No. 17747. Tweede Bfad Anno 1910. PERSOVERZICHT. INDISCHE BREVEN, FEUILLETON, Ken man's werk. LEIDSCH DAGSLAD Za ordag 5 Jatiuan Geeo stemrecht te koop. V' y maakten onlangs melding van het bericht <xit Yierpoldors, dat manalitlmalen daar tegen f 0.26 het stemrecht konden koopen voor het verkiezen van notabelen der Ned.-Herv. G®111 i. 1 1 W*j wisten niet, dat zoo iets ook al kon Bchreef „DE NED EK LAND EK", waaraan wij fth bericht ontleenden. Hot „WEEKBLAD v. d. VRIJZINNIG ÏERYORMDEN" schryft naar aanleiding hiervan. „Op de vraag, of dat ook al kan, moet worden geantwoord: „Neen, dat kan niet.' Het boric-ht is onjuist of zoo kan men hit ook. zeggen geeft van de zaak, waar over h«H handelt, een verdraaide voorstelling. To Loop is het stemrecht nergens. Maar hier on ciaar wordt wel van hen, die het atouiireen!, hetwelk zy bezitten, willen i o« fenen, daarvoor een kleine bijdra ge gevraagd. Ié laatste alinea van art. 4 Rpglement op de .benoeming van ouderlingen, enz, luidt: „Indien ir. de kosten van het werk der ver kiezing mot op een andere wijze kan worden voorzien, verbindt de kerkeraad de uitoefe- ,=ng van 'net stemrecht aan een contributie, die evenwél de som van één gulden 'sjaars liiot mag te boven gaan.'' Ex zyn niet vele, maar toch enkele ge meenten. waarin van deze bepaling gebruik wordt gemaakt. Zoo kost, naar wij meenen, te Dordrecht het stemmen een kwartje. 'En- keio boheerscclleges hebb.m in hun reglement een Soortgelijke bepaling opgenomen, en eischen ook 'voor de uitoefening van het Stemrecht een zekere contributie. Blijkbaar te dat ook te Brielsch-Nieuwland (Vierpol ders) het geval. Dat is alles. Wy schrijven dit niet, om de zaak te ver dedigen. Wij beschouwen integendeel die hef fing ais een misstand, waaraan gelukkig, dat hy weinig voorkomt een einde moet wörden gemaakt. Maar men moet er geen verdraaide voorstelling van geven, niet doen, „alsof het stemrecht te koop is." School en beroepskeuze. In een slotartikel over beroepskeuze zegt de hec* a. H. Gerhard in „OPVOEDING EN •If ORAAL": „M. i. zou het goed zijn, als de school arts de leerlingen van Jiet hoogste schooljaar meer in het bijzonder en geregeld naging met het oog op hun vermoedelijke geschiktheid in fysieken zin voor eonig beroep.' Laat dan tik ouder het zich ten regel stellen om te- een hfet einde van zoo'n leerjaar over zyu kmd te raadplegen èn den onderwijzer èn >Ien schoolarts. Als alle ouders dit steeds deden, dan zou het zoo nuttige instituut van den school arts wat sneller tot ontwikkeling komen. Het is echter allerminst mijn bedoeling, dat de oudere de mak maar moeten overlaten aan die twee advieeurs. Integendeel. Hun da- gelijksche omgang kan hun een duidelijk in zicht gegeven helmen omtrent neiging en ge schiktheid bij hun kinderen. Wel leert de ervaring heel dikwyls, dat Zij zich deerlijk kunnen vergissen in hetgeen een vak van het lichaam vordert. Het is bijvoorbeeld opmerkelijk hoe vaak ouders denken, dat, wanneer een kind lichamelijk niet heel sterk lijkt, dat het dan geen be roep moet nemen, waarin fysieke kracht wordt gevorderd. Als het niet heel erg ge zond is, dan denkt menigeen aan het school meesterschap of een kantoor. Heel verkeerd; want ten eerste moet men goed gezond zyn, om het schoolmeestersambt steeds en op den langen duur goed te vervullen; maar ten andere is het best mogelyk, dat juist een keroep, dat dwingt tot sterke inspanning en veel verkeeren in do open lucht, aangewezen is voor iemand met wat schraal lichaam. Dat kan alleen goed beoordeeld worden door den schoolarts, mits die zic-h natuurlijk goed op do -hioogte stelle en houde van de lichame- ljjfeo bezwaren, aan elk beroep verbonden, en mits hij ook goed rekenschap houde met de ervaringen van de ouders." Germanismen. In de „ECO NOMISCH STATISTISCHE BERICH TEN" vestigt de heer F. E. Posthumes Meyes, directeur der Kasvereeniging te Amsterdam, de aandacht op de toenemende ver-Duitseliing vau ome schrijftaal. Do pera is daaraan ook schuldig, maar men vindt de afschuwelijke Germanismen in zinsbouw en woordvorming ook in publi caties van hoogere en lagere autoriteiten, enz Vooral in het schriftelijk- handelsverkeer ia de verduitsching zeer sterk aan het voortwoekeren, en dagelijks gebruikt men, in handels- on financieel e kringen, ook in het gesprek, woorden en wendingen, cHe niets Hollands meer hebben en voetstoots uit het Duitsch zijn overgenomen. Het schijnt mij van belang, deze gevaar lijke ziekte te eignaleeren en te trachten haar to bestrijden. In het bijzonder richt de schrijver van het artikel zich tegen de ver-Duitscliing van het Ned'erlandsch in den handel. Ik zou allen kooplieden, chefs van kan toren en handelshuizen, met nadruk willen vragen, hetgeen, volgt ernstig te over wegen, êr bij hun personeel op aan te dringen, de onzuiverheden in de corres pondentie te vermijden, en te weigeren brieven en stukken te teekenen, waarin Nederlandischo woorden en wendingen ver waarloosd - en door Duitsch© vervangen worden. Hc>t zuiver-houden van onze taal is een van do meest dringende voorwaarden voor onze nationale onafhankelijkheid, en het onoplettend of Oogluikend toelaten van germanismen een ernstig gevaarhet lang zaam ingeslopen misbruik wordt een ge- woo.atöj en als eenmaal onze taal door- i trokken wordt van vreemde elementen, I geven wij een kracht en een schat prijs, die j wij met niet genoeg zorg kunnen aankwee- ken en beschermen. Eerst wordt een legerorder geciteerd „In het algemeen meen ik, dat de uit te stollen grenswachten een sterkte zouden kunnen hebben van..., waarvan één als ordonnans ware te beschouwen, die zoo mogelijk te voorzien ware van een rijwiel", enz. Wie nog niet gewond is aan dit Neder landischo Duitsch, zou denken, dat de Generaal het heeft over een grenswacht, die voorloopig nog niet behoeft, op te komen, een wacht, die „uitgesteld" wordt (aangenomen, dat men dit zoo zou mogen uitdrukken). Maar Zijne Excellentie be- cfoelt een wacht, die uitgezet moet worden, en, doortrokken van den Duit- schen geest-, die ook in militaire kringen zich pleegt, te uiten, denkt .hij aan „aus- stellen" en vertaalt dit maar botweg met „uitstellen". Het is natuurlijk niet de Opperbevelhebber-zelf, die dit taaltje neerschrijft, maar de een of andere officier van zijn bureaudoch indien ik als leger commandant een etuk moest onderteekenen, waarin die wanspraak' voorkwam, zou ik het mijn ondergeschikte terugzenden met d!e apostille: ..Schrijf je moer's'taal, kapi tein". En nu do handelscorrespondentie. Ziehier een paar staaltjes, die mij den laatsten tijd onder de- oogen kwamen en waarvan ik aantcekening hield. Het. zou mij geen moeite kosten, ze met honderden te vermeerdoren. Een bekende bankiersfirma vangt haar adviesbrief aan met: „A a n b ij zenden wij U". E'en ander HoUandlsch huis zendt een remise en verzoekt„ons hiertegen te doen t o" e g a a n". Weer een ander schrijft: „beleefd ver zoeken wij U de aangevraagde stukken te willen uithandigen aan...." Een vierde: „hiernevens zenden wij U...., waarvan u do ontvangst, gelieve aan to erkenne n". Dat - de zaak, waarnaar, of de persoon, naar wien gevraagd wordt-, algemeen op zijn Duitsch dé betreffende heet, behoef ik nauwelijks to herinneren. Er is geen kantoorbediende, die niet., als er een fout geoonstateerd is of een wenk gegeven wordt-, spreekt of schrijft van do gemaakte „bemerking". En aan het hoofd van sommige formulie ren van de Nederlandse he Bank prijkt in volle Duitsche glorie het woord „overwijzin g", ofschoon er keus is tusschen die göedl-Nederlandfeche „over schrijving" en „overboeking". Het comblo op dit gebied is wel do vol gende informatie, die ik las en die onder* teckcnd wis door do Directie van een der grootst© Ned'erlandsch e banken: „Aan gevraagde is een beduidende en aangezien© firma, die o n b e- d i n g d goed is voor haar engagemen ten". Ieder chef moet weigeren brieven, door zulke taal ontsierd, te onderteekenen. Het is, indien ooit, nu de tijd voor onze onafhankelijkheid ook met het krach tige middel van totaal-behoud te waken, zoo besluit de schrijver. De heer W. C. Muller Jr., in Den Haag, merkt o.a. op in het „HANDELSBLAD" In zijn met tal van voorbeelden gestaafd artikel heeft d/o schrijver volkomen gelijk, maar één ding moet mij van het hart. Waar hij schrijft, „...zou ik het mijn ondergeschikte terugzenden met de a p o s t i 1 1 e: „Schrijf je moer's taal"", zou ik willen opmerken: bestaat er niet een Holïandsch woord, dat kant- I teekening heet? Verder lees ik: „Het c o m b 1 e op dit gebied is wel de volgende i n f o r- m a t i e". Afgezien van „informatie", waarvoor wij ook een tamelijk goed Hol ïandsch woord bezitten, moet ik hot nog even® hebben over „het combi e". Comble is, goed gezien in het Franscho woorden boek, mannelijk. Men zou dus rpoeten zeg gen „d e comblo". Blijkbaar speelde den heer P M. het Holïandsch woord „top punt", dat onzijdig is, door het hoofd. Overigens sluit, ik mij gaarne geheel aan bij do woorden van den schrijver aan het slot. van zijn artikel, waarbij hij menschen van zaken, die met hem het gebruik van wan-taal willen bestrijden,oproept om uit hen een kern te vormen, waarvan een kracht ten goede kan uitgaan. Vloeken in het leger. „DE MAASBODE" herinnert, naar aan leiding van de dezer dagen door den Minis ter van Oorlog uitgevaardigde order tegen het vloeken in het leger aan een dergelijke order, indertijd door minister Bosboom uitgevaardigd, die echter minder duidelijk, I minder krachtig was. „Tegenover dit slappe en vergoelijkende optreden van c!en vorigen Minister, die het vloeken onpractisch noemt en naar motie ven zoekt om een beroep to kunnen doen i op elkanders hulp bij de bestrijding, staat do order van den nieuwen burgerminister van oorlog geheel anders, zegt het blad. Hierin gelast de Minister kort en goed zonder uitleg te geven of verontschuldi gingen voor ziin optreden aan te voeren, dat allo meerderen met gestrengheid het vloeken en bezigen van ruwe taal moeten tegengaan. Hij gaat zelfs verder en ver klaart, dat nalatigheid ten deze afge- scheiden van de deswege op to lctrcen krijgsüuchtelijke straf in aanmerking zal worden genomen bij de beoordeeling omtrent de geschiktheid om gezag te voeren. Niet alleen dus, dat He meerderen door niet te vloeken hun ondergeschikten tot voorbeeld mdhten strekken, maar de Minister ls zelfs zoover gegaan, dat hij iemand, die vloekt, ongeschikt acht voor het voeren van gezag. Wo behoeven het zeker niet nader te omschrijven, wanneer wij verklaren, dat we dezen bewindsman erkentelijk zijn voor deze krachtige order". Het Spaansche parlement ontbonden. Het Spaansche parlement, is, naar uit Madrid wordt gemeld, ontbonden. Do verkiezingen zijn uitgeschreven.tegen 17 Februari. Het graf der Bourbons. Zaterdagavond zijn in zss kisten de lijken van de vorstelijke personen uit liet huis van Bourbon, Kapel de Xde van Frankrijk, hertog Lodewyk van Agoulême, diens gema lin; voorts van een dochter van Lcdewijk de XVIde, dat van den graaf van Chand- bord en zijn gemalin en van prinses Maria Theresia van Modena, wélke in de groeve \nn het Franciskanc-rklooster te Castagne- vizza bij Görz waren bijgezet, naar Wee- nen, tor bijzetting in üet Kar.neliter-kloos ter, overgebracht. Toen de strijd om Görz woeddo, had het klooster van Ca-tagnevizza veel van het Italiaanseh geschut te lyden, zoodat het plan opkwam, de lijkkisten naar i Ween en over te brengen. De broeder der keizerin, prins Kené van Bourbon-Parnia, woonde de bijzetting van het lijk van de dochter van Lodewy'k XVI en koningin Marie Antoinette, de prinses Maria Theresia van Bourbon, bij. Te Norfolk, in Virginia, hebben drie ontploffingen met brand plaats gehad. De schade wordt geschat op 2 millioe dollar. Een duizendtal zeelieden hielp bij het blus- schingswerk waardoor de stad voor onder- gang gespaard bleef. Men gelooft, cfat de branden aan kwaadwilligheid zijn toe te j schrijven. Een mijn is aan land gespoeld, gister- morgen, in Pegwelbaai, tusschen Deal en Ramsgate; de mijn ontplofte, terwijl men be zig was haar uit het water te halen. Zeven menschen werden gedood, 20 gekwetst. De ontploffing vernielde ook enkele huizen. De schok werd gevoeld over een afstand van eeiuge mijlen. De „Daily Mail" verneemt uit Parijs, dat een aantal passagiers van den trein tusschen Lyon en St.-Etienne slachtoffers zijn geworden van verstikkende gassen. De trein reed in een grooten cylinder met chlo- rine-gas, die van een goederenwagen was gevallen. De passagiers werden door ver giftige dampen aangetast. Doctoren, van Lyon komen ie, vonden 60 personen in verstijf den toestand, die naar hospitalen moesten worden vervoerd. DE STATEN-GENERAAL EN INDIE. In de N euwe Vrij innige Kiesvereniging te 's-Gravenhage heeft de heer M. van Geuns, oud-hoofdredacleur van het „Soerabaiaa3cli Handelsblad" criiiek uitgeoefend op de S'a- ten-Generaal over de v/y 73, waarop de Indi sche zaken worden behandeld- De heer De Mural t heeft daar legen wel -geprotesteerd, maar dit kunnen wy wel ter zijde leggen. Het spreekt vanself, dat zij, die Indië al leen bezien en ook bezien kunnen, omdat zij Indië niet kennen met Holïandsch e oogc-n, heel anders denken over deze kwestie dan anderen, dis in de koloniën hebben leereai oordeelen over de wijze, waarop de Stnten- Generaal de moeilijke taak opvatten. Wij ma ken daarvan den Kamerleden gem verwijt; maar willen daar me 9 slechts betoogen, dat een andere werkwijze moet worden gevolgd. En die is, dat aan Indië zal gegeven worden meer zelfbestuur, en zoolang dat er nog niet is, dat men in Nederland brj de verkiezingen voor de Tweede Kamer al.ban3 meer reket- ning houdt met het feit, dat het Indische element versterkt moet worden. Het is opmerkelijk, dat men er nooit van hoort, dat men een caididaat cti-It omdat fiy met Indië beken l is. Er zJj.n in de Kamer wel leden, die Indië kennen. Wij noemen de heeren Sctfieurer, Boogaardt, IJzerman, Si- binga Mulder, maar zij zijn in de Ka mer gekomen om geheel andere redenen dan om hun bekendheid met Indische toestanden. En dat is een fout, al willen wij dan het toe- va!. dat juist de keuze op hen viel, loven. V/ij zeggen dit beleefdheidshalve, want het heeft ons steeds gehinderd, dat enkelen dezer heeren te veel toonden, dat zij in de eerste plaats partijmannen waren en dan ook zich nog wel met de Indische politiek wilden be moeien, doch dan die politiek geheel ver bonden aan de partij-politiek. Wij hoorden verleden jaar den hear Scheu- rer spreken over den Volksraad en wij hoor den toen geheel een anti-revolutionnair en geen kenner van Indië. Hij kan ook als zoo danig niet optreden, omdat hrj tijdens zijn verblijf in de kolonie steeds door den anti-re- volutionnairen bril heeft gekeken. Hij heeft de zaken gezien, zooals hij ze zien wou, en niet aooals zij waren. Er zijn ten allen tijde maar weinigen ge weest, die in de Tweede Kamer met een on bevangen blik de Indisohe toestanden hebben beoordeeld. Er waren steeds Anli-Revolution- nairen, Katholieken, Sociaal-Democraten eoz. aan het woord. Wanneer de niet mstl Indië bekende Kamerleden het woord voer* den, geschiedde dat zeer »eker in dien geesfy of, wat nog meer to betreuren was, de spre* kers waren mannen, die geldelyk voordoeE hadden bij den een of anderen toestand. Eet wanneer er aoo nu en dan eens iemand opn stond, die werkelijk trachtte, zich alleeol op het standpunt te stellen van de belangen' van Indië zelf en van niets andere, dan werdJ hij in zyn optreden gehinderd door de totalej onkunde, waarmee hij de zaken beoordeelde!.; Het is werkelijk geen praatje, maar er. wordt in Indië dikwyls hartelyk gelachen oral de handelingen der Staten-Generaal. En me nigmaal moet gezegd worden: Het is tocli maar te verwonderen, dat de zaken nietl veel meer fout gaan, dan zij in werkelijkheid: doen. Is het nu wel zoo te verwonderen, dat het zoo is, als wij hier neerschrijven? Toch' immers niet! Geen Kamerlid behoeft het zlc-h' aan te trekken, wanneer hij, nooit in India geweest zijnde, tegen zich het- bezwaar hoort uiten, dat hy Indië niet kent. Want hij kan Indië niet kennen. En toch moet hij er over spreken en wat meer zegt: hij moet er over beslissen. Dat is zijn taak', zijn plicht. De wet gebiedt het hem. Maar het moet wel duidelijk zijn, dat hij bij zijn oordeel zich op geen ander stand punt dan het zuiver Nederlandsche kan stellen. Maar, en nu komt een verwijt; dat wel verdiend iser mocht van hem verwacht worden, dat hij genoeg zelfkennis bezat om tot de erkenning van zijn onmacht te k>- men, en dat hij dus geen rem zou aanleggen aan het zoo juiste Indische streven naar zelfbestuur. En dat is'de fout der heeren, dab' zij dit niet willen inzien en met alle macht zich verzetten tegen een radicale wetswij ziging. Maar de Volksraad dan? Men zal zeggen, dat deze Volksraad jnist In het leven is geroepen, omdat men dat zelftestuur wil voorbereiden. De Volksraad ia een overgangsvorm. Het instellen van dien Volksraad is een bewijs van juist inzicht en van den goeden wil om te komen tot den toestand, dien wij wenschen. Men houde het ons ten goede, d3t wij deze bewering niet zoo grif aanvaarden. De be handeling van het wetsontwerp schonk ons die overtuiging niet Wel eea andere. Deze Volksraad is een overgang, doch niet vrijwillig gegeven, maar afgedwongen. Men voelde, dat de zaak niet langer in het geheel kan worden tegengehouden, en toen heeft men getracht door een tusschenvorm tcchl nog eenigen tijd het heft ia handen te hou den. Dat gaf bijv. gelegenheid om te beletten, dat Óe Djambï-exp 1 oitaiie werd een Staats exploitatie. in ons oog is dus de Volksraad niet eea. tusschenvorm, die bedoeld is in voorwaart* sche richting; maar integendeel in reaclion- nairen geest. En dat is ons een ernstig be zwaar. Men zal het zien gebeuren, dat het geheel veranderen van het oude systeem nog altijd groote moeite zal kosten, en datl men klleen door de vrees voor erger zal overgaan tot den maatregel, die beslist ge nomen zal moeten worden. Daardoor zal, helaas, Indië niet nauwer aan Nederland verbonden worden, maar de beide deel en van het GROOTER-NEDERLAND zullen van el kander vervreemden. Want de band kan niet hechter worden, wanneer men in Indië het levendige en juiste be-sef heeftr dat men aan Nederland zijn zelfstandigheid moet ontruk ken. Dat wekt geen genegenheid, geen ver trouwen. Dat wekt daarentegen wantrouwen. Indien wij hier in Nederland liet vertrouwen, van Indië willen winnen, laat men dan straks bij de stembus rekening honden met Indië; laat men op de groslijsten ook namen plaat sen van mannen, die Indië kennen en omdat zij bekend zijn om hun liefde voor dat land, alsmede om hun helderen kijk op Indisché toestanden. De verkiezing van deze mannen zal met instemming in Indië worden vernomen en van hen mag men verwachten, dat zij met kennis van zaken en met juist oordeel het oogenblik iullen kiezen, waarop aan Indië meerder zelfbestuur moet worden gegeven. En lang zal het dan niet meer duren of aan den vurigsten wensch van de Indische be volking zal worden voldaan. Assen, December 1917. A". v. W'. Roman van SILAS K. HOCKING. 40) Het denkbeeld echter om Richard Bardell uit te hooren was pas bij hem opgekomen, toon hij zich dicht bij do Zwitsersche grens bevond. Dat moest echter zeer voorzichtig en met tact geschieden, maar hij dacht wel, dat te zullen klaarspelen. Hij was volstrekt niet zeker of hij de Bardell's wel zou vinden. Men had hem gee adres opgegeven, maar hij herinnerde doh, ctat Folberg was genoemd in hun go- epickkun tusschen Dover en Calais; dus ging hij regelrecht naar Felberg en het coovaJ wild©, dat bij Adi&la alleen aantrof. Zij gpraken eenigen tijd over haar vader den onbekenden vreemdeling, die hem Hoor Gods voorzleruigheid te h-ulp was ge- tob ctat. rij opeens zei: „Laten we haar de zitkamer, gaan, lord Impey. Wij fcuxm^n daar zooveel rustiger praten dan hier." Hij volgde haar zonder iets te zeggen en jam in con gemakkelijkcn stoel tegenover haar plaats. .,Ik behoef niet to vragen hoe u het maakt," zei hij met een glimlach. ,,Üw ufoenijk ia een volkomen voldoend' ant woord." „O. ik beu uitstekend," antwoordde zij rrooüjk. „Deze versterkende lucht heeft tvonc?«ron verricht." „En uw cusberï" „Ja,, rij maakt h«t heel goed. Ik heb gisteren een brief van haar gehad en ook van Winifred." „U bedoelt miss Willoughbyï" „Ja." „En maakt die het ook goed?" „Heel goed. Zij is juist naar Servië ver trokken." „Naar Servië!" riep hij op een toon van verbazing uit. „Ja, zij gaat daarheen om de zieken te verplegen. Winifred is eenig. Het schijnt, dat daar sinds den oorlog de koortsen heer- sohèn en de menschen sterven er als vlie gen bij gebrek aan verpTeegstcrs en genees- heeren. Winifred heeft daarom wat zij noemt. een medisch© expeditie georgani seerd. Zij vertrekken den vijftienden dat is diis morgen. Vindt u haar ook niet grootsch?" Hij gaf de eerste oogenblikken geen ant woord. Er kwam een droevige uitdrukking in zijn ooge-n on toen hij weer sprak, klonk zijn stem ck>f en gesmoord. „Het is heel edelmoedig van haar, rnaar zij sbelt zich aan groot gevaar bloot." „Ja, clat doet zij zeker, maar Winifred denkt nooit aan gevaar als plicht roept." „Kent u haar goed?" „Beter clan iemand anders. Wij waren als meisjes samen op school en van dien tijd - af zijn we d'e intiemste vriendinnen geweest." „Zij is nogal zwak, nietwaar?" vroeg hij omzichtig na een pauze. „Zwak? Weineen. Heb ik fu niet op de hoot verteld, dat Winifred een van die ge- lukkigo vrouwen is, die nooit iets man keeren?" „Heeft u me dat verteld?" vroeg hij. „Het ligt mij bij, dat ik ergens heb ge hoord, dat zij lijdt aan een erfelijke zwak heid." „O, u moet- zich vergist hebben," zei ze lachend. „De Willoughby's zijn allen zoo sterk als muilezels. Winifred maakte er. toen wij op school waren, dikwijls gekheid over." „Maar haar vader is toch betrekkelijk jong gestorven?" „Niet zoo heel jong. Weet u, hij is laat getrouwd en hij is aan een zonnesteek ovorlëden. Den laatsten keer, clat ik hem heb gezien, zag hij er uit, alsof hij eeuwig zou leven," en zij lachte weer. „Waarschijnlijk verwar ik de dingen met elkaar," zei hij ontwijkend. „Dat denk ik ook," zei ze glimlachend. „Ik wou, dab ik zoo sterk en zoo getraind was, dan ging ik met haar mee." „Zou u dat willen?" „Dolgoarne. Winifred leeft; ik vegeteer slechts. Men wordt door haar geïnspireerd. Zij schijnt mij van al do vrouwen, die ik ooit heb ontmoet, het volkomenst met zich zelf in evenwicht, zoowel wat haar ziel als haar lichaam betreft, zoowel zedelijk als geestelijk. Zij is zoo gezond, zoo verstandig, zoo sterk. Zoo vrij van alle huichelarij en niet overdreven godsdienstig. Zoo humaan en vrouwelijk en hulpvaardig. Als u haar kendfe „Ik ken haar een weindg," viel hij haar in de rede. „Maar niet de werkelijke Winifred," zei zij lachend. „Ik geloof, dat zij in gezel schap niet uitblinkt daar geeft zij ndet om. Zij stelt- belang in hoogere dingen. Zij woont te Londen op een bovenwoning, ter wijl zij dé „grande dame" te Willoughby Hall zou kunnen zijn." „Waar ligt dat?" „Ergens in Yorkshire. Ik geloof, dat daar een dorp is, dat Willoughby heet. Maar zij mag gaarne zijn, waar zij het meeste goed kan doen. Ik hoop niet, dat zij in Servië sterft, maar als dat mocht ge beuren, clan ga ik er heen en zal op haar grafsteen laten beitelen „In werken over vloedig. Hij sloeg zijn oogen neer en scheen het vloerkleed langen tijd in stilt© te beschou wen. Eindelijk z^i hij langzaam en met in spanning „Ik hoop, dat u cl© reis niet zal behoeven te ondernemen, miss Bardell." „Dat hoop ik ook," zei zij met een droef- geestigen glimlach. „Winifred ia te nuttig om niet gespaard te worden." Een tijdlang heerscht er stilte, ofschoon geen van beid"en zich daarvan bewust scheen. Impey was zeer ontdaan. Hij voel de, dat hij zijn kans had laten voorbijgaan of liever, dat die hem door een spijtige, boosaardige vrouw door bedrog was ont nomen. Hij twijfelde er niet langer aan, dat het verhaal, hetwelk Jane hem had op- gedischt, louter een verzinsel wasmaar wat zij daarmee had beoogd, kon hij zich niet voorstellen. Als hot haar doel was hen van elkaar gescheiden te hoyden, clan was haar dat maar ai te goed gelukt. Maar waarom wenschte zij hen van elkaar te houclen? Impey had verstand van poli tiek en van heel veel andere dingen, maar hij begreep vrouwen niet hij begreep ten minst© niet het type van vrouw, dht Jane vertegenwoordigde. Hij zuchtte- meer clan eens onbewust. Het was nu te laat, om Winifred nog vóór haar vertrek te spreken. Hij kon haar in elk geval niet verhinderen te vertrekkenhij had niet het recht, dat te beproeven. Zij moest haar vrouws werk in do wereld doen zoo goed als hij zijn mans werk. Hij kon slechts wachten en hopen. Eindelijk verbrak hij de stilte. „Denkt u, dat uw vader mij zou wenschen te zien?" vroeg hij. „Ik weet zeker, dat hij verrukt zou wezen," antwoordde zij en stond dhcïelijk op. „Als u mij wil volgen, zal ik u voor gaan." Hij stond lusteloos op als iemand, die van een lange reis doodmoe is, en volgde haar. HOOFDSTUK XVII liet eind van den droom. Gedurende den korten tijd, dat Bardell en Hector Drysdalo samen waren, wissel den zij geen half dozijn woorden. „Gij?" vroeg Bardell verbaasd en fluis terend, toen Drysdal© na-ast hem necler- kmeld'e. „Ja ik," was het kalme antwoord en daarop werd' er geen woord meer tusschen hen gewissselcï. Geen van beiden scheen lust te gevoelen nog meer te spreken; maar hun stilzwijgen duidde zeer welsprekend aan wat zij gevoelden. Drysdalo zette het gebroken been met een verwonder!ijko handigheid, in aanmer king genomen, dat hij alleen was en de hulpmiddelen, die hem ten dienste ston den^ van de ruwste soort waren. Hij bond de ruwste splinters goed vast met. het- touw, dat hij van hooi had gedraaid en snelde toen naar het hotel. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1918 | | pagina 3