In vroeger dagen.
No. 11783.
LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 23 flnaart.
tweede Blad Anno 1918.
PERSOVERZICHT.
Vreemd kapitaal in Indië.
FEUILLETON
Specialiste o. Over de be
geerte van sommigen om specialisten, naar
de Tweede Kamer af te vaardigen, schrijft
de „MEYER1JSCHE COURANT":
„Vele maatschappelijke groepen wen-
•chen hun vertegenwoordiger naar de
nieuwe Kamer te zenden.
De Boeren een landbouwer of althans
een landbouwersvriendde Arbeiders een
arbeiderde Onderwijzers een onderwijzer
de Postambtenaren een postbeambtede
Barbiers een barbierde Wasch vrouwen
een waschvrouw, enz.
Specialisten doen zich alom voor en spe
cialisten zijn erg gewild.
Nu achten iyij die Specialisten-manie een
dwaasheid.
Om meer dan ééne reden.
Op de eerste plaats is onze Tweede Kamer
geen sociaal instituut, maar een poli
tiek lichaam. Zij is geen verzameling
van sociale specialisten, maar van bereke
nen ïo politici. De sociale specialisten zijn
daar dlus Diet op hun plaats. En omdat zij
er niet op hun plaats zijn, kunnën rij er
als specialist ook niets -uitzetten
Vele kiezers schijnen zich een geheel ver
keerde voorstelling te maken van de puur
objectieve toedracht der zaken op het Bin
nenhof.
Maar het is noodig, diat zij hun nuchter
heid behouden en een waanvoorstelling,
waaraan geen werkelijkheid beantwoordt,
laten varen.
Hoe geheel anders dan zij zich dat voor
etellen, gaat het er in Den Haag toe
Men is ontevreden over den werkelijken
gang der politiekmen zal daar eens een
eind aan maken door het afvaardigen van
specialisten, van standsbehartigers.
Meent men nu werkelijk, dat men daarin
slagen zal, als de boeren een boer, de ar
beiders een arbeider, de oncfêrwijzers een
onderwijzer, enz., afvaardigen?
Och komf
Men make zich toch niets wijs!
Ieder afgevaardigde, die naar de Kamer
gaat, hij moge nog zoo'n specialist wezen,
komt daarin als lid van zijn respectieve
fractie en staat daar al aanstonds met ge
bonden handen.
Wie aln Kamerlid in Den Haag komt,
boet, om te beginnen, minstens 50 procent
van zijn persoonlijkheid in. Hij komt daar
niet als specialist, als standsvertegenwoor-
digor, standsbehartiger, maar als lid eener
politieke fractie, aan wier poli
tiek© besluiten hij zich heeft te onder
werpen op straffe van niet meer of althans
zeer moeilijk te kunnen werken.
En zoo hebben we gezien en zoo 'zullen
wo in dte toekomst altijd blijven ervaren,
althams onder d'oze omstandigheden, dat
een boerenafgevaa-rdigde in Den Haag op
houdt boer te zijn, een arbeider ophoudt
arbeider t-o wezen, een onderwijzer eindigt
met langer onderwijzer te zijn, enz. Neen,
die allen zijn of worden in Den Haag niets
anders dan hceren afgevaardigden ter
politieke Tweede Kamer.
En mocht eens bij. hooge uitzondering een
specialist zijn eigen karakter behouden en
blijven, wat hij was en is, wat kan dan
zoo'n eenling nog voor zijn specialisten-be
langen?
Zeer weinig of niets 1
't Is wel eens goed, dat de kiezers zich
dit goed herinneren, nu zij bij verandering
van kiesstelsels opeens zoo'n groot© voor
liefde voor specialisten aan den dag leg
gen.
Zij moeten daarmede bedrogen uitko
men, niet, omdat- de specialisten hen be
driegen willen, maar omdat ook specialis
ten niet anders kunnen handelen dan als
leden der politi oko Tweede Kamer,
die niet alleen spooiale belangen,
maar het a 1 g o m e o n belang te be
hartigen heeft!
En ook dit alleen hebben de kiezers in het
oog te houden bij de keuze hunner candi
dal en
Specialiteiten-afvaardiging heeft d&n
alleen zin en doel en succes, wanneer de
noodzakelijke voorwaarden daarvoor zijn in
het leven geroepen. Wat nu echter nog niet
het geval is'!"
Nederland en detieassocieerde
Regeeringen.
Onze gezant in Italië over
do kwestie.
Baron van Weideren Rengers, Neder-
landsch tjozant bij het Quirinal, heeft, in
verband 'met de Nederlandsche schepen-
kwestie, de volgende in de Italiaansche per3
voorkomende verklaring afgelegd:
Wij moeten een keuze doen tussehen het
aanbod der Entente, om onze voedselvoor
ziening te verzekeren, en de bedreiging van
Duitschland, dat het den afstand van onze
scheepsruimte beschouwt als eenschending
der neutraliteit.
Wij moeten dus een onmiddellijke oplos
sing zoeken, want wij kunnen ons niet van
honger laten sterven. Maar gij kunt u voor-
tse-llen, hoe groot de moeilijkheden zijn,
waarin wij verkeeren.
Do gezant bespreekt vervolgons do ver
schillende punten van de Engelsch^ nota on
besluit: Holland heeft met de andere neutra
len tegen den duikbootoorlog geprotesteerd
en als dit protest zonder gevolg blijft, kan
men er hem geen verwijt van maken.
Men kan ons niet meer beschuldigen, on
ze schepen in onze havens te hebben opge
sloten.
Het was logisch geweest te wachten, tot de
vrije vaargeul juist ware vastgesteld. Anders
handelen had ons blootgesteld to zien, dat
onze schepon werden getorpedeerd of door
mijnen vernietigd. En nu komen Amerika en
Engeland mededeelen, dat onze schepen zul-
Ilen gobTuikt worden, zelfs in do gevaarlijke
zone. Deze tijding is werkelijk pijniijk.Toch
moeten wij vóór alles er aan denken,onze
voedselvoorziening: to verzekeren en ookon
ze neutraliteit te eerbiedigen.
De Nederlandsche pers
over de inbeslagneming.
Do „Nieuwe Courant" schrijft o.m.:
„Do fout van onze regeeriug is geweest, niet
te hebben begrepen, dat van het oogenhlik af
dat men tegenover ons tot het rechistreekscho
dreigement overging, tot do geweldpleging reeds
feitelijk was besloten.
Onzo buiging was nutteloos. Men wenschte
geen verder parlementeoren: men verlangdo
scheepsruimte. Geen nonsens over onze neutra
liteit: business at last!
En do business van het beslagleggen was
juist do helft voordeeligor dan dio van het
Agreement! Hoe konden zij dan aarzelen? Het
eorsto leverde dadelijk een millioon ton scheeps
ruimte op, zonder eenige lastige belemmering
of verplichting dan die men zelf zou gelieven
vast te stellen. Het andere gaf maar de helft
van dio hoeveelheid, 50 pet. minder dus en dan
zou men nog rekening hebben te houden met
allerlei vijven en zessen van do wederpartij. De
keus stond vast: goen „imponderabilia ih hot
buitenland" waarvan ministor Loudon giste
ren sprak, kondon haar meer beïnvloeden. Aan
dezen kant was do naieveteit, toen we nog een
laatste, hopolooze, poging waagden."
In „Het Nieuws van den Dag" lezen we o.a.:
„De inbeslagneming enkel in Amerika
aangenomen dat het Reuter-bericht juist is
zou aan den feitelijken toestand niet zóóveel
veranderen. Hoeveel Nederlandsche acheops-
ruimto er ligt in do Amerikaanacho havens is
niet precies to schatten; het reeds genoemdo
millioen echter omvat zeker ook onze schepen in
de Entente-havens, in China en op zee en zelfs
in onze koloniën; in Amerika ligt misschien 4
of 500.000 ton, dus dezelfde hoeveelheid welke
enze regeering reeds in gebruik wildo geven.
Maar: voorwaardelijk.
Bovendien is 't hoog9t waarschijnlijk, dat do
maatregel niet alleen door Amerika gonomen-
wordt, maar door alle „Geassocieerden". En
dan. zijn wo twee-derden van onz9 handelsvloot
kwijt.
En hot wordt dan ook hoogst twijfelachtig of
Duitschland in dezo omstandigheden ons nog
zal toestaan, gi*aan te gaan halen door de vrije
geul.
Zoodat do regeering, door haar zelfs voor
waardelijk toegeven, niets materieels gewonnen
zou hebben tegenover het prijsgeven van ons
rechtsstandpunt. We zullen dan onzen goeden
naam kwijt zijn en met leege-handen uitgaan.
Vernederender kan het niet.
Men vraagt zich af, gezion de houding door
Washington, Londen en Parijs in de laatste
dagen aangenomen, of men daar eigenlijk van
den aanvang af ietr anders bedoeld heeft dan:
wo pakken uw schepen en nu loop rond!
De Geassocieerden zouden zich nu meester
maken van do dubbele hoeveelheid scheeps
ruimte, zonder zich aan voorwaarden te storen,
en indien de beroofden verhongeren, ook al
goed. Maar dat is wel wat to erg om het te ge-
looven. Mag men nog denken aan een misver
stand?"
„Do Tijd" zegt:
„Wij zullen au do gevolgen moeton dragen
van do gewetenloozo practijken onzer „bescher
mers". Onze vloot wordt, men noemt hot gere-
quireerd, doch inderdaad: genomen. Dat be-
teekont, dat wij van de zee zijn afgesloten, dat
wij zijn afgesneden van onze koloniën, dat onze
kolonialo handelsbelangen -afhankelijk worden
gesteld van do geassocieerden, Onzo volksvoe
ding komt nu in het ornstigo gevaar sedert het
begin van den oorlog. Wij zullen noch graan
ontvangen uit Amerika, noch uit Duitschland!
Wij verliezen voorloopig niet mindor dan óén
milliocu ton scheepsruimte, cn wat daarvan te
recht komt na den oorlog is niet te voorspellen.
Een ernstige tijd breekt, nu aan voor ows va
derland. Een tijd van gebrek, grooter dan wij
tot nu toe gekend hebben, een tijd wellicht van
intriges om invloed uit të oefenen op onze hou
ding jegens do oorlogvoerenden. Het beold van
Griekenland komt ons met den dag duidelijker
voor oogen. Maar wij zullen in de lessen onzer
vaderlandscho. kistorio cn in het vertrouwen
jegens onzo regeeriug den moed vinden, om alle
onderdrukkingen te weerstaan en niot bukken
ondor do slagen van hen, dio sohijnen te willen
streven naar den titel van de zoeroovers uit het
westen."
Aan heb „Alg. Handelsblad" Qntlecnen
wo liet volgende
Hot is wol heel wonderlijk en toch 13 het
zoozeer velen in den lande zullen met vol
doening vernomen hebben, dat de geasso
cieerde" schepënroovers onze handelsvloot
„in beslag genomen" hebben en dab presi
dent Wilson als strijder voor het recht der
volkeren daarin, is voorgegaan.
Do vraag was niet meermoeten wij onze
handelsschepen verliezen? De vraag was
slechts: zullen wij de handelsvloot, die ons
ontnomen wordt,- nog tegen een dubieuse
vordering op een creda et waardige associa
tie, in wier handteekening wij onvoldoende
vertrouwen stellen, in schijn vrijwillig af
staan, of zullen wij tot heb einde protes
teeren en onrecht noemen? Zullen wij voor
een belofte vercharteren wat wij niet vor-
oharteren mogen en willen of zullen wij
weigeren een schijn van recht, een schijn
van goedo trouw aan deze daad van sche-
penroof te geven in ruil voor beloften van
twijfelachtige waarde?
Ons volk heeft niet onduidelijk te kennen
gegeven wat zijn keus zou zijn. Een botte
en pertinente weigering. De regeering heeft
andera gehandeld, heeft gemeend het
grooto belang van de voedselvoorziening
van ons land niet te mogen vergeten en
heeft getracht d!on ruil dien afstand althans
ieta voordeeliger, de gekochte belofte iets
duidelijker te maken.
De geassocieerden hebben geweigerd. Wij
hadden onze schepen op hun onereuse voor
waarden te geven of de schepen zouden ge
roofd worden. Welnu, voor ons volk, dat
den afstand ook op de regeoringsvoorwaar-
den niet wilde, niet wenschte, niet goed
keurde is er wat dat aangaat slechts reden
om t© juichen. Het „ultimatum" Ameri
kanen zelf beschouwne hun voorstel dus als
een ultimatum is geweigerd het is ona
een vreugdo, dat zij het antwoord van de
regeering als zoodanig opvatten.
Het nadeel zal met gelatenheid gedragen
moeten wordon. De geassocieerde maohten
zijn nu volkomen vrij maar eigen mee
ning I om t© deen of laten wat zij willen,
om ons al dan niet graan te zenden. Om al
dan niet de scheepvaart op onze koloniën
te verhinderen, J"a zou die vrijheid ook
niet bestaan hebben als er wel een „koop"
gesloten was? Zijn overeenkomsten en in
ternationale tractaton niet voortdurend ge
wijzigd als de oorlogsnoodzaak dat wonsche-
lijk maakte? De moréelo plicht voor do ge
associeerden,- om het internationale ver
keer, dat voor den modernen staat een vol
strekte bestaansvoorwaarde is, ook in oor-
logsijd to handhaven voor dio staten, dio
zoozeer in dat internationale verkeer inge
groeid en er door ontwikkeld zijn dat zij
zonder dit niet bestaan kunnen, blijft oven-
zeer bestaan, ook na de „weigering van het
ultimatum".
Uit de mededeeling van Reuter, dat
Amerika tot het inbeslagnemen is overge
gaan, nadat de oorlogshandelsraad was in
gelicht, dab Nederland heb Amerikaansch©
ultimatum had verworpen, blijkt dus
schrijft de „Nieuwe Rott. Ct." dat de
geassocieerde regeeringen, het Verregaand,
ja het veel te ver gaand, tegemoetkomend
voorstel de? Nederlandsche regeering kort
weg als 'n verwerping van de door de ge
associeerden gestelde eischen hebben aan
gemerkt.
Wij gelooven, dat deze oploesing van het
geschil de beste is, die in de gegeven om
standigheden verkregen kon worden. Tegen
„georganiseerd© rechtvaardigheid" in ge
woon Hollandisch vertaald: op macht be
rustende onrechtvaardigheid valt voor
een klein land als het onze, wanneer het
tegenover zoo goed als do halve wereld go-
plaatst is, niet te strijden.
„Het Volk" schrijft o. a.
„Zooals do zaken nu geloopen zijn, heb
ben beide oorlogvoerend© partijen kunnen
ervaren, dab het Nederlandsche volk zich
zelf wenscht t© blijven dat het niet wenscht
in den oorlog te worden gesleept, en even
min te worden gebruikt voor het verrich
ten van hand- en spandiensten ten behoeve
van een der beide partijen. Dc verontwaar
diging dor volksvertegenwoordiging richtte
zich nu, tengevolge van den loop der zaken,
naar het Westen: in een overeenkomstig
geval zou zij zich evenzeer tegen het Oosten
hebben gekeerd. Wij denken niet, dat dit
dbor ernstige lieden zal worden tegenge
sproken. Voor de regeering zal daaraan be
hoeven wij niet te twijfelen de houding van
het Parlement in deze dagen een aanspo
ring te meer eijn om onzo neutraliteit te
verdedigen tegen ieder die ze in het ge
drang brengt."
Do „Tel." schrijft, dat de houding van
Amerika alleen bepaald schijnt te zijn „door
de streng zakelijke overweging, dat niet3
Amerika kan beletten onze schepen in be
slag te nemen en er dat gebruik van te
maken, dat do Amerikaansche regeering
goed dunkt. Onze toestemming voor ccd on-
voorwaardelijken afstand onzer handels
vloot zou Amerika dan betalen met den
toevoer van levensmiddelen, zooaïsodio by
de Londenseh© besprekingen bepaald is.
Amerika vergist zich echter schromelijk in
do mentaliteit van het Nederlandsche volk,
indien het een oogenblik gemeend mocht
hebben, dat wij voor 'n dergelijken „koop"
to vinden zouden zijn goweest.. Het beseft
deze vergissing blijkbaar zolf ook, wanneer
liet tracht die verantwoordlelijkheid voor de
inbeslagneming cmzer schepen van zich af
j te schuiven door het voor te stellen alsof
Nederland het Amerikaansche „ultima
tum" zou hebben „verworpen".
Zóó is do zaak onjuist gesteld. Do Neder
landsche regeering is op do voorstellen van
gas30cieerde zijde integendeel zoo ver in
gegaan als met onze positie van niet-oorlog-
voereado mogendheid sléchts vereenigbaar
is. Zonder aan ons neutraal standpunt te
kort te doon kon zij zelfs den voornaamstcn
oisch betreffend© de vaart onzer schepen in
de gevaarlijke zöne in principe inwilligen,
maar zij moest daar eenige voorwaarden
aan verbinden, wildo zij het recht om zelf
standig over de houding van Nederland in
het wereldconflict te beslissen, niet vol
maakt prijsgeven. Heb „ultimatum" wa3
cfus in principe aanvaard, echter in dien
vorm, dat tegenover dé onbeperkte macht
van Amerika het recht van Nederland
hoog werd gehouden. Daarmede is de Ne
derlandsche regeering geheel gebleven in
de lijn waarin president Wilson rich den
toetomstigen vrede voorstelde, den cïemo-
orat-ischen vrede, dae gebaseerd zou zijn op
Recht boven Macht".
In het Economisch Bijvoegsel van „De
Telegraaf" van 20 Februari 1918 zegt de
oucLGouvernear-G-eneraal Idenburg
Voorts moet ons bestuur zich vrij hou
den van benepen nationaal egoïsme. Wij
moeten bij de materiale ontwikkeling de
medewerking van vreemd kapitaal nief
sohuwen; integendeel bevorderen."
En verder:
„Medewerking van anderen, die zich aart
onze wetten onderwerpen en zich daarnaaA
gedragen, moet ons welkom zijn".
Nog verder lezen we
„Het buitenland moet er belang bij heb*(
ben, dat Nederland en geen andere natid
onze rijko koloniën bestuurt. Het moet ©r
prijs op stellen en het waardeeren,, dat!
wij een zeer ruime open-deur-politiek in
Ned.-Indië volgen".
In Indië stonden wij wel eens tegenover
den heer Idenburg, vooral in do jaren 1911'
en 1912. Doch niet zoo dat we dezen Gou
verneur-Generaal niet wisten te waardeu
ren. Er was in zijn beleid, van ons stand
punt gezien ,een zwak punt. Overigens heb
ben we steeds gaarne erkend, dat hij mag
beschouwd worden als een van de degelijk©
landvoogden, die te B-uitenzorg hebben ge
zeteld. Het was alleen den onderwijs-poli-
tiek van don heor Idenburg, waarmee wa
ons niet konden vcreenigea-
Nu zien wij weer in bovenstaande aan
halingen den man, die Indië kent en een
open oog heeft voor do belangen dier heer
lijke gewesten.
Men zal begrijpen, dat wij instemming
betuigen met zijn woorden, wanneor men
weet, dat wo in December 1916 in heb Kolo
niaal Bijblad van de „Vrijzinnig-Demo
craat", wolk Bijblad toen ónder onze redac
tie stond!, juist hetzelfde betoog hielden.
Daarover hebben enkelen ons hard ge
vallen. Met groote verbazing vroeg men
rich af, hoe wij tooh tot zulk een meening
konden komen. Neen, juist dat vreemd©
kapitaal moest geweerd worden 1 Alleen Ne-
derlan&sch kapitaal moot Indië ontginnen.
Zelfs was er een, die het ©xploitecren van
Indië schandelijk vond, in de meening 'dat
we Indië bedoelden te exploiteeren ten
bate van Nederland. Uit ons artikel was
anders duidelijk gebleken, dat we bedoel
den, dat die rijko gewesten in exploitatie
moesten gebracht worden door en voor d©
bevolking zclr. We waren en zijn nog van
meening echter, dat het kleine Nederland
sche volk, hoe rijk ook, daartoe niet de
noodige middelen bcrit. Een gebied! veel
meer dan 40-maal Nederland brengt men
niet met vele millioenen tot bloei. Daartoe
behooren milliarde'n en Nederland, dat
voor een groot deel zijn kapitaaal belegd
heeft in Rusland, Roemenië, Amerika,
scheepvaartaandeelen, enz., kan niet alles
leveren en ook niet losmaken voor het In
discho doel.
Maar dan, zoo werd gezegd, de uitlan-
der3-bwestie, en men wees op Johannesburg
in de Transvaal, waar zooveelEngelsch ka
pitaal bij geïnteresseerd was, hetgeen mede
leidde tot den grooten Zuidafrikaanschen
oorlog
Ja iuis>t! Daarop wiist do heer Idenburg,
als hij zegt, dat we vrij moeten ziin van be
nepen egoïsme. En wij voegen erbij
Indië heeft geld noodig en omdat Neder
land het niet geeft,'moeten anderen het ge
ven En bovendien bunnen wij er voor wa
ken. dat onze politiek niet ia benepen poli
tiek van Paul Kruger.
Do vreemdelingen, dr.e hun geld in Indi
sche ondernemingen steken, moeten tegen
I elkander opwegen. TX13 niet uitsluitend
1 Engelsch kapitaal bijv., maar evenzeer
j Duitsch, Fransch en Amerikaansch. enz.,
o ndan moeten allen het bewustzijn hebben,
dat Nederland is een veilige waker voor
aller belangen, een eerlijk en trouw rent"
meester
Nog altijd handhaven we de volgende
steil indent
1. Nederland is onmachtig voldoend ka
pitaal te verstrekken.
2. Het onontgonnen laten van de rijke
Indische terreinen kan de wereld op den
duur niet toestaan en ze zal ingrijpen, als
wij de zaken maarnoten loopen.
3. De bevolking zelve zal niet gedoogen,
dat we werkloos blijven.
4. Er is zeer goed een politiek van inter
nationale belangenbehartiging denkhaar,
waardoor Indië gebaat wordt en Nederland
nauw aan cKo streken gebonden blijft.
Het was ons een groote voldoening te
bespeuren, dat een kenner van Indië als de
heer Idenburg althans in hoofdzaak het
zelfde standpunt inneémt.
Assen. A. v. W.
Naar hot Engelsch
van Mevr. ALFRED SIDGWICR,
82)
„Wij worden oud," zei zij. „Met mijn
verjaardag wordt ik veertig jaar."
„Ik ben ouder, zei hij.
Hij was werkelijk niet veel veranderd,
?ei zij bij zichzlf. Zijn oogen zouden den
blik hebben, dien zijn liefhad, al werden zij
honderd jaar, en nu op middelbaren leef
tijd had hij niets van zijn kTacht verloren,
maar een zeker voorkomen, van macht ver
kregen, dat ongetwijfeld voortkwam uit zijn
geluk in zijn werk.
„Jo bent beroemd geworden," zei zij wat
verlegen en toen zag zij tot haar vreugd
zijn glimlach weer, die haar liefkoozond be
antwoordde.
„Ik ben niet populair, weet je," zei hij.
„Ik twijfel er aan, of de Tufte ooit van m©
gehoord hebben sedert zij dreigden
mij uit bun huis te werpen, als ik trachtte
er in te komen."
„BebbeD zij dat gedaan?"
„Dat weet je toch zeker wel. Zij lieten
mij ook door hun advocaat weten, dat, als
ik ooit trachtte je te zien of je durfde
ichrijven, het echtsolreidingaverzoek onmid
dellijk zou ingediend worden. Je mooht niet
lastig gevallen worden. Andera
„Ik was heel riek," zei mevrouw Olou
desby, zónder eénig pathos sprekende, maar
nl»of rij een feit wilde aanvoeren, Zij deden
iooals zij goedvonden,"
„Zij zeiden, dat je niet wenschte mijn
gericht ooit weer te zien of mijn naam weer
to hooren." v
„Dat vonden zij het best. Zij drongen er
inderdaad op aan."
„Nu, ik wist, dat ik mij zelf vervloekte,"
zei Simon Oloudesby.
Een moeilijke stilte werd pijnlijk tus
sehen hen, maar toch kon geen van beiden
opstaan en het gesprek op deze treurige
manier eéndigen. Mevrouw Oloudesby wil
de vragen doen, die zij moeilijk vond in te
kleeden, maar die, zoo ze onbeantwoord
bleven, meehielpen, om hen gescheiden t©
houden.
„Ik vermoed, dat als sommigo mannon
naar den duivel gaan, zij dat do moeite
waard vinden," ging do man voort, toen hij
een eind maakt© aan de stilt©. „Ik moet
wel con driedubbele gek zijn. Dat ben ik
zeker. Want ik wist, dat het de moeite niet
waard was en toch deed ik bet. De roodo
bloem van den hartstocht! Ik plukte en ik
zweer, dat ik onder het plukken ze reeds
weg wildo gooien in het slijk, waar zij be
hoort. Maar ik wil weer van je heengaan,
als je mo weg zendt-. Ik zal dadelijk heen
gaan en een katje en een wieg schilderen...
met wat do recensenten mijn onnavolgbare
duivelschheid* noemen."
,,Wat heb je geschilderd, Simon?" zei de
vrouw, en haar stem wilde hem nieb laten
gaan. „Waar ben je al die jaren geweest?
Wat bob je gedaan?"
„Ik heb hard gewerkt. Ik hob hier en
daar gewerkt, het meeat in Spanje. Bijna,
vijftien jaar bon ik alleen geweest."
„Zij keck_hem'met verschrikte oogen aan.
„Alleen 1"
„Ik ben ook ziek geweest," zei hij op
beschaamden toon. „In Florence kreeg ik
typhus. Dat verveelde haar. Zij ging met
een anderen man weg."
,Heb jo typhus gehad? Erg?'*-
„Vrij org."
„Je bont dus ongelukkig geweest?"
„Ik heb gewerkt-,"
„Ik bedoelhet is vreeselijk om ver
laten to worden." Zij wildo hem niet aan
zien en hield haar oogen afgowpnd. Zij wil
de in duidelijk Engelsch zeggenHoudt je
nog van die vrouw of ben je tot mij terugge
komen maar wij allen hebben oogenblikken
gekend, waarop de moedertaal de moeilijk
st© taal in d wereld is.
„Toen ik beter werd," zei zij langzaam,
,wist ik wat ik gedaan had. Ik had weer be
hoefte aan het katje cn de wieg, aan mijn
eigen huis en aan jou. Ik ben werkelijk eon
huisdier."
„Was jo clan krankzinnigtoen j© je
huis opbrak vroeg zijn vrouw, haar hoofd
gebogen in pijnlijke herinnering. „Ik kan
niet begrijpen, dót zal ik nimmer kunnen,
hoe jo zoo iets doen kon."
„Toch wordon vrouwen op dezelfde ma
nier krankzinnig Zij verlaten haar
kindoren kwetsen monschen wor
den den eenen kant opgedreven, terwijl zij
naar den anderen terugzien ik keek
altijd terug."
„Ik heb nooit de verleiding gekend. Ik
hob nooit iemand anders liefgehad
daarom kan ik het niet begrijpen."
„Als je kon begrijpen, zou j© misschien
kunnen vergeven."
„Misschien zou ik het kunnenmaar
Rosalinds is er."
„Wat is er aan Rosalinde gezegd?"
„Ik heb'haar do waarheid gezegd," zei
Anna. Dit scheen den man den adem te be
nemen. Hij keek haar verschrikt aan ©n ge
loofde nauwelijks zijn oorenzij voelde,
dat hij—haar verweet, alsof zij eon geheim
verraden had.
„Ik dacht, dat ik je nooit weer zou zien,"
herinnerde zij hem. „Ik dacht, dat Rosa
lind© jé hooit zien zou. Zij deed vragen. Zij
haatte het stilzwijgen en de geheimzinnig
heid. Zij vroeg, of je in de gevangenis was."
„Maar wat kan je zulk eon kind zeggen?
Wat kan ik jou zeggen? Wat weten zulk©
beschermde vrouwen?"
„Och! cü© oudbakken praatjes," riep
Anna, „dio versleten denkbeelden omtrent
een kant van het leven die to duister, to
verlaten voor onze oogen, ooren en hoof
den is. Maar wij zijn klein© houten afgods
beeldjes; wij fatsoenlijke vrouwen. Wij
hebben oogen en ooren en gewoonlijk meer
verstand clan jo vrienden. Toon ik jo ver
leidster zag, wist ik, wat voor soort zij was
on welko bekoring zij had. Ik kende haar
beter toen zij in het atelier liep, dan jij
deedt, totdat jo weer bij jo zinnen kwam."
„Je bedoelt, dat jo zag, wat slecht waa
en cïat jo do bekoring niet gevoelde. Dat is
halve knnis."
Anna was opgestaan.
„Ik moet terug," zei zij. „Rosallndo zal
niet begrijpen, waar ik ben."
Hij stond ook op en liep met haar meet©
tot zij van uit de beschutting van het bosch
door de boomen op den grooten weg kon-
dén zien.
„Laat Rosalinde het nieb begrijpen," zei
hij toen. „Kom wat terug in het bosch,
Anna. Ik blijf niet graag staan praten,
waar ik gezien kan worden."
„Maar hebben wij nog wat to zeggen?"
"Voordat, hij haar antwoordde^ keerde hij
om en zij deed hetzelfde. Zij liepen een
eindje langa het pad, tot rij weer in het
bosoh waren. Zonder t© spreken .nam hij
haar snel en vast in zijn armen, wischt©
daarmee do lang©, ledige jaren uit, ©n hief
den twijfel omtrent zijn vergeven worden
op. Zij leunde tegen hem aan, haar gelaat
geleek wel April.
„Maar, Rosalinde," zei zij na eenigen tijd
onrustig.
„Zij is ons kind."
„Zij is niet. altijd gemakkelijk. Zy houdt
van ons leven in Hendra in het kleine
huisje."
„Zou zij het niet prettiger vinden in een
groot-er huis te wonen?"
„Op Sceton was rij heel ongelukkig."
„Wij moeten met haar spreken."
„Maar jij gaat immers morgen weg?"
»»Ik ga niet weg. Dat doe ik niet, nu ik
j© gezien heb. ik heb dit huia niet willen
hebben, omdat ik dacht aan zee wil zijn.
Morgen komt er een model bij mo.
,£00?"
„Ik kan niet werken zonder model. Ja
kunt evengoed willen, dat een dokter zoo-
der patiënten praktizeert."
„O, dat weet ik. Jasper en Lamorna heb
ben dikwijls modellen."
Zij wandelden samen terug naar eten
grooten weg on Anna trachtte kalm na ta
denken.
„Als ik op Scoton gebleven was, zouden
we elkander nooit weer ontmoet heb
ben...." begon zij.
„Nooit," zei hij.
„Zon ja daar nooit om mij gekomert
rijn?"
„Nooit."
„Heb je het goed gehad zonder mij V9
„Ik heb j© gezegd; ik heb mijn werk g«*
had."-
(Wordt vervolgd).