No. 18275
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 September.
Tweede Blad Anno 1919.
PERSOVERZICHT.
BINNENLAND,
FEUILLETON.
IfEBT TB KOOP.
■■'li
Merkwaardig oer Kei ste leA
S'en getuigenis.: Ia KCIILK-
DAMMER* komen twee asterisken voor..
De eerste zegt:
j Harde woorden worden' tot de winkeliers
gericht.
De duurte wordt aan hun jyraktijden ge
weten, en Sgeenhcff oogstte veel applaus,
ïcen hij de „uitgeperste winkelklanten* te
gen de rcof-winkeliers te wapen riep.:
[Wie op de hoogte is, weet heter; hier en
Jaar moge in de winkeliers-wereld een scha
delijke woekerplant voorkomen, de hoofd-
éoxzaak der duurte ligt elders.:
Opmerkelijk is dan ook hetgeen voorkwam;
in „DE COöPERATIEGIDS", het orgaan van
[de socialistische arheiderscoöperaties.;
'Zeker geen getuige, die het voor den' win
kelier eenzijdig zal opnemen!
Welnu, dit blad schrijft letterlijk het vol
gende: „De eigeulijke oorzaak van de duur
te, een kind kan het begrijpen, zit niet bij den
®étail-handeL In het kruideniersbedrijf wordt
tegenwoordig fel geconcurreerd, vooral met
0e bedoeling, om de groeiende coöperatieve
Ibeweging te nekken."
Is wel beter eerherstel voor den wiuke-
Rersstand denkbaar?
De tweede zegt:
Neg een getuigenis is belangwekkend.:
De redactie van „DE MAASBODE" had
•het' voorrecht minister Van IJsselsteic. te'
kunnen interviewen over de duurt©.-
De Minister achtte het noodzakelijk de
beschermende hand uit te strekken over den
ïel aangevallen middenstand en sprak de
navolgende woorden:
„Ofschoon zonder twijfel in enkel© ge-
Vallen wel eens te ogö winst' wordt ge
maakt, meen ik, dat, in het algemeen ge
sproken, de tusschenfc^a'del niet zulke groote'
Winsten maakt.
Men mav niet vergeten, dat ook' voor den
middenstander de kósten veel Zwaarder zijn
'gewerden, en men kan het dezen niet ten
kwade duiden, wanneer hij redelijk het hem'
Meekomende deel opeischt. Bovendien valt
cp te merken, dat verbruikersvereenigingen
ais „Eigen Hulp" prijzen stellen, die öf hoo-
gcr foeter bijv. öf zeker, niet lager
ïijn dan in tal van winkels.:
Als de vereeniging „Eigen Hulp", die cp
o'truïstischen grondslag rust, welker be
stuursleden weinig of geen salaris genieten
pl die geen onmogelijk hooge dividenden
Uitkeert, meent haar prijzen niet lager té
kunnen stellen, dan komt men tot de over
tuiging, dat de middenstand niet zoo; hoog©
winsten maakt, als wordt beweerd."
Zegt het voort!
De heffing ineens. Het
„HANDELSBLAD7schrijft over het voor
stel der vrijzinnig-democratische fractie in
de Tweede Kamer, strekkende tot heffing
van buitengewone belastingen voor een snel
lere aflossing van de crisisschuld
In het officieele orgaan van de Vrijz.-
D emoe r arische Partij was dit ontwerp aan
gekondigd als oen heffing ineens. In hot
wetsvoorstel zelf wordt deze naam verme
den. Het voorstel van de bovenbedoelde
Kamerleden strekt tot het heffen van een
tweetal nieuwe belastingen, die zich nauw
zullen aansluiten bij de aanstaand© Verde
digingsbelastingen en die dan ook Verde-
gingsbelaet-ing Ma en IHb worden ge
doopt.
Het is nochtans niet alleen de n a a m,
'die deze voorgestelde heffingen doet ver
schillen van de heffing ineens in haar meest
elementairen vorm, die zooveel hartstoch
telijke bestrijders en even hartstochtelijke
verdedigers heeft gevonden. Het thans in
gediende voorstel kan gevoeglijk als een
compromis worden beschouwd tusschen
voor- en tegenstanders van zulk een. hef
fing. Laat ons dadelijk verklaren, dat het
als zoodanig, o. i. bijzonder goed ia ge
slaagd en dat wij meen on, dat .hier inder
daad de brug is gelegd' tot verzoening der
'tegenstrijdige meeningen op dit gebied en
hot tot-stand-brengen van een belangrijke
en stellig dringend noodige verbetering van
den financieelen toestand bier te lando.
Het blad hoopt, dat de Minister van Fi
nanciën, nu zijn eigen denkbeeld, dat er voor
in de plaats had moeten komen, algemeeno
afkeuring beeft gevonden, het compromis
karakter der thans voorgestelde nieuwe
verdedigingsbelastingen zal willen erken
nen en er, toe zal willen medewerken, om
aan dit onderwerp den weg naar het
„Staatsblad" te openen.
Wat de onderdeelen der voorgestelde hef
fing betreft-, heeft- het blad bezwaar tegen
het tarief, dat als Verdedigingsbelasting
III b voor de hoogere inkomens zou gelden.
„De percentage van het arbeidsinkomen,
die volgens het ontwerp zullen worden ge
heven, schijnen ons te hoog toe, wanneer
men in aanmerking neemt, dat ook voor het
overige de hooge inkomsten thans reeds
door zeer hooge belastingen worden getrof
fen. Het heffingstarief voor de inkomsten
is -evenals dat voor do vermogens „door-
gestaffeld". Iemand met een inkomen van
f 5000 -en een vermogen van f 20,000, zal na
aftrek van f 1200 zijnde 6 pet. rente over
het vermogen, 2 pet. rente over de eerste
f 1000 hebben te betalen, 3 pet-, over de vol
gende f 1000 en 4 pet. over het restant, zoo
dat zijn tptale aanslag jaarlijks ruim f 100
zal bedragen, d. i. 2 pet. van zijn inkom
sten. Bij een inkomen van f 20,000 en oen
vermogen van f 50,000, waarbij van het
grootste inkomstendcel 0 pot. wordt gehe
ven, wordt de totale jaarlijksche belasting
f 1180 of bijna 6 pot. Bij f 50,000 inkomen en
f 100,000 vermogen stijgt de jaarlijksche hef
fing voor het grootste inkomstendeel tot 13
pet. on de totale aanslag tot f 4470, of c.a.
0 pet. per jaar van het tptale inkomen. Bij
nog hoogeTe inkomsten en groote fortuinen
stijgt de totaio jaarlijksche aanslag tot 20
pet. van het geheele inkomen. Daar hier
nevens vermogens- en inkomsten belasting,
verdedigingsbelasting, gemeente-inkomsten
belasting, enz. zal moeten worden betaald,
gaat ©en dergelijk tarief, o. i. te ver. Over
deze punten kan echter gevoeglijk bij de
behandeling van het ontwerp in de Tweede
Kamer worden gesproken. Uit den smelt
kroes der beraadslagingen kan dan allicht
een tarief te voorschijn komen, dat de
eischen van het redelijke niet overschrijdt.
Nog- één opmerking De voorstellers van
het wetsontwerp wenschen schuldbekente
nissen van heb Rijk, uitgegeven krachtens
de Leeningswetten van 1916, 1917 en 1918,
ter voldoening van deze nieuwe verdedi
gingsbelastingen en van de respijtrente te
doen aannemen, echter slechts tegen den
koers, waarop dio schuldbekentenissen zijn
geschat, op dé, ten dage, waarop zij in be
taling worden gegeven, laatstbekende prijs
courant van effecten, bedoeld in art. 47
der Successiewet. Het komt ons billijk voor
in dit opzicht vorder t-o gaan dan wordt
voorgesteld. Wij zien geen reden, waarom
zij, die op de crisisleeningen hebben inge-
teekend, deze fondsen ter voldoening van
do crisisheffingen niet-aan de schatkist zou
den mogen overdragen tegen den prijs, dien
zij zelf indertijd aan het Rijk hebben be
taald. Een verrijking zal dit voor deze hou
ders allerminst beteekonen. Er zou alleen
door wordten voorkomen, dat- zij de dupe
worden van hun plichtsbesef bij heb in
schrijven op de crisisleeningen. Het zou
niet moeilijk vallen, te voorkomen, dat. an
dere houders, die do stukken eerst later
en tot vaak veel lageren prijs op de open
markt hebben gekocht, misbruik maken van
dezo faciliteit. Men kan nl. nummeropgave
eischen, waaruit blijkt dat de aangeboden
obligatiën inderdaad reeds sinds de uit
gifte der leening in heb bezit van de aan
bieders zijn geweest."
Ook zou mep, naar do meening van het
blad, den kinderaft-rek bij de Verdedigings
belasting III b kunnen verhoogen onder do
tegenwoordige levensomstandigheden.
De heer G. M. B.(ossevain) schrijft in
„ECONOMISCHE STATISTISCHE BE
RICHTEN", naar aanleiding van het voor-
stel-MarchantDe bezwaren tegen do z.g.
heffing ineens zijn bekend en behoeven niet
herhaald te worden. Wordt, aan die be
zwaren door het huidige voorstel van de
heeren Marchant c. s. nu te gemoet geko
men?
Naar liet mij voorkomt, mag die vraag
inderdaad bevestigend luiden. Voorgesteld
wordt n.l. dit: een heffing van liet kapi
taal, oploopendo van één tot- twintig pro
cent; maar aan die beffing niet to voldoen
worden belast naar het bedrag van ieder
jaar, onder aftrek van 6 pet. van het ver
mogen van het tot-aalinkomen, ten einde het
bedrag der bedrijfsinkomsten te bepalen.
Omtrent het tarief der heffing wordt ge
meld, dat het progressief is naar het be
drag van het belaste inkomen en naar dat
van het vermogen. Verder wordt er van
gezegd, dat het zoodanig is bepaald, dat
van een arbeidsinkomen in totaal evenveel
belasting wordt geheven als van een ver
mogen ten bedrage van tienmaal dat ar
beidsinkomsten. Raadpleegt men het tarief,
dan blijkt dit niet volkomen juistwij heb
ben geen gelegenheid gehad, alle gevallen
na te rekenen doch in verschillende- geval
len kwam dezo bewering niet uit.
Ernstiger echter is het volgendeHot
zal ieder opvallen, dat hier niet gesproken
wordt van bedrijfs-, maar van arbeids
inkomen, in tegenstelling met inkomen uit
vermogen. Toch wordt hier blijkbaar niet
alleen gedoeld op inkomens uit arbeid, maar
ook op inkomens uit bedrijfswinst, uit pen
sioenen, lijfrenten en wat dies meer zij. Is
er nu indien men er toe komt, naast ver
mogens ook inkomens uit anderen hoofde
te belasten raden, inkomsten uit ver
mogen naar verhouding 1 2/3 a 2-maal zoo
hoog t<T belasten als inkomens uit winst,
lijfrente e. d. De meerdere vastheid of
zekerheid van heb vermogensinkomen is in
de tegenwoordige tijden een fictieveel
zekerder is een inkomen uit pensioen of
lijfrente. En wat den aard van heb inkomen
aangaat, staat toch een inkomen uit winst
vrijwel op één lijn met een inkomen uit
rente. Bedenkt men verder, dat, voor zoo
ver een vermogen te danken is aan bespa
ring, deze besparing op haar beurt zoowel
aan inkomsten uit arbeid als aan inkomsten
uit anderen hoofde kan zijn ontleend, dan
ontzinkt elke grond aan dit scherpe onder
scheid in heffing, tusschen beide bronnen
van inkomsten gemaakt, en is er alle aan
leiding om beide te scheren over één kam.
Maar dan zal öf do oplfrengst van de heele
heffing veel geringer worden, óf liet heele
tarief zal moeten worden herzien, daar de
heffing andërs voor degenen, die geeri of
weinig vermogen bezitten, veel te drukkend
zal worden. Maar het verstandigst zal men
handelen door het heele wetsvoorstel te
verwerpen.
Do verplichtingen van liet
collectief arbeidscontract
In het „WEEKBLAD VAN DEN ALGk
NED. DIAMANTBEWERKERSBOND" vraagt
een der leden naar aanleiding van de wilde ty-
pografenstakingen, aan don reodacteur (Henri
Polak;! zijn meening over die stakingen.
De heer Polak weigert zich uit te laten over
do houding der typografen, omdat hij zich daar
toe niet bevoegd of geroepen acht. Hij schrijft
echter het volgende over de verplichtingen van
een collectief contract:
„Dat bij wettelijke regeling vast zal staan,
dat alle betrokkenen zicli voor den duur van
het contract aan zijn bepalingen zullen hebben
te onderwerpen, ligt voor de hand. Doch ook
bij een colok-tievo overeenkomst zonder wet
telijke regeling bestaat dezelfde verplichting.
Geen overeenkomst immers is denkbaar, als
niet to voren vast staat, dat degenen, die haar
sluiten, ook de daaruit voortvloeiende verplich
tingen stiptelijk zullen nakomen en zich aan
baar bepalingen onvoorwaardelijk zullen onder
werpen.
Nu is het in deze lijden moeilijk zich voor
langen tijd aan een bepaald loon te binden.
Daarom moet er van den kant der arbeiders
op gelet worden, bij liet aangaan van een col
lectief contract, dat do loonbepalingen zoo elas
tisch zijn .dat zij aan veranderde toestanden
gemakkelijker aanpasbaar gemaakt kunnen wor
den. Verzuimt men dat en het loon wórdt te
eenïger tijd, gedurende den loop van het con
tract, onvoldoende om de kosten van het levens
onderhoud te dekken, dan is men gebonden aan
de beslaande bepalingen, en heeft men niet het
formeclo recht, om to pogen iets anders te be-
diugen dan liet contract voorschrijft, Zijn de-
werkgevers eventueel niet beroid voldoend le
nige bepalingen omtrent het loon te aanvaar
den, dan dient de vraag overwogen le worden,
of het dan niet beter is geen collectieve overeen
komst te hebben, dan een, die te eeniger lijd
den werklieden tot ernstig nadeel zou kunnen
strekken.
Is echter de overeenkomst eenmaal gesloten,
dan moeten haar bepalingen nageleefd wor
den door heide partijen. De werklieden kun
nen bezwaarlijk vorderen, dat de patroons alle
verplichtingen, die dezen op zich genomen heb
ben, zullen nakomen, terwijl zij zelf zich op dit
stuk vrijheden kunnen vej'oorlovcn. Met twee
maten kan ook hier niet gemeten worden."
Hulpverleening aan burgerwachten. Op
grond vau héb Kon besluit van 3 Jan. 1919
kunnen militair personeel voor hulp bij d©
oefeningen, alamed© wapenen, ledergoed
en munitie worden beschikbaar gesteld
voor burgerwachten, die voldoen aan de
volgende voorwaardenlo. do burgerwacht
moeit op haar statuten de lvon goedkou-
ring hebben verworven2o de burger
wacht moeit een verklaring van den burge
meester overleggen, dat deze van de dien
sten der burgerwacht wenscht gebruik te
maken,, indien de handhaving van de
openbare orde dergelijke bijzondere maat
regelen noodig maakt; 3o. de leden moeten
den leeftijd van ten minste JS jaar hebben
bereikt.
Verzoeken om over in dienst zijnd mili
tair personeel (officieren, onderofficieren,
korporaals en soldaten) voor hulp bij oef©
ningen te beschikken, worden door den bur
gemeester van de gemeente, waar do bur
gerwacht is gevormd, aan den bevelhebber
in de militaire afdeeling gericht.
De aanvragen moeten zijn vergezeld van.
een verklaring van den burgemeester, dat
aan het aldus beschikbaar gesteld© perso
neel een vergoeding per uur zal worden
uitgekeerd van: a. voor officieren f 2, tot
een maximum van f 5 per dagb. voor on
derofficieren f 0 75, tot een maximum van
f 2.50 per dag; c. voor mindero militairen
f 0.4Ö, tot een maximum van f 1,25 por dag
een on ander berekend voor zooveel de
uren van beschikbaarstelling (tijd benoo-
digd voor het gaan van en naar het oefe
ningsterrein daaronder begrepen) vallen
op Zon- en feestdagen of op werkdagen
tusschen 12 uren middag en 2 uren nam.
of na 5 uren nam
De bevelhebber in de militaire afdeeling
wijst, na bekomen machtiging van don Mi
nister van Oorlog, den garnizoenscomman
dant aan, door wiens zorg het noodige per
soneel zal worden beschikbaar gesteld. Het
indienen van aanvragen om wapenen en le
dergoed geschiedt op overeenkomstige wij-
zo als dat om personeel. De bevelhebber
ifl» de militaire afdeeling beschikt op ede
aanvragen na bekomen machtiging van
den Minister van Oorlog. De bevelhebber
zendt de aanvragen om wapenen, voorzien
van zijn beslissing, rechtstreeks ter afdoe
ning aan de directie der artillerie-inrich
tingen en afschrift daarvan aan den direc
teur voor aanschaffing en verstrekking
van artillerie-materieel De aanvragen om
ledergoed worden eveneens voorzien van
de beslissing gezonden aan den directeur
der Centrale Magazijuen van Militaire
Kleeding en Uitrusting. De bevelhebber
belast een garnizoenscommandant met de
zorg voor het beschikbaar-komen van do
benoocligde patronen. Laatstgenoemde auto
riteit wijst een corpscommandant aan, die
maatregelen treft, dat de vereischte aan
tallen patronen beschikbaar zijn, zoo wol
voor oefeningen als voor ui reiking, indien
do burgerwacht tot handhaving van de
ordo moet optreden Voor het eerste ge
val moet per jaar op 100 scherpe patronen.
No. 1 en 150 scherpe patronen No. 7 per
g< iweerdragonde en op 30 scherpe patro
nen No. 5 per revolverdragcnde worden
gerekendvoor het tweede geval bedragen
deze aantal onderscheidenlijk 100 scherpe
patronen (wacht ot No. 1) en 24 scherpe
patronen No. 5 Het aanvragen dezer pa
tronen geschiedt naar de regelen, vastge
steld in do desbetreffende van het voor
schrift „Patronenverstrekking", met dien
verstande, dat Hé aanvragen, bedoeld in de
3sto zinsnede van 3 van dit voorschrift,
aan den directeur voor aanschaffing en ver
strekking van artilierie-mataal moqt wor
den gericht. In de gemeenten, waar gar
nizoen ligt, (met uitzondering van die, waar
(Nadruk verboden.)
63)
„Kom, kom," zei hij hartelijk, „ik wilde
ie niet verdrietig makenik ben niet boos
<>P 3©."
„Neen, dat is het met, Arthur," zei ze,
haar oogen afvegend „maar er is iets an
ders, dat ik je moet zeggen, Betje Curnow.
„Heusch, Julia, ik heb liever, dat je den
naam van die vrouw niet meer noemt."
„Het is niet over haai* zelf. Het is iets,
'dat je hooren moet. Het is over mevrouw
Rosewarne. Zij. zegt o, het is al te vree-
selijk, hoe zal ik 't zeggen? Het arme, tcere
schepsel werd donkerrood, „ze zegt, dat
mevrouw Rosewarne niet aardig voor haar
dochtertje is."
„Wat bedoel je?"
„Zij vertelde het hem meer in bijzonder
heden.
„Zoo," zei hij op een toon van voldoe
ning „als ik een toelichting noodig had
van wat ik bedoel, hadt je me geen betere
kunnen geven. Het toont de sentimenteclo
Strooming van dezen tijd, die ondeugd door
'a© vingers ziet, en kinderen toegeeft. Me
vrouw Rosewarne is streng, zooals alle
ouders behoorden te zijn, en daardoor wordt
eij oen slachtoffer van lasterlijk gebabbel.-
ïk heb opgemerkt, dat' Kitty een lastig
kind iszij heeft aan kwade invloeden
blootgestaan. Men kan geen kind leiden
zonder een zekere gestrengheid, en dat zul
len do lagere standen nooit begrijpen, en
daardoor groeien ihun krndren tot éon
yloek voor hen op,"
„Och, dat is het niet," zei mevrouw Le-
venthorpe, „je begrijpt het niet. Het is
niet, dat zij het kind te streng straft. Hoe
zal ik het uitleggen Zij straft het kiud
om dé straf zooals een jongen wreed is
voor een dier uit plezier."
„Ik schaam mij werkelijk over je, Julia,
zei hij ernstig. „Je praat met een dienst
bode, dio door je vriendin weggestuurd is
je luistert naar haar afschuwelijke laster
praatjes. En dit is het huis van de ver
klaarde vijanden van je vriendin. O, ru
begin ik Kenwyn eindelijk te begrijpen. Ik
ben blij, dat jo het mij gezegd hebt. Deze
lage laster mag niet ongestraft blijven."
„Ik geloof niet, dat Betjo iets aan de
Konwyns gezegd' heeft."
Hij zweeg een oogenblikzijn mooi ge
zicht was door angst en zorg vertrokken.
„Maar wil je mo vertellen," zei hij lang
zaam, „dat mevrouw Rosewarne, een
vrouw van haar staud,, een dame neen,
ik kan het niet gelooven."
Zij vertelde hem, hoe zij zelf zich tegen
haar argwaan verzet had, van den vreem
den afkeer van Esther tegen haar stiefmoe
der, en zij herinnerde hem aan het too-
neeltje, dat zij hadden bijgewoond, toen
Kitty den Sèvres-kop-en-schotel brak. Hij
was nog niet overtuigd, maar zeer veront
rust.
„Nu, wat verlang je, dat ik doen zal?"
vroeg hij hulpeloos.
„Ik weet het niet," zei ze; „maar ik ge
voel, dat je iets behoort te doen."
HOOFDSTUK XVIII.
Mijnheer Leventhorpe vond mevrouw Ro-
sowarne bezig met theedrinken in de bil
jartkamer.
„Mijn man moest drie dagen voor zaken
zijnde ineens, doch in den loep van tien
jaar; voorts, om gedurende hetzelfde tijd
vak een buitengewone belasting te heffen
van het bedrijfsinkomen heb volledige
ilnkomen van den belastingplichtige na
aftrek van hetgeen geacht wordt de rente
te zijn van het reeds afzonderlijk belaste
kapitaal en dezo belasting, evenals de
heffing van het kapitaal, èn progressief
karakter hebbende, èn in maximum twin
tig procent bedragende.
Dit zou, volgens den heer B., hierop neer
komen, dat van het kapitaal tien jaar lang
betaald zou moeten worden een buitenge
wone belasting bedragende aangenomen
wordende, dat het kapitaal vijf procent ren
te afwerpt ten hoogste veertig procent
van het inkomen, doch dit maximum alleen
bij buitengewoon groot kapitaalsbezit. bij
matig kapitaalbezit) (van 5 ton tot f 1
millioen) van twintig tot dertig procent.
De heer B. is van meouing, dat de voor
gestelde heffing niet zal leiden tot vernie
tiging van particulier vermogen. Ook acht.
spr. dé mogelijkheid, dat ondernemers
het gebied van nijverheid em handel van
het voor hun bedrijf onmisbare kapitaal
beroofd zullen worden, onwaarschijnlijk.
En dat de hefting niet éénzijdig zou druk
ken op de kapitalisten, aldus vervolgt do
schr., doch evenzeer op hen, die een min
of meer belangrijk bedrijfsinkomen genie
ten, daarin wordt door de speciale bedrijfs
inkomstenbelasting voorzien. In beginsel
dus mag het voorstel van de heeren Mar
chant c.s. alleszins aannemelijk geacht wor
den.
Enkele opmerkingen, welke het beginsel
niet raken, mogen mij echter vergund zijn
Is heib juist gezien, om.zooals de wborstel-
lers wenschen, de buitengewone kapitaals
belasting tien jaar lang te doen opbrengen
in de verhouding toé den vermogenstoe
stand op 1 Mol 1913, in plaats van dio te
doen afwisselen, naar gelang dc vermogens
toestand van jaar tot jaar verschilt?
M. i. moet die vraag beslist ontkennend
worden beantwoord.
De eventueel© vermogensaanwas in den
loop der eerstvolgende tien jaren zou, vol
gons het voorstel der heeren Marchant c.
s., geheel onbelast blijven.
Een ander punt, en dit is evenzeer van
groot gewicht, is het volgende
De voorstellers beoogen slechts een
totale buitengewone hefting van zeshon
derd millioen. Doch laat het voorstel ge
wijzigd worden op de wijze, als door mij
aanbevolen. Dan zou er geen enkele roden
zijn, waarom dezo „buitengewone heffing
van heb kapitaal en belasting van liet- be
drijfsinkomen5 niet zou worden voortgezet
tot aan de algemeeno delging der crisis
schulden. En dit toch is het einddoel, waar
naar gestreefd moet worden en waarvoor
geen offer te zwaar geacht moet worden
mits slechs daardoor niet moer kwaad dan
goeds gesticht worde.
„DE LOODS", die meent, dat wij er ook
zonder vermogen aan wasbelasting of hef
fing ineens wel zullen komen, schrijft over
het voorstel-Marchanfc c.s.
Reeds meermalen stelden wij in het licht,
dat de tijden er thans niet naar- zijn, den
belastingbetalers een zoo zwaren nieuwen
last op te leggen, en dat daartoe ook niet
de minste noodzakelijkheid bestaat.
Daarbij komt, dat dit wetsontwerp een
zeer eigenaardige uitwerking geeft aan liet
denkbeeld van een heeffing ineens. Het be-
oogst een som van 600 millioen bijeen te
brengen ter aflossing van crisis-schuld
(geen kleinigheid dusDaartoe legt bob
echter niet alleen op het vermogen een
zwafren druk, maar oveneens op alle inko
mens, niet uit vermogen.
De Memorie van Toelichting zegt daar
omtrent: „De voorstellers hebben gemeend
dat naar een heffing van het vermogen oen
buitengewone heffing van het inkomen uit
het bedrijf niet mag ontbreken."
Motivcering van deze raeening ontbreekt
een eenenmale.
Verder wordt dan medegedeeld, dat waar
de aanslag naar het vermogen in tien jaar-
termijnen kan worden voldaan, gedurende
dio tien jaren de bcdrijfsinkomsten zullen
f
naar Plymouthdaarom nam ik de gele
genheid waar om hét salon een schoon
maakbeurt te geven," vertelde zij liem.
Toen hij zich hoffelijk over haar blanke,
vaste, geparfumeerde hand boog, hoopte
mijnheer Leventhorpe, dat hij de opluch
ting niet liet bemerken, die hij over Rose-
warne's afwezigheid gevoelde. Mevrouw
Rosewarne schonk hem thee in en vroeg
naar do gezondheid van zijn vrouw.
„Niet. heel goed," zei hij met overleg,
alsof hij daarmede den weg wildo bereiden
voor hetgeen hij haar te zeggen had. „We
hebben geen heel flourigon tijd," voegde
hij or bij, afgetrokken zijn t-liee omroe
rend.
Zij kende zijn voortdurenden angst om
trent de gezondheid van zijn kinderen en
zij vroeg naar elk van hen één voor één,
alsof zij de grootte van zijn gezin belache
lijk wilde maken.
„Kinderen zijn een groote verantwoor
delijkheid," zei zij met medegevoel.
„Zij brengen liefde mee," zei hij met een
ernstigon blik, dio grappig stond op zijn
blozend, goedhartig gezicht.
„Dat heb ik meer gehoord," zei ze; „en
wordt er ook niet gezegd, dat do hand1, dio
de wieg in beweging brengt, de wereld
regeert?"
Haar luchthartigheid bespoedigde zijn
zending.
„Mevrouw Rosewarne," zei hij, zijn kopje
neerzettend, met een gevoel van spijt, dat
hij onnadenkend den inhoud had opgedron
ken en zoo van haar gastvrijheid had geno
ten, „ik kom met een zeer onaangename
boodschap. Ik vind, dat het- u gezegd moet
worden. Ik behoed nauwelijks te zeggen,
dat ik het niet geloof. Toch is het, als pre
dikant, mijn plicht toe tc zien, dat zulk een
beschuldiging niet onbeantwoord blijft."
„Wat verbazend interessant,"- zei zo.
„Ga voort."
„Misschien herinnert u zich een jonge
vrouw Elisabeth Curnow, die vroeger in
uw dienst was."
„Het meisje, dat ongelukkig werd'? Ja,
natuurlijk herinner ik mij haar. Hoe maakt
zij het?"
„Heel goed, geloof ik."
„Was het een jongen of een meisje?"
„Een jongen."
„Wat aardig. Ik zal haar eens gaan op
zoeken een kleinigheid voor haar kind
meebrengen. Hoe heeft zij het genoemd?"
„Heb spijt me te moeten zeggen, dat zij
het kind nog niet heeft laten doopen."
„Dat is heel ondeugend van haar. En na
tuurlijk, treft u dat in uw ambt, nietwaar
„Zooals ik zei," zei hij, met het gevoel,
dat het onderwerp met geweld moest wor
den vastgehouden „het spijt mij te zeggen
dat dio jonge vrouw een hoogst ernstige
beschuldiging tegen, u inbrengt."
„Maar één?"
„Het is werkelijk geen onderwerp voor
spot, mevrouw Rosewarne. Zij zegt, dat u
niet goed voor uw dochtertje is."
„Niet goed .zooals de hertogin in
Alice, bedoelt u dab?"
„Zij zegt, dat u haar slaat," barstte hij
uit, tot vrij uitspreken gedreven.
„Hoe erg hot moge schijnen, mijnheer
Leventhorpe, ben ik bang, dat het volko
men waar is. Ik heb haar gisteren pas een
flink pak gegeven. Maar niet, omdat zij
niesde."
„Zij zegt, dat u haar met onnoodige
strengheid straft," zei de arme predikant,
die zeer in het nauw gebracht was en boos
word op zijn vrouw.
„Ik geloof, dat Kitty dat ook vindt," zei
mevrouw Rosewarne met een vroolijk
lachje „Wilt u nog een kopje thee, mijn
heer Leventhorpe?"
„Het doet me zeer veel leed, zoo iets te
moeten herhalen."
„Volstrekt niet één klontje of twee?
Wat wil u, dat ik zeggen zal? Waar is
Betje nu?"
„Bij de Kenwyns," zei hij, met het ver
bitterde gevoel, dat dit antwoord veel be
helsde.
Mevrouw Rosewarne opende haar oogen
wijd en glimlachte medelijdend tegen hem.
„Een niet onnatuurlijk gevolg," zei ze;
„ik herinner me, dat dr. Kenwyn beweerde,
zeer vertoornd op mo te zijn, omdat ik wei
gerde schikkingen te treffen voor het
meisje in mijn huis."
„Het gevolg," zei hij, na een vruchte-
looze poging om een minder ironisch klin
kend woord te vinden, „was te drinken
aan de edelmoedigheid van juffrouw Ken
wyn."
„Slim poesje. Het was dus door juffrouw
Kenwyn, dat mevrouw Leventhorpe
„O neen," viel hij in, verlangend om
rechtvaardig to zijn. „Ik geloof, dat do
Kenwyns er niets van weten."
„Laat me begrijpen," zei mevrouw Rose
warne, haar oogen sluitend[~,in welke
hoedanigheid is juffrouw Curnow, ik
vermoed, dat ik haar zoo noemen moet
in hun huis? Als vriendin des huizes?"
„Als dienstbode
Mevrouw Rosewarno trok haar wenk
brauwen op.
„Als dienstbode 1 Nu, ik had niet kunnen
denken, dat mevrouw Leventhorpe
„U begrijpt het niet," zei hij boos. „Onï
do een of cindere reden nam het meisjö