No. 18263 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 13 September. Tweede Blad Anno 1919. ^PERSOVERZICHT^ TWEEDE Km EB. INGEZONDEN. KUNST EN LETTEREN. DRUFJAGHT-EÜQT3ES. V e r.mo.gensa a n w as b elasting." '„DE STANDAARD" schrijft over, het wetsontwerp van minister De Vries: Hier, moeteir de goeden het met de kwa den ontgelden. Menschen, die nooit iets aan woekerwinst genoler worden óók getroffen en foor, yermogensaanwas wordt in dit ontwerp veel aangezien, wat in het geheel geata yermogensaanwas is. Dan zijn er bezitters yan groote kapitalen, wier vermogens tus- schen 1914 en 1916 sterk is gegroeid, en die den dans ontspringen, hoewel zg anders wel iets voor de schatkist waard zijn. En zoo zijn er tegen dit be lastingplan nog tal van andere bezwaren, die men eiken dag te kust en te .keur. in allerlei bladen kan zien. uitgestald. Nu is «het "op zichzelf volstrekt niet vreemd,, dat er bezwaren tegen belastingontwerpen gemaakt worden. Dat gebeurt overal en altijd; niemand ziet met vreugde nieuwe belastingontwerpen aankomen; dan maken 'd9 lieden, die er sterk door getroffen worden, flink kabaal. Met vreugde in de lasten van zijn land bijdragen, zóóver heb ben we het nog nergens zien brengen. Doch de storm van bezwaren tegen dit ontwerp is bijzonder breed, en de Minister- zal moeten erkennen, dat veie bedenkingen gegrond zijn. Het is natuurlijk, wensche- ljjk, dat de belastingdruk niet zwaar zij; doch al erkennen wij allen die wensche- lijkheid, wij geven ook allen toe, dat zware' belastingdruk helaao onvermijdelijk is ge worden. Alleen wordt van het nieuwe' ont werp, en niet zonder grond gevreesd, dat 'de druk in vele gevallen noodlottig worden zal. Dat men niet met de eieren tevreden is en de kip slachten gaat. En dat zou ons nog verder achteruit helpen. Intusschen, het ontwerp ic nog geen wet. Laat de critiek er op maar van alle kan ten loskomen; de Minister is er de' man niet naar, om voor gegronde aanmerkingen het oor. te sluiten; hij zal ze ongetwijfeld in nauwgezette overweging nomen en, zoo mo gelijk, zijn-ontwerp nog wel wijzigen. Doch één ding staat vast, dat in de be hoefte van de scha:kist moet worden voor zien. en dat we er, met kleine middeltjes niet komen. De nood is van 'dien aard. dat men zelfs over, ernstige bezwaren za! moeten heenstappen. Do Huurcommissiewefi In „DE NIEUWE COURANT" bespreekt I\ J. Willekes Maodonald, b. i., het be- noiid van de Huurcommdssiewe^ en id© argumenten, daarvoor aangebracht Het meeat verbreide, zelfs door naie\ o eigenaren geloofde gezegde dezer sanitaire economen isdat do eigenaren „slapende rijk" zouden zijn geworden, als de waar de van hun eigendom naar den buidigen maatstaf berekend kon worden. Dit nu is technisch eenvoudig onzin. Gebouwde eigen (lommen, hoe schitterend onderhouden ook, dalen in waarde, want de natuur ontziet geen materiaal; alle onderhoud is uitstel van verval. Hoogstens kan de handels waarde stijgen door tekort aan aanbod. Don aanbouw beperken kan echter alleen de overheid en haar sterkste middol na de bureaucratie isde Huurcommissiewet, <üe oude huizen zooveel voordeeliger maakt dan nieuwe Het tweede argument, dat bijne iedereen gelooft is het woningtekort Statistieken bewijzen het! Maar jukt de gezondheids regelaars be-hooren te weten, dat do naam op juist is. Dat heb moest heeten woning- verruiming of de gezinnenovervloed. Want die statistieken zijn gebouwd op den grondslag van een gezin per woning. „Uit die voor Amsterdaih blijkt, dat hot aantal personen per woning niet gestegen is. De gezionen echter worden kleiner en talrijkerd'o geheole grondslag is er een van morcelen, niet .van sanitairen aard. Aanvaardt men het axioma van een gezin per woning, dan behoort men rond uit van woning ver ruiming te spreken, wat toch ook, als we niet heel smaal do dagen van onze ouders vergeten zijn, geen slech te naam is voor den aanbouw van 's Rijks yijfkaraerhuizen. .Wil men nu dezo verruiming der woning, al dwingb zij de heel kleine, nieuwe ge zinnen tot commensalen, in het belang der gezondheid steunen, dan is er toch geon re den meer, om dat in het eene geval op kosten der belastingbetalers, in het ande re op kosten der eigenaars te doen. Want bij volkswoningbouw worden de eigenaars van grond, materialen of van arbeids kracht niet gedwongen de prijzen van 1914 aan te houden. Nu men beseft, niet meer met een nood toestand te doen te - hebben, wordt de Huurcommissiewet niets anders dan de uitbuiting van een groep, die slechte het ongeluk heeft niet sentimenteel voortgehol pen te worden, maar dio ten slotte, hoe meer zij vervolgd wordt, des te meer haar onmisbaarheid voor gezonde economie zal bewijzen. D o R.-K. Staatspartij en mr. Van Groenendael. ,,DE TIJD" komt er thans aan herinne ren aldus in „DE NIEUWE COU RANT" onder „Do Dag", dat tien jaar geleden, toen do tegenwoordige tijdelijke voorzitter van Idtèn. ministerraad Kamer- eandidaat voor heb district Gulpen was, in ,.DE LIMBURGER KOERIER" ecnige zeer scherpe stukken ter bestrijding van deze candidatuur verschenen, welk© onder teekend waren jmet den naam Willem Welters, te Valkenburg. Uit een destijds ÏDgesteld onderzoek bleek, dat er te V. slechts één Wilem Welters was, een 70-ja rige schoenmaker, analphabeet, die deze stukken onmogelijk geschreven kon hebben Een voortgezet onderzoek bracht aan het licht, dat do inzender niemand anders wa3 dan mr. dr. H. van Groenendael, toer. reecis griffier van de Staten van Overijsel, die de stukken met verdraaide hand ge schreven had. ,,DE LIMBURGER KOE RIER" gaf oen facsimile van liet hand schrift on sommeerde mr. v. G. zijn on schuld te bewijzen, waarop deze niets bo ter wist te doen, dan te zwijgen Over het feit. dab c&e heer v. GL zich tien jaar geleden reeds aan dergelijke prak tijken schuldig maakte, zal niemand zich verwonderen, che de „faits et gestes'' van dit individu gedurende den laatsten tijd gevolgd heeft. Wel echter wekt het. verwon dering, dat de R.-K. Staatspartij in deze gebeurtenissen, welke haar toch niet on bekend konden zijn, geen reden gevonden heeft, om dien hec-r eens en voor altijd uit haar kring van politieke vertegen woordigers te verwijderen. ,,DE TIJD" komt wat laat mot haar herinnering. De R K. Staatspartij heeft het destijds geduld dat mr. v. G. Kamcrcandidaat te Weert werd tegenover een achtcnswaardigen Ka tholiek als mr. Kolkman, en mr. v. G., eenmaal gekozen, in haar Kamerfractie zonder ecnig protest opgenomen. Zij heeft mr. v. G. bij do jongste Kamerverkiezin gen opnieuw een plaats gegeven op de lijst der R. IC. eandidaten, met het beken de en betreurenswaardige gevolg, dat deze man zijn plaats in de Volksvertegenwoor diging behield. De It. K. Staatspartij moet dus niet een al te groote ontstclling voorwenden, nu er den laatsten tijd van dit, haar medelid praktijken aan den dag zijn gekomen, welke blijkbaar slechts be vestigen, clafc de heer v. G. sinds tien ja ren niets veranderd is. De R. K. Staats partij wist of althans kon weten wien nj als éèn barer leden in de Kamer bracht en wat men van dat lid kon verwachten. (Zitting van gisteren.) ~;r! Vörkloosïieidsvcrzefcer'ng;. Aan de orde zijn de wetsontwerpen be- tfoifende: Wtrkloosheidsvsrze'Aeringsnood- wefc 1919; nadere aanvulling en verhoogiug van tie hoofdstukken V en Xa der staatsbe groting voor 1919 (Posten verbandhouden de met de opheffing van het Kon, Nat. Ste. ncomite). De spreektijd wordt bepaald op *10 mi nuten. De heer ,VAN DEN TEMPEL (S. D. Al P:) spreekt met waardeering over hen, die hun krachten wjjdden aan het Kon-. Nat. Steun comité; Spr. brengt hun hulde. Na het comité wordt opgeheven, moet de Regcering zelf deze maatschappelijke taak overnemen. Hij hoopt, dat de departementen goede medewerking zullen verleehen aan da in te stellen Rijkscommissie voor verruiming van de werkgelegenheid, Verder wijst hg opj de wachtgeldenregeling, vervolgens de werkloosheidsverzekering besprekend, .Gaar ne zal hij er zgn stem aan geven. Echter is er een groot bezwaar. Alles Au afhangen van de toepassing der wet, weke zelf slechts een schema is. Thans wordt op niet-onbevredigende wijze in den aard der werkloozen voorzien. Spr. is het met den Minister eens, om aan te sturen opl een uitkeeringstermrjn van 90 dagen per jaar. Om de uitkeering tot 80 pCt. van het loon tie kunnen komen, moeten de in komsten der werklooiheidskassan aanzijnlrjk msterkt worden. De vraag is cf de vak- vereenigingen daarvoor in de eerste jjlaats kunnen zortgen, Le Regeering moet het den vakvereenigin- gen niet onmogelijk maken mede te werken aan de werkloosheidsverzekering.: In de cir culaire aan de vakbonden staat voorop, dat constributie verhoogd moet worden. Met dat standpunt kan hij zich niet vereenigen; het is onhoudbaar. Onzeker is voorts in hoeverre de Regee- rlrg zal te gemoet komen in de kosten bg crisiswerkloosheid. Spr. dringt er op: aan, dat de Regeering dan zooveel noodig aan de gemeenten subsidie zal geveu, in de kosten van ondersteuning van werklooze arbeiders, welke niet bijwijze van armenzorg wordt verleend. Er moet voor gezorgd worden, dat zoo weinig mogelijk crisiswerkloozen, -georganiseerd of niet, aan de armenzorg vervallen. De heer VAN DE- LAAR (Cbr. Soc. P.) t raagt voort te gaan met de verleening van den toeslag op de Marken, welke werklieden m grensgemeenten genoten, dio in Duitsck- Iand werkzaam waren, welke toeslag door hst Kon, Nat. Steuncomité werd gegeven. I)e heer WIJNKOOP (Comm. P.) kan aan de wet zijn stem niet geven. Zgn partij is tegen werkloosheidsuitkesring, waarbij de ar beider premie betaalt, Spr. betoogt dan, dat de arbeiders niet behoeven te betaleu. Het wetsontwerp is een der meest karak- tenetieke kapitalistische ontwerpen, cynisch en ongekend brutaal. Met een beroep op de arbeiüsschuwheid wordt, een uitkeering van 80 pCt. van het loon gemotiveerd, terwijl de hoogste loonen nog allerminst voldoende zijn, Lr moet in de eerste -plaats productief werk komen. Dat vragen de i-evolutionaire arbeiders, om aldus te worden de krach tigste oudergravers van de kapitalistische maatschappij. En daarnaast eischt men een uitkeering van 100 pCt,, omdat de arbei ders maatschappelijk gesproken tpg?n 'lua wil werkloos zijn. Men heft nu de Steuncomité's op, omdat men niet mesr bang is voor een oproer van het hongerige proletariaat. Maar wij hopen, zegt spreker, op een beter oproer, waarvoor men de arbeiders de geestelijke arbeiders zal bijbrengen. Spr. heeft bezwaar tegen de wachtgeld regeling en komt op tegen het denkbeeld van overplaatsing van arbeidskrachten. De heer SMEÊNK (A.-R.) juicht het ont werp toe, om de sterke aanmoediging van de werkloosheidsverzekering. Intusschen beiios- V6n de vakbonden steun vcor de oprichting van werkloozenkassen. Hij waarschuwt tegen eea agitatie, om tot staking aan te sporen, gelijk bij de havenarbeiders geschied moet zijn, wanneer de wet er komt. IIo heer HAAZEVOET (R.-K.) bestrijdt hél betoog van den heer Wijnkoop en de pïc inicvrije verzekering, welke hg; verwerpt evenals 'liet Staatspensioen. inzonderheid betuigt hij instemming met au werkverschaffing als sociale voorzorg, welke de Regeering zich heeft voorgenomen. De in te stellen Rijkscommissie tct uitbrei ding der_ werkgelegenheid heeft dan ook zgn instemming. Hij wemscht de geheele re geling van de werkloosheidbestrrjding in handen der overheid. De beer. NOLENS (R.-K.) brengt hulde aan minister Van IJsselsteijn, vroeger voor zitter, prof. De Vooys, voorzitter, en den heer Zaalberg, secretaris van het uitvoe rend comité van het Kon. Nat. Steun comité. Het doel van het ontwerp; moet zgn voor koming van armenzorg en daaraan beant woordt het. De zorg moet gelegd worden op de vereenigingen van belanghebbenden, die een werkloozenkas hebben. Toch kau het ncodig zgn nog op een andere manier, hulp te verleenen, mits deze trjdelgk zij. Als zoodanig ondersteunt spr. het denk beeld en het amendement .van den heer, Van den Tempel. De heer, LOBMAN (C.-H.) betoogt, dat op de gemeenschap de plicht rust hen te helpen, die, trots, alle inspanning, geen' werk kunnen vinden. De Staat en de ge meentebesturen moeten hierbij samen werken. De MINISTER VAN ARBEID, de heer, AALBERSE, begint met een woord van daak aan liet Kon. Nat. Steuncomité. Hij herinnert er aan, dat H. M. de Koningin, geheel uit eigen beweging, het initiatief nam tot de oprichting er van. Minister Treub heeft met de hem eigen voortvarend heid deze koninklijke gedachte' omgezet in een daad. Hulde brengt sph ook aan de heeren Van IJsselstevn. thans Miuister, en Zaalberg, die secretarissen zijn geweest, en aan prof. De Voo.vs. thans voorzitter van het comité. Het Kon, Nat. Steuncomité wordt thans opgeheven; doch daarmede kan niet vol staan worden; er moet nog hulp verleend worden. Noodig is wegnemen van de oor zaak van werkloosheid en leniging van den nood, door de werkloosheid ontstaan: respectievelijk verschaffing van werkgele genheid en werkloosheidsverzekering. De prikkel, om aan het werk te gaan, mag niet verslappen en de arbeidsschuwheid mag niet worden aangewakkerd. Behalve leni ging van nood moet vóór alles doel zijn herstel van volkskracht. Daarvoor is aller eerst noodig de medewerking der vakver- eenigingen. Spr. staat niet tegenvoer, maar naast de vakvereenigingen, en spr. ver wacht, dat zij naast hem1 staan. Tot onder handelingen is hij bereid, maar bij bespre kingen moet men zich onthouden van be dreigingen. Die dat doen "zijn brj hem aan een verkeerd adres. Er is' gedreigd met een groote transportarbeide'rsstaking. Voor veel bezwaren js spr. toegankelijk, maar- komt men met dergelijke argumenten, zoo waarschuwde hij op de conferentie met de leiders, dan kon hij wel eens „de lamste kerel uit het lieele kabinet'' blijken. In tusschen heeft spr. goede hoop, dat mor gen de regeling met de Transportarbeiders tot stand komt, door de oprichting van een werkloosheidskas. De voorbereiding van een definitief wets ontwerp ter vervanging van deze nood- regeling is ver gevorderd en kan binnen kort verwa'cht worden. Bij de landarbeiders is de regeling in orde, wat de Christelrjken en Katholieken be treft; met de modernen komt de regeling binnenkort in orde. Die voor de kleeding- industrie cn voor de steenfabrieken zijn in wording. Spr. geeft dan een overzicht van de besprekingen met de transportarbeiders; Zaterdag hoopt hij klaar te komen met de he bt sprekingen, waarbij men wellicht tot een' ee-theidspremie komt'. ;jo kwestie van toeslag op de Marken voer arbaiders iu .grensgemeenten zal spk. onderzoeken. Vervolgens behandelt spr. da amendemen ten, Naar aanleiding van dat van den heer Ha a rev oet brengt spr. in het betreffende Regeeringsartikel een wijziging aan.- Het be treft de subsidiën aan de vereenigingen voor haar werkloozenkassen. Tegen het amendement-Van den Tempel heeft spr. geen bezwaar, mits het een tijde lijk karakter heeft, zoodat het slechts zal gelden waar en zoolang er geen werkloden- Kas mogelijk is. Aldus aangevuld wil sjfr. het amendement overnemen. Hot eerste wetsontwerp wordt z. h. st. aangenomen. Brj het tweede wetsontwerp neemt de Mi nister het amendement-Haazevoet over, nadat' hot eenigszins is gewijzigd. De heer IIAAZEV'OÊT (R.-K.) trekt zijn oorspronkelijk voorstel in. De heer VAN DEN TEMPEL. (S. D. A, P.)"ziet nog niet in, dat de aanvuUign van den Minister noodig is. Hij vraagt den Mi nister dit punt nog eens te overwegen. L'e heerSNOECK HENKEHANS (C.-H.) wijst er op, dat men voorzichtig moet zrju njet het amendement-Van den Tempel. Ér zijn menschen, die weigeren aan het werk td gaan. als het verschil tusschen het loon; en de uitkeering van de werkloozen-voor-i zien'ng te gering is. i De MINISTER bljjft zijn öpfratting hand-i' haven. Vast moet staan, dat het nu slechtó enkele gevallen zal gelden. Do heer VAN DEN TEMPEL (8. D. Al P.) wgzigt zijn amendement in den zin yan' 'den minister. De MINISTER neemt het over. Het tweede ontwerp werdt goedgekeurd^ Opium. Aan de orde is het wetsontwerp tot vast stelling van bepalingen betreffende het opium" en andere verdoovende middelen. Zonder discussie goedgekeurd. Grenswijziging. Goedgekeurd zonder discussie is h':t wet* ontwerp tot wijziging der grenzen 1 ge.' meenten Heiden, leiderdorp, Oegstgeest, /oetei'wOTiile cn Voorschoten. De heer NOLENS (R.-K.) brengt een woora van hulde aau den voorzitter vcor zijn beleidvolle, tactvolle 'en opgewekte leiding, (A p p 1 a u s). Do VOORZITTER zegt een woord van' 'dank. De vergadering wordt gc-sloten. Invoering invaliditeitswet. Mijnheer de Redactuur Veroorloof mij, in het algemeen belang; het publiek op het volgende te wijzen. De Invaliditeitswet treedt 3 December a. s. in werking. Op dien datum behoort iedere loontrekkende (beneden f 2C00 por jaar) in het bezit te zijn van een rente- kaart en een renteboekie. Dit is voor ieder, want zijn werkgever is niet verplicht hem over de weken aa 3 December loon te be talen, indien hij (de loontrekkende) geen rentekaart kan overleggen (art. 2<.''3 I. W.), Om evenwel ieder 1 ooatrekker.den op December in het bevit te doen zijn van zulk een rentekaart, is het noodzakelijk dat zij zich nu aanmelden. Er is aan iede re aanmelding neg zooveel arbeid verbon den, dat niet genoog kan aangedrongen worden op spoed Nu ondervinden da buitendienstambtte^ naren van den Raad van Arbeid alhier, hij verschillende loontrekkenden niet de min ste medewerking. „Kom 2 December maar eens terug", wordt hen door werknemers toegevoegd. Dit is een dwaasheid. Als men bedenkt, dat er 54.000 verzekeringspiichtdgeo. zijn in het gebied Leiden, dan voelt iedereen dat het niet aangaat met de aanmelciing te wachten tot aan den vooravond van de in voering. Want nogmaals: Geen rentekaart, geen recht op loon! In de hoop cn het vertrouwen, dat de verschillende werknemersorganisaties in dezen het groote belang van de arbeidehde klasse zullen inzien en met wortel en tak zuilen helpen uitroeien de Jan Salie-mee ning „dat het nog wel den tijd heeft", ver blijf ik met vriendelijken dank voor de X>laatsing, Hoögnchtnd. T. 3. GCSL1NGA, Voorzitter van den Ra-ad var. Arbeid te leiden. - Leiden, 12 September 1919. N. B. Gelegenheid tot insnhryvïüg is er dagelijks aan den Raed van Arbeid Breestraat 127, van 10 tot 12 en van 2 tot -1 uur. Nieuwe uitgaven. „Belgische havens en Nederiandscho Waterwegen", van de electrische drukkerij „Luctor et Emergo", te Den Haag. „Inrichting en behandeling van het klok kenspel door Jef Donyn, uitgave van de Algemeenet Klokkenspel-Vereeniging; afd. Nederland. X -„Dus tot morgenochtend halfvier hij de eerste brug over de kalk Wel te rusten dan en zorg, dat jo je niet verslaapt!"' Met dezo woorden namen wij afscheid van jplkander en gingen eik zijns weegs. Ik spoedde mij naar boord, maakte vlug de toebereidselen iVoor'het deelnemen aan de drijfjacht op wilde zwijnen, dio wij den volgende i ochtend zouden ondernemen, pakte een flink stelletje boter hammen in, een paar snelverbandjcs, een klein ficsckje benzine, een-go aspirine-tabletten, een stukje pleister, mijn dolkmes en jachtmes, welk laatste zich er zoo goed toe leendo om jonge klappers (kokosnoten) open te maken, hing mijn jaclitpak, puttie's en mijn veldvlesch met thee gevuld, gereed, keek mijn geweer nog even na, deed de noodige patronen in de daarvoor bestemde blikken doos en na alles nog eens zorgvuldig geïnspecteerd to hebben of vooral niets vergeten werd, wipte ik vlug in mijn kooi om nog eeDige uren te rusten. Van slapen kwam "evenwel niet voel; on- ruetig en min of meer geagiteerd lag ik maar !te draaien en te woelen en, hoewel ik alle mooilo deed om de gedachten aan do jacht uit myn hersenen te bannen, het hielp niets; ik lag {wanhopig tot 8000-zooveel to tellen, waarbij ik lang niet zeker was of ik niet bier en daar een paarhonderd „smokkelde"; ik probeerde aan Uvlonlei andore belangrijke zaken te denken, 't baatte niots: telkens en teikens weer zag ik' ffio op de jacht tegenover dc wilde zwijnen; ik fead maar werk om „aan te léggen", en meende dan telkens den schok van het schot togon mijn schouder te voelen. En geen wonder, dat mijn rustelooze geest zich niet kon los maken van de groote verwach tingen, die ik van dezo jacht koesterde. Reeds maandenlang toch had ik ontelbare malen deel genomen aan alle soorten van loer- on sluip- jachten op dit wild, ovenwei zonder eenlg succes; met een toewijding en geduld, een betere zaak waardig, had ik lange nachten doodstil in verschillende pisangtuinen verscholen gestaan, geheel volgehangen met pisangbladeren, ten eindo mij aan het scherpziend varkensoog te onttrekken, en hoewel ik meerdere malen zoon ondier in mijn onmiddellijke nabijheid hoorde, was het mij nog nooit gelukt er een neer te leggen; do vlugge dieren waren mij nog altijd te vlug af goweest. Nu maakte ik in- die dagen toevallig kennis met een opzichter der B. O. W. (Burgerl. Openb. Werken), die zelf ook een hartstochtelijk liefhebber van jagen Iwas, en natuurlijk was al heel spoedig het gesprok op de jacht gekomen; ik hoorde niet zonder een tikje afgunst, hoeveel wilde zwijnen mijn nieuwe kennis reeds onschadelijk had gemaakt en hoe hij zelfs al meermalen het geluk had gehad een tijger neer te leggen. Ik verheelde hem niet hoe spijtig ik het vond, dat het mij, trots al mija onvermoeide pogingen, nog nooit gelukt was een wild zwijntje als buit mee naar boord te nemen, en dat gaf hem aanleiding mij uit te noodigen om den ecrstvolgcnden Zondag deel te nemen aan een drijfjacht, dio hij dan to mijner eere zou organiseeron. Verheugd nam ik die uitnoodiging mot beide handen aan. Een drijfjaehtl'Öat had ik nog nooit meegemaakt en, waar mijn vriend mij verzekerde, dat hij de jacht als mislukt zon beschouwen, wanneer wij slechts drio of vier varkens mee zouden bren gen en ik zelfs niet gek op moest kijken, als wij misschien wel een tijgertje tegen kwamen, kan men de opwinding begrijpen, die me bezielde in de enkele uren, die mij nog van dien zege tocht scheidden! Eindelijk was ik toch ingesluimerd en het kwam mij voor, dat ik nét sliep, toon mijn be diende mij kwam wekken met zijn: „Poekoel tiga, toewanl" (Drie uur, mcueeT). Een klein schrikschokje en onmiddellijk nam mijn actieve .geest weder bezit van don toestand van het oogenblik: „De drijfjacht!" In minimum van tijd was ik er uit en hoewel ik een onmiskenbaar gevoel van moeheid in mijn ledematen constateerde, kleedde ik mij toch ving aan, waschte mij -flink en gebruikte onder het verder gereed maken een paar sneetjes brood, die mijn trouwe oppasser inmid dels had klaar gezet en twintig minuten later bevond ik mij op weg. 't Was een prachtige nacht; het was dood stil om mij licén; de heelc natuur sliep nog en slechts het kirrend geluid van krekels was het eonige levensteeken, dat do doodsche stilte ver brak; op grooten afstand kon ik het geluid der branding waarnemen; do uitloopers dor OGeaan- deining, die zich op do rotsige oevers van Sn-* matra's Westkust te pletter liepen. Eerst nadat ik het vochtige gras verlaten had en op den grindweg gekomen was, vermengde het geluid van mijn zware voetstappen zich met het' een tonige krekelgezang. Even over, tijd was ik aan de ontmoetings plaats, waar, mijn Vriend reeds op mg jtond to wachten met hog een zrjuer, vrienden, die aan mg Voorgesteld werd als meneer, P,, eveneens ambtenaar, hg dei B. Q. (W. Wij waren nu hij de kampong, waarvan net hoofd, de „Kapella Kampong", zich 'bereid verklaard had voor eea 12-t3l drijvers met de noodige honden te zorgen en die zelf aanbood ook mee te gaan, welk aanbod natuurlijk werd aanvaard. D'e man maakte een beschaafder indruk 'dan zijn dorpelin gen; hij sprak ten minste steeds met twee woorden, had niet zoo'n afschuwelijke sirin- pruim tusschen de lippen, en wat hem direct als superieur deed kennen, was een pracat van een repeteerkarabgn, waarmee hij ge wapend was en Waarop ik haast jaloersch werd. De drijvers hadden zich stgf in hun sarongs gehuld en liepen te huiveren en te bibberen van de kou; zg waren bijna allen zonder, onderscheid gewapend met een oude klewang of kris, waarvan de meeste echter erg bot en geroest waren en, hoewel zij erg heldhaftig, met die vrijwel onschuldige' wapenen zwaaiden, en er, als het ware mee geurden, begreep ik wel, wat beide nee- ren ook bevestigden dat zg, als zij in de gaten kregen, dat zg er een zwijn mee van het lijf zouden moeten houden, hun eersten impuls zouden Volgen, door het wapen' weg te smijten en in den eersten den' Lesten klapperboom te vluchten, om van d$ar, verder, „de kat uit den boom te kgken!" (Wij namen elk een paar, honden voor onze rekening en sloegen een weg in, die door, verschillende andere kampongs naar den voet van een hoogen berg, leidde. Voor het eerst van mgn leven liep ik met de kettingen van een drietal jachthonden am mijn hand en voelde ik, zooals nog nooit te voren', het echte' jagersbloed in mij op bruisen. „Zóó moet Nimrod zich ook gs~* voeld hebben", dacht ik bij mijzelven! Van moeheid was natuurlijk geen sprake meer! De bonden gingen geweldig te: keer, tel kens als wij door een kampong liepen en de een of andere hofhond of gladdakken aansloeg, en hét ongewone geblaf en ge roep lokte natuurlijk veel inlanders naatf tuiten, die, bibberend en rillend, in elkaar, gedoken, het voorbijtrekken van den stoet gadesloegen, om dan weder ten spoedigsta zich in hun woningen terug te trekken* Het begon al eenigszins te dagen, tóen, wij iiet bewoonde gedeelte van- de streak achter ons "hadden; sporadisch doemden nier, en daar eenige op zichzelf staande' wonin gen, op kleineren of grooteren afstand van den weg gelegen, tusschen Eet bouwland en de tuinen verscholen, op. Om ongeveer, acht uren gingen onze drijvers, met de; honden, die al verscheidene malen getracht hadden zich los te rukken, om in het struik gewas ter. zijde van den weg te dringen, daar zij volgens onze geleiders net wild al- roken, links af, een klein, smal paadje -in, terwijl- wij nog een halfuurtje' doorliepen, tom toen, eveneens links den weg verlatende, den berg te gaan beklimmen. jWfi waren met ons vieren overgebleven, de „Kapalla Kampong" en wij met ons "drieën, Stilzwggend -en behoedzaam' klauterden wij naar boven, waarbij onze inlander ons uit nemende gidsdiensten bewees; langs don kortsten weg, dien wij onmogelijk alleen 'gevonden zouden hebben, bracht hg ons na een klimpartij van een paar uren op eten, bergplateau, van waar wij een buitenge woon' miooi gezicht 'hadden opj een oree'd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 5