor de ge meenten, op: „Zeker hebben do gemeenten hecht op een wijziging van de Ryksuitkeering met het oog op haren 'financieelen toestand ein de stijging harer lasten ten gevolge van maatregelen der Rijksregeering. Dat echter, met name in de groote en grootere ge meenten, de Overheid doordrongen is van den eisch, dat zij spaarzaam en zuinig heeft te zijn, wagen wij te betwijfelen. De geb;ur- tenissen van den laatsten tijd in meer. dan éér gemeente wettigen zekere vre?s te dezen opzichte." „Het Volk" zegt o.m.: „De bijzondere korte troonrede is oök bijzonder weinig beteekenend en geeft dos tot bijzonder weinig kanttaekeningeta aan leiding. Alleen wat de in uitzicht gestelde maatregel ten bate der gemeentefmanciën betreft, wordt iets meer medegedeeld. 'Hier omtrent valt te zeggen, dat er opnieuw uit blijkt, hoe weinig begrip de minister van financiën, hoewel vele jaren lang wethouder der hoofdstad, van de positie en de ver- eischten der gemeenten toont. Het denk beeld om de rijks uitkeering a3n de ge meenten „slechts" als noodmaatregel te verhoogen, is haast grotesk van wanbegrip." En Terder: „Het toppunt is, dat de regeering de ge meenten als stralend voorbeeld wijst op haar, eigen „uiterste spaarzaamheid", die zij te betrachten denkt. Dat wordt geschreven' terzelfder tijd, dat het militarisme in den vorm van verhooging ..dei^ loopendo begrflo- tingen, de millioenon by tientallen opvreet en dat, als bloedige hoon op de ontwape ning, waaraan vroeger lonkjes werden toe geworpen, zoowaar „maatregelen tot ver sterking van de weerkracht" worden toe- Het. „Nieuws v a n cl -o n Dag" is teleur gesteld,, dat er niet gerept wordt van een herziening van do veranderde en slechte verhouding tusschen Rijks- en ge- meentefinancicn. Dit is wel teleurstellend en bovendien kunnen wij het vertrouwen waarmee de re gccrïng bezield is: dat „(Ho plaatselijke overheid zich doordrongen zal betoonen van den eisch de- uiterste spaarzaamheid", geenszins declcnde sociale en andere maatregelen door vele gemeentebesturen in 't afgeloopen jaar genomen of thans nog weer voorbereid, leeren wel anders. Van cenig stelselmatig ingrijpen, van leidend optreden van Rijkswege ten deze, op den grondslag eener gezonde economische poli tiek, waardoor aan radicaal gezinde ge meentebesturen niet langer vorgund zou zijn, het sociale gebouw, uit zijn voegen te lichten, is ook in deze Troonrede geen spoor te vinden. „H et Vaderland": Na de verwerping van de Duurtewet door do Tweede Kamer, zou de uiting in de Troonrede, dat c9e aanhoudende duurte van de eerste levensbehoeften ook in hare ge volgen zorgwekkend blijft, magere troost kunnen genoemd worden, wanneer daarop niet volgde: ,,Yolle toewijding cn groot beleid zullen alleen de oplossing kunnen brongen van de vraagstukken, welke zij ons voorlegt." Wij achten bet toch niet uitgesloten, dat in deze woorden de belofte ligt van een tweede ontwerp-Duurtewet, dat inderdaad niets anders doet, dan don „vilders" hun onsociaal mammonistisch bedrijf beletten, zondar dein bona-fide handelaar het leven moeilijk te maken. Een ontwerp als bet vorige, dat alleen, en dan om politieke rede nen, steun t van de regeenings-partij kon krijgen, en dan nog maar van een zeer klein gedeelte daarvan, kan- baken in zee zijn, als Heemskerk on Van IJsselsteyn op nieuw aan boord gaan van de Argo, die hen meester moet doen worden over het gulden vlies der duurte. In. allo gevallen kan hot niot blijven, als het thans is. Dat bij de nieuw aangekondigde belastin gen do regeeriug bet woord Weeldebelas ting zorgvuldig vermijdt, geeft ons de hoop dat ook zij reeds tot da overtuiging geko men is, dat wat minister Do Vries in zijn avantprojot wil, absoluut onmogelijk is, cn dat dit zal moeten gedeponeerd worden in het archief, waarin reeds toovele van zijn buitengewone radheid van tong verdedigde plannon zijn opgeborgen. Tenzij onderling overleg tusschen regeering. Samengevat, noemen wij de Troonrede een stuk van gelukkige gematigdheid en zaakrijkheid. Zorgvuldig is daarin vonmeden cfen politioken tegenstander ook maar in 't minst onaangenaam te zijn. Zij is een ernstige waarschuwing aan die Rcchtsche bladen, Katholieke in de eerste plaats, die hun best schijnen te doen do Nedorlandsche natie beangst, to maken rvoor een Kabinet onder een Katholieken premier. En dat do regeoring absoluut in de Troonrede zwygt over het ontwerp-Zon- dagswet, geeft ons de hoop, dat ze reeds heeft ingezien, dat de indiening daarvan een fout was „D e Nederlander": Er is een opmerkelijk en .aanstonds opval lend verschil tusschen de Troonrede, heden door do Koningin te midden van do verte genwoordigers des volks uitgesproken, on die van verled-en jaar: de jongste Troon rede munt uit <bor beknoptheid, gelijk die van bet vorig jaar door hare lengte. Maar hoe kort dan ook, er is meer van te zeggcm dan dit, want in hare beknoptheid is zij toch veelzeggend. Zij draagt onmis kenbaar een vredcsslempclteeds de aan hef, waarin H. M. gewaagt van bet voor recht „te mogen spreken, van werken des vredes" geeft daarvan blijk. Die woorden klinken, tegenover hetgeen er volgt over don toestand in Europa, over de onzeker heden en heb onvervuld blijven van op den Volkenbond gebouwde voi-wachtingen, als een geruststelling: Nederland is een land dat in de eeflle plaats over werken des vre- des spreken wil. Daarom boezemt hetgeen daarop volgt over „maatregelen tot ster king van den weerkracht van ons volk" ons geen vrees in. Het is duidelijk, dat hier geen militairisTisch program wordt ontwik keld, want do Regeeriug streeft naar „ver mindering van den persoonlijken en gelds- lijken dlruk van den militairen dienst". Wij meenon niet mis te tasten, als wij ondor: stellen dat hier wordt gedoeld op do voor nemens der Regeeriug om te komen lot een algemeene, wellicht verplichte lichamelijke oefening van wat men gowoon is de rijpere jeugd te noemen, die, blijkens de Toelich ting van de jongste van Oorlog uitgegane ontwerpen, aan het Departement van On derwijs wordt voorbereid. In dab geval, en wij hebben geen reden om aan do juisthedd dezer onderstelling te twijfelen, draagt dezé passus geen militair, maar een sooiaal-paodagogiscb eoi dus na tionaal karakter. Vergadering van Dinsdag namiddag. De VOORZITTER zegt Koningin en Regeering dank voor zijn benoeming tot voorzitter. Hij aanvaardt die eervolle taak met opgewektheid. Van de steeds hoogoro oischen, welke het leven aan de geheele maatschappij stelt, wordt ook in deze Kamer den weerslag ondervonden. En voor den wetgevcude-n ar beid wordt veel meer tijd gevraagd van deze Kamer dan vroeger. Blijkens-do Troon rede wordt ook in deze periode veel van haar werkkracht verwacht. De Karaor zal dienaangaande niet teleurstellen. Mocht spr. in zijn leiding te kort schieten dan hoopt bij op do welwillendheid der leden, dan toch zal de goede toon, waar door de beraadslagingen in deze Kamer zich kenmerken, hier blij veto bcorscheoi. (Applaus). Overlijden Strater. Ingekomen is bericht van overlijden van den heer Strater. De VOORZITTER herinnert er aan, dat de heer Strntor eerst sedert Maart 1.1. lid der Kamer was. Met lust en opgewektheid nam hij aan den arbeid deel. Vooral in zijn woonplaats verrichtte bij veel ten bate der gemeenschap daarom mocht er veel van hom worden verwacht. Van hom kan getuigd worden, dat hij een goed Nederlander was, een aangenaam men ach en een krachtige persoonlijkheidhij zal bij de Kamer in aan gename herinnering .blijven. Onlslag dr. Kuyper. Ingekomen is een schrijven van de doch ter van dr. Kuyper, mej. J. H. Kuyper, inhoudende, dat baar vader rich door onge steldheid niet in staat gevoelt zich persoon lijk tot d'è Kamer te wenden, en dat zijn ingezonken krachten hem niet langer ver oorloven lid van deze Kamer te blijven. Do VOORZITTER zegt hierop, dat door dte Kamer met- leedwezen van de door den lièer Kuyper genomen beslissing zal worden kennis genomen Het is thans niet het oogenblik om dieais verdienste te besproken. De geschiedenis van ons vaderland is zoo samengewovon met deze groote figuur, dat de geschiedschrijver die de laatste CO jaren onze tijdrekening zal boekstaven, ernstige on langdurige stu die zal moot on maken, om liem naar waar heid te teek on en. In deze Kamer, waar zijn zoo doordacht woord allen boeide, is zijn scheiden een waar verlies. De pittigo wijze, waarop hij aan de be raadslagingen deelnam, was door zijn lang durige pa-rlomantaire loCubaan 6tecds in structief en wij kunnen zijn werken cn stre ven niet andere dan als die van een man van grooto beteekonis berdenken. Laat ons hopen, dat de genomen rust hem nog vele jaren ten goede mag komen. In deze Kamer zullen wij hom m onze ge dachten oen eervolle plaats blijven doen in nemen. Regeling van werkzaamheden. 1 De VOORZITTER deelt mede, dat mor gen om elf uren een openbare vergadering 'zal worden gehouden. Aan do orde is daa de verkiezing van le den voor de huishoudelijke commissie ern voor de gemengde commissie voor de steno grafie. Adres van Antwoord. Besloten wordt de Troonrede, mot een Adres van Antwoord te beantwoorden. Trekken der Afdeelingcn. Do Kamer gaat hierna over tot hot trek ken dor afdeelingcn, om vervolgens in de afdeelingcn' te gaan voor het kiezen van voorzitters en onder-voorzitters cn de leden der commissie voor de redacüo van hot Adres van Antwoord. Voorzitters en onder-voorzitters. Na heropening der vergadering deelt da VOORZITTER mede, dat de atdeelingon, benoemd hebben tot voorzitters de heerea Franssen, v. d. Does de "Wülcbois, Reekers, 't Hooft en De Vos van Stccnwijk en tob ondervoorzitters de hceren De Boer, Bin- nerte, Verheye, Gilisse en Gecrtsema. Commissie-adres van Antwoord- Benoemd zijn Ln de commissie van redac tie voor bet Adres van Antwoord op da Troonrede de heeren De Gijselanr, d'Au- male baron van Hardonbroek, v. d. Maesen da Sombref, Van Basten Batenburg en Micbiols van Keesenich. Onteigening-Wassenaar. Van den Minister van Binnenlaridsche Za ken is bericht ingekomen, dat hij i. z. het wetsontwerp betreffende de onteigening onder Wassenaar (Meyendal) alsnog ce|n nota zal indienen. Do vergadering is verdaagd tot Woens dagmorgen elf uren. Vergadering van Dinsdagnamiddag Rede van den tijdeiijken voorzitter. Als laatetafgetreden voorzitter opent do heer FOCK de vergadering. Spr. heet de leden welkom. Het reces, dat na den parlementairen arbeid verdiend was. is om en spr. ia overtuigd, dat allen gereed slaan om met yver en voortvarendheid hun taak te hervatten. De helft van de vierjarige parlementaire periode is nu verstreken. Er is hard' ge-! w er kt in deze twee jaren en het laat zich aanzien, dat in de tweede helft van dezen' termyn, niet minder hard gewerkt zal moe ten worden. De ondervinding heeft geleerd^ dat hel 3de en 4de j3ar het drukste zijn en de zwaarste eischen stellen. De Kamer streeft naar kortheid, aldu$ zegt spr. verder, en gaf blyk van groot^ zelfbeperking, door beperking van des spreektijd, welken zij zich telkens gehesj uit eigen beweging oplegde. Spr. blijft op beknoptheid aandringen. Hy hoopt, dat ook dit parlementaire jaar vruchtbaar zil zy'a in 's lands belang. (Teekenen valn instem-» ming): Ontslag-Nierstrasz. Van den beer 'Nierstrasz is bericht inge komen, dat hij op. medisch advies ontslag heeft genomen als lid der. Tweede Kamer.. Verkiezing Drion. Ingekomen is bericht vah het Centraal* Stembureau, dat in de va.cature, ontstaaii door het bedanken van den heer Nierstras^ gekozen verklaard is de heer F. J. W. Drion. Staatsbegrooting 1921. De Minister van Financiën, dd heer DE VRIES, biedt hierna de Staats* begrooting voor 1921 aan, welke als ge- Van RENE BAZIN. (lid van de Fransche Academie). (Nadruk verboden). 15) 'Het uitspansel was groenachtig goud qaar den kant, van waar do wind blies. De avond begon te vallenhij zou beider zijn. Nog een kwartier en zij zou haar schuil plaats in de heg kunnen verlaten. Al haar opgewondenheid en toorn waren geweken. Marie voelde zich moe. Zij klori, telkens uitglijdend op den doorweekten grond, tot aan den top van het plateau, on voordat zij het veld in de breedte overstak, om den weg naar huis te nemen, wil-do zij eerst nog tgms uitkijken wat de nacht zou brengen. Over de heg heen, cenigszins verborgen door de rotsen, kwam do zee te voorschijn, lichte groen tot aaa den horizon. Dp eilanden cn <jp steengroepen, die voor den Archipel'der Qlenans liggen, met hun duidelijke voorste vens, hun torens, huh klisten, dreven ala mauve-sohad'uwen op dib kleod van licht en nu de naohb nadördfe, werd aan de beide uiteinden een vuurtoren ontstoken: het toode lioht van Penfrot, het witto lioht van het eiland des Mouons. Toot greep de herinnering aan de avon den van heti eerste jaar en zelfs van het tweede, als oj de zeilen van de visschors- bóoten trachtte -te onderscheiden, de jonge yrpuw! aan. Hoe vaak waa zij nieb op d!ezo plek of op 4e wedden yan Onamp- dölentl, dfö opj dezelfde hoogte liggen, op dit uur gekomen, wanneer hot schijnt alsof zij naar wie men verlangt, hun weg mis schien niet terug zullen vinden? Voor deze gotuigen: eilanden, klippon, punten van verro kusten, licht van de zee en den hemel, voelde zij ach als voor een rechter. Zij hoordo do tegenspraak, die uit haar eigen hart opkwam: „Je Spreekt de waarheid niet! Jo hebt hem liefgehad! Je waart ge gaan om hem op te wachten en je kon niet6 meer zien dan je nu ziet, den glans van hot eenzame water en den korten streep van den horizon en de mistbanken laag aan don hemel, maar je was angstig, soms ook vroo- lïjk; je hadt hem wel lief!" Zij kwam op Kerjan terug op het oogen blik dat do koeien met bloedende flanken van do becten der horzels naar den stal werden gedreven en beurtelings trachtten te ontsnappen, alsof zij een Voorgevoel had den van de warmte van den nacht. De duisternis viel. Het volk zette ach aan tafel. Zij allen keken Marie aaif. Lo Treff sneed het reusachtige brood, dat op het tafellakon lag, aan, nam een 6neo, bapte er van een zei mot vollen mond Gij bobt dus bericht gehad, Marie? Zij zag den ouden knecht even aan en barstt-e in een schatorlach uit. Ik denk wol, dat hij graag pakjes zou willen hebben, dezen winter. Denkt gij ook niet? Ma-ar er is hier niets voor hem. Hij moet ze liover door zijn vader laten komen De beide mannon beschouwden-in stilte, zonder op te houden met eten, deze vrouw, die over haar man, nu hij soldaat was ge worden, op denzelfden toon 6prak als in vredestijd. Zij zaten togenover haar, naast elkaar op de bank en hoewel vooroverge bogen, volgden zij mot aandacht de woof- den, die er uit kwamen, alsof zij het over een stuk wild had. Marie verbaasde en kwetste hen in /lo diepte van hun ziel. 't Scheen wel alsof zij haai; voor hot eerst kwaad hoorden spreken van Quéverne. Toch hield zij niet op met then dag het oude liedje te herhalen, dat 6tccds op hetzelfde neerkwam: Denkt gij, dat ik niets voor hem zal opofforen Als hij gewild heeft, kan hij van zijn verdiensten als vissoher opgespaard liebbcn. Dat zal hem nu op zijn'veldtocht to pas komen AI zijn geld, mijn kind, heeft hij aan drank uitgegeven. Ik wil niet, dat gij het mijne verspilt voor een Quéverne._ Maak u niet bezorgd. Hij is niets meer voor mij. Wij zijn van twee families Moeder Lanio zag Marie oven met een tcederen blik aan Lo Treff noch Quinquis schonen het daarmee eens to zijn. Maar de oudste vroeg, zijn vollen mond tot spreken tjwingend Dus heeft hij tooh geschreven Waar is hij ergens? Ik weet er waarlijk niets van. Zie zelf maar> Marie stak haar hand in het keurslijf en haalcjj er de briefkaart uit, die zij na.ar den anderen kant van de tafel wierp, dichtbij het bord van den oudsten knecht. Lees zelf 1 Hij is aan het kind geribht, natuurlijk niét aan mij. En zij dronk een groot glas cider, terwijl eerst de oud© en daarna de jonge knecht met inspanning de regels, in de loopgraven geschreven, ontcijferden. Toen zdj klaar wa ren, reikte de jongen Mario den brief over. Hoe het ook zij, het i's ongelukkig. 5Ü wist. zelf niet wnti bij zei. Hij was ga- heel van strepk, nadat hij die arme brief kaart had golozon; De jonge vrouw lachte niet meer. Zij stonden vroeger dan anders van tafel op, alsof zij samei getwist hadden. Deze man nen waren geheel met hun gedachten bij den oorlog, maar deae vrouw was hot niot. Toen zij do harcfeteencn trap afliepen, om naar de hangkamer te gaan, waar zij she- pen, ging Marie naar de keukendeur. Zij luisterde, om to weten wat zij van haar dachten: zij zwegen IV. De ordonnans. Oj> hetzelfde uur waren in een schuil plaats, zes .meter diep in den grond uitge graven, stevigor en zorgvuldiger met hout beschoten dan een mijnput en voorden van twee uitgangen, die het gevaar van levend begraven te worden veel verminderden een van de eerste voortreffelijk» 6chuil- plaatesn van ons Fransche front-twaalf mannen bijoenvijf ordonnansen van de compagnie, twee sergeant-schrijvers, twee telefonisten, twee ordonnansen van do rech- ter-compagnio en van do linker, een hoorn blazer. Twee kaarsen verlichtten, het engo onderaordsoho verblijf, dat reoht ondier don ingamgstunnel lag; de ecne kaars was met spijkers aan den muur bevestigd, de an dere bet einde van een spiraal-veor ge stoken, die men had vastgemaakt aan den kop van oen van de houten 6teunlijsten. De kribben van traliewerk, belegd met ledige zandzakken en twee hoog, namen bij na de gebeelo ruimte dn beslag. Er bleef slechte oen smalle doorgang over aan den voet van de bedden en bij de laatste krib, ©en plek, waar d!e telefonisten hun toestel hadden geplaatst en de fouriers liun tafel. Op dit oogenblik was een gedeelte van de mannen al naar bed. Anderen rookten en bluften, op het voeteneind van hun krib gozeten, met de boenen afhangend en meb gebogen rug. De roode bies langs hun broek, het cijfer van het regiment, ook rood op het blauwe schildje van dan kraag, bet an ker boven de klep van hun helm die pas meuw uitgereikt waren aan de soldaten van bet front toonden aan, dat zij deel uitmaakten van de troepen van de koloniale infanterie. Hier en daar opgehangen of verspreid verschillende voorwerpen, tot de uitrusting behoorendransels, degenriemen, zakken. Maar volgens de uitdrukking van korporaal Pringent, „men wist waar heb was". Iu goval van alarm zou ieder snel het zijne gevonden hebben. Do geweren al leen stonden in volgorde in bet wapenrek, op de plaats, waar de ingangstunnel in hel onderaarcbcho hol uitliep. Men had juist gegeteu. De atmosfeer was warm ©n vochtig, verzadigd met- oen geur van leder, ratten,zweet, wijn en kaas. Eenige soldaten waren nog aan het kau wen. Tegen bun gewoonte maakten zij wei nig drukte onder bet spreken en wisselden slechts nu en dan eenige woorden over de gebeurtenissen van clen dag, den smaak van den soldatenkost, die niets waard was se dert een paar weken, en do kans goed te zullen slapen. Men deed zijn best, zich wat in te houden. Zooeven had kapitein Helle- quin met. zijn knorrige, maar niet booz® commando-stem van de andere zijde van het beschot geroepen: Jelui verveelt mij, jongens! Ik kan mijn rapport niet makenJe maakt te veel levon I (Wordt vervolgd.);

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1920 | | pagina 5