Wo. 18129.
LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag S April.
Tweede Biad Anno 1919.
AR3E9DSSCHUWHEID.
EERSTE KAMER,
TWEEDE KAMER,
BUITENLAND.
FEUILLETON.
IJglabnasTs Bekoring1.
-X-
Een woord, dat thans op veler lippen is
en uit menige pen vloeit: arbeidsschuw-
heid. Eigenlijk in zijn nieuwe algemeenheid
■een crisis-woord en dat, jammer genoeg,
uit het vocabulair van d'en psychiater,
waarin het als vakterm voorkwam, geïn
troduceerd is in de samenleving van hen,
die naar don geost gezond geacht worden
jbo zijn.
Men ziet het, wij drukken het heel voor
zichtig uit. Dat is noodig, want het woord
heeft, ondanks zijn nog Vort crisis-bestaan
al heel wat controvers uitgelokt.
De beteokenis er van is wel iedereen dui
delijk, doch met de toepassing moot men
toch voorzichtig zijn.
Om het dan maar in eens te zeggenmen
moet niet allen, die door het Steunoomité
in deze tijden worden geholpen, als arbeids-
eohuwen betitelen. Van do honderden, die
eiken dag weer him kaart aan de controle
laten afstempelen, is uic-t het grootste ge
deelte door dit woord gedetermineerd.
Hot is zoo gevaarlijk, alle weak too zen
over één kaïn te scherenzij, die onmiddel
lijk met hun oordeel klaar staan, doen dat
toch, maar niet op goede gronden.
Hu is het een feit, en wie met de des
sous van arbeidsbemiddeling en steunver
lening bekend zijn, zouden daarvan vele
treffende staaltjes kun--en medodeelen
dat er door werkloozen in de eerste plaats
heel wat bedlrog wordt gepleegd.
Wat een t: aos worden er uitgedacht, om
aan de gestelde oontrólo te ontsnappen,
on wat een teleurstelling en ontmoediging
geeft dat hun, die in deze een taak hebben
te vervullen. Hoe dikwijls is en wordt ge
tracht noodzakelijke opgaven foutief te
geven.
Al cïeze dingen wekken den schijn, dat
©en verkeerde geest algemeen heorscht
Als, ten bate der werkloozen, productief
werk wordt verschaft, en de betrokkenen
toonen met eon geest van lijdelijk verzet
bezield te zijn, dan wordt deze indruk ster
ker.
Als een gesteunde bijv. f3 per dag ont
vangt en werk kan krijgen,waarmede hij
f 3.50 kan verdienen, doch dit weigort,
„omdao hij voor f 0.50 per dag niet gaat
werken", geeft dit to denken. En gevallen
als deze komen telkens voor.
Men ziet h©v, het woord arbeidsscbuw-
heid is nauw verbonden met de steunverlee-
ning in dezen crisistijd. Het sluit niet alleen
het begrip luiheid in zich, doch het duidt
ook op andere geestelijke factoren, welke in
de genoemde voorbeelden wel goed tot
uiting komen.
Luie menschen, die bidden om werk, en
danken, dat zij hot niet krijgen, zijn er al
tijd geweest-. Do Spreukendichter verwees
hen al i ar de mieren, om van dezen wijs
heid, in casu arbeidslust, te leeren; hij
heeft ze dus al gekend. In deze is er dus
ook niets nieuws onder de zon.
Toen nu de oorlogsomstandigheden tal
rijke arbeiders werkelijk werkloos maakten
en van bovenaf voor dezen werd ingegre-
pon, kwamen de gulden dagen aan voor
Jan li<i-in-de-zon en zijn kornuiten. Zie,
dien tijd hadden zij zich nu al lang ge
droomd. Voorheen bracht de luiheid hun
dikwijls dagen van absolute armoede, dat
was de schaduwzijde van hun vorkeorde nei
ging; maar nu konden zij de hand ophou
den met hen, die het, noodgedwongen,
moesten doen. ,,Do steun" werd voor hen
eon tooverwoord, een term uit hun dfoo
menland.
Dat zijn do kwade elementen in de stoujv
beweging geworden; dezen disqualificeeren
(ten onrechte echter, bij nauwkeurige be
oordeeling) do geheel o groep der gesteun-
den.
Jammer genoeghun voorbeeld heoft aan
stekelijk gewerkt. Heel wat slappe broe
ders, die voorheen echter in hun lering toch
nog gerogeld hun arbeidsplichten vervul
den, hebben algemeen mensch olijke trek
cïeze kwade eigenschap overgenomen.
Ket kleine korps je der niots-nubterB heb
ben zij flink versterkt.
Zoodat hun doen maar meer hun laten
algemeen de aandacht heeft getrokken en
zij thans van' alle kanten worden becriti-
seerd.
Nu zijn alle weldenkonden ook de ar
beiders in hun politieke- en vakpers getui
gen or van het cïaar over eens, dat wij
hier hebben te doen met een groot maat
schappelijk euvel. De strijd gaat dan ook
alleen daarover, dat mén niet moet genera
liseeren, al heeft het kwaad dan ook groo
teren omvang genomen, dan wij wel ver
moeden.
En jukt in dezen tijd is dit zoo jammer.
Want or zal hard gewerkt moeten worden,
met hoofd en hand, om do enorme schade,
door den oorlog aan de gs-rscho internatio
nale samenleving toegebracht, te herstel
len. Vooral in de laatste jaren. Reusachtig
zijn de voorraden op elk gebied geslonken
wat moot er al hersteld worden in ver
woeste strekenwat een tonnenmaat aan
schepen is er verloren gegaan; honderd
duizenden soldaten alle arbeidskrachten
zijn in den oorlog gedood, wat zal er ge
werkt moeten worden ui mijn en fabriek,
om den achterstand in productievermogen,
daardoor ontstaan, ©enigszins aan te vul
len.
En terwijl er dan geleidelijk, met don
terugkeer van meer normale toestanden, in
tens gewerkt zal moeten worden, dreigt de
geest tot arbeiden te verslappen.
Voelt men niet, dat hier een groot ge
vaar dreigt voor alle klassen der samen
leving? De symptomen er van, zo zijn nu o.l
duidelijk aan te wijzen, en daarom wordt
het tijd, dat dit gevaar duidelijk onder de
oogen wordt gezien. Nauwkeürig onderzoek
door alle belanghebbenden, is een dringen
de oisoh van den dag van vandaag nog.
Neen, geen generaliseeren in deze kwes
tie, geen vluchtig, oppervlakkig oordeel
Maar ook geen euphemistisch goedpraten
van deze nieuwe orisisziekte, welke in haar
doorwerking ernstige gevolgen kan hebben.
Er moet gewerkt worden in de periode
welke spoedig aanbreekt. Daarom geweerd
alle arbeidssohuwheid, in eiken
kring. Want het euvel zit niet alleen
in de onderste lagen der arbeidersklasse.
Ook de hoogere standen hebben in deze
oen manco, wat dr. Kuyper dezer dagen in
,,De Standaard" zoo juist aantoonde.
Voor het g.roote aantal gefortuneerde
nierbs-presteeronden moot in de toekomst
ook geon plaats meer zijn. Zij heieben huil
gaven zij het geen intellectueel e, dan
matericelo eveneens aan te wenden in
het belang der geheelo monschhoid, welke
zoo bitter heeft geleden en ook recht op
den steun van deze categorie heeft.
Laten wij het elkaar toch inscherpen,
laat ieder het in zijn eigen kring toch pro-
pageeren, dat het zoo hoog noodig is, dat
wij allen do handen aan d'en ploeg slaan,
om oen weinig van de geleden schad'e in te
halen. De tijden zijn zoo ernstig en de
steun van letterlijk niemand zal gemist
kunnen worden.
Opgespoord dus do oorzaken van de
kwaal der arbeddssohuwheiddaarna do
middelen aangewezen ter bestrijding. Aan
gewakkerd weer den lust tot den arbeid
op allo terrein. Dan corst zal der tijden
moedeloosheid weer gaan wijken, de vol
doening opnieuw gevonden worden in het
vervullen van den plicht, voor iederen
mensch weggelegd. Dan zal weer beseft
worden de guldon waarheid;
Ja, das ist was den Menschen zieret,
Und dazu ward ilim der Verstand,
Dasz er im innern Herzen spüret,
Was er erschafft mit seiner Hand.
A. H.
Vergadering van gisteren.
Verschillen do wetsontwerpen.
1'. Uitvoering van het Internationaal Ver
drag voor de beveiliging van menschenle-
vens op zee.
2. Verhooging van het tiende hoofdstuk
der Staatsbegroobing voor 1918 (Verschillen
de onderwerpen).
3. Onteigening voor het' verharden en
breeden van den Woestpgerweg te Amers
foort, alsmede ter bestrijding van werkloos
heid.
4. Onteigening voor de vuilverbranding
in de gemeente Hilversum, alsmede ter be
strijding' van werkloosheid.
"De wetsontwerpen worden z. h. st. aange
nomen.
Staatsbogrooting 1919. Oorlog.
'Aar. de orde is hierna hoofdstuk VIII
(Oorlog) der Staatsbegroobing voor 1919
met de Vestingbogrooting voor 1919 en de
begrooting van het Staatsbedrijf der Arbil-
lerie-irJ. ichtingen voor 1919.
De heer VAN DER FELTZ (V.-D.) kan
zich vereenigen met 's Ministers standpunt
i. z. de geestelijke verzorging der militairen.
Echter iraagt spr. inlichtingen over de sa
menstelling van het orgaan, dat hiervoor
zal worden ingesteld, en hij wijst er op, dat
rekening gehouden moet worden met de ver
schillend- richtingen in de Ned.-Herv. Kerk.
Ook meent hij, dat er evenveel vrijzinnige
als orthodoxe legerpredikanten moeten wor
den aangesteld.
Hij t raagt den Minister overleg te plegen
met d Vereeniging van Vrijzinnig-Eer-
vcrmöei en met den Protestantenbond-
De heer STAAL (U. L.) verklaart, dat hij
in de opvattingen van het legerbeleid zeer
dicht staat bij den Minister.
"Wij moeten afwachten en onze weermacht
paraat houden. Van ontwapening mag nog
geen sprake zijn. Spr. is voor den Volkerett-
bond: maar de mogelijkheid bestaat, dat deae
niet tot stand komt.
Algemeene dienst- of oefenplichfc zal moe-
tea worden ingevoerd.
Komt de Volkerenbond wel tot stand, dan
zou 6f een beperkte weerplioht 5f een huur
leger noodig zijn.
Ten aanzien van de democratiseering der
weermacht wijst hij op het gevaar gelegen in
heb kiezen der meerderen door de minderen,
door met langer handhaven dan het hun
convenieert. Van den Minister is een zoo
danige regeling niet te wachten.
Wij volgen reeds het Zwitserscho stelsel
en moeten in die richting voortgaan. Doch
er valt nog veel te verbeteren. Bij de offi-
oieren is veelal een tekort aan begrip van
hui nieuwe taak; zij moesten les in de pae-
dagogiek hebben, als nieuw vak. De a.s.
officier moet met menschen leeren omgaan.
Spr. verwijst nadr de denkbeelden van kagi-
te>u Westerveld.
Bij verkoi"ling van den oefentijd moet men
zorgen voor een behoorlijke vooropleiding
in school en in huis.
De heer KUYPER (A.-R.) heeft met groo-
te diLgenomenJieid het optreden van den Mi
nister waargenomen. Intussoheu bleven en
kele van zijn wensehen onbevredigd. Sp:.
heeft bezwaar tegen den latei „Minister van
Oorlog" en beroept zich voor het gebruik
van dien van „Minister van Defensie" op de
geso'hiedienia onzer Grondwet, daangelaten
nu of er twee Departementen moeten zijn;
ingeval er twee zijn, moeten beide volkomen
coöriiinaal zijn en mag niet het oene ais Dc-
paatement van Oorlog, boven het( andere,
dat van Marine, gesteld zijn.
•Spr. wijst op de vTedeslx-moeünge.ij
welke niet te maken hebben met de denk
beelden van prof. Van - Vollenhoven. De
groot© mogendheden staan er op do inaoht
op ze© zoo sterk mogelijk uit te breiden.'om-
dart men de onderlinge eenheid niet ver.
trouwt. Ook de leger© wil men. op voldoende
sterkte houden. Bovendien ds hot -mogelijk,
dat Nederland een leger bescliifcbaar moet
stellen voor den Volkerenbond'. Afschaffing
van ibewapening is dus niet onmogelijk.
Met een verwijzing naar den korten tijd,
waaTiin gedurende den oorlog giroote legere
werden bijoengebraclit? betoogt spar., dat onze
leger formatie een radicale hervorming moet
ondergaan, wat di© opleiding betreft De
verhouding iusschen officieren en minderen
en tusschen onderofficieren en soddaten moei
verbeterd wonden. Onze aTtiHeide-sterkte ia
nog nie t vol doende in Vork onding tot de
tegersteerkte.
Do waarde van de stelling Amsterdam
noemt spr. kwestieus. Hij vraagt, hoo hel
staat mot de voorzrening van den nooddruft
uit de stolling-voorraden. De walerverdedi-
giiag geeft dntussolien eenig vertrouwen, met
Ypereu opgedaan; maar het doorsteken va a
de dijken ds een plaag -voor d© bevolking en
een Last voor de streek. Er aal dus ernstig
overwogen moeten worden hoe het met onze
vestingen staat.
Ten slotte maakt spr. nog een opmeaiking
over de geestelijke verzorging; er moet. bij
de aegcLing hiervan rekening warden gehou
den met het goddelijk karakter van hst
ambt van dienaar des woorcLs.
De heer VAN EMBDEN (V.-D.) zet uit
een. dat onverwijld tot koersverandering,
wat de defensiepolitiek betreft, besloten
mo<4 worden, in aanmerking genomen de
international© toesband in. verband met de i
V ol k^f-e-nb on dp tan nononzen financieelen
uood en do revolut-ionnaire gisting.
Spr. staat vierkant tegenover de pessi
mistische opvattingen omtrent den Vo-lko-
leübond en acht de internationale politie
macht vrijwel verzekerd. Hij is het niet eeua
met den Minister, die op den ouden v©©f
vooitgaat, terwijl elk perspectief in diens
beleid ontbreekt. Bezuinigingen, die wanen
aan te brengen, '.vijst <?e Minister af. Wat
zijn dan diens plannen? Een Staatscommia
aio zal weer vertraging brengen.
Spr. twijfelt zeer. of hij zijn stem aan deze
begroeting kan geven, al wil hij zijn oor
deel opschorten, tot. ae Minister heeft- ge
antwoord.
De beraadslaging wordt geschorst tot
Woensdag, elf uien.
De vergadering wordt verdaagd tot Dins
dagavond halfnegen.
Vergadering van gisteren.
Indische begrooting.
Voortgegaan wordt met de behandeling
var. de Indische begrooting en de daarbg
behoorende wetsontwerpen.
De algemeene beschouwingen worden
voortgezet.
Do heer VAN YUUREN (R,-K.) heet dezen
Minister, welkom achter de ministerstafei
Hjj gaat vervolgens na welke wenschen zijn
te kennen gegeven over de verhouding van
Nederland en zijn koloniën. Voor Indische
afgevaardigden gevoelt hij niet veel en van
een bezoek van Nederlandsche Kamerleden
aar. Indië ziet hjj het nut niet in. Voorloopig
wil hij de adviezen van den Volksraad af
wachten en acht hjj dit stelsel voldoende
voor de Kamer.
Vervolgens oefent hij critiek op liet- beleid
van den Gouverneur-Generaal, die de Novem-
bergebeurtenissen al te alarmeerend hoeft
gepubliceerd. Spr. vraagt overleggiug van
de telegrammen, die de Minister heeft ge
zonden. Ook het optreden van den Gouv.-
Gen. tegenover den Volksraad acht rtjj niet
gelukkig.
De Katholieken zjjn niet tegen zelfstaudig-
iraken van Indië, maar eerst wanneer Iodië
rijp en mondig kan heeten na goede scholing.
Daarom is het noodig, dat vóór alles het
onderwijs wordt verbeterd en uitgebreid.
Wat de financiën betreft, meent hjj. dat de
toestand niet zoo rooskleurig is. Met be
dachtzaamheid dienen de belastingen behan
deld te worden, zoodat zij niet door een al
tc grooten druk de ontwikkeling zulten
tegenwerken.
De cijfers, die de Minister heeft gegeven
van de suikercultuur, bevredigen spr. niet.
Hij vraagt dienaangaande nadere gegevens.
De heer SOHEUEER. (A.-R.) wil ook niets
weten van Indische afgevaardigden e n ook
niet van bezoek der Kamerleden aan Indië.
Spr. wil ook wel de zelfstandigheid van
Indië, maar niet op staanden voet.
Ds heer ATBARD A (S. D. A. P.) acht de
behandeling van deze begrooting ditmaal zeer
moeilijk, omdat de groote problemen van de
bestuurshervormingen in Indië zich aan de
Kamer opdringen. Daaruit blijkt ook hoe
dwaas het is, dat deze Kamer deze zaken
moet afhandelen. Het gevoel van onbekwaam
heid wordt nog sterker, nu het aantal In
dische specialiteiten zoo klein is geworden.
Het denkbeeld van Indische afgevaardigden
acht hjj niet gelukkig, omdat zoodanige afge
vaardigden, aangewezen door den Volksraad
en den Gouverneur-Generaal, geen volke
vertegenwoordigers mogen heeten. Zij zou
den Regeeringavertegenwoordigers zjjn en
die zouden niet op hun plaats wezen in het
Nederlandsche Parlement Ook de bevoegd
heidskwestie zou zeer moeilijk zijn op te
lossen. Ben dergelijke vertegenwoordiging
zou schijn zijn en zou het zelfbeschikkings
recht van Indië eer in den weg staan dan
bevorderen.
Persoonlijk bezoek der Kamerleden aan
Indië zou misschien leiden tot liet aauknoo-
pen van goedo relaties, dio bljjvend nut
kunnen hebben.
Indië onmiddellijk ioslaten gaat natuurlijk
niet omdat dan aanstonds een andere mo
gendheid de taak van Nederland zal over
nemen. En het is zeer de vraag of indië
daar beter door Zou worden. In dit 'verband
kant spr. zich tegc-n de rede van de heereo
Van Ravestejjn en Wijnkoop.
Naar spr.'s oordeel zou Indië er slechter
op worden, al zou het misschien een tijde
lijke inzinking zijn. Stopzetten van de econo
mische ontwikkeling zou .onvermijdelijk lei
den tot stopzetten der sociale ontwikkeling.
Hoe dan tot de emancipatie van IndV w
geraken? De Volksraad is een zeer beschei
den stapje in de richting daarheen. Deza
Raad is geen volksvertegenwoordiging en
zijn uitspraken hebben geen onaantastbare
waarde. Hoe moet nu die Raad1 worden her
vormd? Spr. waarschuwt de Regeering legen
reactie, die 3chjjnt te ontstaan na de belofte
van November j.l. Thans dient een aanvang
gemaakt te worden met de uitvoering vaD
een indirect kiesrecht voor den Volksraad en
een direct voor de dessa-besturen.
Vervolgens bespreekt hij de e.vhorbitante
rc-chten van in- en externeering. Hij acht de
toepassing daarvan zeer slecht en zij zal de
politieke strooming allerminst tegenhouden.
Vervolgens bepleit hij do instelling van, een
fonds voor de uitbreiding van het onder
wijs in Indië. In dit verband vraagt hij hoe
het- slaat met de oprichting van de Tecft-
nische Hoogeschool in Indië.
Do exploitatie van den bodem besprekende,
behandelt hij de vraagstukken van de parti
culiere of gouvernements-exp'o:tat:e. Hij her
innert aan 'de uitspraak van de Kamer ten
aanzien van de Djambi-concessies.
De financieele politiek, die de Regee-ring
wil volgen, wordt door spr. zeer gefiakl.
P'aar tegen over stelt hij een belasting op
de groote ondernemingen en voorts ruime
Staatsexploitatie. In dit verband wijst hij
oj' het artikel van den heer Stokvis in ,,Hct
Vaderland'', waarin ook zeer terecht op dezo
verkeerde jwlitiek is gewezen.
De vermindering van dr suikercultuur be
handelende, zegt hij, dat door deskundigen
dc opbrengst van het door den Minister
beschikbare gebied veel grooter wordt ge
acht dan de Minister schat. Spr. hoopt, dat
de Regeering zal doortasten, indien niet de
zekerheid bestaat, dat voldoende hoeveelheid
voedsel zal worden aangevoerd-.
De heer KRÜYT (Chr.-Soc.) klaagt over
de militaire willekeur iu Indië en geeft .veie
staaltjes van onmenschelijke straffen.
Do vergadering wordt verdaagd tot Ding
dag ó-én uur.
De ox-kroonprins verielt.
In "do Kopenhaagsclie Berlin Ticlende"
publiceert Henri Hellsen gesprekken, die hij
met den kroonprins op Wioringen beeft gehad.
Do „Berl. Zevtung am Mit lag" bevat daar bet
volgende uit: Do kroonprins bad den Deenscben
journalist gezegd, dat Duitscbland te weinig
aan propaganda had gedaan en de kracht van
de frase en van do leugens onderschat had.
Daarop antwoordde de journalist: Men kan toch'
niet beweren, dat Duiteohland verzuimd heeft'
aan leugens to doen? Hebben niet van Tirpitz
on de lieden in het rijksmarinedeparleraent ge*
logen ovor de resultaten van den duikbootoor
log? Daarop antwoordde do kroonprins f Erf
wat! Het legerbestuur concurreerde op dit punt
dapper met do vloot." Ludendorff's berichten
waren in het hiafsie half jaar leugenachtig tot
het uiterste. Men kan niet, zooals do heer Lu-
dendorft 300 lcauonnen en 30.000 man verliezen'
on tegelijkertijd melden da-t men een overwin*
ning in de verdediging bevochten heeft. Er be*
staan grenzen hoe plomp een leugen mag zijn*
Onze vijanden daarentegen logen zeer fijn.
Wat is uw indruk van Ludendorff, vroeg
daarop de journalist. Over Ludendorff heb ik in
mijn herinneringen woordelijk het volgende go->
sohreven, zei do kroonprins: Hij is door zijxB
toomlooze wilskracht en zijn ongeëvenaard or*
ganisatictalent vooruit gekomen. Eigenschap*
pon, die voortreffelijk zijn als hot op een kor*
ton veldtocht aankoml, dio echter niet voldoend©
zijn om in een laugdurigen oorlog te overwin*
non. Hij verstond het om in den korist moge*
lijkon tijd den laatst en man voor den dag te
hailen
Hij liad_ er verstand van de spoorwegen
tot het uiterste te gebruiken. Maar deze
voortdurenede overspanning van de men
schep. moest op den duur tot een catastrofe
leiden. Duitschland onder het bevel van
Ludendorff kan men vergelijken met den
motor, die men onafgebroken jaren achter,
elkaar met het grootst aantal omwentelingen
laat loopen. Op een goeden dag is hij op
gebruikt en blijft zonder waarschuwing staan.
Novell© van WILHELM POECK.
(Nadruk verboden.)
B)
Neen, want het ontbreekt don IJ slanders
aan geld om te koop en maar door mid-
del van ruilhandel of van een voor den af
nemer zeer onvoordeelig crediot bekomen.
Hot comptoir was een .ort afgesloten
ruimte. Het bevoncf zich in het zwart-
geteerde factorij gebouw, dat tevens als
winkel en magazijn dienst deed. Op het
oogenblik, dat Björn binnentrad, zat Jens
Nielsen daar ovor zijn boeken gebogen on
rekende verkoopprijzen voor klipvisch uit.
Met zijn groot hoofd had hij zelf wel iets
van een kabeljauw.
Hij begroetto den jongen vlsscher zeer
vriendelijk.
,,Goed, dat jo komt-, Bjóm! Ik wou al
na,ar je toe sturen. Bard is vanmorgen,
klaar gekomen. Het was niet zoo erg met
die rotte plekken. ,,He Goedie Hoop" heeft
haar nieuwe spanten in liet lijf en is gereed
om uit te zeilen."
,,Ja, ik kom om ,,De Goedo Hoop", zei
Björn.
„Zeker wegens het windas? Dat heb ik
nauwkeurig volgens je opgave door den
smid laten maken."
acer is het nu eigenlijk niet,"
zei Björn. t_ 'to in den zak van zijn
buis, haalde den buidel voor den dag en
tegclo dien op den lessenaar. Dat gaf een
aangenamon klank. Jons Nielsen's blik
.werd zeer wol willend.
„Weet) u, mijnheer, ik heb zoo langzamer^
hand wat overgespaard, 't Is volstrekt niet
zoo weinig, telt u maar eens na. En nu
wou ik u verzoeken, mij voor dat geld een
aandeel in uw schip af te staan.
Jens Nielsen's oogen kregen opeens een
gehfeol iandea'0 uitdrukking. Het voorstel
verraste hem in hooge mate. Die vissohers-
jongen moest gek geworden zdjn. ,,De
Goedo Hoop" was zijn melkgevende koo,
zooals hij tegen zijn vrouw placht te zeg
gen. Maar hij wilde ook niet bepaald neen
zeggen. Björn was zijn besto kracht; een
stuurman zooals hij vond men niet licht in
het land.
,,Ik kan die gedachte niet goedkeuren,"
merkte hij Voorzichtig op. „Scheepsa-andee-
len zijn e-en onzokoro Ikapitaalbeleggilng.
„Do Goodo Hoop" kan vergaan."
„Zij is immers verzekerd," zed Björn.
„De traanprijzen zullen dalen."
„Ik geloof eerder, dat zij'zullen stijgen,-'
beweerde Björn.
„Do winst van de vangst van het vorige
jaar was zeer matig. Geen 500 speciedaal-
ders."
„Ik schat dio op 1000 tot 2000." zei
Björn.
„Kort en goed, ik sta geen scheepsaan-
deelpn af," zei de koopman, geprikkeld.
„"Verzin iets anders om je geld te beleggen.
Geef het mij in mijn zaak; ik zal er je
goede rente voor geven."
„Als het zóó staat, dan moet u naar een
anderen stuurman uitzien," zei Björn. „Ik
moet en wil een aandeel in een schip heb
ben geeft- u. mij dat niet, dan geeft mij het
een ander. Hier is ir de eonige, die do
haaienvangst met een clekschip uitoefent,
maar in liet Noord en doen velen da-t. Het
was toch, dunkt me, mijn* denkbeeld, en u
heeft veel geld door mij verdiend."
Hij stak het gold in zijn zak en wilde
heengaan.
„Wacht eens, jongen. Zoowaar ik hier
voor je sta, heb waren geen 2000 specie-
daalders, zooals jo meent."
„Dan waren 't er meer," zei Björn. „En
ik wil u wel zeggen, dat, als ik dit jaar met
„Do Goede Hoop" uitvaar, dan zullen het
er nog meer worden."
„Hoe dat zoo?" vroeg Jons Nielsen
nieuwsgierig.
„Daar spreek ik *nog niet over," ant
woordde Björn.
Jens Nielsen was een uitstekend men-
schenkenner ton opzichte van -alles, wat
met zakendoen in verband stond. Björn's
laatst© woorden gaven hem te denken,
want dio was de betrouwbaarheid in per
soon. Waarschijnlijk betrof het nieuwe
rijke vi^phgronden, die hij op liet oog had,
want wat kon het anders zijn? Men moest
daar naar informeer en. Als Björn dio het
vorige jaar had opgespoord, dan wist do
overige bemanning or natuurlijk ook van
af. en kwam de winst toch in zijn kas.
Olaf, zijn kantoorbediende, zou er wol ach
ter komen.
„Ik zal or over nadenkenkom in den
namiddag terug."
„Ook goed," zei Björn en ging heen.
„Halt, Björn, een glas rum," riep Jens
Nielsen hem achterna. Maar de visschers-
jongen sloeg daar geen aoht op.
Op straat kwam hij een langen stoet
paarden tegen, die, het een met den kop
aan den staart van liet voorafgaande ge
bonden, bedaard voortliepen. Zij waren met
pekelvleeaöh, gerookt© zalm en talk beladen
en werden door een paar knechts van do
Oddurhoeve geleid. Aan het eind van don
stoet redon Finnur on Aslaug.
Finnur knikte Björn toe en Asla-ug gaf
hem van af het paard haar hancï.
„Het geluk zij met je, Björn Hoo maakt
mijn arme G'ullfari hot?"
„Hij is zeer veranderd," zei Björn „maar
ik geloof wel, dat hij mij nog geluk zal
aanbrengen, zooals je mij dat hebt tooge-
wenschb."
„Deze ruigharige berin noemt zich Swar
wa." merkte Aslaug op, met een afkeu
renden blik op haar nieuw lijfpaard wij
zend. „Maar zij steigert on als zij dat niet
afleert, zal ik wel naar een ander rijpaard
moeten omzien. Je ziet er zoo opge
ruimd uit, Björn, heb je iets prettigs onder
vonden?"
„Nog nietmaar ik denk wel, dat heb
komen zal," antwoordde Björn. „In elk
geval beschouw ik de ontmoeting met jou
als eon goed voorteekon."
„Wat hob je in don zin?"
„Vraag jo oom maar, mijn sch©ops
pat roem. Hij zal het je wel zeggen, als hij
dat goed oordeelt. Of hij wil zooals ik wil
en dian ga ik vandaag of morgen met „De
Goede Hoop" uitvaren
„En als hij anders wil?"
„Dan ga ik naar het Noord land."
In dit oogenblik begon Swawa herig te
6teigeren en maakte aan het gesprek een
eind o.
Toen Finnur en Aslaug dien namiddag in
do mooie kamer van Jon9 Nielsen zaten bij
een smakelijken kop koffie met gebak,
vroeg Aslaug baar oom op den man af
„Wel, oom, wilt ge zooals Björn of wilt
ge anders? Maar dit zeg ik u, als u anders
wilt, dan gaat Björn naar het Noord land
on moet u maar zien hoo -u met uw oudo
traanschuit uitvaart. Zij zal wel in-zee ko*
men, maar of zij terugkomt, dat is de vraag.
„Jij, duivelsche deern I" riep Jens Niel
sen. „Wat weet jij van Björn? Verbeeld
jo, Finnur. dio onnoozele hals wil een
sche-epsaandecl van mij koop en
„Heeft hij dan geld?" vroeg Finnur ver*
baasd.
,,Dat zou ik me enen," riep Jens. „Maa.r
„Do Goede Hoop" is mijn besto koemoet)
ik die nu slachten en in stukken verdeolcn,
aJleen omdat die schelvisclikop het wil?"
„Zeker, moet u dat doen, oom," zei As*
laug beslist, „en het zal niet in uw nadeel
zijn. Het is jammer, dat tante wegens haar
asthma te Kopenhagen moest blijven. Als
zij van 't jaar, zooals anders, mee hierheen
gekomen was. dan zou zij er wel voor zor
gen, dab Björn zijn zin kreeg. Die is niet
zoo als u, die gunt een ander ook wat. Zij
zou zeggenHebben do IJslandsohe vis-
schors jo een vermogen laten verdienen,
dan mag jo ook wel e'en van hen helpen in
boter doen te komen. En Björn komt
vooruit, dat zeg ik u 1"
„Hoor me nu die deern eens aan! En wie
erft ten slotte mijn geld? Mij dunkt, jij
kunt je wel bij do Denen houden."
,,ïk ben een IJslanckche," zei Aolaug
trotsch, waarop zij do kamer verliet.
„Wat heeft nu zoo'n meisje verstand van
zaken," riep Jens Nielsen.
„Ja, zwager, dio rijdt niet alleen, die
denkt ook als een man."
„Totdat zij er zelf een krijgt."
Beide zwagers lachten en Jens Nielsen
riep
„Nu, goed dan, do slungel zal zijn
scheepsaandecl hebben. Het is oen flinke
jongen alleen is 't jammer, dat hij maar
een risscher is." (Wordt vervolgd.)