No. 18263
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 13 September.
Tweede Blad Anno 1919.
^PERSOVERZICHT^
TWEEDE Km EB.
INGEZONDEN.
KUNST EN LETTEREN.
DRUFJAGHT-EÜQT3ES.
V e r.mo.gensa a n w as b elasting."
'„DE STANDAARD" schrijft over, het
wetsontwerp van minister De Vries:
Hier, moeteir de goeden het met de kwa
den ontgelden.
Menschen, die nooit iets aan woekerwinst
genoler worden óók getroffen en foor,
yermogensaanwas wordt in dit ontwerp
veel aangezien, wat in het geheel geata
yermogensaanwas is. Dan zijn er bezitters
yan groote kapitalen, wier vermogens tus-
schen 1914 en 1916 sterk is gegroeid,
en die den dans ontspringen, hoewel zg
anders wel iets voor de schatkist
waard zijn. En zoo zijn er tegen dit be
lastingplan nog tal van andere bezwaren,
die men eiken dag te kust en te .keur. in
allerlei bladen kan zien. uitgestald.
Nu is «het "op zichzelf volstrekt niet vreemd,,
dat er bezwaren tegen belastingontwerpen
gemaakt worden. Dat gebeurt overal en
altijd; niemand ziet met vreugde nieuwe
belastingontwerpen aankomen; dan maken
'd9 lieden, die er sterk door getroffen
worden, flink kabaal. Met vreugde in de
lasten van zijn land bijdragen, zóóver heb
ben we het nog nergens zien brengen.
Doch de storm van bezwaren tegen dit
ontwerp is bijzonder breed, en de Minister-
zal moeten erkennen, dat veie bedenkingen
gegrond zijn. Het is natuurlijk, wensche-
ljjk, dat de belastingdruk niet zwaar zij;
doch al erkennen wij allen die wensche-
lijkheid, wij geven ook allen toe, dat zware'
belastingdruk helaao onvermijdelijk is ge
worden. Alleen wordt van het nieuwe' ont
werp, en niet zonder grond gevreesd, dat
'de druk in vele gevallen noodlottig worden
zal. Dat men niet met de eieren tevreden
is en de kip slachten gaat. En dat zou
ons nog verder achteruit helpen.
Intusschen, het ontwerp ic nog geen wet.
Laat de critiek er op maar van alle kan
ten loskomen; de Minister is er de' man niet
naar, om voor gegronde aanmerkingen het
oor. te sluiten; hij zal ze ongetwijfeld in
nauwgezette overweging nomen en, zoo mo
gelijk, zijn-ontwerp nog wel wijzigen.
Doch één ding staat vast, dat in de be
hoefte van de scha:kist moet worden voor
zien. en dat we er, met kleine middeltjes
niet komen. De nood is van 'dien aard.
dat men zelfs over, ernstige bezwaren za!
moeten heenstappen.
Do Huurcommissiewefi
In „DE NIEUWE COURANT" bespreekt
I\ J. Willekes Maodonald, b. i., het be-
noiid van de Huurcommdssiewe^ en id©
argumenten, daarvoor aangebracht
Het meeat verbreide, zelfs door naie\ o
eigenaren geloofde gezegde dezer sanitaire
economen isdat do eigenaren „slapende
rijk" zouden zijn geworden, als de waar
de van hun eigendom naar den buidigen
maatstaf berekend kon worden. Dit nu is
technisch eenvoudig onzin. Gebouwde eigen
(lommen, hoe schitterend onderhouden ook,
dalen in waarde, want de natuur ontziet
geen materiaal; alle onderhoud is uitstel
van verval. Hoogstens kan de handels
waarde stijgen door tekort aan aanbod.
Don aanbouw beperken kan echter alleen
de overheid en haar sterkste middol na de
bureaucratie isde Huurcommissiewet,
<üe oude huizen zooveel voordeeliger maakt
dan nieuwe
Het tweede argument, dat bijne iedereen
gelooft is het woningtekort Statistieken
bewijzen het! Maar jukt de gezondheids
regelaars be-hooren te weten, dat do naam
op juist is. Dat heb moest heeten woning-
verruiming of de gezinnenovervloed.
Want die statistieken zijn gebouwd op
den grondslag van een gezin per woning.
„Uit die voor Amsterdaih blijkt, dat hot
aantal personen per woning niet gestegen
is. De gezionen echter worden kleiner en
talrijkerd'o geheole grondslag is er
een van morcelen, niet .van sanitairen
aard. Aanvaardt men het axioma van een
gezin per woning, dan behoort men rond
uit van woning ver ruiming te spreken, wat
toch ook, als we niet heel smaal do dagen
van onze ouders vergeten zijn, geen slech
te naam is voor den aanbouw van 's Rijks
yijfkaraerhuizen.
.Wil men nu dezo verruiming der woning,
al dwingb zij de heel kleine, nieuwe ge
zinnen tot commensalen, in het belang der
gezondheid steunen, dan is er toch geon re
den meer, om dat in het eene geval op
kosten der belastingbetalers, in het ande
re op kosten der eigenaars te doen. Want
bij volkswoningbouw worden de eigenaars
van grond, materialen of van arbeids
kracht niet gedwongen de prijzen van 1914
aan te houden.
Nu men beseft, niet meer met een nood
toestand te doen te - hebben, wordt de
Huurcommissiewet niets anders dan de
uitbuiting van een groep, die slechte het
ongeluk heeft niet sentimenteel voortgehol
pen te worden, maar dio ten slotte, hoe
meer zij vervolgd wordt, des te meer haar
onmisbaarheid voor gezonde economie zal
bewijzen.
D o R.-K. Staatspartij en
mr. Van Groenendael.
,,DE TIJD" komt er thans aan herinne
ren aldus in „DE NIEUWE COU
RANT" onder „Do Dag", dat tien jaar
geleden, toen do tegenwoordige tijdelijke
voorzitter van Idtèn. ministerraad Kamer-
eandidaat voor heb district Gulpen was, in
,.DE LIMBURGER KOERIER" ecnige
zeer scherpe stukken ter bestrijding van
deze candidatuur verschenen, welk© onder
teekend waren jmet den naam Willem
Welters, te Valkenburg. Uit een destijds
ÏDgesteld onderzoek bleek, dat er te V.
slechts één Wilem Welters was, een 70-ja
rige schoenmaker, analphabeet, die deze
stukken onmogelijk geschreven kon hebben
Een voortgezet onderzoek bracht aan het
licht, dat do inzender niemand anders wa3
dan mr. dr. H. van Groenendael, toer.
reecis griffier van de Staten van Overijsel,
die de stukken met verdraaide hand ge
schreven had. ,,DE LIMBURGER KOE
RIER" gaf oen facsimile van liet hand
schrift on sommeerde mr. v. G. zijn on
schuld te bewijzen, waarop deze niets bo
ter wist te doen, dan te zwijgen
Over het feit. dab c&e heer v. GL zich
tien jaar geleden reeds aan dergelijke prak
tijken schuldig maakte, zal niemand zich
verwonderen, che de „faits et gestes'' van
dit individu gedurende den laatsten tijd
gevolgd heeft. Wel echter wekt het. verwon
dering, dat de R.-K. Staatspartij in deze
gebeurtenissen, welke haar toch niet on
bekend konden zijn, geen reden gevonden
heeft, om dien hec-r eens en voor altijd
uit haar kring van politieke vertegen
woordigers te verwijderen. ,,DE TIJD"
komt wat laat mot haar herinnering. De
R K. Staatspartij heeft het destijds geduld
dat mr. v. G. Kamcrcandidaat te Weert
werd tegenover een achtcnswaardigen Ka
tholiek als mr. Kolkman, en mr. v. G.,
eenmaal gekozen, in haar Kamerfractie
zonder ecnig protest opgenomen. Zij heeft
mr. v. G. bij do jongste Kamerverkiezin
gen opnieuw een plaats gegeven op de
lijst der R. IC. eandidaten, met het beken
de en betreurenswaardige gevolg, dat deze
man zijn plaats in de Volksvertegenwoor
diging behield. De It. K. Staatspartij
moet dus niet een al te groote ontstclling
voorwenden, nu er den laatsten tijd van
dit, haar medelid praktijken aan den dag
zijn gekomen, welke blijkbaar slechts be
vestigen, clafc de heer v. G. sinds tien ja
ren niets veranderd is. De R. K. Staats
partij wist of althans kon weten wien
nj als éèn barer leden in de Kamer bracht
en wat men van dat lid kon verwachten.
(Zitting van gisteren.) ~;r!
Vörkloosïieidsvcrzefcer'ng;.
Aan de orde zijn de wetsontwerpen be-
tfoifende: Wtrkloosheidsvsrze'Aeringsnood-
wefc 1919; nadere aanvulling en verhoogiug
van tie hoofdstukken V en Xa der staatsbe
groting voor 1919 (Posten verbandhouden
de met de opheffing van het Kon, Nat.
Ste. ncomite).
De spreektijd wordt bepaald op *10 mi
nuten.
De heer ,VAN DEN TEMPEL (S. D. Al P:)
spreekt met waardeering over hen, die hun
krachten wjjdden aan het Kon-. Nat. Steun
comité; Spr. brengt hun hulde.
Na het comité wordt opgeheven, moet de
Regcering zelf deze maatschappelijke taak
overnemen. Hij hoopt, dat de departementen
goede medewerking zullen verleehen aan da
in te stellen Rijkscommissie voor verruiming
van de werkgelegenheid, Verder wijst hg
opj de wachtgeldenregeling, vervolgens de
werkloosheidsverzekering besprekend, .Gaar
ne zal hij er zgn stem aan geven.
Echter is er een groot bezwaar. Alles
Au afhangen van de toepassing der wet,
weke zelf slechts een schema is. Thans
wordt op niet-onbevredigende wijze in den
aard der werkloozen voorzien. Spr. is het
met den Minister eens, om aan te sturen opl
een uitkeeringstermrjn van 90 dagen per
jaar. Om de uitkeering tot 80 pCt. van
het loon tie kunnen komen, moeten de in
komsten der werklooiheidskassan aanzijnlrjk
msterkt worden. De vraag is cf de vak-
vereenigingen daarvoor in de eerste jjlaats
kunnen zortgen,
Le Regeering moet het den vakvereenigin-
gen niet onmogelijk maken mede te werken
aan de werkloosheidsverzekering.: In de cir
culaire aan de vakbonden staat voorop, dat
constributie verhoogd moet worden. Met dat
standpunt kan hij zich niet vereenigen; het
is onhoudbaar.
Onzeker is voorts in hoeverre de Regee-
rlrg zal te gemoet komen in de kosten bg
crisiswerkloosheid. Spr. dringt er op: aan,
dat de Regeering dan zooveel noodig aan de
gemeenten subsidie zal geveu, in de kosten
van ondersteuning van werklooze arbeiders,
welke niet bijwijze van armenzorg wordt
verleend. Er moet voor gezorgd worden,
dat zoo weinig mogelijk crisiswerkloozen,
-georganiseerd of niet, aan de armenzorg
vervallen.
De heer VAN DE- LAAR (Cbr. Soc. P.)
t raagt voort te gaan met de verleening van
den toeslag op de Marken, welke werklieden
m grensgemeenten genoten, dio in Duitsck-
Iand werkzaam waren, welke toeslag door hst
Kon, Nat. Steuncomité werd gegeven.
I)e heer WIJNKOOP (Comm. P.) kan aan
de wet zijn stem niet geven. Zgn partij is
tegen werkloosheidsuitkesring, waarbij de ar
beider premie betaalt, Spr. betoogt dan,
dat de arbeiders niet behoeven te betaleu.
Het wetsontwerp is een der meest karak-
tenetieke kapitalistische ontwerpen, cynisch
en ongekend brutaal. Met een beroep op de
arbeiüsschuwheid wordt, een uitkeering van
80 pCt. van het loon gemotiveerd, terwijl
de hoogste loonen nog allerminst voldoende
zijn,
Lr moet in de eerste -plaats productief
werk komen. Dat vragen de i-evolutionaire
arbeiders, om aldus te worden de krach
tigste oudergravers van de kapitalistische
maatschappij. En daarnaast eischt men een
uitkeering van 100 pCt,, omdat de arbei
ders maatschappelijk gesproken tpg?n 'lua
wil werkloos zijn.
Men heft nu de Steuncomité's op, omdat
men niet mesr bang is voor een oproer van
het hongerige proletariaat. Maar wij hopen,
zegt spreker, op een beter oproer, waarvoor
men de arbeiders de geestelijke arbeiders
zal bijbrengen.
Spr. heeft bezwaar tegen de wachtgeld
regeling en komt op tegen het denkbeeld
van overplaatsing van arbeidskrachten.
De heer SMEÊNK (A.-R.) juicht het ont
werp toe, om de sterke aanmoediging van de
werkloosheidsverzekering. Intusschen beiios-
V6n de vakbonden steun vcor de oprichting
van werkloozenkassen. Hij waarschuwt tegen
eea agitatie, om tot staking aan te sporen,
gelijk bij de havenarbeiders geschied moet
zijn, wanneer de wet er komt.
IIo heer HAAZEVOET (R.-K.) bestrijdt
hél betoog van den heer Wijnkoop en de
pïc inicvrije verzekering, welke hg; verwerpt
evenals 'liet Staatspensioen.
inzonderheid betuigt hij instemming met
au werkverschaffing als sociale voorzorg,
welke de Regeering zich heeft voorgenomen.
De in te stellen Rijkscommissie tct uitbrei
ding der_ werkgelegenheid heeft dan ook
zgn instemming. Hij wemscht de geheele re
geling van de werkloosheidbestrrjding in
handen der overheid.
De beer. NOLENS (R.-K.) brengt hulde
aan minister Van IJsselsteijn, vroeger voor
zitter, prof. De Vooys, voorzitter, en den
heer Zaalberg, secretaris van het uitvoe
rend comité van het Kon. Nat. Steun
comité.
Het doel van het ontwerp; moet zgn voor
koming van armenzorg en daaraan beant
woordt het. De zorg moet gelegd worden
op de vereenigingen van belanghebbenden,
die een werkloozenkas hebben. Toch kau
het ncodig zgn nog op een andere manier,
hulp te verleenen, mits deze trjdelgk zij.
Als zoodanig ondersteunt spr. het denk
beeld en het amendement .van den heer,
Van den Tempel.
De heer, LOBMAN (C.-H.) betoogt, dat
op de gemeenschap de plicht rust hen te
helpen, die, trots, alle inspanning, geen'
werk kunnen vinden. De Staat en de ge
meentebesturen moeten hierbij samen
werken.
De MINISTER VAN ARBEID, de heer,
AALBERSE, begint met een woord van
daak aan liet Kon. Nat. Steuncomité. Hij
herinnert er aan, dat H. M. de Koningin,
geheel uit eigen beweging, het initiatief
nam tot de oprichting er van. Minister
Treub heeft met de hem eigen voortvarend
heid deze koninklijke gedachte' omgezet in
een daad. Hulde brengt sph ook aan de
heeren Van IJsselstevn. thans Miuister, en
Zaalberg, die secretarissen zijn geweest,
en aan prof. De Voo.vs. thans voorzitter
van het comité.
Het Kon, Nat. Steuncomité wordt thans
opgeheven; doch daarmede kan niet vol
staan worden; er moet nog hulp verleend
worden. Noodig is wegnemen van de oor
zaak van werkloosheid en leniging van
den nood, door de werkloosheid ontstaan:
respectievelijk verschaffing van werkgele
genheid en werkloosheidsverzekering. De
prikkel, om aan het werk te gaan, mag
niet verslappen en de arbeidsschuwheid mag
niet worden aangewakkerd. Behalve leni
ging van nood moet vóór alles doel zijn
herstel van volkskracht. Daarvoor is aller
eerst noodig de medewerking der vakver-
eenigingen. Spr. staat niet tegenvoer, maar
naast de vakvereenigingen, en spr. ver
wacht, dat zij naast hem1 staan. Tot onder
handelingen is hij bereid, maar bij bespre
kingen moet men zich onthouden van be
dreigingen. Die dat doen "zijn brj hem aan
een verkeerd adres. Er is' gedreigd met
een groote transportarbeide'rsstaking. Voor
veel bezwaren js spr. toegankelijk, maar-
komt men met dergelijke argumenten, zoo
waarschuwde hij op de conferentie met de
leiders, dan kon hij wel eens „de lamste
kerel uit het lieele kabinet'' blijken. In
tusschen heeft spr. goede hoop, dat mor
gen de regeling met de Transportarbeiders
tot stand komt, door de oprichting van
een werkloosheidskas.
De voorbereiding van een definitief wets
ontwerp ter vervanging van deze nood-
regeling is ver gevorderd en kan binnen
kort verwa'cht worden.
Bij de landarbeiders is de regeling in
orde, wat de Christelrjken en Katholieken be
treft; met de modernen komt de regeling
binnenkort in orde. Die voor de kleeding-
industrie cn voor de steenfabrieken zijn in
wording. Spr. geeft dan een overzicht van
de besprekingen met de transportarbeiders;
Zaterdag hoopt hij klaar te komen met de he
bt sprekingen, waarbij men wellicht tot een'
ee-theidspremie komt'.
;jo kwestie van toeslag op de Marken
voer arbaiders iu .grensgemeenten zal spk.
onderzoeken.
Vervolgens behandelt spr. da amendemen
ten, Naar aanleiding van dat van den heer
Ha a rev oet brengt spr. in het betreffende
Regeeringsartikel een wijziging aan.- Het be
treft de subsidiën aan de vereenigingen voor
haar werkloozenkassen.
Tegen het amendement-Van den Tempel
heeft spr. geen bezwaar, mits het een tijde
lijk karakter heeft, zoodat het slechts zal
gelden waar en zoolang er geen werkloden-
Kas mogelijk is. Aldus aangevuld wil sjfr. het
amendement overnemen.
Hot eerste wetsontwerp wordt z. h. st.
aangenomen.
Brj het tweede wetsontwerp neemt de Mi
nister het amendement-Haazevoet over, nadat'
hot eenigszins is gewijzigd.
De heer IIAAZEV'OÊT (R.-K.) trekt zijn
oorspronkelijk voorstel in.
De heer VAN DEN TEMPEL. (S. D. A,
P.)"ziet nog niet in, dat de aanvuUign van
den Minister noodig is. Hij vraagt den Mi
nister dit punt nog eens te overwegen.
L'e heerSNOECK HENKEHANS (C.-H.)
wijst er op, dat men voorzichtig moet zrju
njet het amendement-Van den Tempel. Ér
zijn menschen, die weigeren aan het werk td
gaan. als het verschil tusschen het loon;
en de uitkeering van de werkloozen-voor-i
zien'ng te gering is. i
De MINISTER bljjft zijn öpfratting hand-i'
haven. Vast moet staan, dat het nu slechtó
enkele gevallen zal gelden.
Do heer VAN DEN TEMPEL (8. D. Al
P.) wgzigt zijn amendement in den zin yan'
'den minister.
De MINISTER neemt het over.
Het tweede ontwerp werdt goedgekeurd^
Opium.
Aan de orde is het wetsontwerp tot vast
stelling van bepalingen betreffende het opium"
en andere verdoovende middelen.
Zonder discussie goedgekeurd.
Grenswijziging.
Goedgekeurd zonder discussie is h':t wet*
ontwerp tot wijziging der grenzen 1 ge.'
meenten Heiden, leiderdorp, Oegstgeest,
/oetei'wOTiile cn Voorschoten.
De heer NOLENS (R.-K.) brengt een
woora van hulde aau den voorzitter vcor zijn
beleidvolle, tactvolle 'en opgewekte leiding,
(A p p 1 a u s).
Do VOORZITTER zegt een woord van'
'dank.
De vergadering wordt gc-sloten.
Invoering invaliditeitswet.
Mijnheer de Redactuur
Veroorloof mij, in het algemeen belang;
het publiek op het volgende te wijzen.
De Invaliditeitswet treedt 3 December
a. s. in werking. Op dien datum behoort
iedere loontrekkende (beneden f 2C00 por
jaar) in het bezit te zijn van een rente-
kaart en een renteboekie. Dit is voor ieder,
want zijn werkgever is niet verplicht hem
over de weken aa 3 December loon te be
talen, indien hij (de loontrekkende) geen
rentekaart kan overleggen (art. 2<.''3 I. W.),
Om evenwel ieder 1 ooatrekker.den op
December in het bevit te doen zijn van
zulk een rentekaart, is het noodzakelijk
dat zij zich nu aanmelden. Er is aan iede
re aanmelding neg zooveel arbeid verbon
den, dat niet genoog kan aangedrongen
worden op spoed
Nu ondervinden da buitendienstambtte^
naren van den Raad van Arbeid alhier, hij
verschillende loontrekkenden niet de min
ste medewerking.
„Kom 2 December maar eens terug",
wordt hen door werknemers toegevoegd.
Dit is een dwaasheid. Als men bedenkt,
dat er 54.000 verzekeringspiichtdgeo. zijn in
het gebied Leiden, dan voelt iedereen dat
het niet aangaat met de aanmelciing te
wachten tot aan den vooravond van de in
voering. Want nogmaals:
Geen rentekaart, geen
recht op loon!
In de hoop cn het vertrouwen, dat de
verschillende werknemersorganisaties in
dezen het groote belang van de arbeidehde
klasse zullen inzien en met wortel en tak
zuilen helpen uitroeien de Jan Salie-mee
ning „dat het nog wel den tijd heeft", ver
blijf ik met vriendelijken dank voor de
X>laatsing,
Hoögnchtnd.
T. 3. GCSL1NGA,
Voorzitter van den Ra-ad var. Arbeid
te leiden.
- Leiden, 12 September 1919.
N. B. Gelegenheid tot insnhryvïüg is er
dagelijks aan den Raed van Arbeid
Breestraat 127, van 10 tot 12 en
van 2 tot -1 uur.
Nieuwe uitgaven.
„Belgische havens en Nederiandscho
Waterwegen", van de electrische drukkerij
„Luctor et Emergo", te Den Haag.
„Inrichting en behandeling van het klok
kenspel door Jef Donyn, uitgave van de
Algemeenet Klokkenspel-Vereeniging; afd.
Nederland.
X
-„Dus tot morgenochtend halfvier hij de
eerste brug over de kalk Wel te rusten dan en
zorg, dat jo je niet verslaapt!"'
Met dezo woorden namen wij afscheid van
jplkander en gingen eik zijns weegs. Ik spoedde
mij naar boord, maakte vlug de toebereidselen
iVoor'het deelnemen aan de drijfjacht op wilde
zwijnen, dio wij den volgende i ochtend zouden
ondernemen, pakte een flink stelletje boter
hammen in, een paar snelverbandjcs, een klein
ficsckje benzine, een-go aspirine-tabletten, een
stukje pleister, mijn dolkmes en jachtmes, welk
laatste zich er zoo goed toe leendo om jonge
klappers (kokosnoten) open te maken, hing
mijn jaclitpak, puttie's en mijn veldvlesch met
thee gevuld, gereed, keek mijn geweer nog even
na, deed de noodige patronen in de daarvoor
bestemde blikken doos en na alles nog eens
zorgvuldig geïnspecteerd to hebben of vooral
niets vergeten werd, wipte ik vlug in mijn kooi
om nog eeDige uren te rusten.
Van slapen kwam "evenwel niet voel; on-
ruetig en min of meer geagiteerd lag ik maar
!te draaien en te woelen en, hoewel ik alle
mooilo deed om de gedachten aan do jacht uit
myn hersenen te bannen, het hielp niets; ik lag
{wanhopig tot 8000-zooveel to tellen, waarbij ik
lang niet zeker was of ik niet bier en daar een
paarhonderd „smokkelde"; ik probeerde aan
Uvlonlei andore belangrijke zaken te denken, 't
baatte niots: telkens en teikens weer zag ik'
ffio op de jacht tegenover dc wilde zwijnen; ik
fead maar werk om „aan te léggen", en meende
dan telkens den schok van het schot togon mijn
schouder te voelen.
En geen wonder, dat mijn rustelooze geest
zich niet kon los maken van de groote verwach
tingen, die ik van dezo jacht koesterde. Reeds
maandenlang toch had ik ontelbare malen deel
genomen aan alle soorten van loer- on sluip-
jachten op dit wild, ovenwei zonder eenlg
succes; met een toewijding en geduld, een betere
zaak waardig, had ik lange nachten doodstil in
verschillende pisangtuinen verscholen gestaan,
geheel volgehangen met pisangbladeren, ten
eindo mij aan het scherpziend varkensoog te
onttrekken, en hoewel ik meerdere malen zoon
ondier in mijn onmiddellijke nabijheid hoorde,
was het mij nog nooit gelukt er een neer te
leggen; do vlugge dieren waren mij nog altijd
te vlug af goweest. Nu maakte ik in- die dagen
toevallig kennis met een opzichter der B. O. W.
(Burgerl. Openb. Werken), die zelf ook een
hartstochtelijk liefhebber van jagen Iwas, en
natuurlijk was al heel spoedig het gesprok op
de jacht gekomen; ik hoorde niet zonder een
tikje afgunst, hoeveel wilde zwijnen mijn nieuwe
kennis reeds onschadelijk had gemaakt en hoe
hij zelfs al meermalen het geluk had gehad een
tijger neer te leggen. Ik verheelde hem niet
hoe spijtig ik het vond, dat het mij, trots al
mija onvermoeide pogingen, nog nooit gelukt
was een wild zwijntje als buit mee naar boord
te nemen, en dat gaf hem aanleiding mij uit
te noodigen om den ecrstvolgcnden Zondag deel
te nemen aan een drijfjacht, dio hij dan to
mijner eere zou organiseeron. Verheugd nam
ik die uitnoodiging mot beide handen aan. Een
drijfjaehtl'Öat had ik nog nooit meegemaakt en,
waar mijn vriend mij verzekerde, dat hij de
jacht als mislukt zon beschouwen, wanneer wij
slechts drio of vier varkens mee zouden bren
gen en ik zelfs niet gek op moest kijken, als wij
misschien wel een tijgertje tegen kwamen, kan
men de opwinding begrijpen, die me bezielde
in de enkele uren, die mij nog van dien zege
tocht scheidden!
Eindelijk was ik toch ingesluimerd en het
kwam mij voor, dat ik nét sliep, toon mijn be
diende mij kwam wekken met zijn: „Poekoel
tiga, toewanl" (Drie uur, mcueeT). Een klein
schrikschokje en onmiddellijk nam mijn actieve
.geest weder bezit van don toestand van het
oogenblik: „De drijfjacht!"
In minimum van tijd was ik er uit en hoewel
ik een onmiskenbaar gevoel van moeheid in
mijn ledematen constateerde, kleedde ik mij
toch ving aan, waschte mij -flink en gebruikte
onder het verder gereed maken een paar
sneetjes brood, die mijn trouwe oppasser inmid
dels had klaar gezet en twintig minuten later
bevond ik mij op weg.
't Was een prachtige nacht; het was dood
stil om mij licén; de heelc natuur sliep nog en
slechts het kirrend geluid van krekels was het
eonige levensteeken, dat do doodsche stilte ver
brak; op grooten afstand kon ik het geluid der
branding waarnemen; do uitloopers dor OGeaan-
deining, die zich op do rotsige oevers van Sn-*
matra's Westkust te pletter liepen. Eerst nadat
ik het vochtige gras verlaten had en op den
grindweg gekomen was, vermengde het geluid
van mijn zware voetstappen zich met het' een
tonige krekelgezang.
Even over, tijd was ik aan de ontmoetings
plaats, waar, mijn Vriend reeds op mg jtond
to wachten met hog een zrjuer, vrienden,
die aan mg Voorgesteld werd als meneer,
P,, eveneens ambtenaar, hg dei B. Q. (W.
Wij waren nu hij de kampong, waarvan net
hoofd, de „Kapella Kampong", zich 'bereid
verklaard had voor eea 12-t3l drijvers met
de noodige honden te zorgen en die zelf
aanbood ook mee te gaan, welk aanbod
natuurlijk werd aanvaard. D'e man maakte
een beschaafder indruk 'dan zijn dorpelin
gen; hij sprak ten minste steeds met twee
woorden, had niet zoo'n afschuwelijke sirin-
pruim tusschen de lippen, en wat hem direct
als superieur deed kennen, was een pracat
van een repeteerkarabgn, waarmee hij ge
wapend was en Waarop ik haast jaloersch
werd. De drijvers hadden zich stgf in hun
sarongs gehuld en liepen te huiveren en te
bibberen van de kou; zg waren bijna allen
zonder, onderscheid gewapend met een oude
klewang of kris, waarvan de meeste echter
erg bot en geroest waren en, hoewel zij
erg heldhaftig, met die vrijwel onschuldige'
wapenen zwaaiden, en er, als het ware mee
geurden, begreep ik wel, wat beide nee-
ren ook bevestigden dat zg, als zij in
de gaten kregen, dat zg er een zwijn mee
van het lijf zouden moeten houden, hun
eersten impuls zouden Volgen, door het
wapen' weg te smijten en in den eersten
den' Lesten klapperboom te vluchten, om
van d$ar, verder, „de kat uit den boom te
kgken!"
(Wij namen elk een paar, honden voor
onze rekening en sloegen een weg in, die
door, verschillende andere kampongs naar
den voet van een hoogen berg, leidde. Voor
het eerst van mgn leven liep ik met de
kettingen van een drietal jachthonden am
mijn hand en voelde ik, zooals nog nooit
te voren', het echte' jagersbloed in mij op
bruisen. „Zóó moet Nimrod zich ook gs~*
voeld hebben", dacht ik bij mijzelven! Van
moeheid was natuurlijk geen sprake meer!
De bonden gingen geweldig te: keer, tel
kens als wij door een kampong liepen en
de een of andere hofhond of gladdakken
aansloeg, en hét ongewone geblaf en ge
roep lokte natuurlijk veel inlanders naatf
tuiten, die, bibberend en rillend, in elkaar,
gedoken, het voorbijtrekken van den stoet
gadesloegen, om dan weder ten spoedigsta
zich in hun woningen terug te trekken*
Het begon al eenigszins te dagen, tóen,
wij iiet bewoonde gedeelte van- de streak
achter ons "hadden; sporadisch doemden nier,
en daar eenige op zichzelf staande' wonin
gen, op kleineren of grooteren afstand van
den weg gelegen, tusschen Eet bouwland
en de tuinen verscholen, op. Om ongeveer,
acht uren gingen onze drijvers, met de;
honden, die al verscheidene malen getracht
hadden zich los te rukken, om in het struik
gewas ter. zijde van den weg te dringen,
daar zij volgens onze geleiders net
wild al- roken, links af, een klein, smal
paadje -in, terwijl- wij nog een halfuurtje'
doorliepen, tom toen, eveneens links den weg
verlatende, den berg te gaan beklimmen.
jWfi waren met ons vieren overgebleven, de
„Kapalla Kampong" en wij met ons "drieën,
Stilzwggend -en behoedzaam' klauterden wij
naar boven, waarbij onze inlander ons uit
nemende gidsdiensten bewees; langs don
kortsten weg, dien wij onmogelijk alleen
'gevonden zouden hebben, bracht hg ons na
een klimpartij van een paar uren op eten,
bergplateau, van waar wij een buitenge
woon' miooi gezicht 'hadden opj een oree'd