No. 17747.
Tweede Bfad
Anno 1910.
PERSOVERZICHT.
INDISCHE BREVEN,
FEUILLETON,
Ken man's werk.
LEIDSCH DAGSLAD Za ordag 5 Jatiuan
Geeo stemrecht te koop. V' y
maakten onlangs melding van het bericht
<xit Yierpoldors, dat manalitlmalen daar tegen
f 0.26 het stemrecht konden koopen voor
het verkiezen van notabelen der Ned.-Herv.
G®111 i. 1 1
W*j wisten niet, dat zoo iets ook al kon
Bchreef „DE NED EK LAND EK", waaraan wij
fth bericht ontleenden.
Hot „WEEKBLAD v. d. VRIJZINNIG
ÏERYORMDEN" schryft naar aanleiding
hiervan.
„Op de vraag, of dat ook al kan, moet
worden geantwoord: „Neen, dat kan niet.'
Het boric-ht is onjuist of zoo kan men
hit ook. zeggen geeft van de zaak, waar
over h«H handelt, een verdraaide voorstelling.
To Loop is het stemrecht nergens. Maar
hier on ciaar wordt wel van hen, die het
atouiireen!, hetwelk zy bezitten, willen
i o« fenen, daarvoor een kleine bijdra
ge gevraagd.
Ié laatste alinea van art. 4 Rpglement op
de .benoeming van ouderlingen, enz, luidt:
„Indien ir. de kosten van het werk der ver
kiezing mot op een andere wijze kan worden
voorzien, verbindt de kerkeraad de uitoefe-
,=ng van 'net stemrecht aan een contributie,
die evenwél de som van één gulden 'sjaars
liiot mag te boven gaan.''
Ex zyn niet vele, maar toch enkele ge
meenten. waarin van deze bepaling gebruik
wordt gemaakt. Zoo kost, naar wij meenen,
te Dordrecht het stemmen een kwartje. 'En-
keio boheerscclleges hebb.m in hun reglement
een Soortgelijke bepaling opgenomen, en
eischen ook 'voor de uitoefening van het
Stemrecht een zekere contributie. Blijkbaar
te dat ook te Brielsch-Nieuwland (Vierpol
ders) het geval.
Dat is alles.
Wy schrijven dit niet, om de zaak te ver
dedigen. Wij beschouwen integendeel die hef
fing ais een misstand, waaraan gelukkig,
dat hy weinig voorkomt een einde moet
wörden gemaakt. Maar men moet er geen
verdraaide voorstelling van geven, niet doen,
„alsof het stemrecht te koop is."
School en beroepskeuze. In
een slotartikel over beroepskeuze zegt de
hec* a. H. Gerhard in „OPVOEDING EN
•If ORAAL":
„M. i. zou het goed zijn, als de school
arts de leerlingen van Jiet hoogste schooljaar
meer in het bijzonder en geregeld naging met
het oog op hun vermoedelijke geschiktheid
in fysieken zin voor eonig beroep.' Laat dan
tik ouder het zich ten regel stellen om te-
een hfet einde van zoo'n leerjaar over zyu
kmd te raadplegen èn den onderwijzer èn
>Ien schoolarts.
Als alle ouders dit steeds deden, dan zou
het zoo nuttige instituut van den school
arts wat sneller tot ontwikkeling komen.
Het is echter allerminst mijn bedoeling,
dat de oudere de mak maar moeten overlaten
aan die twee advieeurs. Integendeel. Hun da-
gelijksche omgang kan hun een duidelijk in
zicht gegeven helmen omtrent neiging en ge
schiktheid bij hun kinderen.
Wel leert de ervaring heel dikwyls, dat
Zij zich deerlijk kunnen vergissen in hetgeen
een vak van het lichaam vordert. Het is
bijvoorbeeld opmerkelijk hoe vaak ouders
denken, dat, wanneer een kind lichamelijk
niet heel sterk lijkt, dat het dan geen be
roep moet nemen, waarin fysieke kracht
wordt gevorderd. Als het niet heel erg ge
zond is, dan denkt menigeen aan het school
meesterschap of een kantoor. Heel verkeerd;
want ten eerste moet men goed gezond zyn,
om het schoolmeestersambt steeds en op
den langen duur goed te vervullen; maar
ten andere is het best mogelyk, dat juist een
keroep, dat dwingt tot sterke inspanning en
veel verkeeren in do open lucht, aangewezen
is voor iemand met wat schraal lichaam. Dat
kan alleen goed beoordeeld worden door den
schoolarts, mits die zic-h natuurlijk goed op
do -hioogte stelle en houde van de lichame-
ljjfeo bezwaren, aan elk beroep verbonden, en
mits hij ook goed rekenschap houde met de
ervaringen van de ouders."
Germanismen. In de „ECO
NOMISCH STATISTISCHE BERICH
TEN" vestigt de heer F. E. Posthumes
Meyes, directeur der Kasvereeniging te
Amsterdam, de aandacht op de toenemende
ver-Duitseliing vau ome schrijftaal. Do
pera is daaraan ook schuldig, maar men
vindt de afschuwelijke Germanismen in
zinsbouw en woordvorming ook in publi
caties van hoogere en lagere autoriteiten,
enz
Vooral in het schriftelijk- handelsverkeer
ia de verduitsching zeer sterk aan het
voortwoekeren, en dagelijks gebruikt men,
in handels- on financieel e kringen, ook in
het gesprek, woorden en wendingen, cHe
niets Hollands meer hebben en voetstoots
uit het Duitsch zijn overgenomen.
Het schijnt mij van belang, deze gevaar
lijke ziekte te eignaleeren en te trachten
haar to bestrijden.
In het bijzonder richt de schrijver van
het artikel zich tegen de ver-Duitscliing
van het Ned'erlandsch in den handel.
Ik zou allen kooplieden, chefs van kan
toren en handelshuizen, met nadruk willen
vragen, hetgeen, volgt ernstig te over
wegen, êr bij hun personeel op aan te
dringen, de onzuiverheden in de corres
pondentie te vermijden, en te weigeren
brieven en stukken te teekenen, waarin
Nederlandischo woorden en wendingen ver
waarloosd - en door Duitsch© vervangen
worden.
Hc>t zuiver-houden van onze taal is een
van do meest dringende voorwaarden voor
onze nationale onafhankelijkheid, en het
onoplettend of Oogluikend toelaten van
germanismen een ernstig gevaarhet lang
zaam ingeslopen misbruik wordt een ge-
woo.atöj en als eenmaal onze taal door-
i trokken wordt van vreemde elementen,
I geven wij een kracht en een schat prijs, die
j wij met niet genoeg zorg kunnen aankwee-
ken en beschermen.
Eerst wordt een legerorder geciteerd
„In het algemeen meen ik, dat de uit
te stollen grenswachten een sterkte
zouden kunnen hebben van..., waarvan één
als ordonnans ware te beschouwen, die
zoo mogelijk te voorzien ware van een
rijwiel", enz.
Wie nog niet gewond is aan dit Neder
landischo Duitsch, zou denken, dat de
Generaal het heeft over een grenswacht,
die voorloopig nog niet behoeft, op te
komen, een wacht, die „uitgesteld" wordt
(aangenomen, dat men dit zoo zou mogen
uitdrukken). Maar Zijne Excellentie be-
cfoelt een wacht, die uitgezet moet
worden, en, doortrokken van den Duit-
schen geest-, die ook in militaire kringen
zich pleegt, te uiten, denkt .hij aan „aus-
stellen" en vertaalt dit maar botweg met
„uitstellen". Het is natuurlijk niet de
Opperbevelhebber-zelf, die dit taaltje
neerschrijft, maar de een of andere officier
van zijn bureaudoch indien ik als leger
commandant een etuk moest onderteekenen,
waarin die wanspraak' voorkwam, zou ik
het mijn ondergeschikte terugzenden met
d!e apostille: ..Schrijf je moer's'taal, kapi
tein".
En nu do handelscorrespondentie.
Ziehier een paar staaltjes, die mij den
laatsten tijd onder de- oogen kwamen en
waarvan ik aantcekening hield. Het. zou
mij geen moeite kosten, ze met honderden
te vermeerdoren.
Een bekende bankiersfirma vangt haar
adviesbrief aan met: „A a n b ij zenden
wij U".
E'en ander HoUandlsch huis zendt een
remise en verzoekt„ons hiertegen
te doen t o" e g a a n".
Weer een ander schrijft: „beleefd ver
zoeken wij U de aangevraagde stukken te
willen uithandigen aan...."
Een vierde: „hiernevens zenden wij
U...., waarvan u do ontvangst, gelieve
aan to erkenne n".
Dat - de zaak, waarnaar, of de persoon,
naar wien gevraagd wordt-, algemeen op
zijn Duitsch dé betreffende heet,
behoef ik nauwelijks to herinneren.
Er is geen kantoorbediende, die niet., als
er een fout geoonstateerd is of een wenk
gegeven wordt-, spreekt of schrijft van do
gemaakte „bemerking".
En aan het hoofd van sommige formulie
ren van de Nederlandse he Bank
prijkt in volle Duitsche glorie het woord
„overwijzin g", ofschoon er keus is
tusschen die göedl-Nederlandfeche „over
schrijving" en „overboeking".
Het comblo op dit gebied is wel do vol
gende informatie, die ik las en die onder*
teckcnd wis door do Directie van een der
grootst© Ned'erlandsch e banken: „Aan
gevraagde is een beduidende en
aangezien© firma, die o n b e-
d i n g d goed is voor haar engagemen
ten".
Ieder chef moet weigeren brieven, door
zulke taal ontsierd, te onderteekenen.
Het is, indien ooit, nu de tijd voor
onze onafhankelijkheid ook met het krach
tige middel van totaal-behoud te waken,
zoo besluit de schrijver.
De heer W. C. Muller Jr., in Den Haag,
merkt o.a. op in het „HANDELSBLAD"
In zijn met tal van voorbeelden gestaafd
artikel heeft d/o schrijver volkomen gelijk,
maar één ding moet mij van het hart.
Waar hij schrijft, „...zou ik het mijn
ondergeschikte terugzenden met de
a p o s t i 1 1 e: „Schrijf je moer's
taal"", zou ik willen opmerken: bestaat
er niet een Holïandsch woord, dat kant-
I teekening heet?
Verder lees ik: „Het c o m b 1 e op
dit gebied is wel de volgende i n f o r-
m a t i e". Afgezien van „informatie",
waarvoor wij ook een tamelijk goed Hol
ïandsch woord bezitten, moet ik hot nog
even® hebben over „het combi e". Comble
is, goed gezien in het Franscho woorden
boek, mannelijk. Men zou dus rpoeten zeg
gen „d e comblo". Blijkbaar speelde den
heer P M. het Holïandsch woord „top
punt", dat onzijdig is, door het hoofd.
Overigens sluit, ik mij gaarne geheel aan
bij do woorden van den schrijver aan het
slot. van zijn artikel, waarbij hij menschen
van zaken, die met hem het gebruik van
wan-taal willen bestrijden,oproept om uit
hen een kern te vormen, waarvan een
kracht ten goede kan uitgaan.
Vloeken in het leger.
„DE MAASBODE" herinnert, naar aan
leiding van de dezer dagen door den Minis
ter van Oorlog uitgevaardigde order tegen
het vloeken in het leger aan een dergelijke
order, indertijd door minister Bosboom
uitgevaardigd, die echter minder duidelijk, I
minder krachtig was.
„Tegenover dit slappe en vergoelijkende
optreden van c!en vorigen Minister, die het
vloeken onpractisch noemt en naar motie
ven zoekt om een beroep to kunnen doen i
op elkanders hulp bij de bestrijding, staat
do order van den nieuwen burgerminister
van oorlog geheel anders, zegt het blad.
Hierin gelast de Minister kort en goed
zonder uitleg te geven of verontschuldi
gingen voor ziin optreden aan te voeren,
dat allo meerderen met gestrengheid het
vloeken en bezigen van ruwe taal moeten
tegengaan. Hij gaat zelfs verder en ver
klaart, dat nalatigheid ten deze afge-
scheiden van de deswege op to lctrcen
krijgsüuchtelijke straf in aanmerking
zal worden genomen bij de beoordeeling
omtrent de geschiktheid om gezag te
voeren.
Niet alleen dus, dat He meerderen door
niet te vloeken hun ondergeschikten tot
voorbeeld mdhten strekken, maar de
Minister ls zelfs zoover gegaan, dat hij
iemand, die vloekt, ongeschikt acht voor
het voeren van gezag.
Wo behoeven het zeker niet nader te
omschrijven, wanneer wij verklaren, dat
we dezen bewindsman erkentelijk zijn voor
deze krachtige order".
Het Spaansche parlement ontbonden.
Het Spaansche parlement, is, naar uit
Madrid wordt gemeld, ontbonden.
Do verkiezingen zijn uitgeschreven.tegen
17 Februari.
Het graf der Bourbons.
Zaterdagavond zijn in zss kisten de lijken
van de vorstelijke personen uit liet huis
van Bourbon, Kapel de Xde van Frankrijk,
hertog Lodewyk van Agoulême, diens gema
lin; voorts van een dochter van Lcdewijk
de XVIde, dat van den graaf van Chand-
bord en zijn gemalin en van prinses Maria
Theresia van Modena, wélke in de groeve
\nn het Franciskanc-rklooster te Castagne-
vizza bij Görz waren bijgezet, naar Wee-
nen, tor bijzetting in üet Kar.neliter-kloos
ter, overgebracht. Toen de strijd om Görz
woeddo, had het klooster van Ca-tagnevizza
veel van het Italiaanseh geschut te lyden,
zoodat het plan opkwam, de lijkkisten naar
i Ween en over te brengen.
De broeder der keizerin, prins Kené van
Bourbon-Parnia, woonde de bijzetting van
het lijk van de dochter van Lodewy'k XVI
en koningin Marie Antoinette, de prinses
Maria Theresia van Bourbon, bij.
Te Norfolk, in Virginia, hebben drie
ontploffingen met brand plaats gehad. De
schade wordt geschat op 2 millioe dollar.
Een duizendtal zeelieden hielp bij het blus-
schingswerk waardoor de stad voor onder-
gang gespaard bleef. Men gelooft, cfat de
branden aan kwaadwilligheid zijn toe te
j schrijven.
Een mijn is aan land gespoeld, gister-
morgen, in Pegwelbaai, tusschen Deal en
Ramsgate; de mijn ontplofte, terwijl men be
zig was haar uit het water te halen. Zeven
menschen werden gedood, 20 gekwetst. De
ontploffing vernielde ook enkele huizen. De
schok werd gevoeld over een afstand van
eeiuge mijlen.
De „Daily Mail" verneemt uit Parijs,
dat een aantal passagiers van den trein
tusschen Lyon en St.-Etienne slachtoffers
zijn geworden van verstikkende gassen. De
trein reed in een grooten cylinder met chlo-
rine-gas, die van een goederenwagen was
gevallen. De passagiers werden door ver
giftige dampen aangetast. Doctoren, van
Lyon komen ie, vonden 60 personen in verstijf
den toestand, die naar hospitalen moesten
worden vervoerd.
DE STATEN-GENERAAL EN INDIE.
In de N euwe Vrij innige Kiesvereniging
te 's-Gravenhage heeft de heer M. van Geuns,
oud-hoofdredacleur van het „Soerabaiaa3cli
Handelsblad" criiiek uitgeoefend op de S'a-
ten-Generaal over de v/y 73, waarop de Indi
sche zaken worden behandeld-
De heer De Mural t heeft daar legen wel
-geprotesteerd, maar dit kunnen wy wel ter
zijde leggen.
Het spreekt vanself, dat zij, die Indië al
leen bezien en ook bezien kunnen, omdat zij
Indië niet kennen met Holïandsch e oogc-n,
heel anders denken over deze kwestie dan
anderen, dis in de koloniën hebben leereai
oordeelen over de wijze, waarop de Stnten-
Generaal de moeilijke taak opvatten. Wij ma
ken daarvan den Kamerleden gem verwijt;
maar willen daar me 9 slechts betoogen, dat
een andere werkwijze moet worden gevolgd.
En die is, dat aan Indië zal gegeven worden
meer zelfbestuur, en zoolang dat er nog niet
is, dat men in Nederland brj de verkiezingen
voor de Tweede Kamer al.ban3 meer reket-
ning houdt met het feit, dat het Indische
element versterkt moet worden.
Het is opmerkelijk, dat men er nooit
van hoort, dat men een caididaat cti-It omdat
fiy met Indië beken l is. Er zJj.n in de Kamer
wel leden, die Indië kennen. Wij noemen de
heeren Sctfieurer, Boogaardt, IJzerman, Si-
binga Mulder, maar zij zijn in de Ka
mer gekomen om geheel andere redenen dan
om hun bekendheid met Indische toestanden.
En dat is een fout, al willen wij dan het toe-
va!. dat juist de keuze op hen viel, loven.
V/ij zeggen dit beleefdheidshalve, want het
heeft ons steeds gehinderd, dat enkelen dezer
heeren te veel toonden, dat zij in de eerste
plaats partijmannen waren en dan ook zich
nog wel met de Indische politiek wilden be
moeien, doch dan die politiek geheel ver
bonden aan de partij-politiek.
Wij hoorden verleden jaar den hear Scheu-
rer spreken over den Volksraad en wij hoor
den toen geheel een anti-revolutionnair en
geen kenner van Indië. Hij kan ook als zoo
danig niet optreden, omdat hrj tijdens zijn
verblijf in de kolonie steeds door den anti-re-
volutionnairen bril heeft gekeken. Hij heeft
de zaken gezien, zooals hij ze zien wou, en
niet aooals zij waren.
Er zijn ten allen tijde maar weinigen ge
weest, die in de Tweede Kamer met een on
bevangen blik de Indisohe toestanden hebben
beoordeeld. Er waren steeds Anli-Revolution-
nairen, Katholieken, Sociaal-Democraten
eoz. aan het woord. Wanneer de niet mstl
Indië bekende Kamerleden het woord voer*
den, geschiedde dat zeer »eker in dien geesfy
of, wat nog meer to betreuren was, de spre*
kers waren mannen, die geldelyk voordoeE
hadden bij den een of anderen toestand. Eet
wanneer er aoo nu en dan eens iemand opn
stond, die werkelijk trachtte, zich alleeol
op het standpunt te stellen van de belangen'
van Indië zelf en van niets andere, dan werdJ
hij in zyn optreden gehinderd door de totalej
onkunde, waarmee hij de zaken beoordeelde!.;
Het is werkelijk geen praatje, maar er.
wordt in Indië dikwyls hartelyk gelachen oral
de handelingen der Staten-Generaal. En me
nigmaal moet gezegd worden: Het is tocli
maar te verwonderen, dat de zaken nietl
veel meer fout gaan, dan zij in werkelijkheid:
doen.
Is het nu wel zoo te verwonderen, dat
het zoo is, als wij hier neerschrijven? Toch'
immers niet! Geen Kamerlid behoeft het zlc-h'
aan te trekken, wanneer hij, nooit in India
geweest zijnde, tegen zich het- bezwaar hoort
uiten, dat hy Indië niet kent. Want hij kan
Indië niet kennen.
En toch moet hij er over spreken en wat
meer zegt: hij moet er over beslissen. Dat
is zijn taak', zijn plicht. De wet gebiedt het
hem. Maar het moet wel duidelijk zijn, dat hij
bij zijn oordeel zich op geen ander stand
punt dan het zuiver Nederlandsche kan
stellen.
Maar, en nu komt een verwijt; dat wel
verdiend iser mocht van hem verwacht
worden, dat hij genoeg zelfkennis bezat om
tot de erkenning van zijn onmacht te k>-
men, en dat hij dus geen rem zou aanleggen
aan het zoo juiste Indische streven naar
zelfbestuur. En dat is'de fout der heeren, dab'
zij dit niet willen inzien en met alle macht
zich verzetten tegen een radicale wetswij
ziging.
Maar de Volksraad dan?
Men zal zeggen, dat deze Volksraad jnist
In het leven is geroepen, omdat men dat
zelftestuur wil voorbereiden. De Volksraad ia
een overgangsvorm. Het instellen van dien
Volksraad is een bewijs van juist inzicht en
van den goeden wil om te komen tot den
toestand, dien wij wenschen.
Men houde het ons ten goede, d3t wij deze
bewering niet zoo grif aanvaarden. De be
handeling van het wetsontwerp schonk ons
die overtuiging niet Wel eea andere.
Deze Volksraad is een overgang, doch niet
vrijwillig gegeven, maar afgedwongen. Men
voelde, dat de zaak niet langer in het geheel
kan worden tegengehouden, en toen heeft
men getracht door een tusschenvorm tcchl
nog eenigen tijd het heft ia handen te hou
den. Dat gaf bijv. gelegenheid om te beletten,
dat Óe Djambï-exp 1 oitaiie werd een Staats
exploitatie.
in ons oog is dus de Volksraad niet eea.
tusschenvorm, die bedoeld is in voorwaart*
sche richting; maar integendeel in reaclion-
nairen geest. En dat is ons een ernstig be
zwaar. Men zal het zien gebeuren, dat het
geheel veranderen van het oude systeem
nog altijd groote moeite zal kosten, en datl
men klleen door de vrees voor erger zal
overgaan tot den maatregel, die beslist ge
nomen zal moeten worden. Daardoor zal,
helaas, Indië niet nauwer aan Nederland
verbonden worden, maar de beide deel en van
het GROOTER-NEDERLAND zullen van el
kander vervreemden. Want de band kan niet
hechter worden, wanneer men in Indië het
levendige en juiste be-sef heeftr dat men aan
Nederland zijn zelfstandigheid moet ontruk
ken. Dat wekt geen genegenheid, geen ver
trouwen. Dat wekt daarentegen wantrouwen.
Indien wij hier in Nederland liet vertrouwen,
van Indië willen winnen, laat men dan straks
bij de stembus rekening honden met Indië;
laat men op de groslijsten ook namen plaat
sen van mannen, die Indië kennen en omdat
zij bekend zijn om hun liefde voor dat land,
alsmede om hun helderen kijk op Indisché
toestanden.
De verkiezing van deze mannen zal met
instemming in Indië worden vernomen en
van hen mag men verwachten, dat zij met
kennis van zaken en met juist oordeel het
oogenblik iullen kiezen, waarop aan Indië
meerder zelfbestuur moet worden gegeven.
En lang zal het dan niet meer duren of aan
den vurigsten wensch van de Indische be
volking zal worden voldaan.
Assen, December 1917. A". v. W'.
Roman van SILAS K. HOCKING.
40)
Het denkbeeld echter om Richard Bardell
uit te hooren was pas bij hem opgekomen,
toon hij zich dicht bij do Zwitsersche grens
bevond. Dat moest echter zeer voorzichtig
en met tact geschieden, maar hij dacht wel,
dat te zullen klaarspelen.
Hij was volstrekt niet zeker of hij de
Bardell's wel zou vinden. Men had hem
gee adres opgegeven, maar hij herinnerde
doh, ctat Folberg was genoemd in hun go-
epickkun tusschen Dover en Calais; dus
ging hij regelrecht naar Felberg en het
coovaJ wild©, dat bij Adi&la alleen aantrof.
Zij gpraken eenigen tijd over haar vader
den onbekenden vreemdeling, die hem
Hoor Gods voorzleruigheid te h-ulp was ge-
tob ctat. rij opeens zei: „Laten we
haar de zitkamer, gaan, lord Impey. Wij
fcuxm^n daar zooveel rustiger praten dan
hier."
Hij volgde haar zonder iets te zeggen en
jam in con gemakkelijkcn stoel tegenover
haar plaats.
.,Ik behoef niet to vragen hoe u het
maakt," zei hij met een glimlach. ,,Üw
ufoenijk ia een volkomen voldoend' ant
woord."
„O. ik beu uitstekend," antwoordde zij
rrooüjk. „Deze versterkende lucht heeft
tvonc?«ron verricht."
„En uw cusberï"
„Ja,, rij maakt h«t heel goed. Ik heb
gisteren een brief van haar gehad en ook
van Winifred."
„U bedoelt miss Willoughbyï"
„Ja."
„En maakt die het ook goed?"
„Heel goed. Zij is juist naar Servië ver
trokken."
„Naar Servië!" riep hij op een toon van
verbazing uit.
„Ja, zij gaat daarheen om de zieken te
verplegen. Winifred is eenig. Het schijnt,
dat daar sinds den oorlog de koortsen heer-
sohèn en de menschen sterven er als vlie
gen bij gebrek aan verpTeegstcrs en genees-
heeren. Winifred heeft daarom wat zij
noemt. een medisch© expeditie georgani
seerd. Zij vertrekken den vijftienden dat
is diis morgen. Vindt u haar ook niet
grootsch?"
Hij gaf de eerste oogenblikken geen ant
woord. Er kwam een droevige uitdrukking
in zijn ooge-n on toen hij weer sprak, klonk
zijn stem ck>f en gesmoord. „Het is heel
edelmoedig van haar, rnaar zij sbelt zich
aan groot gevaar bloot."
„Ja, clat doet zij zeker, maar Winifred
denkt nooit aan gevaar als plicht roept."
„Kent u haar goed?"
„Beter clan iemand anders. Wij waren
als meisjes samen op school en van dien
tijd - af zijn we d'e intiemste vriendinnen
geweest."
„Zij is nogal zwak, nietwaar?" vroeg hij
omzichtig na een pauze.
„Zwak? Weineen. Heb ik fu niet op de
hoot verteld, dat Winifred een van die ge-
lukkigo vrouwen is, die nooit iets man
keeren?"
„Heeft u me dat verteld?" vroeg hij.
„Het ligt mij bij, dat ik ergens heb ge
hoord, dat zij lijdt aan een erfelijke zwak
heid."
„O, u moet- zich vergist hebben," zei ze
lachend. „De Willoughby's zijn allen zoo
sterk als muilezels. Winifred maakte er.
toen wij op school waren, dikwijls gekheid
over."
„Maar haar vader is toch betrekkelijk
jong gestorven?"
„Niet zoo heel jong. Weet u, hij is laat
getrouwd en hij is aan een zonnesteek
ovorlëden. Den laatsten keer, clat ik hem
heb gezien, zag hij er uit, alsof hij eeuwig
zou leven," en zij lachte weer.
„Waarschijnlijk verwar ik de dingen met
elkaar," zei hij ontwijkend.
„Dat denk ik ook," zei ze glimlachend.
„Ik wou, dab ik zoo sterk en zoo getraind
was, dan ging ik met haar mee."
„Zou u dat willen?"
„Dolgoarne. Winifred leeft; ik vegeteer
slechts. Men wordt door haar geïnspireerd.
Zij schijnt mij van al do vrouwen, die ik
ooit heb ontmoet, het volkomenst met zich
zelf in evenwicht, zoowel wat haar ziel als
haar lichaam betreft, zoowel zedelijk als
geestelijk. Zij is zoo gezond, zoo verstandig,
zoo sterk. Zoo vrij van alle huichelarij en
niet overdreven godsdienstig. Zoo humaan
en vrouwelijk en hulpvaardig. Als u haar
kendfe
„Ik ken haar een weindg," viel hij haar
in de rede.
„Maar niet de werkelijke Winifred," zei
zij lachend. „Ik geloof, dat zij in gezel
schap niet uitblinkt daar geeft zij ndet
om. Zij stelt- belang in hoogere dingen. Zij
woont te Londen op een bovenwoning, ter
wijl zij dé „grande dame" te Willoughby
Hall zou kunnen zijn."
„Waar ligt dat?"
„Ergens in Yorkshire. Ik geloof, dat
daar een dorp is, dat Willoughby heet.
Maar zij mag gaarne zijn, waar zij het
meeste goed kan doen. Ik hoop niet, dat
zij in Servië sterft, maar als dat mocht ge
beuren, clan ga ik er heen en zal op haar
grafsteen laten beitelen „In werken over
vloedig.
Hij sloeg zijn oogen neer en scheen het
vloerkleed langen tijd in stilt© te beschou
wen. Eindelijk z^i hij langzaam en met in
spanning
„Ik hoop, dat u cl© reis niet zal behoeven
te ondernemen, miss Bardell."
„Dat hoop ik ook," zei zij met een droef-
geestigen glimlach. „Winifred ia te nuttig
om niet gespaard te worden."
Een tijdlang heerscht er stilte, ofschoon
geen van beid"en zich daarvan bewust
scheen. Impey was zeer ontdaan. Hij voel
de, dat hij zijn kans had laten voorbijgaan
of liever, dat die hem door een spijtige,
boosaardige vrouw door bedrog was ont
nomen. Hij twijfelde er niet langer aan,
dat het verhaal, hetwelk Jane hem had op-
gedischt, louter een verzinsel wasmaar
wat zij daarmee had beoogd, kon hij zich
niet voorstellen. Als hot haar doel was
hen van elkaar gescheiden te hoyden, clan
was haar dat maar ai te goed gelukt.
Maar waarom wenschte zij hen van elkaar
te houclen? Impey had verstand van poli
tiek en van heel veel andere dingen, maar
hij begreep vrouwen niet hij begreep
ten minst© niet het type van vrouw, dht
Jane vertegenwoordigde.
Hij zuchtte- meer clan eens onbewust. Het
was nu te laat, om Winifred nog vóór haar
vertrek te spreken. Hij kon haar in elk
geval niet verhinderen te vertrekkenhij
had niet het recht, dat te beproeven. Zij
moest haar vrouws werk in do wereld
doen zoo goed als hij zijn mans werk. Hij
kon slechts wachten en hopen.
Eindelijk verbrak hij de stilte. „Denkt u,
dat uw vader mij zou wenschen te zien?"
vroeg hij.
„Ik weet zeker, dat hij verrukt zou
wezen," antwoordde zij en stond dhcïelijk
op. „Als u mij wil volgen, zal ik u voor
gaan."
Hij stond lusteloos op als iemand, die
van een lange reis doodmoe is, en volgde
haar.
HOOFDSTUK XVII
liet eind van den droom.
Gedurende den korten tijd, dat Bardell
en Hector Drysdalo samen waren, wissel
den zij geen half dozijn woorden.
„Gij?" vroeg Bardell verbaasd en fluis
terend, toen Drysdal© na-ast hem necler-
kmeld'e.
„Ja ik," was het kalme antwoord en
daarop werd' er geen woord meer tusschen
hen gewissselcï. Geen van beiden scheen lust
te gevoelen nog meer te spreken; maar
hun stilzwijgen duidde zeer welsprekend
aan wat zij gevoelden.
Drysdalo zette het gebroken been met
een verwonder!ijko handigheid, in aanmer
king genomen, dat hij alleen was en de
hulpmiddelen, die hem ten dienste ston
den^ van de ruwste soort waren. Hij bond
de ruwste splinters goed vast met. het- touw,
dat hij van hooi had gedraaid en snelde
toen naar het hotel.
(Wordt vervolgd.)