In vroeger dagen.
Ho. 17823.
LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 6 April.
Tweede Blad Anno 1918.
PERSOVERZICHT.
Nederland en de Oorlog
BUITENLAND,
FEUILLETON.
tl -J'TT-TK-SSBBW**
Veel leerstof en knappe
hinderen. In ,,DE JONGE MAN'
orgaan van do Amsterdamsche Jongeman
nen-Vereeniging, schrijft mr. dr. A. R. van
de Laar over „Onderwijs en Volkskracht"
en «egt, dat ons gekeele onderwijs de
hoogescholen buiten bespreking blijvend
in het teeken van spanning staat, zenuw
achtig gejaag voor proefwerk, repetities en
examens. De schrijver is van oordeel, dat
op de hoogere burgerscholen, vooral op die
met vijfjarigen oursus, een hoeveelhoid van
vakken wordt onderwezen, waarbij men
alleen met kunst- en vliegwerk van al die
vakken wat oppervlakkige kennis kan op
doen. Hij zegt„Wie het eindexamen dezer
Bcholon vluchtig bijwoont, zal met verwon
dering zooveel geleerdheid speureü—in nog
zoo jongo hoofdten. Altoos wie vluch
tig bijwoont; wie beter speurt spreekt
eerder, zooals een bekend onderwijsman
reeds jaren geleden, van een mystifica
tie". Die jonge menschen weten voor de
buitenwereld zoo geheimzinnig veel, voor
do ingewijden is er nan diepe, bezonken
kennis zoo weinig."
Het doel van de school is, zooala de
schrijver zegt, cfe leerlingen toe te rusten
voor de maatschappelijke taak van later,
en hij zet 'uiteen, welk een onrust in de
hoofden der kinderen komt, door het vlug
nakijken, haastig van buiten ie eren, nog
even op het laatste, nippertje dit afwer
ken, om het oogenblikkelijk resultaat van
mooi proefwerk, hooge cijfers, verhooging.
Daarbij moet erkend, zegt. dr.-Van de Laar,
dat heb gymnasium op dit stuk rustiger ia
dn.n de hoogere burgerscholen, al is ook op
heb huidige gymnasium van de rust der
klassieke opleiding van 6070 jaar geleden,
weinig te vinden. Hij haalt uit een opstel
van prof. P. D. Chantepie dc la Saussaye
(,,Eon halve eeuw") van twintig jaren ge
leden aan: „Bij al het vele leeren, kent
men steeds minder." De heer Van do Laar
is het daarmee eens en zegt: „Het ware
ook onmogelijk, dat men het vele, dat men
leert, inderdaad onthield. En cht is ook de
bedoeling nietop een gegeven o oogenblik
- moet men bepaalde dingen weten, maar ia
het proefwerk, is het examen voorbij, zijn
de Dardanellen gepasseerd, clan kan do
verworven kennis weer overboord gegooid,
dan begint men weer met het vele van
allerlei dingen
„Mannen van de studie, die nu zeventig
jaar oud zijn, klagen vaak, dat het jonge
geslacht zoo weinig weet. En men staat or
inderdaad soms van verbaasd', hoeveel ken
nis deze mannen van het oude geslacht in
h*un geheugen bewaard hebben. De x>rzaak
van dit verschil zal hoofdzakelijk wel in het
onderwijs moeten gezochtdeze jongeren
zijn in hun jeugd bewaard voor de jachte-
rige veelheid, waarmede men de laatste
tientallen j ar^ti do schooljengd heeft over
stroomd).
De schrijver merkt op, dat jongens, die
de eerste zijn van een groote klasse, bijna
nooit iets bijzonders weten. Zulke jongens,
zegt hij, hebben wel hersens, die ontzaglijk
veel kunnen opnemen en vasthouden, zoo
lang dit noodig is. Ze zijn geleerde pape
gaaien van hooge qualiteit, maar om in de
maatschappij bijzondere dingen tot stand
te brengen, om later op studiegebied iets
van beteekenis te verrichten, is wat andera
noodSg. In deze teleurstelling ziet de schrij
ver een fout van het onderwijs.
X*n Werner Sombart, den werold-
befoemden socialoog, haalt cle schrijver in
dit verband aan
„Wanneer men mij niet naar buiten had
gestuurd', naar een gymnasium ver weg In
de provincie, dian zat ik ten huidige dage
nog op de banken van het Kon. Willi elm-
Gymnasium in de Bellcvuestraat to Ber
lijn. En ook op deze voortreffelijke onder
wijsinrichting ver weg in die provincie
zou ik wel noodt door het examen zijn ge
komen, wanneer die kaboutermannetjes mij
bij het schriftelijk werk niet geholpen had
den, en wanneer men mij niet half uit
medelijden, ik wa9 toen teringachtig van
het mondelinge had vrijgesteld,"
De schrijver eindigt zijn betoog met het
volgende
„Het onderwijs moet krachtige mannen
en vrouwen vormen, clio met bekwaamheid 1
en ruetige zekerheid het werk aangrijpen
in een maatschappij vol jagend rennen en
scherpen strijd. Mannen en vrouwen van
innerlijke arbeidsrusty sterke zenuwkracht,
stoer werkvermogen. Een onderwijs, dat
zulk een invloed oefent op duizenden leer
lingen, die straks in de maatschappij een
positie gaan bekleeden van eenige betee
kenis, verhoogt, de volkskracht ongemeen
Wij hebben, zegt het „HANDELS
BLAD", uit dit artikel, dat een vrij alge
meen gedeelde meoning weergeeft, het voor
naamste overgenomen. Ook in Duitschland
en Engeland gaan stemmen op tegen het
aanbrengen van groote hoeveelheden, dik
wijls geheel vervliegende leerstof, en men
begint meer en meer het nut in te zien van
lichamelijke opvoeding. -
In ons land heeft men den tijd begrepen
openluchtspel en andere vormen van licha
melijke opvoeding komen in eere. In onder
wijskringen dringt men aan op matiger
examemeischen en men begint in te zien,
dab het minder aankomt op de hoeveelheid
van leerstof, dan ook de wijze van leeren.
Handenarbeid, in don een of anderen vorm
vroeg of laat zijn intrede in het onderwijs
j zal doen, zal ook ongetwijfeld invloed ten
I goede hebben. Hetzelfde onderwijs in niet
j goed voor alle kindieren. Zooals er leer-
j lingen zijn, die ongeveer niets van aange-
I hoord onderwijs opsteken, maar veel van
hetgeen zij gedrukt voor zich zien, en om-
gekeerd,- zoo zijn er, wier intellect zich ont-
j wikkelt door iets te doen naast anderen,
i die leeren door te hoeren of te zien. Boven-
dien geven verschillende ervaringen recht
j aan te nemen, diat. de school door m i n-
d e r lesuren aan sommige vakken te be
sboden (vakken, die vele uren voor zich op-
I eischen), betere resultaten geven.
Men laat een kind niet uren achtereen
i eten, maar wol uren aaneen leeren, zonder
de geestelijke digestie tot haar recht te
1 laten komen (de ontwikkeling van de secun-
1 daire functie blijft daardoor achterwege).
In de beperking doet- zich, naar Mephisto's
woord, tie meester kennen, en dat geldt-
j zeker ook voor den meester in de school.
I Het ia nu al zoo lang geprobeerd met
vcol onderwijs en voor proefnemingen ia
de. school nooit teruggedeinsd. Zij onder-
zoeko nu eens, wat heb resultaat zal zijn
van matiging in het opdringen van leerstof,
die de kinderen niet interesseert.
De verkiezingsdatum. In het ie
Den Heldor verschijnende soc.-democratisch
blad ,,DE VONK" komt het volgende voor:
Do ca-ndidaatstellflig voor de a.s. Kamer
verkiezing moet plaats hebben op Dinsdag 21
Mei, terwijl do stemming voorloopig bepaald
heet te zijn op Woensdag 3 Juli
Wij hopen, dat hierin nog verandering komt.
Een das midden in de week lovert voor lal van
menschen bezwaren op. Wij denken bijv. aan
de vissohors, die dikwijls van Maandag tot Za
terdag van huis zijn.
Vooral nu or stomplicht is, dient men o.i.
alles to vermijden, wat hot vervullen van dien
plicht noodeloos moeilijk maakt. Daarom lijkt
ons een Maandag als stemmingsdag het meest
geschikt. De Zaterdag zen nog beter zijn, als
bot niet was, dat hiertegen van de zijde onzer
Joodsche landgenooten onoverkomelijke be
zwaren bestonden.
Nu is het natuurlijk mogelijk, dat er vooral
dozen koer klemmende redonen zijn om niet
een Maandag te kiezen als stemmingsdag. Wij
denken bijv. aan het groote troepenvervoer,
dat noodzakelijk zal zijn, als 70 ft 80 pCt. der
kiesgerechtigde militairen in de gelegenheid ge
steld zal worden, om in hun woonplaats te
stemmen. Kan dit echter ook, als de stem
mingsdag op Maandag wordt bepaald, dan is
er o.i. heel veel voor om de verkiezing niet op
een anderen dag der week te stellen. Wij ho
pen in elk geval, dat de mogelijkheid ernstig
overwogen zal werden.
De Nationale Huurdersboml.
In een Maandag te 's-Gravenliage door
den Haagschen Hirurdersbond belegde ver
gadering kwamen afgevaardigden bijeen t an
in verschillende plaatsen des lands bestaan
de vereenigingon van huurders. Deze ver
gadering bedoelde allereerst voor 't oogen-
blik eenheid te brengen in de inzichten, ten
an uzi or. van de direct' noodzakelijke maat
regelen bij de invoering der Huuropzeg-
gingswet vp-n de zijde d.u huurders te ne
men, en voorts te .komen tol de oprichting
van den Nationalcn Huurdcrsbond.
Na ecu inleidend woord van den voorzit
ter van den Haagschen Bond. don heer J.
N. J. dc Booy, werd ver volgons tot de op
richting van den Nationalen Huurdorsbond
•overgegaan. In de daarna gehouden bespre
kingen werd betoogd, hoe do huurcommls-
rics in verschillende plaatsen een opvatting
van hun rechtsprekende taak hebben, cko
aan het bespottelijke grenst. Scherp werd
dar» ook gehekeld do samenstelling cfter com
missies. To Nijmegen staat zij onder presi
dium van een generaal en wordt do verte
genwoordiger der huurders overstemd door
de eenzijdige voorlichting van belangheb
benden Evenzoo te 's-Gravenhage, waar
een belanghebbende bij Nationale Huizon.-
oxploitatie, de heer A. Henkemanf, lid der
huurcommissie is. Genoemde heer had te
Arnhem voor de huurcommissie verklaard,
dat de Haagsche huurcommissio cle zaken
luchtiger opnam dan de Arnliemschc. Be
doelden heer werd daarop door den betrok
ken voorzitter het zwijgen opgelegd. Naar
aanleiding van meer dergelijke gevallen van
een gebrekkig inzicht in do taak der Huur
commissie, dlio ook in do toekomst vooral
zeer nauwkeurig zal hebben te wegen de be
langen van beide bij ccn gescliil betrokken
partijen, werd besloten zooveel mogelijk,
gelijk dat te Arnhem reeds geschiedt, scher
pe eontrólo op do vonnissen der huurcom
missie te gaan oefenen. Zoo noodig kan de
Nationale Bond dan voor zijn leden in be
roep gaan.
Gewezen word op do noodzakelijkheid tot
volledige publicatie der vonnissen, opdat
niet, gelijk to Hoek van Holland geschied
de, de mensehen eenvoudig onkundig blij
ven van do ui'tspra-ak in hun zaak. Daar
komt do huisbaas met blancokwitantiën,
ten einde de menschen, als zij niet weten
hoeveel betaald moot worden, zoo mogelijk
een hooger bedrag te doen betalen.
De rechtskundige adviseur van den Bond,
mi*. L. A. F. do Rooy van 's-Gravenhage,
gaf als zijn meening kennen, dat. vooral
bij de rechtspraak der Huurcommissiën cle
invloed van hot leekonelemcnt zal worden
gevoeld. Hij achtte een wettel ijker karak
ter voor die rechtsprekende colleges nood
zakelijk. Ten aanzien der motiveering hun-
nei—uitspraken zou dit van grooton invloed
zijn. Vollediger en deskundiger onderzoek
van feitenmateriaal moet. daarmede ge
paard gaan.
De Bond zal een strikt neutraal karakter
dragen oh met verschillende sociale bonden
en vereenigingen, cMo zich de behartiging
dor volksbelangen en volkshuisvesting ten
doel stellen, trachten samen te werken, op
dat vooral in dezen tijd de Neder 1 ancfache
staatsburgers niet langer door een kleinen
groep kwaadgezindo elementen onder de
huiseigenaren kan worden geterroriseerd.
Het bestuur, dat op een spoedig te beleg
gen algemeen© ver gade ving definitief wordt
benoemd, bestaat uit de heorenJ. N. J. de
Booy, voorzitterW. de Geus, secretaris,
en A. F. G. Croese, penningmeester. Voorts
uit de lieerenP. J. C. v. d. Arend, Delft
H. Halie, LeeuwardenJac. Hollander,
Arnhem J. M. Hofmanu, Hoek van Hol
land A. van Biessen, VelseroordD. v. d.
Roemer, Nijmegen. Het secretariaat is ge-
vestigdLigusterstraat 84, Den Haag.
Do Nood en do vreemdelingen.
Het lid van de Tweedo Kamer, do heer
Van Veen, heeft- de volgende schriftelijke
vragen ingezonden betreffende de voeding
van hier to lande verblijvende krijgsge
vangenon
lo, Is het juist, dat de regeeringen van
Duitschland en Engeland zich hebben ver
bondon om hetgeen de krijgsgevangenen
dier beido mogendheden welko krachtens
tussclion hen gesloten overeenkomst zijn of
zullen worden uitgewisseld en tot het eindo
van den oorlog in Nederland zullen verblij
ven, voor hun voeding noodig hebben, in
zonderheid wat betreft granen, in natura
aan Nederland zal worden verstrekt?
2o. Zoo ja, kan en wil de minister omtrent
deze met Duitschland en Engeland gesloten
overeenkomst nadere mededecling ver
strekken?
3o. Is dc minister, waar, blijkens hetgeen
door den minister van Landbouw, Handel
on Nijverheid in de vergadering der Tweede
Kamer van den 14den Maart j.l. daarom
trent is verklaard, genoemde regceringen
bedoelde leveringen nog niet hebben ge
daan, bereid mede te dcelen wanneer en
welke stappen door de Nederlandsche re
geering bij genoemde regeeringeu zijn ge
daan om de tijdige nakoming dier overeen
komst te verzekeren?
4o. Zoo neen, is de minister bereid alsnog
zoodanige stappen te doen?
5o. Kan door den minister onder de- te
genwoordige gewijzigde omstandigheden
worden verwacht, dat door de genoemde
rogeeringen aan haar verplichtingen uit be-
doeldo overeenkomst voortspruitende, zal
worden voldaan?
6o. Is de minister niet van oordeel, dat.
indien door handelingen der Geassocieerde
mogendheden onze graanvoorziening groot
gevaar dreigt en Nederland wellicht binnen
korten tijd van broodkoren zal zijn versto
ken, dc verdere overbrenging van krijgsge
vangenen naar Nederland onmiddellijk
moet worden gestaakt, tob het oogenblik
waarop de genoomde regee^ingen behoor
lijk aan haar verplichtingen fen dejen zul
len hebben voldaan
7o. Is de minister in staat en bereid mede
te d'eelen hoevclo sedert 3 Januari 1918 uit
gewisselde krijgsgevangenen thans in ons
land verblijven en te doen onderzoeken hoe-
vele onderdanen van bovengenoemde Sta
ten tengevolge van het verblijf dier krijgs
gevangenen alhier, zich "thans in Nederland
berinden
Hierop heeft de minister van Buitenland-
scho Zaken het volgende geantwoord:
Ad. 1. Toen de Nederlandsche rcgcering
zich bereid verklaarde tot het einde van
den oorlog hier te lando een aanbal Brit
sche en Duitsche krijgsgevangenen (tot een
maximum van 16,000) te interneeren, ver
klaarden de Duitsche en dp Britsche regee
ring zich bereid aan cle Nederlandsche ro-
gecring te verschaffen, naarmate de be
hoefte daaraan zou blijken, het noodige ma
teriaal voor den bouw en het onderhoud
van interneeringskampen, voor geneeskun- 1
dige hulp, voor verwarming, voor voeding
en kleeding der geïnterneerden, of althans
den invoer dier benoodigde artikelen in Ne
derland op geenerlei wijze te belemmeren.
Ad. 2. D-eze vraag is beantwoord door hot
bovenstaande.
Ad. 3 Eenige dagen na aankomst van het
eerste transport. Britsche krijgsgevangenen
heeft do Britsche gezant gevraagd, of óe
Nederlandsche rogeering wenschte, dut
graan uit Engeland voor deze krijgsgevan-
genen zou worden gezonden en, zoo ja, I
welko hoeveelheid noodig was. Ingevolge j
een besluit van clen Raad van ministers is
eten gezant geantwoord, dat de Nederland- j
sehe regeering de krijgsgevangenen niet in
staat zou kunnen stellen brood te eten van j
betero hoedanigheid en in grootere hoeveel-
heid dan de bevolking van Nederland, i
Daarom scheen het het doelmatigst, clat
maandelijks den gezant opgave werd ge
daan van de hoeveelheden der verschillende
graaoGOorben, gebruikt voor het- bakken
van het brood dat aan do Britsche krijgsge
vangenen is verstrekt geworden, en (lat
dan de Britsche regeering aan de Neder- j
landsche gelijke hoeveelheden zond. Recht- i
streeksche beschikbaarstellingen ten be-1
hoeve van den dienst der krijgsgevangenen
zou eer nadeelen dan voordeel en met zich i
brengen, daar do omzetting van het graan j
in brood alsdan een afzonderlijke admi
nistratie zou vereischen, waardoor een noo
deloos ingewikkelde toestand zou worden
geschapen, aangezien de hoedanigheid en
de hoeveelheid van het brood voor de krijgs
gevangenen toch dezelfde moeten zijn als
voor de Nederlanders.
De Britsche gezant heeft daarop geant
woord, dat do Britsche regeering instemde
met 't denkbeeld dat moandelijkscho opga
ven zonden worden gedaan, waarop dan dc
noodigo uitvoerconsont.cn -door do Britsche
regeering verleend, on scheepsruimte, zoo- j
veel haar dit mogelijk was, verstrekt zou
worden, voor heb vervoer van lovensmicldo-
len naar Nederland.
Aan het Duitsche gezantschap word een
gelijksoortig voorstel gedaan hierop werd
nog geen antwoord ontvangen.
Opgaven als bovenbedoeld zijn dusver aan j
geen der betrokken gezantengedaan, daar
de gebruikte hoeveelheden den minister vaai
Buitenlandsche Zaken nog niet bekend zijn.:
Ad 4. Verdere stappen zijn voor hef
oogenblik niet noodig.
Ad 5. Er is geen reden om aan te nemen*
dat een der betrokken regeeringen aan haai;
verplichtingen in dezen niet zal voldoen.
Ad 6. In verband met het vorenstaande
wordt deze vraag ontkennend beantwoord.
Ad 7. Het aantal hier te lande geïnter
neerde krijgsgevangenen bedraagt dusver
plm. 6000. Hoe vele onderdanen van Duitsch
land en Engeland zich in Nederland bevin
den ten gevolge var. het verblijf dier krijgs
gevangenen zal moeilijk zijn na te gaan. In-
tussclien zullen maatregelen worden geno
men om hun aa-n-baï binnen zekere grenzen
te beperken.
Oud ijzer.
Ia twee druk bezochte bijcenkoaistoii, welke
eenige hundolaroa in oud ijzer te Rotterdam
hadden belegd, is besloten ccn sterke actie la
voeren tegen de „trust"1 van enkele kando-
I. ron en eenige ijzergieterijen, welke den ge
il celen handel in oud ijzer onder controle tracht
tc krijgun. Er werd een voorloopig comité ge
vormd, waartoe staande de vergadering CO a 70
firma's toetraden. Van een aantal niet aanwe
zige firma's werden adhaesiehetuigingen ont
vangen.
Een brug twrasehen Ceylon en Voor-I ndiS.
Eou groobsch plan houdt momenteel de
Indische ingenieurs wereld bezig. Men
koestert n.l. het plan, een vaste spoorweg
verbinding. te maken tussohen de zuid
oostkust van Voor-Indië en do noord-west)
kust van Ceylon. Hier liggen verscheidene
grootere eilanden, terwijl de zee tusschen
die eilanden niet uiep is. Er wordt hier
als heb ware een Landbrug gevormd, die,
ware de zeespiegel eenige meters lager,
van nut zou kunnn zijn. Van die „Adama-
brug", zooala de geografen die noemen,
wil men gebruik maken voor den a-auleg
der spoorbrug. Voor een deel zijn de
eilanden al met elkaar verbonden. Zoo is
in 1914 de Straat van. Pambam overbrugd
door een viaduct, die voor groote schepen
geopend kan worden. Geheel open is do
afstand tusschen de eilanden Manar en
Rameswaram, die door een veer verbon
den zijn. De am.dere open plaatsen der
Adamsbrug kunnen a1 echts door kleine
sul iep en bevaren worden.
Het Institute of Civil Engineers heeft
onlangs een enquête gehouden, om de
meening dor deskundigen over die zaak te
vernemen Daarbij bleek, dat men tweeër
lei opvatting heeft uitrent do volvoering
van het plan. E©r<c-<. jds wil men een vas
ten dam leggen van V"oor-Indië naar Cey
lon; anderzijds wordt dit plan veroordeeld
met de bewering, dat zoo'n dam te veel
van den golfstroom r-e lijden zou hebben,
en voelt men zneer voor een gedeeltelij
ken dam, terwijl cko deel en, die minder
goed gedempt kunnen worden, overbrugd
kunnen worden. Aan de mogelijkheid der
vorbmding wordt nergens getwijfeld: het
gaat over een afstand van slechts 36 K.M.
Aan den aanleg zijn bovendien geen groo
tere moeilijkheden verbonden, dan de be
roemde „spoorweg in zee" leverde, dio
van het Amerikaansche vasteland door
het Kanaal Florida naar Key-Wests gelegd
werd.
Diefstallen in Duitschland.
De „Koln. Ztg." meldt-, dat het aantal
diefstallen van goederen van en naar het
front schrikbarend is toegenomen. Het mi
nisterie van oorlog heeft een afdeeling ge
sticht om op die transporten het oog to
houden, die in den- laatst en tijd 300 dieven
op 't spoor gekomen is. De met 't toezicht
belast© personen hebben van 1 Augustus
1917 tot 28* Februari 1918 meer dan 1000
strafbare feiten aan het licht gebracht.
2941 dieven aangewezen en het leger vcor
een waarde van 765,000 mark aan gestolen
voorwerpen weer doen toekomen. Het blad
wekt rru het publiek op, het werk van clat
bureau te steunen.
Naar het Engelsch
van Mevr. ALFRED SIDGWICIL
40)
„N'u, als u me vraagt,"f begon Roso-
linde.
„Ik vraag jo niets," viel Sir Lucius in de
rede. „Een kind als jij weet niets van die
dingen."
„Maar nu doe ik het, omdat u ze uitge
legd heeft," zeid© Rosalindc, met de aar
dige, openhartige kalmte, dio haar oom
altijd in verwarring bracht. „Ik wild©
alleen maar zeggen, clat, als ik een misda
diger tot vader moet hebben, ik liever heb,
dat hij een groot schilder dan een dief is."
„Ga uit clo kamer," zeide Sir Lucius,
„ik wil met je moeder spreken."
„Zal ik weggaan, moeder?" vroeg Rosa
lind© en «ij ging Da een knikje van haar
moeder.
„Wat gebeurt hier?" vroeg Sir Lucius,
terwijl hij zwaar ging zitten. „Verklaar j©
nader, Anna."
„Ik wil verklaren, wat je maar wilt,
Lucius," zei Anna; „maar denk er als het
Je blieft aan, dat je jo handen van-mij
aftrok, toen ik Sceton verliet."
„Dat geeft je niet het recht, een oud
schandaal weer op te lialon, en te maken,
dat wij allen weer bepraat worden. Het
was inderdaad al erg genoeg, maar we
nebben je geholpen er overheen to komen."
Anna waa van natuur stil. Zij had' geen
Tluggc tong, en als de menschen ding©a
zeiden, waarmede zij het niet eens was, liet
zij die dikwijls voorbij gaan, omdat haar
andere meening, hoewel sterk gevoeld,
langzaam in haar geest rijp werd en niet in
woorden over haar lippen kwam. Onder
het wachten merkte haar zwager op, dat
haar jeugd en schoonheid op verwonderlijke
wijze waren teruggekomen. Haar figuur
was zoo slank en elegant als van een meisje,
en haar dik, blond haar vertoonde nog geen
spoor van grijs. Zij had de zwart© japcxn,
die op Sceton passend voor haar omstandig
heden werd geacht, afgelegd en droeg dien
middag een blauw linnen japon, cliio het
blauw haror oogen voordcelig deed uitko
men, en een breedgoranden hoed uit Lon
den, die meer koett© dan iemand betalen
kan, die van tweehonderd pond per jaar
leven moot.
„Toon ik hier kwam, had ik geen idee,
dat. ik Simon ontmoeten zou," zei zij na
een poos.
„"Wist hij, dat je hier waart?"
,,Ik geloof hot niet:"
„Maar nu hij het weet, heeft hij de onbe
schaamdheid to blijven."
„Ja," zei Anna.
Sir Lucius gaf ha-ar den indruk van een
man, wiens toorn hem lichamelijk onge
makkelijk is. Hij ademde zwaar, strekte zijn
voeten ver uit en staarde er strak op.
„Heb je elkander ontmoet?" vroeg hij.
„Ja," zei Anna, en zij wilde nog meer
zeggen. Maar Sir Lucius trok zijn knieën
©n ging rechtop in zijn stoel "zitten, nis
een vastbesloten, verontwaardigd man.
„Hij moet heengaan," zei hij. „De toe- 1
stand is onmogelijk."
„Het is moeilijk." stemde Anna toe. 1
..Tot nu toe heeft Rosalind© geweigerd zich j
mot haar vader t© verzoenen." I
„Het doet me plezier dat t© hooren," zei
Sir Lucius. „Ik had niet zooveel flinkheid
en goed oordeel bij Rosalincle verwacht."
„Ik vind, dat zij vervelend, on dwaas is
geweest," zei Anna.
Zij wist-, dat Sir Lucius boos op liaai zou
wordenmaar zij had van het begin af ge
weten, dat hoo clan ook, do waro stand
van zaken bekend en gehandhaafd moest
worden.
Simon en ik hebben ons verzoend,' zei
zij. „Wij hebben e 11cander vergeven."
„Wil je zeggen
Anna glimlachte even, toen zij ant
woordde.
„Wij wachten alleen op Rosalindc, dat zij
bij zal draaien," zei ze.
„Dan trek ik mijn handen van jc af," zei
Sir Lucius, cn met indrukwekkende kalmto
opstaande, verliet hij do kamer.
Mevrouw Cloudc-sby waclitto even vóór
zij hom volgde, en toen zij beneden kwam,
«ag zij Rosalind© alleen in den voortuin.
Het meisje sloot liet hek ©n kwam in huis.
„Nu gaan we theedrinken," zei zij en,
den blik van haar moeder ontwijkende, ging
zij langs haar heen naar do kouken en be
gon do thee klaar to makon. Maar mevrouw
Clouctesby was niet rustig, en toen Rosa
lind© do the© in do kamer bracht, sprak zij.
„Ik wik?©, dat zij niet gekomen waren."-
„Ik ook," zei Rosalindc,
„Maar ik vermoed, dat het den zaken een
beslissing zal geven."
„Hoezoo?"
„Ik zal mijn plannen moeten maken on
jij ook."
„Ik heb de mijne» lang geleden gemaakt."
„Maar, Rosalindc, daar straks sprak je
tot je oom op een manier, di© ik niet ver
wacht had. Ik dacht bepaaldIk
hoopte, dat jo veranderd waart."
„Ik zal voortaan mijn hoofd ophouden.
Ik wil me niet door lien laten behandelen
alsof ik het uitvaagsel was. Maar ik ben
niet veranderd. Integendeel. Het weerzien
van. hen herinnert me, hoe ellendig wo
waren
„Dat is alles uit," zei mevrouw Clo.u-
desby vast. Maar toon zei zo n'ets meer.
Zij waren beiden verwonderd twee dagen
later een beleefd briefje van Lady Tuft te
krijgen, om to vragen, of zij Zondag kwa
men koffiedrinken, en voor te stellen, dat
er een schikking gemaakt zou worden, zoo
dat Amy en Rosalindc soms 3amon konden
baden. Het briefje vermeldde ook, clat
Tony Zaterdag verwacht werd cn dat Amy
verlangend was, zoo gauw mogelijk over
haar achildcrslcsscn te spreken. Het was
inderdaad een hartelijker briefje dan Lady
Tuft gewoonlijk aan haar zuster schreef, en
mevrouw Cloud'csby keek verwonderd, toon
zij het la».
„Je oom beweerde, dab hij zijn handen
van ons aftrob," zei zij, toen Rosalindc het
ook gelezen had.
„Daan gelooft, dat Simon Cloudcsby
tien duizend pond por jaar verdient," zol
Rosalincle. „Dat zei hij me gisteren."
„Ben je begonnen hom Daan te noemen I"
„Dat vroeg hij me gisteren om te doen.,..
Arme jongend"
„Waarom beklaag je hem?"
„Omdat hij ongelukkig en stijfhoofdig is
en zich heel dom vergist."
„Je schijnt ine cm heel veel van hem t©
weten."
„Sedert gisteren. Wij hadden een ver
klaring."
„Zool Wanneer en waart"
„Ik ging 's middags het dal in. Wij ont
moetten elkander en spraken met- elkander.
Ditmaal verscheen Veronica Teal niet. Zij
heeft Daan voor grooter wild laten
schieten."
Rosalincle hield oven op, cn vervolgd©
toen, daar haar moedor niet sprak, mot
eer» zeker© beslistheid;
„Daan zal nooit -.rouwen
„Waarom niet?"
„Omdat hij anr. is."
„Ik dacht, dat dit zijn idee was," zei me
vrouw Cloudesby.
Heb meisje zag ha-ar moeder aan met de
verbazing, die. jongelieden dikwijls verra
den, als zij ontdokken, dat hun ouders
oogen hebben.
„Koe kon u dat weten?" riep zij uit.
„Ik vermoedde hét," zei mevrouw Clou
dcsby. Ik zag, dat hij verliefd op je werd,
Rosalind©. Ik wensch
Rosalhide schrikt© wat van do openhar
tige woorden hnrer moeder en zag cr zoo
ongelukkig uit als eer. meisje van negentien
jaar doen kan, w r.neer zij ontzegging et
ccn lang, eentonig, ongehuwd leven voor
zich ziet-.
„Hij zegt, dat ik lo dochter van een rijk
man ben," zuchtte zij.
„Je schijnt dc zaken wel zeer grondig be
sproken te hebben." zei mevrouw Cloudcsby
„Datis juist wob wo niet deden. Ons ge-
Bprek beteekend© zeer veel, maar leidde tot
niets. Ik zei liem echter, dab ik arm was en
altijd zijn zc/u."
„Ik geloof niet, dat jo op Sceton -zoove i
ortzin praatte, als je hier doet," zei mts-
vrouw Clondosby peinzend; cn toen nam z^
den brief van haar sv.ster weer op.
(Wordt vervolgd)