No. 1S145.
LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 26 April.
Derde Blad Anno 1919.
BUITENLAND.
1?fle Ned. Natuur- en Geneeskundig-
Congres.
III (Slot.)
Beeds merkten wij op dat, er veel belaas-
telling was voor de
Voordracht van dr. N. Bohr,
uit Kopenhagen. Wij laten hieronder een
kort overzicht van deze voordracht volgen
Na een kort. résumé van do vroeger© on
derzoekingen over do radioalitisoho stoffen,
osprak hij de Alphastralen en do Theorie
an Rutiherford over den bouw van hot
toom en weer op het belang van de fcril-
gon van het atoom in hot periodicte
steem, dart) de maat geeft voor de lading
an de kern.
In het tweede deel van zyn voordracht
baf hij eon omschrijving van den bouw van
rheb waterstof-atoom.
L Xtahr veronderstelt in den gedachtengang
[van de- quantum-theorie, dat do emissio
tn de spektra analyse door waterstof go-
Jiiedb in bepaaldq, processen, waarbij hot
Jccbron uit oen bepaalden bewegingstoe-
,jand overspringt in een anderen.
Spr. wijst vorder in het bijzonder op do
.panten, waarin de niéuwe opvattingen der
quantum^thearie overeenstemmen mot die
de oude theorie. Juist door deze na te
jgaan was het mogelijk de hypothesen dor
quantum-theorie aan te vullen en daardoor
^verschillende verschijnselen, die zich bij de
fpektra voordoen, t© verklaren In hot bij
zonder word gewezen op de kwesties, die
|»ph voordloen bij meer ingewikkelde syate-
nen, bij het Zeeman-effect, het Stark-effeob,
Aan do discussie nam prof. dr. W. A.
,utz deel, waarna prof. Elirenfest een
'slotwoord sprak. Beiden brachten dank
aan den epr., voor zijn voordracht.
Demonstratie van vloei
baar helium.
Ongetwijfeld was het» voor vele Congres-
bezoekers een aangename verrassing in het
'»rste nummer van het door hefc Congres-
Jmreau uitgegeven Vlugschrift" te lozen,
Jab prof. Kamerlinglh Onnes Vrijdag van
2 tot 5 uren in heb Natuurkundig Labora/-
boriuan vloedbaar holium zou kunnen ver
soenen, zoodat ieder de gelegenheid zou
hebben vloeibaar helium te zien.
Bij het opmaken van het Congres-pro
gramma was de toestand oog zoo, dat de
ïoogleeraar, in verband met de crisis
omstandigheden, er niet op rekenen mocht
ets van dé sedert het Elfde Congres ver-
cregen uitkomsten te mogen vertoonen.
[>e onmiskenbare verbetering in de toestan
den heeft ten goede gewerkt. Na ruim twee
dn een half jaar niet met helium te hebben
binnen werken, was hij daartoe dezer dar
jen weder in staat en wel bijwijze van
generale repetitie voor het Congres.
Het liep den geheelen middag druk en
de verschillende srtaclia van vloeibare
luohtb bot vloeibaar waterstofgas en einde
lijk tot vloeibaar helium word en de on
derzoekingen door helpers van den hoog
eer aar gedemonstreerd en met afbeeldin
gen verduidelijkt.
bewondering voor 's hoogleer aars
onderzoekingen werden de demonstraties
gevolgd, en staarde men op de „koud'ste
plaats der aarde", die in do werkplaats
van prof. Kamerlingh Onnes ligt.
Hiermede waren voor den tweeden dag
le wetenschappelijke werkzaamheden af ge-
laan.
Bezoek aan bezienswaar
digheden.
Do verschillende instellingen, uit een of
inder oogpunt bezienswaardig, werden voorts
tèzichtigd.
In het bijzonder had de dóór den direc-
eur van het Ethnographisoh Museum, nr. H.
I. Joynboll aangerichte tentoonstelling, die
trekking heeft op Hindoeïsme en Boedhis-
ÏQf, een druk 'bezoek.
Voor stelling in den
Sohouwburg.
BE Door de Nederlandsche Opera werd ia den
Schouwburg de „Barbier van Sevilla" ge
geven. den Congresleden aangeboden doon
fle Commissie van Ontvangst.
Wjj verwijzen naar het verslag elders in
flt Blad.
In „Amicifcia."
Na afloop van de voorstelling had een
eenkomst plaats in de sociëteit „Amicitia",
ar het bekende Leidsche gezelschap „The
Blue Band" een concert gaf, en de aanwe-
frgen in een opgewekte stemming bracht en
field.
In de afdeelingen.
Hedenvoormiddag vingen de werkz&am-
eden in de afdeelingen weder aan.
ïu het Organisch Chemisch Laborato-
um vergaderde de onderafdeel in g voor
scheikunde van de afdeeling Wis- eai Na-
Cwurkundige Wetenschappen.
Dr. W. P. A. Jonker, uit Zwolle, qpende
de r'n der sprekers met een verhandeling
öVer „het ontstaan van phosphorieteri'; prof
J. Straub (Utrecht), sprak over „ad-
jWiptie van zuren aan wol"; dr. P. E. Ver
fde (Rotterdam), behandelde „de hydra-
l^-ie-snélheid van alkylbamsteen zuuranhy-
fwieden.'
Hierop volgde een voordracht over de
«methodiek van het elementair onderwijs in
öo organische chemie"; de heer H. J. Prin3,
Nit Hilversum, sprak over „Nieuwe alge
mene synthesen in de organische Chemie",
waarna dr. D. H. Wester, van 's-Graveu-
jjage, deze belangrijke bijeenkomst besloot
He{. een „mededeeling over phytochemie."
iJe onderafdeeling voor Natuurkunde hield
bijeenkomst in de groobe collegezaal
n bet Anorganisch-Ckemisch Laborafco-
Waarin dr. F. A. Vening Meinesz, uit
t)iïlr?r een voordruchfc hield over: ,'De
!öficrS-?g-xV1an spnnningsvraagstukken uit de
wast cifceitsleer met hulp van complexe
Rotheden dr. P. H. van Citbert (Utrecht)
Dok °Ver ,,den opbouw der zonnestralen."
«twin no0 meerdere sprekers,
J in de kleine' collegezaal1 van hetzelfde'
Laboratorium voor de onderafdeeling voor
Wiskunde mede een aantal sprekers wiskun
dige onderwerpen behandelden.
De afdeeling Biologische Wetenschappen
hield baar laatste bijeenkomst weder in het
Botanisch Laboratorium.
In de afdeeling Geneeskundige Weten
schappen, die haai- tweede bijeenkomst in
hot Academisch Ziekenhuis hield, kreeg de
kwaal van den dag vooral een beurt en
dr.. C. J. C. van Hoogenhuize, uit-Amster
dam, sprak over de bacteriologie van de
griep; dr. P. Ruitonga, van Amsterdam, han
delde over de kliniek voor deze ziekte,
terwijl eindelek een ambtgenoot van de twee i
voorgaande artsen uit Amsterdam, dr. W. M.
de Vries, de pathologische anatomie dezer
riekte behandelde.
De wetenschappelijke 'bijeenkomsten der
3fdoelingen werden besloten door oen verga
dering der vierdo afdeeling; Geologisch-
gecgrapöiische Wetenschappen, in het Ph,r-
raaceutisch Laboratorium.
H'er spraken achtereenvolgens de hoeren
K. Oestreich (Utrecht), J. Versluis ('s-Gra-
veuhago), P. Rruizinga (Rijswijk) en W.
F. Gesolf (Rotterdam).
Des namiddags werd de tweede eQ laatste
1 algeraeene vergadering in de Stadszaal ge
houden.
Voordracht van dr. Easton.
Dt. C Easton, uit Amsterdam, hield een
voordracht over „Periodiciteit in Winfcer-
teir.peratuur."
Er is oen tijd geweest, zedde spr., dat men
de oplossing der weervoorspelling op lan
gen termijn die ons, in deze jaren van
brandstofnood, wat de winters betreft, zoo
mooi te paa zou komen voor 't grijpen
meende te hebben na het midden der vo
rige eeuw, toen Schwab© do elfjarige perio- i
dicitedt in de zonnevlekken gevonden bad,
on Sabine e. a. woldra aantoonden, dat de
afwijkingen van het aardmagnetisme juist
dezelfde sohommelingen vertoonden. Er be- j
stond' dus reohtstreoksoh verband tussohen I
periodieke verschijnselen aan het aard
oppervlak en het zonoppervlalc. Zelfs werd
oen zeker parallelisme gevonden tussohen
die wisselende „zonsaotiviteit" en do aard-
söhe temperatuur, maar dan hoofdzakelijk
in do tropische gewesten en van uiterst ge
ringen, praktisch onbelangrijken omvang.
Opnieuw zochten Koppen en anderen naar
periodiciteit in meteorologische verschijn-
selon, op grond van de berichten der oude
kronieken, maar tegen 't laatst der 19de
eeuw scheen men al zulke pogingen als
vruchteloos te moeten opgeven.
Het had spr. eohter getroffen dat bij die
naaporingen te zeer aan het terugkeer en
van bijzondere winters of zomers na stipt
afgebakende tijdvakken gezocht, werd, en I
da/b voorts het historische materiaal betrek-
king had op gebieden die klimatologisch te
zeer verscheiden, somtijds aan elkaar j
tegengesteld waren. Een nieuwe bewerking
bracht hem in 1904 op het spoor eener pe- j
riodiciteit die zich in veelvouden van 44tyj
jaar scheen te uiten, vooral in 89 jaar, on
die gekenmerkt werd door groepen van
strengere winters in den aanvang en war-
mere winters tegen het einde. Een derge- J
lijke groot© periodiciteit (8 meer malen
de bekende elfjarige) kon merkwaardiger- j
wijs ook op de Zon worden aangeduid en
o.a. op het Natuur- en Geneeskundig Con- I
gres te Arnhem in 1905 deed spr. daarvan I
in een der. secties mededeeling.
In de volgende jaren hieldt spr. zich I
bezig met heb aanvullen en schiften van de
historische gegevens over strenge en
warme winters. Toen deze arbeid verricht
was, werd tevergeefs getraoht, door ana
lyse zonder voorafgaande onderstelling ten
aanzien eener periodiciteit, zulk een perio
diciteit te bepalen. Dat de vroeger gevon
den 89-jarigo schommeling werkelijk be
staat, meent eohter spr. langs een anderen
weg te kunnen aantoonendoor vergelij
king namelijk van de thermometerwaarne
mingen te Parijs en de Bilt tussohen 1823
en 1916 met de „historische kromme" men
ziet dan dat do „tliermometrisohe kromme"
vrijwel in eerstgenoemde past. Ook de over
eenkomstige pulsatie aan het zonsoppervlak
is te treffend om aan toeval te kunnen toe
geschreven worden.
Spr. neemt dus aan dat er in de winter-
temp eraturen in West-Europa een 44^-ja
rige en een 89-jarige periodiciteit bestaat,
met wellicht nog een groot ere periode
misschien is deze periodiciteit als een
„resonnans-versohijnsel" op te vatten. De
reeks zachte winters die wij vóór 1917 be
leefd hebben, klopte opmerkelijk goed met
de in 1905 uitgesproken verwachting en do
strenge nawinter van 1917 is juist op het
keerpunt der periode gekomen. Wij zouden
dus in de eerstvolgende 22 jaar over 't ge
heel koudere winters (hoewel misschien af
gewisseld door enkele warme) te verwach
ten hebben, en misschien nog een of twee
zeer strenge winters. Een onderzoek,' door
den heer P. H. Galló, in de Bilt, verricht
naar de correlatie tusscken de kracht van
den N.-O. passaal in den Atlantisohen
Ooeaan en de temperatuur van den volgen
den winter in Europa acht spr. veelbelo
vend voor een nadere preedseering dezer
prognose op langen termijn. Zulk een pre-
cdseoring is overigens misschien ook te ver
wachten van een verdere bestudeering Ier
verschijnsel on aan het zonsoppervlak.
De voordracht werd door enkele groot©
diagrammen verduidelijkt.
yoordtaolifc van prof.
dr. Kruyt.
Prol dr. H. R. Kruyt sprak over „De be-
teekenis der „Kolloidchemie voor andere
wetenschappen."
Spr. begint met er op te "wijzen vam hoe
groot belang de ontwikkeling der physischo
ahemie geweest is voor de biologische en
medische wetensohapponDe ontwikkeling
van dit vak omstreeks 1890 heeft toen ter
stond aanleiding gegeven tot velerlei toe
passing van de nieuw verworven kennis
op biologisch terrein. Men denke slechts
aan de combinatie van 't Hoff-Hugo de
Vries ten aanzien van den osmotisohen druk
en aan het werk van onzen landgenoot H.
J. Hamburger.
Toch was er destijds een hiaat, dat op
den duur do samenwerking zou moeten ver
storen in de physisohe chemie van het
einde dier negentiende eeuw was geen plaats
voor do kolloide systemen e-n do levendo
natuur ia uit materiaal opgebouwd, dat
voor het grootste deel zich in kolloiden toe
stand bevindt-. Men zou dus denken, dat de
webten van Van 't Hoff en Arrhenius on
bruikbaar waren voor de verklaring van
het gebeuren in de georganiseerde wereld';
dat dit niet het geval was is daaraan too
te schrijven, dat in de osmose toevalliger
wijze juist een kolloidé massa een zekere
geheimzinnige rol speelt, nl. het semi-per-
meabelo membraam. Men liet zich daar
toen verder niet med'e in, maar kon de
wetten der osmose als do werkwijze dezer
kolloide massa's opvatten en ze zoodoende
in dé biologie hanteeren. De zg. kolloide
oplossingen, die eveneens zeer verbreid
voorkomen, waren osmotisch inactief en
waren dus uitgeschakeld, maar niet
doorgrond.
Noch de phasenleer, nooh de ohenilsoiie
thermodynamica hebben den biologischen
wetenschappen veel nut kunnen brengen,
slechts dé radiochemie en de kolloidohftmie
konden nieuwe gezichtspunten openen. De
kolloidscheanische vraagstukken stolden in-
fcussohen geheel nieuwe problemen en eisoli-
ten van den onderzoeker het inslaan van
principieel geheel nieuwe wegen on het ia
te begrijpen, dat het moeite beeft gekost
die te vinden.
Van Bommel en heeft in het laatste deel
der negentiende eeuw vrij eenzaam de door
Graham begonnen studie dor kollodden
voorbgeset. Hij heeft oen groob feiten
materiaal bijeen gebracht waaruit het on
toereikende der klassieke ohemie in dit ter
rein bleek. Heeft hij zelf de nieuwe ban om
niet meer kunnen openen, rijn negatieve
ervaringen hebben voor anderen den jveig
geeffend'.
Het keerpunt in de ontwikkeling (ter
kolloidchemie ligt feitelijk daar, waar het
iq 1908 ontdekte ultramicroscoop van Sie-
dentopf en Zsygonondi de zekerheid ver
schafte, dat althans talrijke anorganische
kolloiden in vloeibare systemen micro-hete
rogeen rijn. Het vloeibare kolloide stelsel,
de z.g. solen, kon men dus met zekerheid
als uiterste fijne supensie of emulsie opvat
ten en dit als uitgangspunt zijner beschou
wingen nemen
Was van -uit dat gezichtspunt de statica
der solen doorzichtig, de dynamica bleek
oen veel diepzinniger probleem. Spr. her
innert aan do fundamenteel© onderzoekin
gen der susponsoiden, die zoo gevoelig zijn
voor electrolyten en bij welke de electri-
sobe lading een zoo groote rol speelt.
Het kwaim er op aan een theoretisch en
grondslag te kiezen, waarop het mogelijk
zou zijn deze fundamenteel en feiten in ou
derlingen samenhang te plaatsen.
Allereerst dient geconstateerd, dat opper
vlakte-verschijnsels hier de belangrijkste rol
speden, een niet verwonderlijk feit, gezien da
enorme gezamenlijke oppervlakte, waarmede
de deeltjes aan de vloeistof grenzen De con
centratie van stoffen, die in de vloeistof
werkelijk opgelost zijn, is in de grenslagen,
anders dan in de overige vloeistof. Dit ver
schijnsel, dat men adsorptie noemt, is al
reeds -door William Giibbs theoretisch gedis
cussieerd en onder den drang der kolloid-
checn-ische problemen nu veelvuldig onder
zocht; Van Bemmelen besefte er ai roods le
belangrijkheid van en Freundlich heeft hot
de toekomende plaats gegeven. Hij heeft op
de prominente be toeken is gewezen, die de
eigenaardige verdeeling der opgeloste stof
fen tussohen vloeistof en adsorbeerend opper,
vliak heeft voer de interpretatie der koilloid-
bhemisohe feiten. Freundlich heeft nu do
stoute ondersteling gemaakt, dat van oen
eleetrolyt elk dor ionen op zijn wijze gead
sorbeerd wordt en dat het in overmaat ge-
adiSOibeoiKie ion oorzaak is van de elect rise he
lading, die de kolloide deeltjes blijken to
bezitten.
Het belangrijkste resultaat dezer overwo
gingen ligt ongetwijfeld daarin, dat zij doen
begrijpen, waarom de uitvlokkende kracht
van ionen zoo onevenredig verschilt naar
gelang ze één-, twee- of drievoudige electri-
scho lading dragen, hetgeen door spr. aan
een voorbeeld wordt toegelicht, on dor ge
bruikmaking van een graphisohe voorstel
ling.
De theorie 'liet zich fraai verifieeren aan
onderzoekingen over capillair-eloctrische ve-
schijnoelen. Daarbij kwamen verschillende
nieuwe verklaringen voor den dag, hetgeen
spr. toelicht aan de uitkomsten van zijn on
derzoekingen over stroomingspotentialen dio
de 'onregelmatige uibvlokkingsreekson ver
klaarden en den schijnbaar zoo géheimzinni-
gen invloed van kleine spoortjes eleetrolyt
begrijp dijk maakten. Deze verhoogen nl. die
stabiliteit en werken pepti9oerend.
Gold al het gesprokene voor susponsoiden,
bij de eiwitten liggen de verhoudingen an
ders: deze zijn z.g. lyophile in tegenstelling
tot de lyophöbe kolloiden.
Het is volkomen ongeoorloofd de uitkom
sten van 'het onderzoek der ©ene calhegorio
op de andere over te dragen, zonder zich
scherp rekenschap te geven, in hoeverre dat
werkelijke beteekenis kan hébben. Het is nl.
gebleken, dat de elektrische lading bij de
lyophile systemen niet de beslissende factor
is over de stabiliteit, alhoewel zij ongetwij
feld op haar wijze een rol speelt. Maar de
affiniteit tusschen het water en do gesus
pendeerde stof beheersoht hier de stabiliteits
condities en toegevoegde stoffen brengen
hierin wijzigingen aan al naarmate zij op
die wisselwerking van gesuspendeerde stof
en water hun invloed uitoefenen.
Niet de electrovalcntio der ionen zal hier
ham uitvlokkende kracht bepalen, maar de
mate, waarin deze ionen -gerangschikt staan
naar .gelang van den invloed* die zij op al
lerlei physisch-chemische verschijnsels, en
ook ep dé stabiliteit der lyophile kolloiden,
uitoefenen.
Gerien hefc groote' verschil tusschen deze
twee groepen van kolloiden is de vraag wel
gerezen of er eigenlgk reden was om ze sa
men te vatten onder één begrip; of er eigen
lijk wel eenige wisheid te putten was nifi
da kennis de<r eene groep voon de andere.. iHefl
zijn vooral de physiologen, die ongeduldig
worden, nu zij de kolloidchemici zich zien
ter diepen in de vraagstukken van i>.v. heb
kolloide goud en andere anorganische stof
fen. Het valt niet te ontkennen, dat het on
derzoek in deze materie problemen heeft go-
s'teld, waarvan de oplossing een zoo machtige
fcekoiing uitoefent op den physico-chemicus,
dat hij zich er niet van kan onthouden hun
cplossing na te streven. En een misnoegd
physioloog, Botazzi, heeft dan ook geprotes
teerd en gezegd, dat het kolloide goud niet3
gemeen heeft met de eiwitoplossiogen, dat
li: egenlftk niet eens een kolloid is en
dat de heele kolloidchemie door het ulfcra-
mi(£oscoop op een verkeerden weg gebracht
is! Maar spr. meent dit als een vergissiüg te
moeten beschouwen en wijst op de beteekenis
vac de verworven kennis voor de stabiliteit
van suspensies, op de waarde der verjongde
adsorbtieleer en bovenal op den systematisch
jl isten weg om eerst het eenvoudigere, daar
na het gecompliceerde systeem te onder
zoeken, vooral waar fraaie overgangsgeval
len beschikbaar zijn.
Ook bij de vaste kolloiden, de z.g. gelen,
is deze weg juist gebleken, zooals spr. toe
licht aan de onderzoekingen van Van Bem
melen, Zsygmondi e. a., daarbij wijzend op
bet groote belang van het nog weinig on
derzochte gebied Van de zwelling.
Overgaande tot het gebied der toepas
singen. wijst spr. zeer kort op de nieuwere
organisch-chemische reductiemethodes, de
vet verharding, de rubber- en andere in
dustrieën* voorts op physische en pharma-
ceutische resultaten der kolloidchemie. Uit
voeriger wordt daarna stilgestaan bij de
adsorptieleer als verdeelingstheorie voor een
stof over twee media, een vraagstuk, dat io
do levende natuur telkens gesteld wordt ,n
dat beschouwd is nu eens als van chemisch en
aaid, dan weer uit het gezichtspunt der
vaste oplossingen, maar dat thans veel beter
begrepc-n kan worden, mu de wetten der ad
sorptie beter bekend zijn. De nadere besfcu-
deering van het kleur- of verfproces van uit
dit gezichtspunt is een fraaie tusschenscha-
kel om van zuivere laboratoriumsgevalien
over te gaan tot resorpties in de georguii-
seerde_ wereld. De wftze, waarop een Idêur-
sLoC zich verdeelt tusschen verfbad en ve
zel, of tusschen kleurvloeistof en microsco
pisch praeparaat is een, zij het zeer vereen
voudigd, „Schulce:sp:e." voo: de bndirgen,
dio zich in het dierlijk lichaam afspelen.
Zeer vereenvoudigd ongetwb'feld, maar de
ervaring leert intusschen, dat bij het Verf
proces de verhoudingen al gecompliceerd
z\in, hoewel de draad van adsorptie en elec-
trc-adsorptie er toch in te herkennen, is.
Gok hier is dus wellicht een toegang tot de
vraagstukken der levende natuur.
"Wel is waar zijn de laboratoriumproeven
met adsorbentia als bloedkool veel eenvoudi
ger dan wat zich afspeelt aan de zwellende
wanden in het organisme, nmr toch kan men
zich nic. aan den indruk onttrekken, dat er
een sterk paralellisme bestaat tusschen ad-
sorptieptroeven in vitro en gebeurlijkheden
in vivo. Alle stoffen, die in zeer kleine
kwantiteiten groote effecten veroorzaken, be-
liooren tot de sterk adsorbeerbar-e stoffen.
Het omgekeerde is natuurlijk niet waar, het
sterk geadsorbeerd worden bjj dssinfectie-
muldelen, vergiften e.d. is dus niet de oor
zaak, piaar wel de onmisbare voorwaarde
voor hun werkzaamheid De adsorptieleer
heeft dus niet de pretentie hier een beslis
sende verklaring te zullen kunnen geven,
maar wel om weg te wijzen omtrent het me
chanisme der assimilatie.
Spr. vestigt dan in het bijzonder de aan
dacht op reacties als agglutinatie en p.re-
ciptine working, zoodat men dus geneigd is
te zoeken in algemeener verband naar kol-
loichemische verklaringsprincipes voor de
w'sselwerking van toxinen en antitoxinen.
Het beeld, dat zulke reacties in vitro ver
toonen, is zoo onmiskenbaar analoog aan dat
van kolloichemische reacties, dat de we
tenschap hier bovendien tegenover koiloi-
disperse uitgangssystemen te slaan, noodza
kelijk dwingt te trachten de ervaringen,
die 'co verschillend gebied verkregen 'zijn,
aanetc. te doen sluiten.
De neiging daartoe wordt des te grooter,
waar Ekrlich's z\jketenstheorie bft allen eer-
Lied, die men voor haar als werkhypothese
moet hebben, niet alleen den physico-chemi
cus maar ook den volbloed scheikundige te
genstaat. De theorie heeft immers de faux
air van te zijn een mechanische verklaring,
di op chemische analoga gegrondvest is.
Maar spr. ontwikkelt daartegen bezwaren en
herinnert aan de moeilijkheden, die voor elke
niet kolloidchemische theorie (zooals ook
b.v. van Arrhenius) overbleven. Hoewel dus
geporteerd voor aansluiting met kolloidche
mische verklaringen, ontveinst spr. zchniet,
dat tegen zoodanigen gedachtengang, zoo
als die b.v. bij Landsteiner in het hand
boek van Kolle en Wassermann te vinden is,
bezwaren z\jn in te breugen, die b.v. door de
resonoantietheorie van Traube niet opge
heven zijn.
Heeft spr. eenerrijds groote verwachtin
gen van samenwerking tussohen kolloid-
chomio en biologische wetenschappen, ov.
ten aanzien van desorptievroagstukken
neurologische kwesties en pharmacologisohe
werkingon, hij waarschuwt toch tegen een
overdreven optimisme, <Ja«t veld) wint en
zich openbaart in de neiging om voorshands
onverklaarbare biologische feiten door een
kolloidcüiecmisolie maoktsspreuk te ontraad
selen. Veelal schudt daarbij niemand zoo
zeer het hoofd als juist d!e kolloidoliemicus,
want veelal brengt een vollediger kennis
van het kalloidohemisoh analogon een ge
voel van twijfel mede voor zulke voorba
rig© theoriën. Men houde toch vooral in
het oog, dat in dit jonge vak nog maar de
eerste lijnen getrokken zijn en dat aan de
uitkomsten niet dan met de grootste voor
zichtigheid een algemeenero strekking ge
geven mag worden, dan waarvoor zij vastge
steld zijn. Maar ter wille van de groote mo
gelijkheden, dio men gegeven voelt, bij een
samenwerking van kolloidchemie on biolo
gisch© wetenschappen, is het gewenscht,
dat de beoefenaars dier wetenschappen
over en weer elkanders problemen en
suit a ten in het oog houden, opdat een vrucht*
bare synthese gesteld worde als de bijd exj
rijp voor is.
Daartoe op te wekken, aldus besluit!
spr. rijn rede, was rijn bedoeling, ÓS© z.L
zoo zeer in den geest ligt van het Natuur*
en Geneeskundig congres.
Komst van den Prins. I
Vanavond te zes uren komt Z. K. H. d*
Prins naar hier, om mede aan te zitten oan(
den gemeensohapfpelijken maaltijd in de stu
dentensociëteit „Minerva."
Do EngeL>ehen in het bezette gehicL
Generaal Plumier, bevelhebber vaji het
Britsche bezettingsleger in het rijngebied,
heeft "de volgende bekendmaking uifcgevaar-
d;gd:
De toestand in Duitechland wordt dage
lijks ernstiger door economische en indus
trieels onlusten en stakingen.
Tot nog toe hebben de bewoae:s van het
doop de Britsche troepen bezet'.e gebied
ordeljjk en wettig kunnen leven en -qjn hun
gevechten en bloedvergieten bespaard ge^
bleven, welke andere derien van Duilscilandi
get isfcerd hebben. Het is in het belang van
alle inwonerg, dat dib zoo verder zal 'gaai.
Groote voorraden levensmiddelen z'jn fc.'iana
op komst en de verdeeling daarvan zal spoe
dig geheel georganiseerd zijn.
Stakingen en onlusten zullen den aige-
irecnen toestand niet verbeteren, integen
deel, ze zullen slechts ellende en rngeluk
voortbrengen.
In het belang van de bewoners van het
do de Engelschen bezette 7erlang
ik daa'om, dat allen met mq samenwerken
om de orde te handhaven, slechts zoo han
de bevolking de ellen-de bespaard worden, crie
elders heerscht.
fk bepaal, dat tot deze bekendmaking her
roepen is, alle stakingen onwettig zijn, ik
beve 1 verder allen ambtenaren >n arbei
ders van elk beroep om aan hun arbeid te
blijven, en ben, die in staking rijn, zoo
spoedig mogelijk tot hun arbeid terug to
keeren.
Ik waarschuw allen, dat de strengt maat
regelen genomen worden tegen iedir, die
in tegenspraak met deze bekendmaking, «een
staking eischt, bepleit of aansticht of zich
op eenige andere wijze in tegenspraak met
deze bekendmaking gedraagt. Ik verlang van
allen, werkgevers en -nemers, lat ze zich
onthouden zullen van elke uitdagende hou
ding en oprecht voor het welzijn van hun
vaderland samen te werken.
Het is mijn vaste wil, de rechten der ar-
be'ders en beambten in vollen omvang te
doen toepassen. Alle strijdvragen en n-s>
ningpverschillen kunnen aan de Britsche
I autoriteiten worden voorgelegd ier bem:dd>
L:ng; deze zullen beide par tb en sympathiek
en onpartijdig hooren en zal rich alle moeite
geven toestanden te scheppen, l'e allen be
ledigen; de beslissing dezer autoriteiben zal
echter bindend zjjn en onder geen omstandig
heden is het ophouden van den arbeid ver
oorloofd.
De bemiddeling der Britsche autoriteiten
mag echter slechts worden ingeroepen, wan
neer alle betreffende Duifcsche oemiddelings*
pogingen gefaald hebben.
In de schaduw van. Clemcnccau.
De „Gaulois" schrijft:
„Iedereen kent tegenwoordig den h.^r,
Georges Mandel. Iedereen weet, dat nij de
kabinetschef en vertrouwensman^ van ;Jle-
menceau is. Wij vinden dit goed ge'.ykend
portret in een pas verschenen boek van den
heer de C'hambure:
Men kan geen denkbeelden over den heer
Georges COemenceau uiten zonder te spre
ken over den heer Georges Mandri, zjjn
meest intiemen medewerker.
Op het dagblad „l'Aurore" zag men op;
een goeden dag een jongeman van ;jen jaar
of 17 aankomen (de kabinetschef van den.
minister-president is nog pas in de dertig)
met een heel smal gezicht, als het unmet
van een mes, netjes gekle?d en heel wel
bespraakt, die de artikelen, die den vol
genden morgen moesten verschenen, bij
voorbaat in woorden scheen te orengen.
Hij heette Georges Rothschild; zpn vader
was kleermaker Rue de Trévise. H(i vond
den naam Rothschild wel wat zwaar te dra
gen en noemde zich maar Georges Mandei.
Dank zij zjjn vasthoudendheid, rijn door-*
zetten, zajn altqd aanwezig zijn, wist nij
zich onmisbaar te maken aan den chef,'
'Clemenceau. Dit eenmaal bereikt, hield lijf
met onveranderlijke trouw aan Clemenceau
vast. zoowel wanneer het dezen slecht ais
goed ging. Zoo was hij aan het kabinet van
Clemenceau verbonden in 1906; zoo was
hjj aan zjjn zijde in de „Homme Libre", in
de .Homme Enchainé", zoo kwam hij 'ook
in 1917 weer met Clemenceau aan aet mi
nister-presidentschap.
Daar hij aan journalistiek gedaan had, nam
by als kabinetschef de perszaken ter hand,
het verleeneri van vrijstelling aan journa
listen en berichtgeving,, de censuur, enz Hg
is de stille man, die achter Clemenceau
aar. de touwtjes trekt. Geïnstalleerd :n het
ministerie van oorlog, deelt hij met gezag
de' bevelen van den minister-president, en
zelfs zijn eigen bevelen, uit aan minis tors.
kamerleden, zelfs aam geneianls. Hij is van
alles op de hoogte; hij surveilleert alles.
F(j is beleefd, maar kortaf, erg gezagheobe-
rig en heel fel van aard en gemoedouden
het smalle onbewogen masket^ van^ rijn ge
zicht Hij vreest geen verantwoorde!ijknoii
en h\j vreest de impopulariteit niet. Hij
groote ervaring van de Franscho oobbekd
wereld; hij kent er de menschen an hg legt
voor zgu medemenschen slechts een zaer
gematigde achting aan den dag.
Te midden van het drama, dat wij leven,
heeft hij "een wonderbaarlijke en m^rkwaar^
digo carrière weten te maken.*