No. 1S145. LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 26 April. Derde Blad Anno 1919. BUITENLAND. 1?fle Ned. Natuur- en Geneeskundig- Congres. III (Slot.) Beeds merkten wij op dat, er veel belaas- telling was voor de Voordracht van dr. N. Bohr, uit Kopenhagen. Wij laten hieronder een kort overzicht van deze voordracht volgen Na een kort. résumé van do vroeger© on derzoekingen over do radioalitisoho stoffen, osprak hij de Alphastralen en do Theorie an Rutiherford over den bouw van hot toom en weer op het belang van de fcril- gon van het atoom in hot periodicte steem, dart) de maat geeft voor de lading an de kern. In het tweede deel van zyn voordracht baf hij eon omschrijving van den bouw van rheb waterstof-atoom. L Xtahr veronderstelt in den gedachtengang [van de- quantum-theorie, dat do emissio tn de spektra analyse door waterstof go- Jiiedb in bepaaldq, processen, waarbij hot Jccbron uit oen bepaalden bewegingstoe- ,jand overspringt in een anderen. Spr. wijst vorder in het bijzonder op do .panten, waarin de niéuwe opvattingen der quantum^thearie overeenstemmen mot die de oude theorie. Juist door deze na te jgaan was het mogelijk de hypothesen dor quantum-theorie aan te vullen en daardoor ^verschillende verschijnselen, die zich bij de fpektra voordoen, t© verklaren In hot bij zonder word gewezen op de kwesties, die |»ph voordloen bij meer ingewikkelde syate- nen, bij het Zeeman-effect, het Stark-effeob, Aan do discussie nam prof. dr. W. A. ,utz deel, waarna prof. Elirenfest een 'slotwoord sprak. Beiden brachten dank aan den epr., voor zijn voordracht. Demonstratie van vloei baar helium. Ongetwijfeld was het» voor vele Congres- bezoekers een aangename verrassing in het '»rste nummer van het door hefc Congres- Jmreau uitgegeven Vlugschrift" te lozen, Jab prof. Kamerlinglh Onnes Vrijdag van 2 tot 5 uren in heb Natuurkundig Labora/- boriuan vloedbaar holium zou kunnen ver soenen, zoodat ieder de gelegenheid zou hebben vloeibaar helium te zien. Bij het opmaken van het Congres-pro gramma was de toestand oog zoo, dat de ïoogleeraar, in verband met de crisis omstandigheden, er niet op rekenen mocht ets van dé sedert het Elfde Congres ver- cregen uitkomsten te mogen vertoonen. [>e onmiskenbare verbetering in de toestan den heeft ten goede gewerkt. Na ruim twee dn een half jaar niet met helium te hebben binnen werken, was hij daartoe dezer dar jen weder in staat en wel bijwijze van generale repetitie voor het Congres. Het liep den geheelen middag druk en de verschillende srtaclia van vloeibare luohtb bot vloeibaar waterstofgas en einde lijk tot vloeibaar helium word en de on derzoekingen door helpers van den hoog eer aar gedemonstreerd en met afbeeldin gen verduidelijkt. bewondering voor 's hoogleer aars onderzoekingen werden de demonstraties gevolgd, en staarde men op de „koud'ste plaats der aarde", die in do werkplaats van prof. Kamerlingh Onnes ligt. Hiermede waren voor den tweeden dag le wetenschappelijke werkzaamheden af ge- laan. Bezoek aan bezienswaar digheden. Do verschillende instellingen, uit een of inder oogpunt bezienswaardig, werden voorts tèzichtigd. In het bijzonder had de dóór den direc- eur van het Ethnographisoh Museum, nr. H. I. Joynboll aangerichte tentoonstelling, die trekking heeft op Hindoeïsme en Boedhis- ÏQf, een druk 'bezoek. Voor stelling in den Sohouwburg. BE Door de Nederlandsche Opera werd ia den Schouwburg de „Barbier van Sevilla" ge geven. den Congresleden aangeboden doon fle Commissie van Ontvangst. Wjj verwijzen naar het verslag elders in flt Blad. In „Amicifcia." Na afloop van de voorstelling had een eenkomst plaats in de sociëteit „Amicitia", ar het bekende Leidsche gezelschap „The Blue Band" een concert gaf, en de aanwe- frgen in een opgewekte stemming bracht en field. In de afdeelingen. Hedenvoormiddag vingen de werkz&am- eden in de afdeelingen weder aan. ïu het Organisch Chemisch Laborato- um vergaderde de onderafdeel in g voor scheikunde van de afdeeling Wis- eai Na- Cwurkundige Wetenschappen. Dr. W. P. A. Jonker, uit Zwolle, qpende de r'n der sprekers met een verhandeling öVer „het ontstaan van phosphorieteri'; prof J. Straub (Utrecht), sprak over „ad- jWiptie van zuren aan wol"; dr. P. E. Ver fde (Rotterdam), behandelde „de hydra- l^-ie-snélheid van alkylbamsteen zuuranhy- fwieden.' Hierop volgde een voordracht over de «methodiek van het elementair onderwijs in öo organische chemie"; de heer H. J. Prin3, Nit Hilversum, sprak over „Nieuwe alge mene synthesen in de organische Chemie", waarna dr. D. H. Wester, van 's-Graveu- jjage, deze belangrijke bijeenkomst besloot He{. een „mededeeling over phytochemie." iJe onderafdeeling voor Natuurkunde hield bijeenkomst in de groobe collegezaal n bet Anorganisch-Ckemisch Laborafco- Waarin dr. F. A. Vening Meinesz, uit t)iïlr?r een voordruchfc hield over: ,'De !öficrS-?g-xV1an spnnningsvraagstukken uit de wast cifceitsleer met hulp van complexe Rotheden dr. P. H. van Citbert (Utrecht) Dok °Ver ,,den opbouw der zonnestralen." «twin no0 meerdere sprekers, J in de kleine' collegezaal1 van hetzelfde' Laboratorium voor de onderafdeeling voor Wiskunde mede een aantal sprekers wiskun dige onderwerpen behandelden. De afdeeling Biologische Wetenschappen hield baar laatste bijeenkomst weder in het Botanisch Laboratorium. In de afdeeling Geneeskundige Weten schappen, die haai- tweede bijeenkomst in hot Academisch Ziekenhuis hield, kreeg de kwaal van den dag vooral een beurt en dr.. C. J. C. van Hoogenhuize, uit-Amster dam, sprak over de bacteriologie van de griep; dr. P. Ruitonga, van Amsterdam, han delde over de kliniek voor deze ziekte, terwijl eindelek een ambtgenoot van de twee i voorgaande artsen uit Amsterdam, dr. W. M. de Vries, de pathologische anatomie dezer riekte behandelde. De wetenschappelijke 'bijeenkomsten der 3fdoelingen werden besloten door oen verga dering der vierdo afdeeling; Geologisch- gecgrapöiische Wetenschappen, in het Ph,r- raaceutisch Laboratorium. H'er spraken achtereenvolgens de hoeren K. Oestreich (Utrecht), J. Versluis ('s-Gra- veuhago), P. Rruizinga (Rijswijk) en W. F. Gesolf (Rotterdam). Des namiddags werd de tweede eQ laatste 1 algeraeene vergadering in de Stadszaal ge houden. Voordracht van dr. Easton. Dt. C Easton, uit Amsterdam, hield een voordracht over „Periodiciteit in Winfcer- teir.peratuur." Er is oen tijd geweest, zedde spr., dat men de oplossing der weervoorspelling op lan gen termijn die ons, in deze jaren van brandstofnood, wat de winters betreft, zoo mooi te paa zou komen voor 't grijpen meende te hebben na het midden der vo rige eeuw, toen Schwab© do elfjarige perio- i dicitedt in de zonnevlekken gevonden bad, on Sabine e. a. woldra aantoonden, dat de afwijkingen van het aardmagnetisme juist dezelfde sohommelingen vertoonden. Er be- j stond' dus reohtstreoksoh verband tussohen I periodieke verschijnselen aan het aard oppervlak en het zonoppervlalc. Zelfs werd oen zeker parallelisme gevonden tussohen die wisselende „zonsaotiviteit" en do aard- söhe temperatuur, maar dan hoofdzakelijk in do tropische gewesten en van uiterst ge ringen, praktisch onbelangrijken omvang. Opnieuw zochten Koppen en anderen naar periodiciteit in meteorologische verschijn- selon, op grond van de berichten der oude kronieken, maar tegen 't laatst der 19de eeuw scheen men al zulke pogingen als vruchteloos te moeten opgeven. Het had spr. eohter getroffen dat bij die naaporingen te zeer aan het terugkeer en van bijzondere winters of zomers na stipt afgebakende tijdvakken gezocht, werd, en I da/b voorts het historische materiaal betrek- king had op gebieden die klimatologisch te zeer verscheiden, somtijds aan elkaar j tegengesteld waren. Een nieuwe bewerking bracht hem in 1904 op het spoor eener pe- j riodiciteit die zich in veelvouden van 44tyj jaar scheen te uiten, vooral in 89 jaar, on die gekenmerkt werd door groepen van strengere winters in den aanvang en war- mere winters tegen het einde. Een derge- J lijke groot© periodiciteit (8 meer malen de bekende elfjarige) kon merkwaardiger- j wijs ook op de Zon worden aangeduid en o.a. op het Natuur- en Geneeskundig Con- I gres te Arnhem in 1905 deed spr. daarvan I in een der. secties mededeeling. In de volgende jaren hieldt spr. zich I bezig met heb aanvullen en schiften van de historische gegevens over strenge en warme winters. Toen deze arbeid verricht was, werd tevergeefs getraoht, door ana lyse zonder voorafgaande onderstelling ten aanzien eener periodiciteit, zulk een perio diciteit te bepalen. Dat de vroeger gevon den 89-jarigo schommeling werkelijk be staat, meent eohter spr. langs een anderen weg te kunnen aantoonendoor vergelij king namelijk van de thermometerwaarne mingen te Parijs en de Bilt tussohen 1823 en 1916 met de „historische kromme" men ziet dan dat do „tliermometrisohe kromme" vrijwel in eerstgenoemde past. Ook de over eenkomstige pulsatie aan het zonsoppervlak is te treffend om aan toeval te kunnen toe geschreven worden. Spr. neemt dus aan dat er in de winter- temp eraturen in West-Europa een 44^-ja rige en een 89-jarige periodiciteit bestaat, met wellicht nog een groot ere periode misschien is deze periodiciteit als een „resonnans-versohijnsel" op te vatten. De reeks zachte winters die wij vóór 1917 be leefd hebben, klopte opmerkelijk goed met de in 1905 uitgesproken verwachting en do strenge nawinter van 1917 is juist op het keerpunt der periode gekomen. Wij zouden dus in de eerstvolgende 22 jaar over 't ge heel koudere winters (hoewel misschien af gewisseld door enkele warme) te verwach ten hebben, en misschien nog een of twee zeer strenge winters. Een onderzoek,' door den heer P. H. Galló, in de Bilt, verricht naar de correlatie tusscken de kracht van den N.-O. passaal in den Atlantisohen Ooeaan en de temperatuur van den volgen den winter in Europa acht spr. veelbelo vend voor een nadere preedseering dezer prognose op langen termijn. Zulk een pre- cdseoring is overigens misschien ook te ver wachten van een verdere bestudeering Ier verschijnsel on aan het zonsoppervlak. De voordracht werd door enkele groot© diagrammen verduidelijkt. yoordtaolifc van prof. dr. Kruyt. Prol dr. H. R. Kruyt sprak over „De be- teekenis der „Kolloidchemie voor andere wetenschappen." Spr. begint met er op te "wijzen vam hoe groot belang de ontwikkeling der physischo ahemie geweest is voor de biologische en medische wetensohapponDe ontwikkeling van dit vak omstreeks 1890 heeft toen ter stond aanleiding gegeven tot velerlei toe passing van de nieuw verworven kennis op biologisch terrein. Men denke slechts aan de combinatie van 't Hoff-Hugo de Vries ten aanzien van den osmotisohen druk en aan het werk van onzen landgenoot H. J. Hamburger. Toch was er destijds een hiaat, dat op den duur do samenwerking zou moeten ver storen in de physisohe chemie van het einde dier negentiende eeuw was geen plaats voor do kolloide systemen e-n do levendo natuur ia uit materiaal opgebouwd, dat voor het grootste deel zich in kolloiden toe stand bevindt-. Men zou dus denken, dat de webten van Van 't Hoff en Arrhenius on bruikbaar waren voor de verklaring van het gebeuren in de georganiseerde wereld'; dat dit niet het geval was is daaraan too te schrijven, dat in de osmose toevalliger wijze juist een kolloidé massa een zekere geheimzinnige rol speelt, nl. het semi-per- meabelo membraam. Men liet zich daar toen verder niet med'e in, maar kon de wetten der osmose als do werkwijze dezer kolloide massa's opvatten en ze zoodoende in dé biologie hanteeren. De zg. kolloide oplossingen, die eveneens zeer verbreid voorkomen, waren osmotisch inactief en waren dus uitgeschakeld, maar niet doorgrond. Noch de phasenleer, nooh de ohenilsoiie thermodynamica hebben den biologischen wetenschappen veel nut kunnen brengen, slechts dé radiochemie en de kolloidohftmie konden nieuwe gezichtspunten openen. De kolloidscheanische vraagstukken stolden in- fcussohen geheel nieuwe problemen en eisoli- ten van den onderzoeker het inslaan van principieel geheel nieuwe wegen on het ia te begrijpen, dat het moeite beeft gekost die te vinden. Van Bommel en heeft in het laatste deel der negentiende eeuw vrij eenzaam de door Graham begonnen studie dor kollodden voorbgeset. Hij heeft oen groob feiten materiaal bijeen gebracht waaruit het on toereikende der klassieke ohemie in dit ter rein bleek. Heeft hij zelf de nieuwe ban om niet meer kunnen openen, rijn negatieve ervaringen hebben voor anderen den jveig geeffend'. Het keerpunt in de ontwikkeling (ter kolloidchemie ligt feitelijk daar, waar het iq 1908 ontdekte ultramicroscoop van Sie- dentopf en Zsygonondi de zekerheid ver schafte, dat althans talrijke anorganische kolloiden in vloeibare systemen micro-hete rogeen rijn. Het vloeibare kolloide stelsel, de z.g. solen, kon men dus met zekerheid als uiterste fijne supensie of emulsie opvat ten en dit als uitgangspunt zijner beschou wingen nemen Was van -uit dat gezichtspunt de statica der solen doorzichtig, de dynamica bleek oen veel diepzinniger probleem. Spr. her innert aan do fundamenteel© onderzoekin gen der susponsoiden, die zoo gevoelig zijn voor electrolyten en bij welke de electri- sobe lading een zoo groote rol speelt. Het kwaim er op aan een theoretisch en grondslag te kiezen, waarop het mogelijk zou zijn deze fundamenteel en feiten in ou derlingen samenhang te plaatsen. Allereerst dient geconstateerd, dat opper vlakte-verschijnsels hier de belangrijkste rol speden, een niet verwonderlijk feit, gezien da enorme gezamenlijke oppervlakte, waarmede de deeltjes aan de vloeistof grenzen De con centratie van stoffen, die in de vloeistof werkelijk opgelost zijn, is in de grenslagen, anders dan in de overige vloeistof. Dit ver schijnsel, dat men adsorptie noemt, is al reeds -door William Giibbs theoretisch gedis cussieerd en onder den drang der kolloid- checn-ische problemen nu veelvuldig onder zocht; Van Bemmelen besefte er ai roods le belangrijkheid van en Freundlich heeft hot de toekomende plaats gegeven. Hij heeft op de prominente be toeken is gewezen, die de eigenaardige verdeeling der opgeloste stof fen tussohen vloeistof en adsorbeerend opper, vliak heeft voer de interpretatie der koilloid- bhemisohe feiten. Freundlich heeft nu do stoute ondersteling gemaakt, dat van oen eleetrolyt elk dor ionen op zijn wijze gead sorbeerd wordt en dat het in overmaat ge- adiSOibeoiKie ion oorzaak is van de elect rise he lading, die de kolloide deeltjes blijken to bezitten. Het belangrijkste resultaat dezer overwo gingen ligt ongetwijfeld daarin, dat zij doen begrijpen, waarom de uitvlokkende kracht van ionen zoo onevenredig verschilt naar gelang ze één-, twee- of drievoudige electri- scho lading dragen, hetgeen door spr. aan een voorbeeld wordt toegelicht, on dor ge bruikmaking van een graphisohe voorstel ling. De theorie 'liet zich fraai verifieeren aan onderzoekingen over capillair-eloctrische ve- schijnoelen. Daarbij kwamen verschillende nieuwe verklaringen voor den dag, hetgeen spr. toelicht aan de uitkomsten van zijn on derzoekingen over stroomingspotentialen dio de 'onregelmatige uibvlokkingsreekson ver klaarden en den schijnbaar zoo géheimzinni- gen invloed van kleine spoortjes eleetrolyt begrijp dijk maakten. Deze verhoogen nl. die stabiliteit en werken pepti9oerend. Gold al het gesprokene voor susponsoiden, bij de eiwitten liggen de verhoudingen an ders: deze zijn z.g. lyophile in tegenstelling tot de lyophöbe kolloiden. Het is volkomen ongeoorloofd de uitkom sten van 'het onderzoek der ©ene calhegorio op de andere over te dragen, zonder zich scherp rekenschap te geven, in hoeverre dat werkelijke beteekenis kan hébben. Het is nl. gebleken, dat de elektrische lading bij de lyophile systemen niet de beslissende factor is over de stabiliteit, alhoewel zij ongetwij feld op haar wijze een rol speelt. Maar de affiniteit tusschen het water en do gesus pendeerde stof beheersoht hier de stabiliteits condities en toegevoegde stoffen brengen hierin wijzigingen aan al naarmate zij op die wisselwerking van gesuspendeerde stof en water hun invloed uitoefenen. Niet de electrovalcntio der ionen zal hier ham uitvlokkende kracht bepalen, maar de mate, waarin deze ionen -gerangschikt staan naar .gelang van den invloed* die zij op al lerlei physisch-chemische verschijnsels, en ook ep dé stabiliteit der lyophile kolloiden, uitoefenen. Gerien hefc groote' verschil tusschen deze twee groepen van kolloiden is de vraag wel gerezen of er eigenlgk reden was om ze sa men te vatten onder één begrip; of er eigen lijk wel eenige wisheid te putten was nifi da kennis de<r eene groep voon de andere.. iHefl zijn vooral de physiologen, die ongeduldig worden, nu zij de kolloidchemici zich zien ter diepen in de vraagstukken van i>.v. heb kolloide goud en andere anorganische stof fen. Het valt niet te ontkennen, dat het on derzoek in deze materie problemen heeft go- s'teld, waarvan de oplossing een zoo machtige fcekoiing uitoefent op den physico-chemicus, dat hij zich er niet van kan onthouden hun cplossing na te streven. En een misnoegd physioloog, Botazzi, heeft dan ook geprotes teerd en gezegd, dat het kolloide goud niet3 gemeen heeft met de eiwitoplossiogen, dat li: egenlftk niet eens een kolloid is en dat de heele kolloidchemie door het ulfcra- mi(£oscoop op een verkeerden weg gebracht is! Maar spr. meent dit als een vergissiüg te moeten beschouwen en wijst op de beteekenis vac de verworven kennis voor de stabiliteit van suspensies, op de waarde der verjongde adsorbtieleer en bovenal op den systematisch jl isten weg om eerst het eenvoudigere, daar na het gecompliceerde systeem te onder zoeken, vooral waar fraaie overgangsgeval len beschikbaar zijn. Ook bij de vaste kolloiden, de z.g. gelen, is deze weg juist gebleken, zooals spr. toe licht aan de onderzoekingen van Van Bem melen, Zsygmondi e. a., daarbij wijzend op bet groote belang van het nog weinig on derzochte gebied Van de zwelling. Overgaande tot het gebied der toepas singen. wijst spr. zeer kort op de nieuwere organisch-chemische reductiemethodes, de vet verharding, de rubber- en andere in dustrieën* voorts op physische en pharma- ceutische resultaten der kolloidchemie. Uit voeriger wordt daarna stilgestaan bij de adsorptieleer als verdeelingstheorie voor een stof over twee media, een vraagstuk, dat io do levende natuur telkens gesteld wordt ,n dat beschouwd is nu eens als van chemisch en aaid, dan weer uit het gezichtspunt der vaste oplossingen, maar dat thans veel beter begrepc-n kan worden, mu de wetten der ad sorptie beter bekend zijn. De nadere besfcu- deering van het kleur- of verfproces van uit dit gezichtspunt is een fraaie tusschenscha- kel om van zuivere laboratoriumsgevalien over te gaan tot resorpties in de georguii- seerde_ wereld. De wftze, waarop een Idêur- sLoC zich verdeelt tusschen verfbad en ve zel, of tusschen kleurvloeistof en microsco pisch praeparaat is een, zij het zeer vereen voudigd, „Schulce:sp:e." voo: de bndirgen, dio zich in het dierlijk lichaam afspelen. Zeer vereenvoudigd ongetwb'feld, maar de ervaring leert intusschen, dat bij het Verf proces de verhoudingen al gecompliceerd z\in, hoewel de draad van adsorptie en elec- trc-adsorptie er toch in te herkennen, is. Gok hier is dus wellicht een toegang tot de vraagstukken der levende natuur. "Wel is waar zijn de laboratoriumproeven met adsorbentia als bloedkool veel eenvoudi ger dan wat zich afspeelt aan de zwellende wanden in het organisme, nmr toch kan men zich nic. aan den indruk onttrekken, dat er een sterk paralellisme bestaat tusschen ad- sorptieptroeven in vitro en gebeurlijkheden in vivo. Alle stoffen, die in zeer kleine kwantiteiten groote effecten veroorzaken, be- liooren tot de sterk adsorbeerbar-e stoffen. Het omgekeerde is natuurlijk niet waar, het sterk geadsorbeerd worden bjj dssinfectie- muldelen, vergiften e.d. is dus niet de oor zaak, piaar wel de onmisbare voorwaarde voor hun werkzaamheid De adsorptieleer heeft dus niet de pretentie hier een beslis sende verklaring te zullen kunnen geven, maar wel om weg te wijzen omtrent het me chanisme der assimilatie. Spr. vestigt dan in het bijzonder de aan dacht op reacties als agglutinatie en p.re- ciptine working, zoodat men dus geneigd is te zoeken in algemeener verband naar kol- loichemische verklaringsprincipes voor de w'sselwerking van toxinen en antitoxinen. Het beeld, dat zulke reacties in vitro ver toonen, is zoo onmiskenbaar analoog aan dat van kolloichemische reacties, dat de we tenschap hier bovendien tegenover koiloi- disperse uitgangssystemen te slaan, noodza kelijk dwingt te trachten de ervaringen, die 'co verschillend gebied verkregen 'zijn, aanetc. te doen sluiten. De neiging daartoe wordt des te grooter, waar Ekrlich's z\jketenstheorie bft allen eer- Lied, die men voor haar als werkhypothese moet hebben, niet alleen den physico-chemi cus maar ook den volbloed scheikundige te genstaat. De theorie heeft immers de faux air van te zijn een mechanische verklaring, di op chemische analoga gegrondvest is. Maar spr. ontwikkelt daartegen bezwaren en herinnert aan de moeilijkheden, die voor elke niet kolloidchemische theorie (zooals ook b.v. van Arrhenius) overbleven. Hoewel dus geporteerd voor aansluiting met kolloidche mische verklaringen, ontveinst spr. zchniet, dat tegen zoodanigen gedachtengang, zoo als die b.v. bij Landsteiner in het hand boek van Kolle en Wassermann te vinden is, bezwaren z\jn in te breugen, die b.v. door de resonoantietheorie van Traube niet opge heven zijn. Heeft spr. eenerrijds groote verwachtin gen van samenwerking tussohen kolloid- chomio en biologische wetenschappen, ov. ten aanzien van desorptievroagstukken neurologische kwesties en pharmacologisohe werkingon, hij waarschuwt toch tegen een overdreven optimisme, <Ja«t veld) wint en zich openbaart in de neiging om voorshands onverklaarbare biologische feiten door een kolloidcüiecmisolie maoktsspreuk te ontraad selen. Veelal schudt daarbij niemand zoo zeer het hoofd als juist d!e kolloidoliemicus, want veelal brengt een vollediger kennis van het kalloidohemisoh analogon een ge voel van twijfel mede voor zulke voorba rig© theoriën. Men houde toch vooral in het oog, dat in dit jonge vak nog maar de eerste lijnen getrokken zijn en dat aan de uitkomsten niet dan met de grootste voor zichtigheid een algemeenero strekking ge geven mag worden, dan waarvoor zij vastge steld zijn. Maar ter wille van de groote mo gelijkheden, dio men gegeven voelt, bij een samenwerking van kolloidchemie on biolo gisch© wetenschappen, is het gewenscht, dat de beoefenaars dier wetenschappen over en weer elkanders problemen en suit a ten in het oog houden, opdat een vrucht* bare synthese gesteld worde als de bijd exj rijp voor is. Daartoe op te wekken, aldus besluit! spr. rijn rede, was rijn bedoeling, ÓS© z.L zoo zeer in den geest ligt van het Natuur* en Geneeskundig congres. Komst van den Prins. I Vanavond te zes uren komt Z. K. H. d* Prins naar hier, om mede aan te zitten oan( den gemeensohapfpelijken maaltijd in de stu dentensociëteit „Minerva." Do EngeL>ehen in het bezette gehicL Generaal Plumier, bevelhebber vaji het Britsche bezettingsleger in het rijngebied, heeft "de volgende bekendmaking uifcgevaar- d;gd: De toestand in Duitechland wordt dage lijks ernstiger door economische en indus trieels onlusten en stakingen. Tot nog toe hebben de bewoae:s van het doop de Britsche troepen bezet'.e gebied ordeljjk en wettig kunnen leven en -qjn hun gevechten en bloedvergieten bespaard ge^ bleven, welke andere derien van Duilscilandi get isfcerd hebben. Het is in het belang van alle inwonerg, dat dib zoo verder zal 'gaai. Groote voorraden levensmiddelen z'jn fc.'iana op komst en de verdeeling daarvan zal spoe dig geheel georganiseerd zijn. Stakingen en onlusten zullen den aige- irecnen toestand niet verbeteren, integen deel, ze zullen slechts ellende en rngeluk voortbrengen. In het belang van de bewoners van het do de Engelschen bezette 7erlang ik daa'om, dat allen met mq samenwerken om de orde te handhaven, slechts zoo han de bevolking de ellen-de bespaard worden, crie elders heerscht. fk bepaal, dat tot deze bekendmaking her roepen is, alle stakingen onwettig zijn, ik beve 1 verder allen ambtenaren >n arbei ders van elk beroep om aan hun arbeid te blijven, en ben, die in staking rijn, zoo spoedig mogelijk tot hun arbeid terug to keeren. Ik waarschuw allen, dat de strengt maat regelen genomen worden tegen iedir, die in tegenspraak met deze bekendmaking, «een staking eischt, bepleit of aansticht of zich op eenige andere wijze in tegenspraak met deze bekendmaking gedraagt. Ik verlang van allen, werkgevers en -nemers, lat ze zich onthouden zullen van elke uitdagende hou ding en oprecht voor het welzijn van hun vaderland samen te werken. Het is mijn vaste wil, de rechten der ar- be'ders en beambten in vollen omvang te doen toepassen. Alle strijdvragen en n-s> ningpverschillen kunnen aan de Britsche I autoriteiten worden voorgelegd ier bem:dd> L:ng; deze zullen beide par tb en sympathiek en onpartijdig hooren en zal rich alle moeite geven toestanden te scheppen, l'e allen be ledigen; de beslissing dezer autoriteiben zal echter bindend zjjn en onder geen omstandig heden is het ophouden van den arbeid ver oorloofd. De bemiddeling der Britsche autoriteiten mag echter slechts worden ingeroepen, wan neer alle betreffende Duifcsche oemiddelings* pogingen gefaald hebben. In de schaduw van. Clemcnccau. De „Gaulois" schrijft: „Iedereen kent tegenwoordig den h.^r, Georges Mandel. Iedereen weet, dat nij de kabinetschef en vertrouwensman^ van ;Jle- menceau is. Wij vinden dit goed ge'.ykend portret in een pas verschenen boek van den heer de C'hambure: Men kan geen denkbeelden over den heer Georges COemenceau uiten zonder te spre ken over den heer Georges Mandri, zjjn meest intiemen medewerker. Op het dagblad „l'Aurore" zag men op; een goeden dag een jongeman van ;jen jaar of 17 aankomen (de kabinetschef van den. minister-president is nog pas in de dertig) met een heel smal gezicht, als het unmet van een mes, netjes gekle?d en heel wel bespraakt, die de artikelen, die den vol genden morgen moesten verschenen, bij voorbaat in woorden scheen te orengen. Hij heette Georges Rothschild; zpn vader was kleermaker Rue de Trévise. H(i vond den naam Rothschild wel wat zwaar te dra gen en noemde zich maar Georges Mandei. Dank zij zjjn vasthoudendheid, rijn door-* zetten, zajn altqd aanwezig zijn, wist nij zich onmisbaar te maken aan den chef,' 'Clemenceau. Dit eenmaal bereikt, hield lijf met onveranderlijke trouw aan Clemenceau vast. zoowel wanneer het dezen slecht ais goed ging. Zoo was hij aan het kabinet van Clemenceau verbonden in 1906; zoo was hjj aan zjjn zijde in de „Homme Libre", in de .Homme Enchainé", zoo kwam hij 'ook in 1917 weer met Clemenceau aan aet mi nister-presidentschap. Daar hij aan journalistiek gedaan had, nam by als kabinetschef de perszaken ter hand, het verleeneri van vrijstelling aan journa listen en berichtgeving,, de censuur, enz Hg is de stille man, die achter Clemenceau aar. de touwtjes trekt. Geïnstalleerd :n het ministerie van oorlog, deelt hij met gezag de' bevelen van den minister-president, en zelfs zijn eigen bevelen, uit aan minis tors. kamerleden, zelfs aam geneianls. Hij is van alles op de hoogte; hij surveilleert alles. F(j is beleefd, maar kortaf, erg gezagheobe- rig en heel fel van aard en gemoedouden het smalle onbewogen masket^ van^ rijn ge zicht Hij vreest geen verantwoorde!ijknoii en h\j vreest de impopulariteit niet. Hij groote ervaring van de Franscho oobbekd wereld; hij kent er de menschen an hg legt voor zgu medemenschen slechts een zaer gematigde achting aan den dag. Te midden van het drama, dat wij leven, heeft hij "een wonderbaarlijke en m^rkwaar^ digo carrière weten te maken.*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1919 | | pagina 9