In vroeger dagen. No. 11783. LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 23 flnaart. tweede Blad Anno 1918. PERSOVERZICHT. Vreemd kapitaal in Indië. FEUILLETON Specialiste o. Over de be geerte van sommigen om specialisten, naar de Tweede Kamer af te vaardigen, schrijft de „MEYER1JSCHE COURANT": „Vele maatschappelijke groepen wen- •chen hun vertegenwoordiger naar de nieuwe Kamer te zenden. De Boeren een landbouwer of althans een landbouwersvriendde Arbeiders een arbeiderde Onderwijzers een onderwijzer de Postambtenaren een postbeambtede Barbiers een barbierde Wasch vrouwen een waschvrouw, enz. Specialisten doen zich alom voor en spe cialisten zijn erg gewild. Nu achten iyij die Specialisten-manie een dwaasheid. Om meer dan ééne reden. Op de eerste plaats is onze Tweede Kamer geen sociaal instituut, maar een poli tiek lichaam. Zij is geen verzameling van sociale specialisten, maar van bereke nen ïo politici. De sociale specialisten zijn daar dlus Diet op hun plaats. En omdat zij er niet op hun plaats zijn, kunnën rij er als specialist ook niets -uitzetten Vele kiezers schijnen zich een geheel ver keerde voorstelling te maken van de puur objectieve toedracht der zaken op het Bin nenhof. Maar het is noodig, diat zij hun nuchter heid behouden en een waanvoorstelling, waaraan geen werkelijkheid beantwoordt, laten varen. Hoe geheel anders dan zij zich dat voor etellen, gaat het er in Den Haag toe Men is ontevreden over den werkelijken gang der politiekmen zal daar eens een eind aan maken door het afvaardigen van specialisten, van standsbehartigers. Meent men nu werkelijk, dat men daarin slagen zal, als de boeren een boer, de ar beiders een arbeider, de oncfêrwijzers een onderwijzer, enz., afvaardigen? Och komf Men make zich toch niets wijs! Ieder afgevaardigde, die naar de Kamer gaat, hij moge nog zoo'n specialist wezen, komt daarin als lid van zijn respectieve fractie en staat daar al aanstonds met ge bonden handen. Wie aln Kamerlid in Den Haag komt, boet, om te beginnen, minstens 50 procent van zijn persoonlijkheid in. Hij komt daar niet als specialist, als standsvertegenwoor- digor, standsbehartiger, maar als lid eener politieke fractie, aan wier poli tiek© besluiten hij zich heeft te onder werpen op straffe van niet meer of althans zeer moeilijk te kunnen werken. En zoo hebben we gezien en zoo 'zullen wo in dte toekomst altijd blijven ervaren, althams onder d'oze omstandigheden, dat een boerenafgevaa-rdigde in Den Haag op houdt boer te zijn, een arbeider ophoudt arbeider t-o wezen, een onderwijzer eindigt met langer onderwijzer te zijn, enz. Neen, die allen zijn of worden in Den Haag niets anders dan hceren afgevaardigden ter politieke Tweede Kamer. En mocht eens bij. hooge uitzondering een specialist zijn eigen karakter behouden en blijven, wat hij was en is, wat kan dan zoo'n eenling nog voor zijn specialisten-be langen? Zeer weinig of niets 1 't Is wel eens goed, dat de kiezers zich dit goed herinneren, nu zij bij verandering van kiesstelsels opeens zoo'n groot© voor liefde voor specialisten aan den dag leg gen. Zij moeten daarmede bedrogen uitko men, niet, omdat- de specialisten hen be driegen willen, maar omdat ook specialis ten niet anders kunnen handelen dan als leden der politi oko Tweede Kamer, die niet alleen spooiale belangen, maar het a 1 g o m e o n belang te be hartigen heeft! En ook dit alleen hebben de kiezers in het oog te houden bij de keuze hunner candi dal en Specialiteiten-afvaardiging heeft d&n alleen zin en doel en succes, wanneer de noodzakelijke voorwaarden daarvoor zijn in het leven geroepen. Wat nu echter nog niet het geval is'!" Nederland en detieassocieerde Regeeringen. Onze gezant in Italië over do kwestie. Baron van Weideren Rengers, Neder- landsch tjozant bij het Quirinal, heeft, in verband 'met de Nederlandsche schepen- kwestie, de volgende in de Italiaansche per3 voorkomende verklaring afgelegd: Wij moeten een keuze doen tussehen het aanbod der Entente, om onze voedselvoor ziening te verzekeren, en de bedreiging van Duitschland, dat het den afstand van onze scheepsruimte beschouwt als eenschending der neutraliteit. Wij moeten dus een onmiddellijke oplos sing zoeken, want wij kunnen ons niet van honger laten sterven. Maar gij kunt u voor- tse-llen, hoe groot de moeilijkheden zijn, waarin wij verkeeren. Do gezant bespreekt vervolgons do ver schillende punten van de Engelsch^ nota on besluit: Holland heeft met de andere neutra len tegen den duikbootoorlog geprotesteerd en als dit protest zonder gevolg blijft, kan men er hem geen verwijt van maken. Men kan ons niet meer beschuldigen, on ze schepen in onze havens te hebben opge sloten. Het was logisch geweest te wachten, tot de vrije vaargeul juist ware vastgesteld. Anders handelen had ons blootgesteld to zien, dat onze schepon werden getorpedeerd of door mijnen vernietigd. En nu komen Amerika en Engeland mededeelen, dat onze schepen zul- Ilen gobTuikt worden, zelfs in do gevaarlijke zone. Deze tijding is werkelijk pijniijk.Toch moeten wij vóór alles er aan denken,onze voedselvoorziening: to verzekeren en ookon ze neutraliteit te eerbiedigen. De Nederlandsche pers over de inbeslagneming. Do „Nieuwe Courant" schrijft o.m.: „Do fout van onze regeeriug is geweest, niet te hebben begrepen, dat van het oogenhlik af dat men tegenover ons tot het rechistreekscho dreigement overging, tot do geweldpleging reeds feitelijk was besloten. Onzo buiging was nutteloos. Men wenschte geen verder parlementeoren: men verlangdo scheepsruimte. Geen nonsens over onze neutra liteit: business at last! En do business van het beslagleggen was juist do helft voordeeligor dan dio van het Agreement! Hoe konden zij dan aarzelen? Het eorsto leverde dadelijk een millioon ton scheeps ruimte op, zonder eenige lastige belemmering of verplichting dan die men zelf zou gelieven vast te stellen. Het andere gaf maar de helft van dio hoeveelheid, 50 pet. minder dus en dan zou men nog rekening hebben te houden met allerlei vijven en zessen van do wederpartij. De keus stond vast: goen „imponderabilia ih hot buitenland" waarvan ministor Loudon giste ren sprak, kondon haar meer beïnvloeden. Aan dezen kant was do naieveteit, toen we nog een laatste, hopolooze, poging waagden." In „Het Nieuws van den Dag" lezen we o.a.: „De inbeslagneming enkel in Amerika aangenomen dat het Reuter-bericht juist is zou aan den feitelijken toestand niet zóóveel veranderen. Hoeveel Nederlandsche acheops- ruimto er ligt in do Amerikaanacho havens is niet precies to schatten; het reeds genoemdo millioen echter omvat zeker ook onze schepen in de Entente-havens, in China en op zee en zelfs in onze koloniën; in Amerika ligt misschien 4 of 500.000 ton, dus dezelfde hoeveelheid welke enze regeering reeds in gebruik wildo geven. Maar: voorwaardelijk. Bovendien is 't hoog9t waarschijnlijk, dat do maatregel niet alleen door Amerika gonomen- wordt, maar door alle „Geassocieerden". En dan. zijn wo twee-derden van onz9 handelsvloot kwijt. En hot wordt dan ook hoogst twijfelachtig of Duitschland in dezo omstandigheden ons nog zal toestaan, gi*aan te gaan halen door de vrije geul. Zoodat do regeering, door haar zelfs voor waardelijk toegeven, niets materieels gewonnen zou hebben tegenover het prijsgeven van ons rechtsstandpunt. We zullen dan onzen goeden naam kwijt zijn en met leege-handen uitgaan. Vernederender kan het niet. Men vraagt zich af, gezion de houding door Washington, Londen en Parijs in de laatste dagen aangenomen, of men daar eigenlijk van den aanvang af ietr anders bedoeld heeft dan: wo pakken uw schepen en nu loop rond! De Geassocieerden zouden zich nu meester maken van do dubbele hoeveelheid scheeps ruimte, zonder zich aan voorwaarden te storen, en indien de beroofden verhongeren, ook al goed. Maar dat is wel wat to erg om het te ge- looven. Mag men nog denken aan een misver stand?" „Do Tijd" zegt: „Wij zullen au do gevolgen moeton dragen van do gewetenloozo practijken onzer „bescher mers". Onze vloot wordt, men noemt hot gere- quireerd, doch inderdaad: genomen. Dat be- teekont, dat wij van de zee zijn afgesloten, dat wij zijn afgesneden van onze koloniën, dat onze kolonialo handelsbelangen -afhankelijk worden gesteld van do geassocieerden, Onzo volksvoe ding komt nu in het ornstigo gevaar sedert het begin van den oorlog. Wij zullen noch graan ontvangen uit Amerika, noch uit Duitschland! Wij verliezen voorloopig niet mindor dan óén milliocu ton scheepsruimte, cn wat daarvan te recht komt na den oorlog is niet te voorspellen. Een ernstige tijd breekt, nu aan voor ows va derland. Een tijd van gebrek, grooter dan wij tot nu toe gekend hebben, een tijd wellicht van intriges om invloed uit të oefenen op onze hou ding jegens do oorlogvoerenden. Het beold van Griekenland komt ons met den dag duidelijker voor oogen. Maar wij zullen in de lessen onzer vaderlandscho. kistorio cn in het vertrouwen jegens onzo regeeriug den moed vinden, om alle onderdrukkingen te weerstaan en niot bukken ondor do slagen van hen, dio sohijnen te willen streven naar den titel van de zoeroovers uit het westen." Aan heb „Alg. Handelsblad" Qntlecnen wo liet volgende Hot is wol heel wonderlijk en toch 13 het zoozeer velen in den lande zullen met vol doening vernomen hebben, dat de geasso cieerde" schepënroovers onze handelsvloot „in beslag genomen" hebben en dab presi dent Wilson als strijder voor het recht der volkeren daarin, is voorgegaan. Do vraag was niet meermoeten wij onze handelsschepen verliezen? De vraag was slechts: zullen wij de handelsvloot, die ons ontnomen wordt,- nog tegen een dubieuse vordering op een creda et waardige associa tie, in wier handteekening wij onvoldoende vertrouwen stellen, in schijn vrijwillig af staan, of zullen wij tot heb einde protes teeren en onrecht noemen? Zullen wij voor een belofte vercharteren wat wij niet vor- oharteren mogen en willen of zullen wij weigeren een schijn van recht, een schijn van goedo trouw aan deze daad van sche- penroof te geven in ruil voor beloften van twijfelachtige waarde? Ons volk heeft niet onduidelijk te kennen gegeven wat zijn keus zou zijn. Een botte en pertinente weigering. De regeering heeft andera gehandeld, heeft gemeend het grooto belang van de voedselvoorziening van ons land niet te mogen vergeten en heeft getracht d!on ruil dien afstand althans ieta voordeeliger, de gekochte belofte iets duidelijker te maken. De geassocieerden hebben geweigerd. Wij hadden onze schepen op hun onereuse voor waarden te geven of de schepen zouden ge roofd worden. Welnu, voor ons volk, dat den afstand ook op de regeoringsvoorwaar- den niet wilde, niet wenschte, niet goed keurde is er wat dat aangaat slechts reden om t© juichen. Het „ultimatum" Ameri kanen zelf beschouwne hun voorstel dus als een ultimatum is geweigerd het is ona een vreugdo, dat zij het antwoord van de regeering als zoodanig opvatten. Het nadeel zal met gelatenheid gedragen moeten wordon. De geassocieerde maohten zijn nu volkomen vrij maar eigen mee ning I om t© deen of laten wat zij willen, om ons al dan niet graan te zenden. Om al dan niet de scheepvaart op onze koloniën te verhinderen, J"a zou die vrijheid ook niet bestaan hebben als er wel een „koop" gesloten was? Zijn overeenkomsten en in ternationale tractaton niet voortdurend ge wijzigd als de oorlogsnoodzaak dat wonsche- lijk maakte? De moréelo plicht voor do ge associeerden,- om het internationale ver keer, dat voor den modernen staat een vol strekte bestaansvoorwaarde is, ook in oor- logsijd to handhaven voor dio staten, dio zoozeer in dat internationale verkeer inge groeid en er door ontwikkeld zijn dat zij zonder dit niet bestaan kunnen, blijft oven- zeer bestaan, ook na de „weigering van het ultimatum". Uit de mededeeling van Reuter, dat Amerika tot het inbeslagnemen is overge gaan, nadat de oorlogshandelsraad was in gelicht, dab Nederland heb Amerikaansch© ultimatum had verworpen, blijkt dus schrijft de „Nieuwe Rott. Ct." dat de geassocieerde regeeringen, het Verregaand, ja het veel te ver gaand, tegemoetkomend voorstel de? Nederlandsche regeering kort weg als 'n verwerping van de door de ge associeerden gestelde eischen hebben aan gemerkt. Wij gelooven, dat deze oploesing van het geschil de beste is, die in de gegeven om standigheden verkregen kon worden. Tegen „georganiseerd© rechtvaardigheid" in ge woon Hollandisch vertaald: op macht be rustende onrechtvaardigheid valt voor een klein land als het onze, wanneer het tegenover zoo goed als do halve wereld go- plaatst is, niet te strijden. „Het Volk" schrijft o. a. „Zooals do zaken nu geloopen zijn, heb ben beide oorlogvoerend© partijen kunnen ervaren, dab het Nederlandsche volk zich zelf wenscht t© blijven dat het niet wenscht in den oorlog te worden gesleept, en even min te worden gebruikt voor het verrich ten van hand- en spandiensten ten behoeve van een der beide partijen. Dc verontwaar diging dor volksvertegenwoordiging richtte zich nu, tengevolge van den loop der zaken, naar het Westen: in een overeenkomstig geval zou zij zich evenzeer tegen het Oosten hebben gekeerd. Wij denken niet, dat dit dbor ernstige lieden zal worden tegenge sproken. Voor de regeering zal daaraan be hoeven wij niet te twijfelen de houding van het Parlement in deze dagen een aanspo ring te meer eijn om onzo neutraliteit te verdedigen tegen ieder die ze in het ge drang brengt." Do „Tel." schrijft, dat de houding van Amerika alleen bepaald schijnt te zijn „door de streng zakelijke overweging, dat niet3 Amerika kan beletten onze schepen in be slag te nemen en er dat gebruik van te maken, dat do Amerikaansche regeering goed dunkt. Onze toestemming voor ccd on- voorwaardelijken afstand onzer handels vloot zou Amerika dan betalen met den toevoer van levensmiddelen, zooaïsodio by de Londenseh© besprekingen bepaald is. Amerika vergist zich echter schromelijk in do mentaliteit van het Nederlandsche volk, indien het een oogenblik gemeend mocht hebben, dat wij voor 'n dergelijken „koop" to vinden zouden zijn goweest.. Het beseft deze vergissing blijkbaar zolf ook, wanneer liet tracht die verantwoordlelijkheid voor de inbeslagneming cmzer schepen van zich af j te schuiven door het voor te stellen alsof Nederland het Amerikaansche „ultima tum" zou hebben „verworpen". Zóó is do zaak onjuist gesteld. Do Neder landsche regeering is op do voorstellen van gas30cieerde zijde integendeel zoo ver in gegaan als met onze positie van niet-oorlog- voereado mogendheid sléchts vereenigbaar is. Zonder aan ons neutraal standpunt te kort te doon kon zij zelfs den voornaamstcn oisch betreffend© de vaart onzer schepen in de gevaarlijke zöne in principe inwilligen, maar zij moest daar eenige voorwaarden aan verbinden, wildo zij het recht om zelf standig over de houding van Nederland in het wereldconflict te beslissen, niet vol maakt prijsgeven. Heb „ultimatum" wa3 cfus in principe aanvaard, echter in dien vorm, dat tegenover dé onbeperkte macht van Amerika het recht van Nederland hoog werd gehouden. Daarmede is de Ne derlandsche regeering geheel gebleven in de lijn waarin president Wilson rich den toetomstigen vrede voorstelde, den cïemo- orat-ischen vrede, dae gebaseerd zou zijn op Recht boven Macht". In het Economisch Bijvoegsel van „De Telegraaf" van 20 Februari 1918 zegt de oucLGouvernear-G-eneraal Idenburg Voorts moet ons bestuur zich vrij hou den van benepen nationaal egoïsme. Wij moeten bij de materiale ontwikkeling de medewerking van vreemd kapitaal nief sohuwen; integendeel bevorderen." En verder: „Medewerking van anderen, die zich aart onze wetten onderwerpen en zich daarnaaA gedragen, moet ons welkom zijn". Nog verder lezen we „Het buitenland moet er belang bij heb*( ben, dat Nederland en geen andere natid onze rijko koloniën bestuurt. Het moet ©r prijs op stellen en het waardeeren,, dat! wij een zeer ruime open-deur-politiek in Ned.-Indië volgen". In Indië stonden wij wel eens tegenover den heer Idenburg, vooral in do jaren 1911' en 1912. Doch niet zoo dat we dezen Gou verneur-Generaal niet wisten te waardeu ren. Er was in zijn beleid, van ons stand punt gezien ,een zwak punt. Overigens heb ben we steeds gaarne erkend, dat hij mag beschouwd worden als een van de degelijk© landvoogden, die te B-uitenzorg hebben ge zeteld. Het was alleen den onderwijs-poli- tiek van don heor Idenburg, waarmee wa ons niet konden vcreenigea- Nu zien wij weer in bovenstaande aan halingen den man, die Indië kent en een open oog heeft voor do belangen dier heer lijke gewesten. Men zal begrijpen, dat wij instemming betuigen met zijn woorden, wanneor men weet, dat wo in December 1916 in heb Kolo niaal Bijblad van de „Vrijzinnig-Demo craat", wolk Bijblad toen ónder onze redac tie stond!, juist hetzelfde betoog hielden. Daarover hebben enkelen ons hard ge vallen. Met groote verbazing vroeg men rich af, hoe wij tooh tot zulk een meening konden komen. Neen, juist dat vreemd© kapitaal moest geweerd worden 1 Alleen Ne- derlan&sch kapitaal moot Indië ontginnen. Zelfs was er een, die het ©xploitecren van Indië schandelijk vond, in de meening 'dat we Indië bedoelden te exploiteeren ten bate van Nederland. Uit ons artikel was anders duidelijk gebleken, dat we bedoel den, dat die rijko gewesten in exploitatie moesten gebracht worden door en voor d© bevolking zclr. We waren en zijn nog van meening echter, dat het kleine Nederland sche volk, hoe rijk ook, daartoe niet de noodige middelen bcrit. Een gebied! veel meer dan 40-maal Nederland brengt men niet met vele millioenen tot bloei. Daartoe behooren milliarde'n en Nederland, dat voor een groot deel zijn kapitaaal belegd heeft in Rusland, Roemenië, Amerika, scheepvaartaandeelen, enz., kan niet alles leveren en ook niet losmaken voor het In discho doel. Maar dan, zoo werd gezegd, de uitlan- der3-bwestie, en men wees op Johannesburg in de Transvaal, waar zooveelEngelsch ka pitaal bij geïnteresseerd was, hetgeen mede leidde tot den grooten Zuidafrikaanschen oorlog Ja iuis>t! Daarop wiist do heer Idenburg, als hij zegt, dat we vrij moeten ziin van be nepen egoïsme. En wij voegen erbij Indië heeft geld noodig en omdat Neder land het niet geeft,'moeten anderen het ge ven En bovendien bunnen wij er voor wa ken. dat onze politiek niet ia benepen poli tiek van Paul Kruger. Do vreemdelingen, dr.e hun geld in Indi sche ondernemingen steken, moeten tegen I elkander opwegen. TX13 niet uitsluitend 1 Engelsch kapitaal bijv., maar evenzeer j Duitsch, Fransch en Amerikaansch. enz., o ndan moeten allen het bewustzijn hebben, dat Nederland is een veilige waker voor aller belangen, een eerlijk en trouw rent" meester Nog altijd handhaven we de volgende steil indent 1. Nederland is onmachtig voldoend ka pitaal te verstrekken. 2. Het onontgonnen laten van de rijke Indische terreinen kan de wereld op den duur niet toestaan en ze zal ingrijpen, als wij de zaken maarnoten loopen. 3. De bevolking zelve zal niet gedoogen, dat we werkloos blijven. 4. Er is zeer goed een politiek van inter nationale belangenbehartiging denkhaar, waardoor Indië gebaat wordt en Nederland nauw aan cKo streken gebonden blijft. Het was ons een groote voldoening te bespeuren, dat een kenner van Indië als de heer Idenburg althans in hoofdzaak het zelfde standpunt inneémt. Assen. A. v. W. Naar hot Engelsch van Mevr. ALFRED SIDGWICR, 82) „Wij worden oud," zei zij. „Met mijn verjaardag wordt ik veertig jaar." „Ik ben ouder, zei hij. Hij was werkelijk niet veel veranderd, ?ei zij bij zichzlf. Zijn oogen zouden den blik hebben, dien zijn liefhad, al werden zij honderd jaar, en nu op middelbaren leef tijd had hij niets van zijn kTacht verloren, maar een zeker voorkomen, van macht ver kregen, dat ongetwijfeld voortkwam uit zijn geluk in zijn werk. „Jo bent beroemd geworden," zei zij wat verlegen en toen zag zij tot haar vreugd zijn glimlach weer, die haar liefkoozond be antwoordde. „Ik ben niet populair, weet je," zei hij. „Ik twijfel er aan, of de Tufte ooit van m© gehoord hebben sedert zij dreigden mij uit bun huis te werpen, als ik trachtte er in te komen." „BebbeD zij dat gedaan?" „Dat weet je toch zeker wel. Zij lieten mij ook door hun advocaat weten, dat, als ik ooit trachtte je te zien of je durfde ichrijven, het echtsolreidingaverzoek onmid dellijk zou ingediend worden. Je mooht niet lastig gevallen worden. Andera „Ik was heel riek," zei mevrouw Olou desby, zónder eénig pathos sprekende, maar nl»of rij een feit wilde aanvoeren, Zij deden iooals zij goedvonden," „Zij zeiden, dat je niet wenschte mijn gericht ooit weer te zien of mijn naam weer to hooren." v „Dat vonden zij het best. Zij drongen er inderdaad op aan." „Nu, ik wist, dat ik mij zelf vervloekte," zei Simon Oloudesby. Een moeilijke stilte werd pijnlijk tus sehen hen, maar toch kon geen van beiden opstaan en het gesprek op deze treurige manier eéndigen. Mevrouw Oloudesby wil de vragen doen, die zij moeilijk vond in te kleeden, maar die, zoo ze onbeantwoord bleven, meehielpen, om hen gescheiden t© houden. „Ik vermoed, dat als sommigo mannon naar den duivel gaan, zij dat do moeite waard vinden," ging do man voort, toen hij een eind maakt© aan de stilt©. „Ik moet wel con driedubbele gek zijn. Dat ben ik zeker. Want ik wist, dat het de moeite niet waard was en toch deed ik bet. De roodo bloem van den hartstocht! Ik plukte en ik zweer, dat ik onder het plukken ze reeds weg wildo gooien in het slijk, waar zij be hoort. Maar ik wil weer van je heengaan, als je mo weg zendt-. Ik zal dadelijk heen gaan en een katje en een wieg schilderen... met wat do recensenten mijn onnavolgbare duivelschheid* noemen." ,,Wat heb je geschilderd, Simon?" zei de vrouw, en haar stem wilde hem nieb laten gaan. „Waar ben je al die jaren geweest? Wat bob je gedaan?" „Ik heb hard gewerkt. Ik hob hier en daar gewerkt, het meeat in Spanje. Bijna, vijftien jaar bon ik alleen geweest." „Zij keck_hem'met verschrikte oogen aan. „Alleen 1" „Ik ben ook ziek geweest," zei hij op beschaamden toon. „In Florence kreeg ik typhus. Dat verveelde haar. Zij ging met een anderen man weg." ,Heb jo typhus gehad? Erg?'*- „Vrij org." „Je bont dus ongelukkig geweest?" „Ik heb gewerkt-," „Ik bedoelhet is vreeselijk om ver laten to worden." Zij wildo hem niet aan zien en hield haar oogen afgowpnd. Zij wil de in duidelijk Engelsch zeggenHoudt je nog van die vrouw of ben je tot mij terugge komen maar wij allen hebben oogenblikken gekend, waarop de moedertaal de moeilijk st© taal in d wereld is. „Toen ik beter werd," zei zij langzaam, ,wist ik wat ik gedaan had. Ik had weer be hoefte aan het katje cn de wieg, aan mijn eigen huis en aan jou. Ik ben werkelijk eon huisdier." „Was jo clan krankzinnigtoen j© je huis opbrak vroeg zijn vrouw, haar hoofd gebogen in pijnlijke herinnering. „Ik kan niet begrijpen, dót zal ik nimmer kunnen, hoe jo zoo iets doen kon." „Toch wordon vrouwen op dezelfde ma nier krankzinnig Zij verlaten haar kindoren kwetsen monschen wor den den eenen kant opgedreven, terwijl zij naar den anderen terugzien ik keek altijd terug." „Ik heb nooit de verleiding gekend. Ik hob nooit iemand anders liefgehad daarom kan ik het niet begrijpen." „Als je kon begrijpen, zou j© misschien kunnen vergeven." „Misschien zou ik het kunnenmaar Rosalinds is er." „Wat is er aan Rosalinde gezegd?" „Ik heb'haar do waarheid gezegd," zei Anna. Dit scheen den man den adem te be nemen. Hij keek haar verschrikt aan ©n ge loofde nauwelijks zijn oorenzij voelde, dat hij—haar verweet, alsof zij eon geheim verraden had. „Ik dacht, dat ik je nooit weer zou zien," herinnerde zij hem. „Ik dacht, dat Rosa lind© jé hooit zien zou. Zij deed vragen. Zij haatte het stilzwijgen en de geheimzinnig heid. Zij vroeg, of je in de gevangenis was." „Maar wat kan je zulk eon kind zeggen? Wat kan ik jou zeggen? Wat weten zulk© beschermde vrouwen?" „Och! cü© oudbakken praatjes," riep Anna, „dio versleten denkbeelden omtrent een kant van het leven die to duister, to verlaten voor onze oogen, ooren en hoof den is. Maar wij zijn klein© houten afgods beeldjes; wij fatsoenlijke vrouwen. Wij hebben oogen en ooren en gewoonlijk meer verstand clan jo vrienden. Toon ik jo ver leidster zag, wist ik, wat voor soort zij was on welko bekoring zij had. Ik kende haar beter toen zij in het atelier liep, dan jij deedt, totdat jo weer bij jo zinnen kwam." „Je bedoelt, dat jo zag, wat slecht waa en cïat jo do bekoring niet gevoelde. Dat is halve knnis." Anna was opgestaan. „Ik moet terug," zei zij. „Rosallndo zal niet begrijpen, waar ik ben." Hij stond ook op en liep met haar meet© tot zij van uit de beschutting van het bosch door de boomen op den grooten weg kon- dén zien. „Laat Rosalinde het nieb begrijpen," zei hij toen. „Kom wat terug in het bosch, Anna. Ik blijf niet graag staan praten, waar ik gezien kan worden." „Maar hebben wij nog wat to zeggen?" "Voordat, hij haar antwoordde^ keerde hij om en zij deed hetzelfde. Zij liepen een eindje langa het pad, tot rij weer in het bosoh waren. Zonder t© spreken .nam hij haar snel en vast in zijn armen, wischt© daarmee do lang©, ledige jaren uit, ©n hief den twijfel omtrent zijn vergeven worden op. Zij leunde tegen hem aan, haar gelaat geleek wel April. „Maar, Rosalinde," zei zij na eenigen tijd onrustig. „Zij is ons kind." „Zij is niet. altijd gemakkelijk. Zy houdt van ons leven in Hendra in het kleine huisje." „Zou zij het niet prettiger vinden in een groot-er huis te wonen?" „Op Sceton was rij heel ongelukkig." „Wij moeten met haar spreken." „Maar jij gaat immers morgen weg?" »»Ik ga niet weg. Dat doe ik niet, nu ik j© gezien heb. ik heb dit huia niet willen hebben, omdat ik dacht aan zee wil zijn. Morgen komt er een model bij mo. ,£00?" „Ik kan niet werken zonder model. Ja kunt evengoed willen, dat een dokter zoo- der patiënten praktizeert." „O, dat weet ik. Jasper en Lamorna heb ben dikwijls modellen." Zij wandelden samen terug naar eten grooten weg on Anna trachtte kalm na ta denken. „Als ik op Scoton gebleven was, zouden we elkander nooit weer ontmoet heb ben...." begon zij. „Nooit," zei hij. „Zon ja daar nooit om mij gekomert rijn?" „Nooit." „Heb je het goed gehad zonder mij V9 „Ik heb j© gezegd; ik heb mijn werk g«* had."- (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1918 | | pagina 5