No. 18160. LEIDSCH DAGBLAD Woensdag 14 Mei. Tweede Blad Anno 1919. PERSOVERZICHT. TWEEDE KAf^EB FEUILLETON. ZIJN SOEK. S t artie-ge l e ge nli eid. Het w'telc- biad „PATRIMONIUMmaakt de opmerking, dat men niet blind moet zjjn voor de gevaren van een „geleerd'proletariaat", zooals zich dat in Duitaohland reeds vertoont, waar een overvloed is van artsen, en vooral van juris ten. Juist door overvloed worden deze g*- studceide menschen slecht bezoldigd en ver meerderen zij het aantal d:r met de maat schappelijke inrichting ontevredenen. Hen „gestudeerde", die zijn kost niet kan ver dienen, is er al heel ongelukkig aan toe. Ifca'-om stare men zich niet blind op den eisch van studiegelegenheid voor allen, en vexwerpe men het geheel valsche denkbeeld, dat eeD knappe timmerman maatschappelijk minder zou beteekenen. dsn ioma'id, die den een of anderen acodemischen titel heeft, maai desniettemin buiten nuttigen maat- schappelijlcen arbeid staat, omd t e- geen plaats voor hem is. Studies u z n zijn niet verwerpelijk, intrgendeel. m-ar me i moet niet wensclien z: tot 1? maken. Er lïioet, zegt het blad, naa~ Vo.n-ffiQg van den geheelen arbeidersstand word-n gestreefd. V r g a d e i n g van gistoren. Wijziging Posttarieven. Aan de ordte is het wetsontworp tot wij- niging en aanvulling van de wet tot regeling der brievenpceterij cn wijziging van art 4 •van de Pakketpostwet. I>e algemeene beschouwingen worden ge opend. I>e heer DE ZEEUW (S. D. A. P.) meent, dat verhooging der tarieven voorbarig is. Afgewacht had dienen te worden wat bet resultaat was van de algemeen© reorgani satie van de post en men had kunnen nar gaan wat de uitkomst van de nieuwe rege- öng zou geweest zijn. Spr. wijst o. a. op dienstbrievenin 1916 zijn 16 millioen •dienstbrieven verzonden, in 1917 26 millioen •Het is onjuist te beweren, dat dit niet® be- teehent De Departementen moeten z. i. be talen voor hun brieven. Dat is billijk tegenover het Staatsbedrijf. Spr. vraagt of de belograaf-cRenet een tekort geeft. Als dat wel hot geval is, gaat het z. i. niet aan, dat de particulieren dat betalen door tariefsver hooging. De Rijkspostspaarbank betaalt ook te weinig voor het werk, dat op de kantoren wordt verricht. Voor de uitbeta ling van de ouderdomsrente wordt ook niets betaald. Spr. wil precies weten op welke onderdeelen van de post een tekort bestaat en die onderdeelen moeten herzien worden. Spr.'9 groep kan mot dit ontwerp niet mee gaan, omefcat hij niet weet hoe het tekort is ontstaan. De heer KRUYT (Christ.-Soc.) zegt ont stemd to zijn door dit ontwerp. Hij is het eens met den heer De Zeeuw. 'De heer RUTGERS (A.-R.) vraagt den Minister of hij bereid is te voldoen aan apr.'a vroeger gedaan verzoek om de be stelling op Zondag alleen te doen plaata hebben op uitdrukkelijk verzoek- De MINISTER VAN WATERSTAAT, de heer KONIG, zegt, dat het tekort op da begrooting over 1918 6ty> millioen bedroeg. In 1919 zal dit 14 a 15 millioen gulden be dragen, als gevolg van de hoogere salaris sen on de invoering van hot Dienstregle ment D. P. T. T Nagegaan wordt wat allo onderdeelen kosten. Misschien leidt dit tot eenige wijzi ging in de tarieven. Deze verhoogingen zijn b.slist noodig en alleen als het meevalt, zal worden afgezien van een nieuwe verhoo ging, die al in overweging is. Voor bevordering van d!e Zondagsrust zal spr. Zondagszcgels tegen 10 stuks voor 1 ct. invoeren. Dam zal blijken hoeveel men zelf besteld wil zien op Zondag:. Na re- en dupliek worden de algemeen* beschouwingen gesloten. Bij art 1 verdedigt de heer DE BUT- SONJE (Eo. Boncfc) een amendement, om als nieuwsbladen te beschouwen die bladen, die minstens één keer per maand verschijnen. De heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) verdedigt een amendement, om het tarief voor nieuwsbladen ook te doen gelden voor werk in blindenschrift. Spr. zal zijn amen dement niet intrekken, maar afwachten welke houding de Minister zal aannemen tegenover het desbetreffend amendement der Commissie vam Rapporteurs. De heer DE WIJOKERSLOOTH (R.-K.) liobt de amendementen der commissie van rapporteurs toe, om de brieven en stukken in blindiensohrift gelijk te stellen met ge wone brieven en stukken wat het tarief be treft. Do MINISTER heeft praotisohe bezwa ren tegen de amendementen der commissie van rapporteurs ook tegen het amende ment-De Bnisonje heeft spr. bezwaar, om de financieele gevolgen, welke niet zijn na te gaan. Het amendement-Van Wijnbergen neemt de Minister over. Na replieken wordt het amendement-De Buisonjó met 45 tegen 16 stemmen aange nomen. De amendementen der commissie van rap porteurs worden met 43 tegen 20 stemmen aangenomen. Artt. 1 en 2 van hot wetsontwerp wordeD z. h. st. aangenomen. Bij art. 3 verdedigt de heer DE ZEEUW (S. D. A. P.) een amendement, om het port der briefkaarten op 3 en dat der brieven op 5 cents te laten en deze dus niet to verhoo- gen respectievelijk tot 5 en 7Vè cent. Do MINISTER bestrijdt het amende ment. Het amendement wordt met 41 tegen 17 stemmen verworpen. Het artikel wordt z. h. gt. aangenomen. Bij art. 19 licht de heer DE WYOKER- SLOOTH (R.-K.) een amendement toe, om voor den geadresseerde te doen vervallen de verplichting tot overtreding van de Postwet, door den afzender, wanneer deze bij verzen ding van ambtsstukken mededeel in,gen van particulieren aard insluit. Spr. vindt dit veikliksystecm verkeerd en verwacht er ook weinig van. De MINISTER zegt noodgedrongen en op herhaald aandringen van het hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie er toe te zijn overgegaan, om deze bepaling op te nemen. Spr. is bereid de bepaling te kit en ver vallen, indien de Kamer kan goedvinden, dat het portvrijdom voorwaardelijk wordt verleend en bepaalde postambtenaren de be voegdheid. krijgen dienststukkon open te Diaken. Dit zou als voorwaajrde gesteld kunnen worden voor de verleening van portvrijdom. De heer DE WYCKERSLOOTH (R.-K.) beeft bezwaren tegen deze regeling cn hand haaft zijn amendement. De heer BËUMER (A.-R.) sluit zich hier bij aan. De postdienst kan en mag thans cok niet weten of er misbruik van gemaakt wordt. De heer KETELAAR (V.-D.) verklaart zioh voor het amendement-De Wycker- slooth. De heer RUTGERS (A.-R.) meent, dat de bezwaren togen '©-Ministers denkbeeld over dreven zijn. Er zullen bepaald aangewezen ambtenaren zijn voor het onderzoek en strikt geheime stukken zou men kunnen uitslui ten. Het gaat niet aan vooraf alle controle op den portvrijdom af te wijzen. Ook de heer VAN WIJNBERGEN (R.-K.) acht de bezwaren overdreven. Het i3 alge meen bekend, dat er misbruik gemaakt wordt van den portvrijdom. Spr. verwijst den Minister naar zijn ambtgenoot van Justitie, om tegen misbruik maagegelen te nemen. De MINISTER zegt, dat het misbruik van tijd tot tijd voor den dag komt. Spr. is in- tusschen bereid het desbetreffende artikel terug te nemen. Hij zal nader overwegen, welke ander© maatregelen mogelijk zijn. Bij art. 21 verdedigt de heer DE WYCKER SLOOTH (R.-K.) een amendement der com missie van rapporteurs om voor postpakket ten, uitsluitend Braille-drukwerken en Brail- le-nieuwsbladen inhoudend, een laag tarief vast te stellen van 5 cents. De MINISTER heeft hiertegen bezwaar. Het amendement wordt met 31 tegen 29 stemmen verworpen, Do eindstemming zal op een nader te be- palen dag plaats hebben. Wijziging der Zegelwet. Aan de orde is hierna het wetsontwerp! tot wgriging der Zegelwet. De heer J. TER LAAN, licht een amende ment toe, om het zegelrecht op bewijzen Tan ontvangst van gelden, rekeningen, deola- ratiën diploma's van lidmaatschap en toe gangsbewijzen niet te verhoogen. De- Minister van Financiën, de heer DE VRIES acht het inconsequent, dat men al-' leen ten aanzien van deze ontvangstbewijzen bezwaar zou maken tegen indirecte belas tingen. De voorsteller maakt blijkbaar zeer streng onderscheid tusschen verschillende in directe belastingen. Da hier bedoelde be- fasting wordt ook betrekkelijk zelden door den kleïoen man opgebracht. ïlet amendement wordt met 36 tegen 21 stemmen verworpen. Ket wetsontwerp wordt met 38 t?gen 15 stemmen aangenomen. Verbetering der ondorwyzerss&larisseii. Aan de orde is hierna het wetsontwerp tot viijzigmg van de wet tot regeling van het lager onderwjjj3. De VOORZITTER stelt voor om den spreek tijd op een halfuur te stellen. De heer KETELAAR (V.-D.) maakt eeni- «re opmerkingen over de indeeling der be raadslagingen. Men moet de sprekers niet te \eei belemmeren. Spr. weoscht het rant soen op één uur te stellen. De heer BULTEN (R.-K.) wenscht een spreektijd van drie kwartier. De heer WIJNKOOP (Comm. Partij) had heelemaal geen rantsoen gewild. Wordt de ranisoeneering e:n gewoonte, dan moet een regeling in het reglement getroffen worden; spreker zou er dan tegen zijn. De VOORZITTER zegt, dat het regio- ment van orde hierin reeds voorziet. De heer NOLENS (R.-K.) verwijst even eens naar het reglement van orde. De VOORZITTER stelt nu een spreektijd van drie kwart'or voor. Het voorstel wordt met 45 tegen 8 stem men aangenomen. Algemeene beschouwingen. De heer KETELAAR (V. D.) had het heler geacht, indien de financieele gelijkstel ling en de verbetering der onder wijzer ssa- larissen tegelijk met de nieuwe L. 0.-wet behandeld waren. Spr. vindt het bezwaarlijk, dat de jaar wed denregeling der onderwijzers feitelijk ge heel onttrokken wordt, aan de gemeentebe sturen. In de Bevredigingscommissiö heeft epr. zich van begin af aan hier tegen ver klaard. Ook is spr. tegen het klassenstelsel vooi de onderwijzerssalarissen, ontleend aan het rapport-Stork. Er was geen reden, om dit stel el voor de onderwijzers over te nemen. I De Minister zegt zelf trouwens, dat hij er niet zoo erg voor is. Hetzelfde geldt voor de bepalingen voor gehuwde onderwijzers en dsn kinderbijslag. Spr. heeft geen bezwaar tegen de onder scheiding tusschen gehuwden en ongehuw- don eo hjj is tegen een kinderbijslag. Maar de hoofdzaak is, dab men de regeling aan de gemeentebesturen onttrekt. Hierte genover ontwikkelt spr. het dankbeeld van een Rijks-minimumsalaris, waarboven de ge meenten het recht hebben toeslag te geven, met dien verstande, dat zij het dan moeten doen zoowel aan de bijzondere als aan de openbare onderwijzers. Van de 241/2 millioen, welke het ontwerp per jaar zal kosten, komt aan de openbare onderwijzers slechts 1 millioen ten goede, zoodat zij slechts 1 millioen vooruitgaan, ver geleken bij thans. Een dergelijk gevolg moest een wetsontwerp als dit niet met zich bren gen. Er zullen thans gevallen voorkomen, waarin de onderwijzer in salaris achteruit gaat, zij het dan, dat de wet voor hen, wien dit thans treft, een regeling inhoudt. Nu gaat het niet aan, dat de Minister zegt, dat hij geen gegevens had. Achteruitgang mag niet voorkomen; nie mand heeft daaraan gedacht, ook niet in de Bevredigingscommissie. Er komt nu een ach teruitgang in bezoldigingen, ook ten aan zien van de gemeentelijke regelingen. Ook is het onbillijk, dat personeel, na 1 Januari 1939 benoemd, niet zal kunnen profiteered van bijzondere salarisverhoogingen, door Gemeenteraden vastgesteld. Waar blijft al dra de rechtszekerheid? Men heeft üier be doen met verordeningen, welke op wettige wijze zijn vastgesteld, en de hoogere sala rissen zrjn zelfs al uitbetaald. De Minister gaat die regelingen echter ongeldig verkla- rea voor hen, die na 1 Januari benoemd zijn. Dat gaat niet aan. In dit voorstel kan men geen bevrediging zien; er ligt m een achteruitgang, wat de salarissen betreft, en een aantasting van ver ordeningen. De salariscrjfers zijn te la3g. Mag men nu het onrecht, aan de bijzondere onderwijzers aangedaan, herstall .n, door een nieuw onrecht te begaan t?g?nover de open bare onderwijzers? Spr. kan niet zijn stem geven aan het ont werp, indien het ongewijzigd blijft. De heer OTTO (U-L.) heeft om zakelijke redenen )>ozwaar tegen afzonderlijke behande ling, maar zal er zich toch niet tegen ver zetten. Spr wijst dan uitvoerig op het verband tus schen dit ontwerp en het wetsvoorstel be treffende de nieuwe L.-O.-wet. Spr. beschouwt het ontwerp als het eerste gedeelte van do uitvoering van art. 192 der Grondwet. Spr. heeft bezwaren tegen dé klassen-in de© ling; hij komt op tegen de bevoorrechting van het bijzonder onderwijs en vooral tegen de benadeeling van de onderwijzers, die na 1 januari 1919 zjjn benoemd. Hij wil gaarne medewerken bot de verbe tering der salarissen maar het ontwerp moet en wat bedragen èn wat grondslagen be treft, belangrijk verbeterd worden. Spr. zal daarvoor met een amendement komen. Do vergadering wordt verdaagd tot Doq- derdag één uur. Bij de Kamer was een schrijven ingeko men van den heer Van de Laar. dat hij we gens ongesteldheid verhinderd is de vergade ringen bij te wonen en van don heer Bon- gaorts wegens verblijf in het buitenland. Schriftelijk beantwoorde vragen. Op een vraag van den heer Kruyb heeft de Minister van Oorlog geantwoord Het- ligt in mijn voornemen betreffende het verleenen van gratie aan principieel a dienstweigeraars den raad in te winnen van de door mijn ambtsvoorganger in Novem ber 1917 ingosteLcÈe commissie van advies in zake gewetens bezwaren tegen den krijge- dienst. Deze coiuimissie bestaat uit jhr. mr, P. A. J. van den Brandeler, procureur-gene raal bij het gerechtshof te 's-Gravenliage, mr. J. Wloltiman, hoofd der 1ste afdeeding van mijn departement, en den betrokken compagniescommandant, aan welke commis sie als secretaris is toegevoegd mr. A. O. Jceephus Jitta. Op vragen van den heer Van Zadelhoff betreffende het met verlof zenden van oen gedeelte der mili.tie-liohting 1918, heeft de Minister van Oorlog geantwoord: Tusschen 7 en 10 April 1919 zijn van cte lichting 1918 alleen met verlof gezonden voor zoover zij gemist konden worden, van de infanterie de eerste ploeg (opgekomen in 2 gedeelten, 1620 Juli en 22—26 October 1917), van de genie het gedeelte, opgeko men tusschen 22 en 26 Ootober 1917, en voort® de manschappen van de wielrijders en van dan motordienst. die tusschen 2 en 5 Januari 1918 zijn ingelijfd. Van de overigen der lichting 1918 en voorts van de lichting 1919 zijn, voor zoover rij gemist konden worden, mede naar huis gezonden zij, aan wie, hoofdzakelijk wegens broederdienst, vrijstelling i3 verleend'. Van genoemde categorieën zijn vertrok ken met onbepaald (klein) verlof 12,052, vrijwillig onder de wapenen gebleven 704, verplicht onder de wapenen gebleven 1321. Naar schatting behoort van die getallen ongeveer een vijfde gedeelte tot de lichting 1919. De beslissing, of het personeel al of niet gemist kan woirden,- is gelegd in handen van den commandant van het veldleger, den inspecteur van de vesting-artillerie, de stellingcommandianten, den chef van den militairen telegraafdienst, den inspecteur van den geneeskundigen dienst der land macht en den inspecteur der genie, ieder voor zooveel de onder zijn bevelen staande manschappen betreft. Maatregelen zijn in overweging om do ge legenheid te scheppen, de nog onder de wa penen zijnde ploegen van de lichting 1918, voor zoover de eerste oefening is volbracht, spoedig in het genot van onbepaald (klein) verlof te stellen. De stand van deze zaak laat echter nog niet toe hierover oen be slissing te nemen. Zoodra de beslissing zal zijn genomen, zal daaraan algemeene be kendheid worden gegeven. Op vragen van den heer Yan den Tempel na ar aanleiding van de voorgenomen b r oodprijsverhooging, heeft dé Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel het volgende geantwoord De kostprijs ad f 44.70 van de Regeerijigs- bloem, die in de huidige periode wordt ver strekt, wordt voornamelijk bebeersoht door de prijzen van de Amerikaansche bloem en van de inlandsche tarwe. Eerstgenoemde, die voor bijna 50 pet. in de regceringebloem voorkomt, behoort, voor zoover zij thans verwerkt wordt, tot oen partij van 25,000 ton, die van de Reliêfcom- missie tegen een prijs van f 42.50 per 300 K.G. werd overgenomen. Met inbegrip van de koeten van onder wicht, renteverlies, opslag, aflevering, vracht naar de molens, mengloon, kosten der zakken, enz komt deze bloem te staan op f 47.10 per 100 K.G. De bioem, gemaakt van in.and c..e a we, woidt voor ongeveer 40 pCt. in bet ragee- ringsmeel verwerkt; deze kost thans pl. 01. f36. De overige 10 pCt. van het regev ringemeel bestaat uit*aardappelmeel en aari- appelproeder. De bloem, welke voor een volgende par.odó beschikbaar kan worden gesteld, zal voor bet overgroots doel uit Noord Amerika zijn aangevoerd. De aanvoe-prijs bedraagt thans pl.m. f38 per 100 K.G. c. i. f'. te Rotterdam. De tarwebloem, die uit Zu'd-Amerika zou kunnen worden aangevoeld, is goedkoop:?; tot heden kon deze met het oog op de be schikbare scheepsruimie, §!eokt? in zeir ge ringe mate worden gelmpcrt?erd. Hst goed koopst zal het.zjjn tarwe uit Zuid-Amerika aan te voeren, en daaruit bloem te maken. Rct is than:- onmogelijk met eenige- kans op nauwkeurigheid te bepalen, welke iu net najaar de prijs van de Regeeringsbloeraf zal zrjn. De clan uit itiandschè tarwe to loer eid en bloem zal in vei band naefc den garantie prijs f40 kosten; de prijs van de uit bui- tenlandsch g aan te vervaardigen bloem zaï geheel afban en van de vraag, of men d:za uit Noord- dan wel uit Zuid-Amerika zal kunnen aanvoeren. Zulks haagt af van de beschikbare scherps uimte. D> waarschijnlijkhiil be.taa: wel. dat do bijmeng.n0 van aaidappe.mesl en aardappoT- poeder achterwege zal kunnen blijven. Als algemeene regel heeft tot dusverre gegolden, dat het wittebrood niet b:n3den der. kosienden prijs wordt verstrekt. Alleen heeft dj ondrrgeteekende ter gelegenheid van de inte.p.teat'e-Schaper, in v.rband de omstandigheid, dat de graan rekening eon overschot liet, zich bereid verklaard, „voor, deze wintermaanden, dus geheel zonder eenige prejudice voor het vervolg, en het stelsel handhavende, dat het witbrood aen kostprijs moet dekken, uit dat reservefonds geiden te putten, om den pr53 van bet wit brood te brengen op den lageren prjjs van vroeger". Niettegenstaande dit reservefonds reeds lang uitgeput is, heeft tot dusver de onjer- goteckende den prijs voor het wittebrood niet verhoogd, d cii de oude prijzen gehand haafd, ook na de beëindiging der winter maanden. Nu de zomermaanden z\jn aaugebrokeu, oordeelt de ondergetekende, dat het thans de tijd is, om gevolg te geven aan zijn ter gelegenheid van de interpellatie-Schaper kenbaar gemaakt voornemen, om, wanneer het reservefonds der graanrekening is uit geput, den prijs van het wittebrood weer op den kostend?n prijs te brengen. De omstan digheid, dat in dezen overgangstijd de prijs van liet wittebrood zal worden opgevoerd tót een bedrag, hooger dan overeenkomt met den prijs yan de bloem, zooals deze ver moedelijk in dsn nazomer zal zrjn, acht de ondergetekende geen reden, om deze prljs- verhoog.'ng achterwege te laten; hg 1*3 dan ook niet voornemens de voorgenomen prgs^ verhooging op te schorten tot na de be-. handeling in de Staten-Generaal van wets ontwerp 389. Op vragen van den heer Aibar.la heeft de Minister van Oorlog geantwoord: De garnizoenscommandant te Deventer Naar hel Fransch van VICTOR CHERBULIEZ. (Nadruk verboden.) 3) „Wat een oindelooze reeks veranderin gen!" riep Têterol, nog steeds org in zijn r.iek geschoten. „Heeft die baron Patricius hetzelfde karakter als zijn vader V' „Neen, dat scheelt nogal wat! De een kon in Saligneux aarden, was er dan ook altijddo ander verveelt er rich en ver toont er rich maar eens een enkelen keer om met zijn rentmeester to spreken en or de jacht te openen of te sluiten." „Waar zit hij dan den overigen tijd?" „In Parijs, in een badplaats, af in Italië. Hij trekt do heele wereld door, vlug ter heen als hij is." „Ja, in zekeren zin was zijn vader dat ock!" bromde Têterol, ridli onwillekeurig de lend'enen wrijvend. „Toch was het in dezen nietdo appel valt niet ver van den boom," begcm de abt Miraud weer. „Baron Adhémar pakte dtk- ^yls zelf aan, als er behoefte aan werk krachten was, zoo als dit wel eens kon voor komen in het volle van den tijd zag men m ktet zelden met een hark in de hand kme hooien, 't Was een werkzaam mensch, ie overal zijn oog over liet gaan en nauw keurig berekenend was, tot in ieder van ^n bewegingen." >5Ja, dat wol," viel Têterol hem in de *edo. .,En wat moet hij dan nu een spijt heb ben, daar gindte in do andere wereld, als hij er ook vernamen heeft, dat even na zijn dood op de helft van rijn goed zware hypo theken stonden en dat de andere helft ver kocht was!" Het oog van den heer Têterol pohoot vonken. „Heeft baron Patricius de helft van Sa- ligneux verkocht? Wat een schande! Zoo'n mooi goed! Wie zijn do koopers geweest?" „Een rijk heer uit Lyon, die hier des zomers komt doorbrengen met rijn familie, en een molenaar uit Pont d'Ain, die molens heeft gezet langs den oever van de Limour- de. De rest is bij stukjes en beetjes ver kocht. Maar weot je, wat er bij komt, beste Têterol? Onze boeren hebben zioh nu een maal in het hoofd gezet, dat het gevaarlijk is om grond te koop en, die aan baron Adhé mar heeft toebehoord en dien hij zoozeer liefhad. Dat is een beleediging, die men hem aandoet, en, al is hij nu ook'dood, hij zal zioh weten te wreken. Nu sohijnt het noodlot die opvatting te bekrachtigen. Do man uit Lyon heeft genoeg gekregen van rijn woning, sinds hij het ongel-uk bad ver leden jaar één van rijn dochtertjes te ver liezen en den molenaar schijnt het ook al niet voor den wind te gaan." De heer Têterol antwoordde niet; hij was in diep gepeins verzonken. „Waar denk je aan?" vroeg abt Miraud, „Ik denk, mijnheer de pastoor, dat baron Patricius de Saligneux grond verkocht heeft, omdat hij in schulden stak, en dat hij schulden had, omdat hij een pretmaker is." „Ja, dat kan wel zijn," antwoordde d® abt droefgeestig. „Er wordt wel beweerd, mijnheer de pastoor, dat men voor het mensch en eten healemaal in Afrika moet rijn. Ma-ar ik ver zeker u, dat- ik te Parijs allerliefste vrouw tjes heb gezien, die er haar métier van maakten, mannen te eten en met huid en haar, terwijl zij liun niet meer dan onkel de oogen laten om heete tranen meo te schreien. De baron heeft zoo'n daartrapt vrouwspersoon ontmoet op een van do bou levards zij heeft hem behekst, betooverd, in lichterlaaie gezet, en een man, die een maal zoo ver is, heeft geem greintje gezond verstand meer over, begaat van allerlei dwaasheden valt in de handen van woeke raars, begint met een wijngaard te ver koop en, dan een stuk weide en later weer een stuk bouwlandrijke Lyonner® en mo lenaars profiteeren daarvan, zoo gaat alle9 langzamerhand weg en do dooden zijn niet tevreden." „O, maar neein mij niet kwalijk, beste Têterol, den Hemel zij dank, zéé ver is het nog niet! Baron Patricius heeft wel wat de kantjes van zijn erfgoed afgeloopen; maar er is toch altijd nog een heel stuk van over. Hij heeft nog zijn kasteel, rijn park, zijn mooiste velden, het beste stuk van zijn bosschen. E-en kasteel verkoop en, dat de De Saligneux nu al eeuwenlang bezitten on dat steeds van vader op zoon is overgegaan wat een schande zou dat niet rijn voor hem en wat een verdriet voor onsDat zal hij niet doen, daar ben ik hem te goed voor. Hij heeft nu zijn wilde haren verlorenmet de jaren zal hij wel kalm worden. Want hij !s daarom nog geen slecht mensch. In den strijd tegen de Pruisen heeft hij zich moe dig gedragen en in liet geval van Mcmt- béliard heeft hij twee paarden onder rich dood laten schieten. En toch is hij lieel zachtaardig, heel vriendelijk en mensoh- lievendwij houden dan ook allemaal veeü van hem." En nog voegde hij er bij: „Laten wo maar eens drinken op de gezondheid van baron P&trioius de Saligneux. Dat God Zijn zegen solienko aan hem, aan rijn kasteel en zijn allerliefst dochtertje „En aan die mooie dametjes, niet te ver geten!" antwoordde Jean Têterol spijtig ,,'t Is een overheerlijk wijntje, uw dTAlbois, het gaat mij haast aan 't hart. dien te drinken op de gezondheid van zoo'n kwast l" „Ik heb erg veel op met verstandige menschen," sprak de goede pastoor. „Maar zo moeten toch ook wat vergevensgezind zijn en ze moeten in God gclooven „Het geloof laat zich niet dwingen," ant woordde Têterol kortaf. Maar over do tafel been reikte hij abt Miraud toen de hand met een soort, ruwe goedheid, waar Têterol toch ook wel weer eens een enkelen keer blijk van gaf. „Wie weet, mijnheer de pastoorAls ik mij verlustig iu het bezit van mijn huis, met mijn tuintje en mijn zonnebloemen, zal ik tijd genoeg bobben voor tal van over denkingen, en dan zal het geloof misschien vanzelf volgen. Maar uw God moet mij toch wel liefhebben, want hij heeft altijd veel op gehad met den kluizenaar De heer Têterol verliet den pastoor van Saligneux, om een wandeling te doen. Hij volgde eenigen tijd den grootten weg en sloeg toen een zijpad in, waarop hij net kiezel zoo dikwijl® onder rijn klompen had hooren knarsen. Als men hem daar zoo langzaam en met zoo onvasten tred had zien loopen, zoal men gedaoht hebben, dat het een wandelaar was, die zich maar door het toeval.liet leiden in zijn geringste da den liet Jean Têterol echter niets aan het toeval over. Het duurde niet lang, of hij kwam aan den heuveltop, waar vroeger een fort had gestaan en van waar heel de vlakte te over zien was. Hij zette zich op een groeten steen bij een hoop puin, niet dan nadat hij eersb de voorzorg had genomen om zijn ge- ruiten zakdoek daarop uit te spreiden. Hij zat met. het gelaat gekeerd naar oen lieflijk dal, dat naar het Zuiden in de vlakte over ging door een engte, die door heuvels 1 togen den kouden Noordenwind beschut was. Een aardig beekje stuurde er zijn hel der water door en vormde twee waterval letjes, waarna het weer ka-Im voortliep, of i er niets gebeurd was. Aan den voet van den heuvel lag een niet al te groot kasteel, sierlijk en vol waardig heid de vlakte overziende. De aohiteet, di-3 het bouwde op het laatst van do vijftiende eeuw, had zijn verbeelding vrij spel gelaten j en een Gothisohen stijl vcreenigd mot de j Renaissance, die toen juist opkwam. De gevel met zijn boogvormig© vensters,, dio 1 maar één verdieping hoog was, liep aan ten 1 eenen kant uit in oen groeten, ronden toren met steenen ommegang, en aan don ande ren kant in een vierkanten erker of 'uit bouw, die zijn licht ontving door middel van een lantaarn. Op het dak waren aller- lei grillige versieringen aangebracht en do i gevelspitsen van de torenkamertjes waren 1 van tinnen voorzien. Aan den voorkant foe* I vond rich eon terras met witmarmeren j balustrade cn dat cloor twee bordessen op een groot grasveld uitkwam, overschaduwd door eeuwenoude eiken. Achter het kasteel I strekten zioh bosschen uit tot op den heu- I vel top. De lieer Têterol sloeg opmerkzaam het J kasteel met geheel zijn omgeving gade. Hij overzag do tweehonderd hectaren en be*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 5