In vroeger dagen.
No. 17807.
LEIDSCM DAGBLAD Zaterdag 16 Maart
Tweede Blad Anno 1918.
PERSOVERZICHT.
Nederland en de Oorlog,
VRAGENRöBFtlEK.
FEUILLETON.
De midzomorttjd. De „HAAG-
gCHE COURANT" zegt:
Tot ons genoegen blijkt uit het afdee-
Jingsverslag, dat ook verschillende Kamer-
ïeden veel gevoelen voor invoering van
een midzomertijd en een proef daarmee
seer aanraden. Wij zijn benieuwd wat nu
de Regeering, die in haar toelichting dit
pont onbesproken heeft gelaten, zal ant
woorden!
Wjj noemden als tijd voor die vervroe
ging met nog een e x t r a-uur do maanden
Juni, Juli en Augustus. Natuurlijk was dit
slechts een aanduiding bij benadering en
zal men voor een juiste bepaling van be
gin- en einddatum zoo nauwkeurig mogelijk
rekening moeten houden mot het tijdstip
van zonsopgang. Ten daiirien van het licht
den 21st<en Juni als middendatum nemend,
komt een inzender in de „N. R. Ct." tot
de conclusie, dat de raidzomertijd zou mui
ten vallen van 1 Mei tot uiterlijk 15
Augustus.
Wij zonden echter willen doen opmerken,
dat de eerste helft- van Mei doorgaans in
de ochtenduren nog zeer lage temperaturen
vertoont, aanmerkelijk jager dan de eerste
helft van Augustus. En al is nu het licht
stellig in dezen do hoofdzaak; toch mag
men "ook de ochtendtemperatuur niet g©-
heel verwaarioozen; al te^ koude vroege
ochtenduren zijn wol degelijk een bezwaar
tegen tijdsvervroeging.
Zoo denkt blijkbaar ook de Regeering
ea* over, aangezien zij 1 October als eind
datum voor den zomertijd voorstelt, hoe-
1, met het oog* op den lichtduur, uiter
lijk 15 September met den begindatum van
1 April zou correspondeeren. Niet om den
lichtduur, jnaar klaarblijkelijk om de lage
ocltendtemperatuur heeft de Regeering 15
Maart (ongeveer correspondeerend met 1
October) te vroeg geacht als begindatum.
En o. i. terecht
Zou nu de beste periode voor don mid-
xomertijd niet zijn: van 15 Mei tot 15
Augustus? Dat zijn juist drie maanden,
genoeg om de moeite van die extra-ver
vroeging te loonen.
DeVrijzinnigenenlietvoorstol-
Loh man. „HET VADERLAND:' komt
in een hoofdartikel op'tegen het voorstol-
Lohman, om reeds nu, op grond van het
nieuwe art. 192 der Grondwet, de salarissen
van de bijzondere onderwijzers gelijk to
maken aan die der openbare.
Dit trekt daarom de aandacht, wijl de
heer Roodhu zen (Kamerlid hoofdre 'ac-leur)
bi; de Grondwetdebatten steeds vooraan
heeft gestaan onder de onderwijspacifisten
aan de linkerzijde, waaraan ook door het
blad herinnerd wordt Er was zelfs sprake
van een strooming in de Kamerfractie der
„Lib. Unie", om onder zekere omstandig
heden met het voorstel-Lohman mee te
gaan en aldus aan het geldelijke gedeelte van
het nieuwe art 192 een spoediiitvoering
te geven, terwijl men het onderwijsgedeelte
aan den wetgever van de volgende, of een
daarna volgende psr'.ode overliet
„HET VADERLAND", dat de behandeling
van het voorstel-Lohman a'.s laatste spoed-
werk van de stsrvende Kamer niet weneche-
lijk en de aanneming uitgesloten noemt,
rondt zijn verzet hoofdzakelijk hierop, dat
et den onderwijsvrede zal verstoren in p'.aats
van dien te bevorderen. Dit had anders kun
nen zijn, meent het blad indien do*
voorstellers omtrent do indiening er van
vooraf met verzoeningsgezinde leden van
'links overleg-hadden gepleegd. Dat zij dit
verzuimd hebben, geëft het blad gereede
aanleiding tot bet vermoeden (en de onder-
'teekening van de heeren Van der Molen en
Van Wijnbergen verzwakt dat niet), dat dit
wetsontwerp slechts bedoeld is al3 toets
steen van de bedoeling van links, om art. 192
eerlijk uit te voeren; om bij weigering tot
in-behandeling-nemen of verwerping zjjn
dienst te doen bij de verkiezingen.
Staatkundige B ri of van
jn r. Van Houten. Mr. S. van
Houten deelt in zijn nieuw verschonen
„STAATKUNDIGEN BRIEF" mede, dat
het beroep op zijn geestverwanten in
andere kieskringen, om in aansluiting aan
het Haagsche Verkiezingscomitó Vrij
heid en Recht" comité'b te vormen, geen
weerklank heeft gevonden. Als gevolg
daarvan en met het oog op de beginsel-ver
klaringen van den Economiscben Bond ©n
het bestuur der Vrijo-Liboralen heeft „Vrij
heid en Recht" zijn verkiezingsactie ge
staakt.
Persoonlijk hoopt de heer Van Houten
vovn> te gaan voor „Vrijheid en Recht" te
strijden en d'o candidat-en dezer beide geest
verwant© verkiorings-organisatiën te steu
nen. Welke dezer groepen schrijft hij
bij voorkour boven do andere, laat zich
thans nog niet bepalen. In het uifc de ver
kiezingen ontstaande Regenten-College zul
len zij vermoedelijk één lijn trekken, daar
beide als eerste taak zullen hebben dl e
b u r o a uo r a t i e to bestrijden,
die door cïe ten gevolge van den oorlogs
toestand genomen distributie-maatregele<n
in ons land oppermachtig is geworden, alle
beginselen van Vrijheid' en Recht verkracht
en den druk der uitgaven voor do hand
having onzer neutraliteit door willekeurig©
-prijsbepalingen, onredelijke toeslagen, ver-
voersbelemmeringen en administrative vit
terijen plagerij tot ondraaglijkheid ver
zwaart.
Deze noodzakelijke en zware eorsto taak
van eiken vriend van Vrijheid en Recht
moet ook op do keuzo der canclidaton van
invloed zijn.
Vóór alles moot toch met het cog op die
taak het toekomstig Picgonten-Collego zoo
veel mogelijk vrij gehouden worden van
baantjesjagers en b ij b a a a-
t j o s j a g e r s. Dit ia thans dubbel noo-
dag. Onder de vele fouten d'er Grondwets
herziening toch behoort ook heb wogVallen
der bepaling, dat het mandaat Kamer-
leden ophoudt door aanneming van een be-
zoldigt (staatsambt. Voortaan kan bij de
regenten, het „graaien wat je graaien
kunt", deze oude algemeen© regenton-
kwaal, met de daarmede gepaard gaan
de cameraderio weder welig tieren.
Dat het karakter dér politici van onzen
tijd hiertegen nog niet waarborgt-, bewijst
het terugwerkende pensioen van d'e leden
dér Tweede Kamer.
Do schrijver betoogt verder het-tijdstip
ook geschikt te achten, om inzonderheid
onzo zelfstandige arbeiders, die toch ook op
Vrijheid en Recht prijs stellen, te waar
schuwen tegen eiken can dictaat-, die zich
democraat noemt-. Dat woord heeft
inderdaad geen goeden zin.
De ervaring hier to lande heeft geleerd,
dat onze democraten wel degelijk overheer-
sching van een volksdeel over het. ander©
wilden. Want onder de leus van demo
oratie wordt hier een poging gedaan
tot. invoering van ochlocratie, wat,
letterlijk vertaald, overheersching van
het g e m o o n beteekenb en in die
staatkundige terminologie gobruikelijk ia
geworden voor do overheersching van het
volksdeel, dat niet door arbeid in zijn be
hoeften kan voorzien en zijn levensonder
houd geheel of ten deele uit de- openbare
kassen tracht to verkrijgen.
De economische druk,, düon de n-
t e n t o door do belemmering der toevoe
ren van levensmiddelen en grondstoffen
op ons neutraal land uitoefent, doet eea
geheel abnormal en toestand geboren wor
den, waardoor tijdelijk een distributie
stelsel noodzakelijk is, dat, ook door zijn
invoering toe te vertrouwen aan een in do
organisatie van Staat en Maatschappij
weinig geschoold man als Posthuma, de
ramp van dezen oorlogstijd niet weinig
heeft bezwaard.
Bij do verkiezingen moet worden gezorgd,
nieb enkel, dab fouten worden verbeterd,
maar diab het geheel© stelsel weder wordt
verlaten, zoodra do normale economische
betrekkingen met het buitenland weder zijn
hersteld.
Do pluimveeknocierijon,
Zooals bekend is, heeft do minister van
Landbouw, Nijverheid on Handel een ant
woord gezonden aan mr. Slingenberg op
di©H9 open brief in zako het „eervol" ver
leenon van ontslag aan den hoer Smits,
als inspecteur dei Pluimveevereeniging.
De minister heeft een afschrift van zijn
schrijven aan mr. Slingenberg gezonden
aan staatsraad mr. Heemskerk, die, naar
men weet, zich bezighoudt met een onder
zoek met betrekking tob do Pluimveever-
©eniging en waarbij minister Posthuma
den heer Heemskerk tevens meedeelde,
dat de rninistor gaarne zou vernemen tot
welke beschouwingen die open brief van
mr. Slingenberg den heer Heemskerk aan
leiding mocht gevon.
Mr. Heemskerk hefefb nani1 aanleiding
hiervan den minister d.<L 8 dezer ©en
schrijven doen toekomen, waaraan het
volgende is ontleend:
Ik mag schrijft mr. Heemskerk in
herinnering* brengen, dat Uwe Excellentie
mij mondeling heeft te kennen gegeven,
liefst mijn rapport aangaande het mij op
gedragen onderzoek in zijn geheel en niet
bij gedeelten,, te ontvangen.
Hoewel 'heb onderzoek veel langer heeft
geduurd dan wenschelijk was, hoofdzake
lijk tengevolge van de omstandigheid, dat
do klachten grootendeels slechts gebrek
kig geformuleerd en niet voldoende voor
bereid waren, heb ik do juistheid van dat"
verlangen van Uwe Excellentie niet kun
nen beamen.
De geheel© zaak kan nief goed anders
beoordeeld worden, dan bij beschouwing
van het geheel© feiten-materiaal in zijn
ondérlingen samenhang.
Tegen iedere provisoire beslissing en
tegen iéder partieel oordeel bestaat uit
dien hoofde bedenking.
Over dit bezwaar is do Rijkscommissie
van Toezicht heengestapt, toen zij, reeds
in' den aanvang en buiten mijn invloed t©
kennen gaf, dat zij schorsing van den in
specteur Smits in zijn functie vorlangd©
cn nog eens toon zij, met mijn instem
ming, bij haar schrijven van 11 Januari
1918, aan heb bestuur der Pluimveevcr-
oc-niging in overweging gaf don heer
Smits definitief van zijn functie te onthef
fen, met vermelding der redenen, die
haar daartoo aanleiding gaven on die
moesten vermeld worden, omdat alleen
daaruit- de beteekenis van den maatregel
kon worden gekend.
Dat omtrent den heer Smits toen reeds
een definitief besluit zou worden geno
men, was overeenkomstig het verlangen
van mr. Slingenberg. Ik had liefst gezien
dat hot bestuur der Pluimveevereoniging
zich gehoudon had aan de woordenkeus
van cJen brief der Rijkscommissie van
Toezicht, waarin op den lieer Smits juist
zooveel blaam werd gelegd als uit bewezen
feiten volgde, niet meer, en waarbij aan
/Te ontheffing van functie noch de quali-
fioatie van „eervol", noch die van „niet-
oervol" verbonden werd. In zoover heb
ik dus ©enige bedenking tegen de door. de
Pluimveeveroeniging gekozen formule.
Wanneer een ambtenaar van den rang
van don heer Smits wordt ontslagen, om
dat- men oordeelt, dat hij in strijd met
zijn ambtsplicht- fooien heeft'aangenomen
cn wannêor er niets anders te zijnen las
te vaststaat, dan zijn er geen tërinen voor
oon smadelijk ontslag, maar ook niet voor
het praedicaat „eervol". De objectieve
woordenkeua „ontheffing van functie",
doet dit uitkomen.
Mr. Slingonberg, die het onderzoek bij
woonde en de gelegenheid had, mij alles
te zeggen ©n te schrijven wat hij wilde,
had ten overvloede, er bij mij op kunnen
aandringen, mij in mijn rapport aan Uw©
Excellentie in dien geest uit te spreken.
Hij had nog meer kunnen deen. Hij
spreekt op grond van het door hem bij
gewoonde onderzoek, als zijn onwrikbare
overtuiging uit, „dat de hoofdambtenaar
der Pluimveevereeniging zich niet alleen
heeft schuldig gemaakt aan corruptie, in
do strenge beteokonas cIöb woords, maar
dat hij bovendien een zeer eigenaardige
cn onjuist opvatting had omtrent beheer
en afdragen van golden, die aan an
deren toebc-hooren'\
En hij laat daarop volgen: „Ik durf de-
zo mijn overtuiging mot do meeste stel
ligheid te uiten on ben bereid t© alJen tijde
hieüomlfcront liet noodfige bewijsmateriaal
te leveren. Ik kan niet aannemen, dat
mr. Slingenberg het oog heeft op bewijs
materiaal, hetwelk hij mij onthouden heeft
Hij moet du3 bedoelen, dat hij op grond
van do gegevens die liet onderzoek heeft
aan het licht gebracht, kan bewijzen, dat
de heer Smits zich aan corruptie heeft
schuldig gemaakt. Die bewijsvoering had
mr. Slingenberg aan mij kunnen doen toe
komen. Hij had haar mondeling kunnen
te berde brengen, toen hij vroeg, of d©
resultaten van het onderzoek nu niet
moesten ledden tot ontslag van den heer
Smitehij had het, al soheen het tardief,
ook nog na den brief van do Rijkscom
missie van Toezicht kunnen doen, omdat
immers mijn rapport nog niet was vast
gesteld en ik natuurlijk, indien mr. Slin
genberg mij bewees, dat de heer Smits
zich aan corruptie had schuldig gemaakt,
- verplicht zou zijn, op mijn aanvankelijke
meening* in zooverre terug to komen, dat
ik in dien zin rapporteerde.
Hoe ook mijn oordeel zou luiden, eon
dergelijk betoog ware mij welkom geweest
omdat ik, zooals ik ook herhaaldelijk aan
mr. Slingenberg heb gelegd, gedurende
het geheeio onderhoud telkens heb gemis
heb gevoeld van een logisch opgezette,
aan die eischen van het recht voldoen
de klacht.
Mr. Heemskerk vermeldt vervolgen.? het.
telegram, waarin mr. Slingenberg be
richtte, dat hij niet verder aan hot onder
zoek zou deelnemen, zoolang het besluit
der Pluimvoevereeniging ten aanzien van
den heer Smit niet was herzien en treedt
naar aanleiding van dit telegram in enkele
beschouwingen.
De zowcrfyiL
Blijkens hot verslag nopens het wetsont
werp tot lijdelijke afwijking van do wet van
2-3 Juli 1908, tot invoerirg van een wettelij-
ken tijd, verklaarde men zich Lij het afdce-
lingsonderzoek vrij algemeen ingenomen mot
dit wetsontwerp, al waren, er ook leden, dio
meenden dat voor do landelijke bevolking
de zomertijd bezwaren mede brengt. -
Deze laatste leden meenden echter, dat
over dio bezwaren moet worden heengestapt,
do voordeden die de zomertijd voor do sts-
dolijko bevolking medebrengt, moeten ge
acht worden tegen do bezwaren ruimschoots
op te wegen.
Velo leden meenden, dat het tijdstip geko
men is om do invoering van den zomertijd
niet langer als een maatregel, geboden door
do bijzondere omstandigheden in verband
met den oorlog te beschouwen, maar bij de
wet t© bepalen, dat steeds des zomers een
zomertijd zal gelden.
Het "nut. van een zomertijd is huns Inziens
voldoende gebleken, om daartoe definitief
to besluiten. Zij stelden zich een definitievo
regeling voor in dezen geest, dat' do Kroon,
wordt gemachtigd een zomertijdregeling in
re voeren voor een tjjuvak van het jaar, ge
legen tusschcn 1 April1 October, Wordt
daartoe reeds dit jaar besloten, dan zal hoi
wetsontwerp, inbegrepen de considerans als
nog wijziging mooted, ondergaan.
Voorts werd het denkbeeld van een mid
den zomertijd ter sprake gebracht.
Met bevreemding had men ontwaard, dat do
regeering dit punt in de toelichting gelieci
onbesproken laat. Eenige leden verklaarden,
zich, vooral met het oog op de lichtbesparing,
groote voorst-anders van de invoering vau
een „r^idden-zomertijd'', althans voor in voo
rin g by wjjze van proef.
Dat wordt voorgesteld den zomertijdr te
doen ingaan op 1 April en te doen eindigen
1 October wekte ^eénigo verwondering, in
de eerste plaats in verband met het feit, a-at
in Duitschland de zomeitijd eerst 15 April
zal aanvangen en 15 September zal eindi
gen. Niet dat men op navolging van dezo
data wenschte aan te dringen en de voor
gestelde regeling minder juist oordeelde,
maar ten vorige jaro, verklaarde toch de re
geering, in antwoord op een vraag van acn
heer Gerretson, of het geen aanbeveling ver
diende, den zomertijd tot 1 October to laten
voortduren, dat het niet gewengbht was ia
verband met het spoorwegverkeer; waarbij
toch zeker gedoeld werd op- de aansluiting
van builenlandsehe verbindingen.
Heeft zoo werd gevraagd deze over
weging thans haar kracht verloren? Uit de
toelichting blijkt, dat "©verleg is gepleegd
met onze spoorwegmaatschappijen. Hebben
die harerzijds niet op overeenstemming met
cl© Duitsche regeling aangedrongen, werd
gevraagd.
Voorts wco3 men er op, dat ten vorige ]areA
in het antwoord op de evenbcdoeld© vraag,
ook het belang van het platteland tegen ver
lenging tot 1 October is aangevoerd. Waar
om verzet zich, naar de meening der rcgec-
ring, dat belang thans niet langer daartegen!
Do Veehandel
In een adre3 aan den Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel geeft de secre
taris van den Nederlandschen Bond van Vee
handelaren namens dien Bond o.a. to ken
nen: Dat 't bestuur van dien Bond van oor
deel dat ten gevolge van de^regeerings-
in a a (regelen die in do naaste toekomst wel
licht genomen zullen worden, om dc vleescli-
voorziening tc regelen, de veehandel al meer
cn meer in do knel zal geraken; dat d«
veehandelaren, dio tot nog toe een onmis
bare lceten vormden tusschen producent^ea
consument, zooveel mogelijk ook In do toe
komst in hun bedrijf dienen tc worden ge
handhaafd; dat de Nederlandse he Bond van
Veehandelaren in do moeilijke taak, die de
regeermg zal hebben te vervullen in zake de
vleesehvoorziening, allen gewenschten slouh
als korps van vakkundigen wil verkenen}
dat voornoemde orcainisatl© van don Neder
landschen veehandel, verdeeld in elf provin
ciale af deelingen, het aangewezen lichaam
kan zijn om In dezen regeering io steunen;
dat do bond voornoemd alle krachten wensche
te geven tot medewerking, waardoor de re
geer in g het benoodigdo quantum vee kan
verkrijgen zonder dat ook tot onteigening
behoeft te worden overgegaan en dat do
vleeschvoorzienmg zoowel ten behoeve van
uo burgerlijke bevolking als van die der mi
litairen d'aarmedo tenzeerste gebaat zal
zijn.
ïn een bijgevoegde memorie van toélich-
llmg werd o.a. nog het volgende aangevoerd;
Bij do vordering van veo voor de militairen
is, dank zij de verleende bevoorrechting
van dc landbouworganisaties (die t©©h geen
handelslichamen behooren te zijn) en het
systeem door hare leiders toegepast, de vee
handel geheel uitgeschakeld, wijl de produ
cent nu rechtstreeks aan de militairen kon
loveren. Wanneer dit ie het vervolg ook
zou moeten worden toegepast bij de levering
van vee (en behoeve van de burgerbevolking,
zou dit een nekslag zijn voor do veehande-
Iaion, dio als de werkelijke handelaren daar
bij, volgens opvatting van recht en billijk
heid tegenover 'c-lken staatsburger, thans
niet onrechtmatig verdrongen mogen worden.
Door het onoordeelkundig optreden bij het
vorderen van vco in Zeeland Is den veesta
pel aldaar o'nnoodig grooto schade toege
bracht. hetgeen zich wreken zal op dc vet
en vlceschproduciie in de toekomst. Ir
Friesland is dit ook het geval.
Wanneer de regeering in dozen echter
den daadwerkelyken steun aanvaardt van
den Ned. Bond van Veehandelaren, verze
kert hij zich daarmede de assistentie van
een groep vakkundigen, zoodat in geen ge
val de veestapel bedreigd zal worden mei
onoordeelkundige afslachting.
K. J. M„ te Katwijk-aan-Zee. Do mo
gelijkheid, dat u een buiteolandschen pas
kunt krijgen, is niet uitgo'loten. Gij moet
©en verzoek indienen om u in "het buiten
land te mogen ophouden.
J. O. V., t© Leiderdorp. In het tijd
vak 14 Mei a.e.
G. v. D., t9 Noord wijk. Er is nog
niets van bekend, wanneer de onderoffi
cieren der infanterie 1915 vo or j a arsplo eg'
met onbepaald verlof zullen gaan.
W. L. do W., t© Noorchvijk-aanrZee.
Er ia nog geen. datum bekend omtrent het
met onbepaald (klein) verlof zenden van d©
voorjaarslichting 1915 vesting-artillerie.
D. M., te 0eg3fcgeest Uw hond heeft
behoefte aan sterke voeding. Tracht voor
hem geregeld vleeschafval te krijgen en
verder hondenbrood. Het dier mag wel vrij
heid van beweging hebben, maar geen gr cot©
marschen maken. Vooral niet trekken. Het
gaat met een dier als met een mensch:
na genezing van een ziekte moet het in de
gelegenheid gesteld worden aan te sterkon.
Naar het Engelsch
van Mevr. ALFRED SIDGWICK,
S3)
Rosalind© zag haar een van dio kleine,
vrouwelijko kunstgrepen uitvoeren, dio on
zichtbaar zijn voor het mannenoog, maar
den argloozen man ©ven gemakkelijk pak
ken als holïig het een wesp doet.
Daan kwam door do kamer'naar do ven
sterbank, waar Rosalinde roet Lamorna en
anderen zat, toen Veronica hom in den weg
trad) met een vraag over haar figuur op do
schilderij, dio hij juist verkocht had. Zij
wierp een-vraag op, die al do figuurschil
ders in do zaal belang in boezemde, en had
hen spoedig druk pratend om zich verec-
nigd. Zij letten niet veel op hetgeen zij zelf
zei, maar zij begon een gesprek, ©n zoolang
sij maar het middelpunt bleef, vond zij
goed, dat- het boven haar begrip ging.
Maar toen do heer Oowpei ©n Jasper Knox
©r zich mot hun uitgebreid© kennis bijvoeg
den., vonct' zij het vervelend, want zij wild©
niet leeren maar zich amuseeron, ©n wat
ook de bekoring zijn moge, zij wordt niet
opgemerkt door een troepjo mannen, dde
warm bezig zijn met hun bijzonder© zaken,
hetzij kunst, politiek of handel. Daarom
hegon haar aandacht te verdwijnen, ©n toen
»e deur openging, om verscheidene nieuwe
•gasten binnen t© laten, zag Rosalinde, uit
•haar boekje van het raam, Veronica voor-
maarte gaan om riten hee* Btaoniforth, twm
vreemdelingen en Simon Cloudesby te be
groet on.
Het volgend oogenblik was Veronica aaa
don grooton man voorgesteld en zij keek
hem aan, alsof zij, evenals A. B., bereid
was zijn laarzen te poetsen.
Maar Rosalinde merkte op, dat haar
vader er uitzag als een man, wiens laarzen
door een vakman gepoetst worden. Hij was
goed gekleed, in 'fc begin van de veertig,
met gemakkelijke manieren, donker haar,
lang en tamelijk breedgeschouderd. Hij
kwam do kamer ïn met het voorkomen van
een man, die zeker is welkom te zijn, tame
lijk langzaam en ron<Mend© naar gezichten,,
dio hij kende. Rosalindo zag, dat iedereen
in d© kamer 6f zei, dat hij hem kende,
door do Oowpera aan hem voorgesteld
werd. Zij bleef stil in haar hoekje en hoopte
zoo» aan do opmerkzaamheid to ontsnappen,
Zij deed dit blijkbaar, ©n na verloop van
tjjd ergordo dit haar inconsequent© vrou
welijk© natuur. De groote schilder, wiens
laarzen andere schilders bereid waren te-
poetsen bleof op zijn plaats, het middel
punt van beweging, gepraat en gelach. Hij
deed geen poging, zijn dochter op te 'zoeken,
zooals zij half verwacht had, dat hij doen
zou, hij scheen zich onbewust van haar aan
wezigheid, en zij begon zich af te vragen,
of hij begrepen had, wie rij was, toen rij
elkander op de tentoonstelling ontmoetten.
,,Wat een drukto maken ze allen," zei rij,
toen mevrouw Larch en Lamorna. dio haar
alleen zagen zitten, naar haar toekwamen.
„Ie hij werkelijk zulk een groot schilder 2"
„Eén van de grootste, dio leven," zei me
vrouw Larch,
„Dat zed ik je onlanga al," zei Lamorna,
„Hoe komt het, dat ik nooit,,van hem ge-
boord heb, tot ik hier kwam 2"
„Nu waar heb j"e gewoond V-
„Op een ver vol end saai buitengoed. Zij
wisten niets van schilderen, en als rij ooit
over kunstenaars spraken schenen zij ze
op één lijn met orgeldraaiers te stellen."
„In zulk een huis zou jo niot van Simon.
Oloucïesby hooren," zei Lamorna. „Hij
schildert niet voor saaie en vervelende
mensch on. Hij schildert eigenlijk niet veel
voor Engeland. Zijn naam en rijn markt
behooren aan de wéreld."
„Wat schildert hij
„Dat hangt er van af waar hij is. Hij is
juist uit Sevilla gekomen Daar heeft hij
danseressen geschilderd."
„Ballet-danseressen T' vroeg Rosalinde
met een echo van Scéton in haar toon. Haar
tante, Lady Tqjt, kon zoo gesproken heb
ben, en Lamorna keek haar verbaasd on
teleurgesteld aan.
„Ik wilde, dat ik morgen naar Spanje
kon gaan," zei rij ©n rij begon mevrouw
La-rch te vertellen, wat Simon Cloudesbr
haar juist van zijn verblijf daar verteld
had.
„Woont hij in het buitenland?" vroeg
Rosalind©.
„Ja-,"zed Lamorna.
„ïs zij'n eigen land niet goed gonoojg voor
hem?"
„Als je- altijd in de stcmtring van van
daag waart, zou ik niot mot je praten,"
zei Lamorna ronduit; maar rij zei het op
zoo'n manier, dat hot voor Rosalind© ala
een frissche ademtocht was. Het meisje
lachte, keek een beetje beschaamd, eft'zei
Lamorna, dat zij wist-, dat zij een feeks was.
Een paar minuten later nam een van die
plotselinge veranderingen, die een goede
gastvrouw op het juiste oogenbük onder
haar gasten teweeg brengt, Lamorna
mevrouw Larch van het raam weg en
bracht Simon Cloudesby met Yeronica- en
eon paar anderen cv heen. Zij keken naar
het uitzicht, op de baai en spraken er over,
maar schonken geen aandacht aan Rosa
linde. Zij stond daarom op, liep kalm
langs hen heen, en volgde eenige anderen
in den tuin.
Mevrouw Cowper hield van haar tuin
met rijn prachtig uitricht op do baai, rijn
aantrekkelijke hoogten en laagten en zyn
zorgvuldig onderhouden heesters cn bloe
men. Zij waa nu bezig de tekortkomingen
er van aan mevrouw Orchard uit te leg
gen, dio ook een tuin had, maar een, waar,
volgens haar eigon zeggen, niets groeide
dan onkruid. Rosalind©, die ook was be
gonnen te tuinieren, luisterde belangstel
lend naar d© tweo dames en het speet
haar, toon er afleiding van het huis
kwam. 0
Toen rij cmg&veér twintig minuten later
haar vader zag aankomen met Yeronica
Teal, zag zij kans, zonder aandacht te trek
ken, weg te gaan, weer het huis in. Het
salon was nu geheel leeg en zij ging dicht
bij het vuur ritten. Zij gevoelde lust, alleen
naar huis te fietsen, in plaats van met de
Knoxen naar Pe-nryn te gaanmaar zij
wilde niet weggaan, zonder hen t© waar
schuwen. Als zij bleef, liep rij gevaar, haar
vader to ontmoeten, en in ieder geval zou
rij hem op een voetstuk geplaatst zien
door zijn verblind© medemenseken. Zij had
den zonder twijfel oog voor rijn werk, maar
waar hadden rij hun oogon voor zijn ge
drag? Eén van d© grootsten had mevrouw
Larch hem genoemd. Eén van do zwak-
stonl Een man,-die trouweloos en hard
vochtig wai geweest. Iedere dag, op Scetoa
in afhankelijkheid en bitterheid
gébracht was een verwijt voor hem ea
spoorde Rosalinde aan, nimmer te~ vor-
geven. Hij zog ©r welvarend, goed gehu
meurd, zelfgenoegzaam uit, gewoon eoa
hoofd boven de anderen uit te steken. Hij
had in zak en assche behooren to ritten.
Rosalindo had zich dikwijls een ontmoe
ting met haar vader voorgesteld, die alle
aanspraak op liefde en eerbied verloren
had, en wiens naam zij zelfs niet geleerd
had, hardop uit to spreken. In haar zach
tere stemmingen had zij hem verteederd ge
zien door zijn berouw en zijn smeokingen.
Zij had altijd gedacht, dat hij vol gewetens
wroeging on teeder zijn zou, als rij elkan
der ontmoetten. Deze gedachten deden Ro
soiindo's geest gisten en zij voelde zich rus
teloos en ontevreden. Zij was opgestaan
met het plan aaar huis terug te keeron,
t-oon d'e deur openging en Simon Cloudesby
binnentrad. Hij was alleen, omdat hij Rosa
lind© het huis had zien binnengaan en be
sloten had, met haar te spreken. Hij sloot
devour achter zich on kwam dichter bij
den schoorsteen
„Er i3 mij gezegd, dat- je Rosalinda
bent," zei hij.
„Ja," zei rij.
„Weet j© wie ik ben 3"
„Ja."
„Hoe komt het, dat jo hier bent 3"
„Wij waren hier dicht bij."
„Wanneer heb je Sec-ton -verlaten
„In Februari."
Waarom ging Jelui weg?"
„Het was mijn werk. Wij waren daar
boiden ongelukkig. Ik haaide moeder over,
weg te gaaA"
<Wordt vervolgd).