No. 18275 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 27 September. Tweede Blad Anno 1919. PERSOVERZICHT. BINNENLAND, FEUILLETON. IfEBT TB KOOP. ■■'li Merkwaardig oer Kei ste leA S'en getuigenis.: Ia KCIILK- DAMMER* komen twee asterisken voor.. De eerste zegt: j Harde woorden worden' tot de winkeliers gericht. De duurte wordt aan hun jyraktijden ge weten, en Sgeenhcff oogstte veel applaus, ïcen hij de „uitgeperste winkelklanten* te gen de rcof-winkeliers te wapen riep.: [Wie op de hoogte is, weet heter; hier en Jaar moge in de winkeliers-wereld een scha delijke woekerplant voorkomen, de hoofd- éoxzaak der duurte ligt elders.: Opmerkelijk is dan ook hetgeen voorkwam; in „DE COöPERATIEGIDS", het orgaan van [de socialistische arheiderscoöperaties.; 'Zeker geen getuige, die het voor den' win kelier eenzijdig zal opnemen! Welnu, dit blad schrijft letterlijk het vol gende: „De eigeulijke oorzaak van de duur te, een kind kan het begrijpen, zit niet bij den ®étail-handeL In het kruideniersbedrijf wordt tegenwoordig fel geconcurreerd, vooral met 0e bedoeling, om de groeiende coöperatieve Ibeweging te nekken." Is wel beter eerherstel voor den wiuke- Rersstand denkbaar? De tweede zegt: Neg een getuigenis is belangwekkend.: De redactie van „DE MAASBODE" had •het' voorrecht minister Van IJsselsteic. te' kunnen interviewen over de duurt©.- De Minister achtte het noodzakelijk de beschermende hand uit te strekken over den ïel aangevallen middenstand en sprak de navolgende woorden: „Ofschoon zonder twijfel in enkel© ge- Vallen wel eens te ogö winst' wordt ge maakt, meen ik, dat, in het algemeen ge sproken, de tusschenfc^a'del niet zulke groote' Winsten maakt. Men mav niet vergeten, dat ook' voor den middenstander de kósten veel Zwaarder zijn 'gewerden, en men kan het dezen niet ten kwade duiden, wanneer hij redelijk het hem' Meekomende deel opeischt. Bovendien valt cp te merken, dat verbruikersvereenigingen ais „Eigen Hulp" prijzen stellen, die öf hoo- gcr foeter bijv. öf zeker, niet lager ïijn dan in tal van winkels.: Als de vereeniging „Eigen Hulp", die cp o'truïstischen grondslag rust, welker be stuursleden weinig of geen salaris genieten pl die geen onmogelijk hooge dividenden Uitkeert, meent haar prijzen niet lager té kunnen stellen, dan komt men tot de over tuiging, dat de middenstand niet zoo; hoog© winsten maakt, als wordt beweerd." Zegt het voort! De heffing ineens. Het „HANDELSBLAD7schrijft over het voor stel der vrijzinnig-democratische fractie in de Tweede Kamer, strekkende tot heffing van buitengewone belastingen voor een snel lere aflossing van de crisisschuld In het officieele orgaan van de Vrijz.- D emoe r arische Partij was dit ontwerp aan gekondigd als oen heffing ineens. In hot wetsvoorstel zelf wordt deze naam verme den. Het voorstel van de bovenbedoelde Kamerleden strekt tot het heffen van een tweetal nieuwe belastingen, die zich nauw zullen aansluiten bij de aanstaand© Verde digingsbelastingen en die dan ook Verde- gingsbelaet-ing Ma en IHb worden ge doopt. Het is nochtans niet alleen de n a a m, 'die deze voorgestelde heffingen doet ver schillen van de heffing ineens in haar meest elementairen vorm, die zooveel hartstoch telijke bestrijders en even hartstochtelijke verdedigers heeft gevonden. Het thans in gediende voorstel kan gevoeglijk als een compromis worden beschouwd tusschen voor- en tegenstanders van zulk een. hef fing. Laat ons dadelijk verklaren, dat het als zoodanig, o. i. bijzonder goed ia ge slaagd en dat wij meen on, dat .hier inder daad de brug is gelegd' tot verzoening der 'tegenstrijdige meeningen op dit gebied en hot tot-stand-brengen van een belangrijke en stellig dringend noodige verbetering van den financieelen toestand bier te lando. Het blad hoopt, dat de Minister van Fi nanciën, nu zijn eigen denkbeeld, dat er voor in de plaats had moeten komen, algemeeno afkeuring beeft gevonden, het compromis karakter der thans voorgestelde nieuwe verdedigingsbelastingen zal willen erken nen en er, toe zal willen medewerken, om aan dit onderwerp den weg naar het „Staatsblad" te openen. Wat de onderdeelen der voorgestelde hef fing betreft-, heeft- het blad bezwaar tegen het tarief, dat als Verdedigingsbelasting III b voor de hoogere inkomens zou gelden. „De percentage van het arbeidsinkomen, die volgens het ontwerp zullen worden ge heven, schijnen ons te hoog toe, wanneer men in aanmerking neemt, dat ook voor het overige de hooge inkomsten thans reeds door zeer hooge belastingen worden getrof fen. Het heffingstarief voor de inkomsten is -evenals dat voor do vermogens „door- gestaffeld". Iemand met een inkomen van f 5000 -en een vermogen van f 20,000, zal na aftrek van f 1200 zijnde 6 pet. rente over het vermogen, 2 pet. rente over de eerste f 1000 hebben te betalen, 3 pet-, over de vol gende f 1000 en 4 pet. over het restant, zoo dat zijn tptale aanslag jaarlijks ruim f 100 zal bedragen, d. i. 2 pet. van zijn inkom sten. Bij een inkomen van f 20,000 en oen vermogen van f 50,000, waarbij van het grootste inkomstendcel 0 pot. wordt gehe ven, wordt de totale jaarlijksche belasting f 1180 of bijna 6 pot. Bij f 50,000 inkomen en f 100,000 vermogen stijgt de jaarlijksche hef fing voor het grootste inkomstendeel tot 13 pet. on de totale aanslag tot f 4470, of c.a. 0 pet. per jaar van het tptale inkomen. Bij nog hoogeTe inkomsten en groote fortuinen stijgt de totaio jaarlijksche aanslag tot 20 pet. van het geheele inkomen. Daar hier nevens vermogens- en inkomsten belasting, verdedigingsbelasting, gemeente-inkomsten belasting, enz. zal moeten worden betaald, gaat ©en dergelijk tarief, o. i. te ver. Over deze punten kan echter gevoeglijk bij de behandeling van het ontwerp in de Tweede Kamer worden gesproken. Uit den smelt kroes der beraadslagingen kan dan allicht een tarief te voorschijn komen, dat de eischen van het redelijke niet overschrijdt. Nog- één opmerking De voorstellers van het wetsontwerp wenschen schuldbekente nissen van heb Rijk, uitgegeven krachtens de Leeningswetten van 1916, 1917 en 1918, ter voldoening van deze nieuwe verdedi gingsbelastingen en van de respijtrente te doen aannemen, echter slechts tegen den koers, waarop dio schuldbekentenissen zijn geschat, op dé, ten dage, waarop zij in be taling worden gegeven, laatstbekende prijs courant van effecten, bedoeld in art. 47 der Successiewet. Het komt ons billijk voor in dit opzicht vorder t-o gaan dan wordt voorgesteld. Wij zien geen reden, waarom zij, die op de crisisleeningen hebben inge- teekend, deze fondsen ter voldoening van do crisisheffingen niet-aan de schatkist zou den mogen overdragen tegen den prijs, dien zij zelf indertijd aan het Rijk hebben be taald. Een verrijking zal dit voor deze hou ders allerminst beteekonen. Er zou alleen door wordten voorkomen, dat- zij de dupe worden van hun plichtsbesef bij heb in schrijven op de crisisleeningen. Het zou niet moeilijk vallen, te voorkomen, dat. an dere houders, die do stukken eerst later en tot vaak veel lageren prijs op de open markt hebben gekocht, misbruik maken van dezo faciliteit. Men kan nl. nummeropgave eischen, waaruit blijkt dat de aangeboden obligatiën inderdaad reeds sinds de uit gifte der leening in heb bezit van de aan bieders zijn geweest." Ook zou mep, naar do meening van het blad, den kinderaft-rek bij de Verdedigings belasting III b kunnen verhoogen onder do tegenwoordige levensomstandigheden. De heer G. M. B.(ossevain) schrijft in „ECONOMISCHE STATISTISCHE BE RICHTEN", naar aanleiding van het voor- stel-MarchantDe bezwaren tegen do z.g. heffing ineens zijn bekend en behoeven niet herhaald te worden. Wordt, aan die be zwaren door het huidige voorstel van de heeren Marchant c. s. nu te gemoet geko men? Naar liet mij voorkomt, mag die vraag inderdaad bevestigend luiden. Voorgesteld wordt n.l. dit: een heffing van liet kapi taal, oploopendo van één tot- twintig pro cent; maar aan die beffing niet to voldoen worden belast naar het bedrag van ieder jaar, onder aftrek van 6 pet. van het ver mogen van het tot-aalinkomen, ten einde het bedrag der bedrijfsinkomsten te bepalen. Omtrent het tarief der heffing wordt ge meld, dat het progressief is naar het be drag van het belaste inkomen en naar dat van het vermogen. Verder wordt er van gezegd, dat het zoodanig is bepaald, dat van een arbeidsinkomen in totaal evenveel belasting wordt geheven als van een ver mogen ten bedrage van tienmaal dat ar beidsinkomsten. Raadpleegt men het tarief, dan blijkt dit niet volkomen juistwij heb ben geen gelegenheid gehad, alle gevallen na te rekenen doch in verschillende- geval len kwam dezo bewering niet uit. Ernstiger echter is het volgendeHot zal ieder opvallen, dat hier niet gesproken wordt van bedrijfs-, maar van arbeids inkomen, in tegenstelling met inkomen uit vermogen. Toch wordt hier blijkbaar niet alleen gedoeld op inkomens uit arbeid, maar ook op inkomens uit bedrijfswinst, uit pen sioenen, lijfrenten en wat dies meer zij. Is er nu indien men er toe komt, naast ver mogens ook inkomens uit anderen hoofde te belasten raden, inkomsten uit ver mogen naar verhouding 1 2/3 a 2-maal zoo hoog t<T belasten als inkomens uit winst, lijfrente e. d. De meerdere vastheid of zekerheid van heb vermogensinkomen is in de tegenwoordige tijden een fictieveel zekerder is een inkomen uit pensioen of lijfrente. En wat den aard van heb inkomen aangaat, staat toch een inkomen uit winst vrijwel op één lijn met een inkomen uit rente. Bedenkt men verder, dat, voor zoo ver een vermogen te danken is aan bespa ring, deze besparing op haar beurt zoowel aan inkomsten uit arbeid als aan inkomsten uit anderen hoofde kan zijn ontleend, dan ontzinkt elke grond aan dit scherpe onder scheid in heffing, tusschen beide bronnen van inkomsten gemaakt, en is er alle aan leiding om beide te scheren over één kam. Maar dan zal öf do oplfrengst van de heele heffing veel geringer worden, óf liet heele tarief zal moeten worden herzien, daar de heffing andërs voor degenen, die geeri of weinig vermogen bezitten, veel te drukkend zal worden. Maar het verstandigst zal men handelen door het heele wetsvoorstel te verwerpen. Do verplichtingen van liet collectief arbeidscontract In het „WEEKBLAD VAN DEN ALGk NED. DIAMANTBEWERKERSBOND" vraagt een der leden naar aanleiding van de wilde ty- pografenstakingen, aan don reodacteur (Henri Polak;! zijn meening over die stakingen. De heer Polak weigert zich uit te laten over do houding der typografen, omdat hij zich daar toe niet bevoegd of geroepen acht. Hij schrijft echter het volgende over de verplichtingen van een collectief contract: „Dat bij wettelijke regeling vast zal staan, dat alle betrokkenen zicli voor den duur van het contract aan zijn bepalingen zullen hebben te onderwerpen, ligt voor de hand. Doch ook bij een colok-tievo overeenkomst zonder wet telijke regeling bestaat dezelfde verplichting. Geen overeenkomst immers is denkbaar, als niet to voren vast staat, dat degenen, die haar sluiten, ook de daaruit voortvloeiende verplich tingen stiptelijk zullen nakomen en zich aan baar bepalingen onvoorwaardelijk zullen onder werpen. Nu is het in deze lijden moeilijk zich voor langen tijd aan een bepaald loon te binden. Daarom moet er van den kant der arbeiders op gelet worden, bij liet aangaan van een col lectief contract, dat do loonbepalingen zoo elas tisch zijn .dat zij aan veranderde toestanden gemakkelijker aanpasbaar gemaakt kunnen wor den. Verzuimt men dat en het loon wórdt te eenïger tijd, gedurende den loop van het con tract, onvoldoende om de kosten van het levens onderhoud te dekken, dan is men gebonden aan de beslaande bepalingen, en heeft men niet het formeclo recht, om to pogen iets anders te be- diugen dan liet contract voorschrijft, Zijn de- werkgevers eventueel niet beroid voldoend le nige bepalingen omtrent het loon te aanvaar den, dan dient de vraag overwogen le worden, of het dan niet beter is geen collectieve overeen komst te hebben, dan een, die te eeniger lijd den werklieden tot ernstig nadeel zou kunnen strekken. Is echter de overeenkomst eenmaal gesloten, dan moeten haar bepalingen nageleefd wor den door heide partijen. De werklieden kun nen bezwaarlijk vorderen, dat de patroons alle verplichtingen, die dezen op zich genomen heb ben, zullen nakomen, terwijl zij zelf zich op dit stuk vrijheden kunnen vej'oorlovcn. Met twee maten kan ook hier niet gemeten worden." Hulpverleening aan burgerwachten. Op grond vau héb Kon besluit van 3 Jan. 1919 kunnen militair personeel voor hulp bij d© oefeningen, alamed© wapenen, ledergoed en munitie worden beschikbaar gesteld voor burgerwachten, die voldoen aan de volgende voorwaardenlo. do burgerwacht moeit op haar statuten de lvon goedkou- ring hebben verworven2o de burger wacht moeit een verklaring van den burge meester overleggen, dat deze van de dien sten der burgerwacht wenscht gebruik te maken,, indien de handhaving van de openbare orde dergelijke bijzondere maat regelen noodig maakt; 3o. de leden moeten den leeftijd van ten minste JS jaar hebben bereikt. Verzoeken om over in dienst zijnd mili tair personeel (officieren, onderofficieren, korporaals en soldaten) voor hulp bij oef© ningen te beschikken, worden door den bur gemeester van de gemeente, waar do bur gerwacht is gevormd, aan den bevelhebber in de militaire afdeeling gericht. De aanvragen moeten zijn vergezeld van. een verklaring van den burgemeester, dat aan het aldus beschikbaar gesteld© perso neel een vergoeding per uur zal worden uitgekeerd van: a. voor officieren f 2, tot een maximum van f 5 per dagb. voor on derofficieren f 0 75, tot een maximum van f 2.50 per dag; c. voor mindero militairen f 0.4Ö, tot een maximum van f 1,25 por dag een on ander berekend voor zooveel de uren van beschikbaarstelling (tijd benoo- digd voor het gaan van en naar het oefe ningsterrein daaronder begrepen) vallen op Zon- en feestdagen of op werkdagen tusschen 12 uren middag en 2 uren nam. of na 5 uren nam De bevelhebber in de militaire afdeeling wijst, na bekomen machtiging van don Mi nister van Oorlog, den garnizoenscomman dant aan, door wiens zorg het noodige per soneel zal worden beschikbaar gesteld. Het indienen van aanvragen om wapenen en le dergoed geschiedt op overeenkomstige wij- zo als dat om personeel. De bevelhebber ifl» de militaire afdeeling beschikt op ede aanvragen na bekomen machtiging van den Minister van Oorlog. De bevelhebber zendt de aanvragen om wapenen, voorzien van zijn beslissing, rechtstreeks ter afdoe ning aan de directie der artillerie-inrich tingen en afschrift daarvan aan den direc teur voor aanschaffing en verstrekking van artillerie-materieel De aanvragen om ledergoed worden eveneens voorzien van de beslissing gezonden aan den directeur der Centrale Magazijuen van Militaire Kleeding en Uitrusting. De bevelhebber belast een garnizoenscommandant met de zorg voor het beschikbaar-komen van do benoocligde patronen. Laatstgenoemde auto riteit wijst een corpscommandant aan, die maatregelen treft, dat de vereischte aan tallen patronen beschikbaar zijn, zoo wol voor oefeningen als voor ui reiking, indien do burgerwacht tot handhaving van de ordo moet optreden Voor het eerste ge val moet per jaar op 100 scherpe patronen. No. 1 en 150 scherpe patronen No. 7 per g< iweerdragonde en op 30 scherpe patro nen No. 5 per revolverdragcnde worden gerekendvoor het tweede geval bedragen deze aantal onderscheidenlijk 100 scherpe patronen (wacht ot No. 1) en 24 scherpe patronen No. 5 Het aanvragen dezer pa tronen geschiedt naar de regelen, vastge steld in do desbetreffende van het voor schrift „Patronenverstrekking", met dien verstande, dat Hé aanvragen, bedoeld in de 3sto zinsnede van 3 van dit voorschrift, aan den directeur voor aanschaffing en ver strekking van artilierie-mataal moqt wor den gericht. In de gemeenten, waar gar nizoen ligt, (met uitzondering van die, waar (Nadruk verboden.) 63) „Kom, kom," zei hij hartelijk, „ik wilde ie niet verdrietig makenik ben niet boos <>P 3©." „Neen, dat is het met, Arthur," zei ze, haar oogen afvegend „maar er is iets an ders, dat ik je moet zeggen, Betje Curnow. „Heusch, Julia, ik heb liever, dat je den naam van die vrouw niet meer noemt." „Het is niet over haai* zelf. Het is iets, 'dat je hooren moet. Het is over mevrouw Rosewarne. Zij. zegt o, het is al te vree- selijk, hoe zal ik 't zeggen? Het arme, tcere schepsel werd donkerrood, „ze zegt, dat mevrouw Rosewarne niet aardig voor haar dochtertje is." „Wat bedoel je?" „Zij vertelde het hem meer in bijzonder heden. „Zoo," zei hij op een toon van voldoe ning „als ik een toelichting noodig had van wat ik bedoel, hadt je me geen betere kunnen geven. Het toont de sentimenteclo Strooming van dezen tijd, die ondeugd door 'a© vingers ziet, en kinderen toegeeft. Me vrouw Rosewarne is streng, zooals alle ouders behoorden te zijn, en daardoor wordt eij oen slachtoffer van lasterlijk gebabbel.- ïk heb opgemerkt, dat' Kitty een lastig kind iszij heeft aan kwade invloeden blootgestaan. Men kan geen kind leiden zonder een zekere gestrengheid, en dat zul len do lagere standen nooit begrijpen, en daardoor groeien ihun krndren tot éon yloek voor hen op," „Och, dat is het niet," zei mevrouw Le- venthorpe, „je begrijpt het niet. Het is niet, dat zij het kind te streng straft. Hoe zal ik het uitleggen Zij straft het kiud om dé straf zooals een jongen wreed is voor een dier uit plezier." „Ik schaam mij werkelijk over je, Julia, zei hij ernstig. „Je praat met een dienst bode, dio door je vriendin weggestuurd is je luistert naar haar afschuwelijke laster praatjes. En dit is het huis van de ver klaarde vijanden van je vriendin. O, ru begin ik Kenwyn eindelijk te begrijpen. Ik ben blij, dat jo het mij gezegd hebt. Deze lage laster mag niet ongestraft blijven." „Ik geloof niet, dat Betjo iets aan de Konwyns gezegd' heeft." Hij zweeg een oogenblikzijn mooi ge zicht was door angst en zorg vertrokken. „Maar wil je mo vertellen," zei hij lang zaam, „dat mevrouw Rosewarne, een vrouw van haar staud,, een dame neen, ik kan het niet gelooven." Zij vertelde hem, hoe zij zelf zich tegen haar argwaan verzet had, van den vreem den afkeer van Esther tegen haar stiefmoe der, en zij herinnerde hem aan het too- neeltje, dat zij hadden bijgewoond, toen Kitty den Sèvres-kop-en-schotel brak. Hij was nog niet overtuigd, maar zeer veront rust. „Nu, wat verlang je, dat ik doen zal?" vroeg hij hulpeloos. „Ik weet het niet," zei ze; „maar ik ge voel, dat je iets behoort te doen." HOOFDSTUK XVIII. Mijnheer Leventhorpe vond mevrouw Ro- sowarne bezig met theedrinken in de bil jartkamer. „Mijn man moest drie dagen voor zaken zijnde ineens, doch in den loep van tien jaar; voorts, om gedurende hetzelfde tijd vak een buitengewone belasting te heffen van het bedrijfsinkomen heb volledige ilnkomen van den belastingplichtige na aftrek van hetgeen geacht wordt de rente te zijn van het reeds afzonderlijk belaste kapitaal en dezo belasting, evenals de heffing van het kapitaal, èn progressief karakter hebbende, èn in maximum twin tig procent bedragende. Dit zou, volgens den heer B., hierop neer komen, dat van het kapitaal tien jaar lang betaald zou moeten worden een buitenge wone belasting bedragende aangenomen wordende, dat het kapitaal vijf procent ren te afwerpt ten hoogste veertig procent van het inkomen, doch dit maximum alleen bij buitengewoon groot kapitaalsbezit. bij matig kapitaalbezit) (van 5 ton tot f 1 millioen) van twintig tot dertig procent. De heer B. is van meouing, dat de voor gestelde heffing niet zal leiden tot vernie tiging van particulier vermogen. Ook acht. spr. dé mogelijkheid, dat ondernemers het gebied van nijverheid em handel van het voor hun bedrijf onmisbare kapitaal beroofd zullen worden, onwaarschijnlijk. En dat de hefting niet éénzijdig zou druk ken op de kapitalisten, aldus vervolgt do schr., doch evenzeer op hen, die een min of meer belangrijk bedrijfsinkomen genie ten, daarin wordt door de speciale bedrijfs inkomstenbelasting voorzien. In beginsel dus mag het voorstel van de heeren Mar chant c.s. alleszins aannemelijk geacht wor den. Enkele opmerkingen, welke het beginsel niet raken, mogen mij echter vergund zijn Is heib juist gezien, om.zooals de wborstel- lers wenschen, de buitengewone kapitaals belasting tien jaar lang te doen opbrengen in de verhouding toé den vermogenstoe stand op 1 Mol 1913, in plaats van dio te doen afwisselen, naar gelang dc vermogens toestand van jaar tot jaar verschilt? M. i. moet die vraag beslist ontkennend worden beantwoord. De eventueel© vermogensaanwas in den loop der eerstvolgende tien jaren zou, vol gons het voorstel der heeren Marchant c. s., geheel onbelast blijven. Een ander punt, en dit is evenzeer van groot gewicht, is het volgende De voorstellers beoogen slechts een totale buitengewone hefting van zeshon derd millioen. Doch laat het voorstel ge wijzigd worden op de wijze, als door mij aanbevolen. Dan zou er geen enkele roden zijn, waarom dezo „buitengewone heffing van heb kapitaal en belasting van liet- be drijfsinkomen5 niet zou worden voortgezet tot aan de algemeeno delging der crisis schulden. En dit toch is het einddoel, waar naar gestreefd moet worden en waarvoor geen offer te zwaar geacht moet worden mits slechs daardoor niet moer kwaad dan goeds gesticht worde. „DE LOODS", die meent, dat wij er ook zonder vermogen aan wasbelasting of hef fing ineens wel zullen komen, schrijft over het voorstel-Marchanfc c.s. Reeds meermalen stelden wij in het licht, dat de tijden er thans niet naar- zijn, den belastingbetalers een zoo zwaren nieuwen last op te leggen, en dat daartoe ook niet de minste noodzakelijkheid bestaat. Daarbij komt, dat dit wetsontwerp een zeer eigenaardige uitwerking geeft aan liet denkbeeld van een heeffing ineens. Het be- oogst een som van 600 millioen bijeen te brengen ter aflossing van crisis-schuld (geen kleinigheid dusDaartoe legt bob echter niet alleen op het vermogen een zwafren druk, maar oveneens op alle inko mens, niet uit vermogen. De Memorie van Toelichting zegt daar omtrent: „De voorstellers hebben gemeend dat naar een heffing van het vermogen oen buitengewone heffing van het inkomen uit het bedrijf niet mag ontbreken." Motivcering van deze raeening ontbreekt een eenenmale. Verder wordt dan medegedeeld, dat waar de aanslag naar het vermogen in tien jaar- termijnen kan worden voldaan, gedurende dio tien jaren de bcdrijfsinkomsten zullen f naar Plymouthdaarom nam ik de gele genheid waar om hét salon een schoon maakbeurt te geven," vertelde zij liem. Toen hij zich hoffelijk over haar blanke, vaste, geparfumeerde hand boog, hoopte mijnheer Leventhorpe, dat hij de opluch ting niet liet bemerken, die hij over Rose- warne's afwezigheid gevoelde. Mevrouw Rosewarne schonk hem thee in en vroeg naar do gezondheid van zijn vrouw. „Niet. heel goed," zei hij met overleg, alsof hij daarmede den weg wildo bereiden voor hetgeen hij haar te zeggen had. „We hebben geen heel flourigon tijd," voegde hij or bij, afgetrokken zijn t-liee omroe rend. Zij kende zijn voortdurenden angst om trent de gezondheid van zijn kinderen en zij vroeg naar elk van hen één voor één, alsof zij de grootte van zijn gezin belache lijk wilde maken. „Kinderen zijn een groote verantwoor delijkheid," zei zij met medegevoel. „Zij brengen liefde mee," zei hij met een ernstigon blik, dio grappig stond op zijn blozend, goedhartig gezicht. „Dat heb ik meer gehoord," zei ze; „en wordt er ook niet gezegd, dat do hand1, dio de wieg in beweging brengt, de wereld regeert?" Haar luchthartigheid bespoedigde zijn zending. „Mevrouw Rosewarne," zei hij, zijn kopje neerzettend, met een gevoel van spijt, dat hij onnadenkend den inhoud had opgedron ken en zoo van haar gastvrijheid had geno ten, „ik kom met een zeer onaangename boodschap. Ik vind, dat het- u gezegd moet worden. Ik behoed nauwelijks te zeggen, dat ik het niet geloof. Toch is het, als pre dikant, mijn plicht toe tc zien, dat zulk een beschuldiging niet onbeantwoord blijft." „Wat verbazend interessant,"- zei zo. „Ga voort." „Misschien herinnert u zich een jonge vrouw Elisabeth Curnow, die vroeger in uw dienst was." „Het meisje, dat ongelukkig werd'? Ja, natuurlijk herinner ik mij haar. Hoe maakt zij het?" „Heel goed, geloof ik." „Was het een jongen of een meisje?" „Een jongen." „Wat aardig. Ik zal haar eens gaan op zoeken een kleinigheid voor haar kind meebrengen. Hoe heeft zij het genoemd?" „Heb spijt me te moeten zeggen, dat zij het kind nog niet heeft laten doopen." „Dat is heel ondeugend van haar. En na tuurlijk, treft u dat in uw ambt, nietwaar „Zooals ik zei," zei hij, met het gevoel, dat het onderwerp met geweld moest wor den vastgehouden „het spijt mij te zeggen dat dio jonge vrouw een hoogst ernstige beschuldiging tegen, u inbrengt." „Maar één?" „Het is werkelijk geen onderwerp voor spot, mevrouw Rosewarne. Zij zegt, dat u niet goed voor uw dochtertje is." „Niet goed .zooals de hertogin in Alice, bedoelt u dab?" „Zij zegt, dat u haar slaat," barstte hij uit, tot vrij uitspreken gedreven. „Hoe erg hot moge schijnen, mijnheer Leventhorpe, ben ik bang, dat het volko men waar is. Ik heb haar gisteren pas een flink pak gegeven. Maar niet, omdat zij niesde." „Zij zegt, dat u haar met onnoodige strengheid straft," zei de arme predikant, die zeer in het nauw gebracht was en boos word op zijn vrouw. „Ik geloof, dat Kitty dat ook vindt," zei mevrouw Rosewarne met een vroolijk lachje „Wilt u nog een kopje thee, mijn heer Leventhorpe?" „Het doet me zeer veel leed, zoo iets te moeten herhalen." „Volstrekt niet één klontje of twee? Wat wil u, dat ik zeggen zal? Waar is Betje nu?" „Bij de Kenwyns," zei hij, met het ver bitterde gevoel, dat dit antwoord veel be helsde. Mevrouw Rosewarne opende haar oogen wijd en glimlachte medelijdend tegen hem. „Een niet onnatuurlijk gevolg," zei ze; „ik herinner me, dat dr. Kenwyn beweerde, zeer vertoornd op mo te zijn, omdat ik wei gerde schikkingen te treffen voor het meisje in mijn huis." „Het gevolg," zei hij, na een vruchte- looze poging om een minder ironisch klin kend woord te vinden, „was te drinken aan de edelmoedigheid van juffrouw Ken wyn." „Slim poesje. Het was dus door juffrouw Kenwyn, dat mevrouw Leventhorpe „O neen," viel hij in, verlangend om rechtvaardig to zijn. „Ik geloof, dat do Kenwyns er niets van weten." „Laat me begrijpen," zei mevrouw Rose warne, haar oogen sluitend[~,in welke hoedanigheid is juffrouw Curnow, ik vermoed, dat ik haar zoo noemen moet in hun huis? Als vriendin des huizes?" „Als dienstbode Mevrouw Rosewarno trok haar wenk brauwen op. „Als dienstbode 1 Nu, ik had niet kunnen denken, dat mevrouw Leventhorpe „U begrijpt het niet," zei hij boos. „Onï do een of cindere reden nam het meisjö

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 5