Pak me mee.
De Europeesslis Oorlog.
No. 17445.
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 10 Januari.
Tweede Blad. Anno 1917.
Persoverzicht.
FEUILLETON.
Hesvalls.
X
1 Het nummer van (lezks week bevat o.a. ^1S
'voerplaat: Do Noderlandsche militaire mis
sie naar Engeland.
Voorts: Een Duitscke vliegmachine, bij
Nijmegen nedergedaald en de inzittenden
geïnterneerd. De viering van den 70sten
(verjaardag van Domela Nieuwenbuis. De
iNieuwjaarsdrnkte in liet Postkantoor te Am
sterdam, met 3 foto's. Antoon Molkenooer
in zijn werkkamer. De sieraden bij de klee
derdracht in Zeeland, met 9 foto's. De too-
neelspeler Louis de Vries, als^ Mr. Wu. Al
lerlaatste opname van do gevierde tooneel-
Bpoelster mevr. Theo Mann Bouwmeester.
Een stichting voor tuberculose kinderen, met
2 foto's. Een fantastische aanblik van een
Bchip; na een reis door do Noordpoolstreken.
Diana-bad in den omtrek van Soerabaja, als
verblijfplaats voor zieken. De Bora-Boedoer-
tempel te Djocjocarta, met 2 foto's. Belang
wekkende tocht van het Ehgeische panteer-
autocorps door Rusland' naar den Kaukasus,
met 4 foto's. Een pagina Caricaturen
doer Ton van Tast.
Invloed der Mobilisatie. Wij
lezen in liet „WEEKBLAD VAN DE VRIJ
ZINNIG-HERVORMDEN"
In „ONZE MILITAIRE TEHUIZEN",
maandblad van het Comité voor de geeste
lijke belangen der Protestantsdlie Militai
ren in Noord-Brabant en Limburg, wordt
medegedeeld, dat bij oon ingesteld onder
zoek, lucbwellk nog broeder, zal worden voort
gezet, b gebleken, dat „een zeer groot per
centage" der Christelijke (bedoeld zijn:
orthodoxe) mannen en jongelingen ziöh
met geen kerk of godsdienstoefening meer
ophouden.
Van oen poging, om heb catechetisch on
derwijs bij te wonen, „was vanzelf heel geen
sprake". En het werd bekend, dat er heel
wat zijn, zoowel onder Gereformeerden als
Hervormden, die zelden of zeer ontrouw
ter kerk gaan.
De sohrijver noemt het een vreemd ver
schijnsel, „dat er onderscheidene jonge
mannen zijn, die thuis met verlof gedwee
inet vader en moeder meegaan, maar die,
zoodra zijn ze niet onder de oog en hunner
ouders vandaan, in hun plaats vaüi inkwar
tiering stelselmatig de godsdienstoefeningen
verzuimen"
Hij vindt het in-droevig, maar meent, dat
er weinig te-gen te doen is, zoolang niet
meer hulpkrachten voor den geestelijken
arbeid naar Brabant komen.
Intussohen spoort hij de vrienden en broe
ders, die getrouw bleven, aa<n, hun waar
schuwende stom te laten hoeren, en a.ls dat
niet helpt, ter bevoegder plaatse or kennis
van te geven, dat „deze of gene zich schul
dig heeft gemaakt aan trouwbreuk ten op
zichte van zijn Kerk en zijn belijdenis".
De sohrijver, die bij dit laatste vermoede
lijk denkt aan kaartspelen en het bezoeken
van herbergen en bioscopen, zegt dan ten
slotte tot de getrouwen
„U allen wek ik op, om oen wel aan
eengesloten broederschap to vormen, die
u het lot vara -de dwalenden aantrekt,
iTracht hun onder 't oog to brengon, dat
zij zich schuldig maken aan ontrouwen
dat, zoo ze op dien weg voortgaan zonder
or zich van te bekoerera-, de gevolgen voor
tijd en eeuwigheid wel vreeselijk moeten
zijn."
Het kan wel zijn, dat de sohrijver ter be
strijding van het door hem aangeweaon
euvel te recht in do eerste plaats omvang
rijker bearbeiding, meer toezicht noodig
aeht.
Jongelingen en jongemannen, die thuis
gedwee met vader en moeder naar de
berk gaan, zijn misschien elders door een
scherp toezicht ook wel tot gedweeheid
te brengen.
Maar b het eigenlijk niet belccdi-gerad
voor „een zeer gTOot percentage" der ortho-
xo milibairen, dat op zulk een wijze over
hen en hun godsdienstig leven wordt ge
sproken
En ziet die schrijver do dongen niet wat
boel klein, als hij het afgekeurde gedrag
onkel toeschrijft aan bezwijken voor de ver
leiding der „woreld", on er niet denkt,
dat er ook velen kunnen zijn, die vroeger
in hun kleinen kring gedwee met de
meerderheid meegingen, en <M&r ook niet
terstond er mee willen breken, maar thans
door het samenleven met vele anderen een
ruimeren blik hebben gekregen, on inner
lijk van de oude rechtzinnigheid en he-t
oude formalisme reeds los zijn geworden?
Al zijn de resultaten natuurlijk thans nog
niet vast te stollen, het spreekt, naar wij
meenen, bijna vanzelf, dat de mobilisatie
eens zal blijken, in menig opzicht, ook wat
hofc godsdienstig loven betreft, op vele jon
ge mannen een grooten invloed te hebben
gehad.
En heb laat zich verwachten, dat die in
vloed nodh louter gunstig, nodh louter on
gunstig aal zijn to noemen.
Intussohen zal in elk geval ds g o d wee
heid over het algemeen wel niet grooter
zijn geworden.
De toepassing der Volór\vaarde-
Irjke Veroordoeling. „HET GE
NOOTSCHAPSBLAD" zegt:
De toepassing van de wet op de Voor
waardelijke Veroordeeling is niet altijd juist.
Wij krijgen den indruk, dat zij som3 wordt
nagelaten in gevallen, waarin zij goed had'
kunnen werken; dat zij herhaaldelijk plaats
\indt, waar zij beter ware nagelaten; en
dat in zeer vele gevallen verzuimd wordt
bijzondere voorwaarden op te leggen, wan
neer krachtige leiding door een reclassee-
ringsinstelling den voorwaardelijk veroor
deelde zeer ten goede zou zijn gekomen. Lie
ver dan onze meening in algemeene bewoor
dingen uib te spreken, sullen wij voortaan,
wanneer daartoe aanleiding is, nu en dan
sterk sprekende gevallen vermelden, waarin
wjj mecnen, dat een ander vonnis dan het
werkelijk gevelde vooral uit reclasseerings-
overwegingen wenschelijker ware geweest.
X. is een man van middelbaren leeftijd.
Een verzorgde opvoeding heeft niet kunnou
beletten, dat hij reeds jong ging drinken en
zwieren, en, als voorloopige afsluiting van
een periode van mislukking, als koloniaal
naar Indië ging. Daar gaat hij voort te
drinken en van daar komt hij na éenigo
jaren met een rood paspoort terug naar
Nederland, waar hij rondzwalkt, voor een
kleinen diefstal straf krijgt en ten slotte in
Veenhuizen terecht komt, alles ondanks den
steun van familieleden, die eerst als alle
hoop verloren is hun handen van X. af
trekken. Volgt een diefelal uit armoede op
een oogenblik, dat hij dakloos is. Voor dit
feit wordt hij vermoedelijk tot eigen ver-
Lazing met een voorwaardelijk© veroor
deeling beloond, en wel zonder oplegging
van bijzondere voorwaarden, zonder de ze
kerheid dus, dat deze zeer verloop en, dak-
looze dronkaard den steun en de leiding van
een reclasseeringsinstelling zal hebben. In
tegendeel: de man meldt aicli na zijn veroor
deeling bij zulk een instelling aan, die hehi
om verschillende redenen meent te moeten
afwijzen.
Wat blijkt uit deze waar gebeurde histo
rie? In de eerste plaats, dat in dit gevaf een
voorwaardelijke veroordeeling is uitgespro
ken zonder voldoende vooronderzoek. Want
wij zijn overtuigd, dat er geen rechtscollege
in Nederland te vinden zou zijn, dat, al
het voorgaande wetende, toch een voorwaar
delijke veroordeeling zou uitspreken. In de
tweede plaats, dat, uit medelijden cn in ver
band alleen met het laatst gepleegde feit,
oen man voor voorwaardelijke veroordee
ling in aanmerking is gebracht, die reeds
bij oppervlakkige bekendheid met de om
standigheden die toch ongetwijfeld bestond,
Veenhuizen, drankmisbruik, vóorstrai
voor diefstal daarvoor nauwelijks al.s ge
schikt kan worden beschouwd; en die, in de
derde plaats, daarvoor zeker niet in aan
merking had mogen gebracht worden zon
der hem tevens h ulp' en steun te verzekeren.
Er bestaat nog een betreurenswaardige on
derschatting van de beteelcenis van de re-
classeeringshulp bij de voorwaardelijke ver
oordeeling. Wie kan nu in gemoede mee
nen, dat zoo'n volkómen berooide, daklooze,
dronken zwerver zich plotseling een eer
lijke carrière zal vormen, indien hem, als
eenige steun, wordt meegegeven de drei
ging, die in een voorwaardelijke veroordee
ling ligt opgesloten?
KUNST, LETTEREN ENZ.
Kuustberichten uit Amsterdam.
Men schrijft ons
In een der zalen van de afdeoling moder
ne kunst van het Rijksmuseum zijn thans
tijdelijk een aantal portretten uit de col-
leobio Van Weede, Van Asbeok en Van
Hoerdt tot Eversberg tentoongesteld.
Onze eerste indruk is, dat al deze gezich
ten ons schijnen aan te kijken. Besohouwen
wij aandachtig de rij, dan bemerken wij,
dat twee schilderijen haero-p een uitzonde
ring maken. Deze twee zijn de oudste stuk
ken, hier tentoongesteld, en dateeren uit
de 16de eeuwde andere alle uit de 19de
Op beide treffen wij denzelfden sbrakken
blik aando voorgestelden staren voor ziek
uit, zij schijnen in gedachte verzonken te
zijn. Groot ia bet aanbal détailsde perso
nen dragon ringen en breloques, de een
heeft handschoenen met splitten in de
hand.
In tegenstelling met de portretten dezer
16de eeuwsche lieden zijn de andere leven
dig te noemen, doordat de gezichten een
levendiger uitdrukking hebben doordat de
personen, niettegenstaande de stijfo mode,
oen zekere gemakkelijkheid van bewegen
hebben era hun houding minder stijf is. Do
17do eeuwsche kunstenaar schildert zijn
model, zooala hij het op een bepaald oogen
blik zaghij geeft den indruk weer, dien.
de persoon op hem maakte, maar hij geeft
slechts één kant van hun wezen weer. Zóó
zijn de beide schilderijen door Bol, do voor-
treffelijko portretten door G. Fliiiok en die
door J. Victors. Behalve deze vindt men
nog tentoongesteld een schilderij, voor
stellende twee knapen op jacht door Le-
ducq, en een curieus werk van don reods-
gonoemden J. Viotors. Het laatste is een
genrestuk, voorstellende, een kind, dat, be
geleid door oen dame, haar inkoopon doet
op de fruitmarkt te Amsterdam. Te bewon
deren valt het stilleven van appelen, noten,
peren, en perziken, hoog opgestapeld in
manden en zakken, terwijl ook door dp hou
ding van 't kind, dab vol verlangen naar 'n
appel grijpt en do uitvoerige behandeling
van het met strikken era linten versierde
kinderóostuum onze belangstelling ge
wekt wordt voor dit schilderij.
Het Stedelijk Museum hoeft een dezer
dagan oen nieuwe aanwinst verworven, n.l.
©era schilderij „De Offerande" door Jao.
vaai Looy. Het werd gemaakt in hot jaar
1884 en stelt een geheel naakte vrouw voor,
die in wanhoop neerzit bij het magere,
uitgeteerde liohaam van haar kind, haar
hoofd leunt tegen den brandstapelin de
verte ziet men een kudde schapen in het
mistige landschap. Voortreffelijk is het
naakt der lichamen met al zijn glanriragon
en schaduwpartijen weergegevenhet dof
fe van het zieke liohaarai naast het licht af
stralende dei* moeder. Wat vooral in Vara
Looy's schilderij treft is de oenheid van fi
guur en landschap, want niettegenstaande
de figuren hoofdzaak zijn en de kleuren
sterk spreken, is allés in dezelfde mistige
atmosfeer van het landschap weergegeven.
Overeenkomst toont Van Loby's kunst
met dio van M. Maris wat het sentiment
betreft, ook Arij Scheffer bomt ons in her
innering, maar hij toont zich door zijn bui
tengewoon realistische wijze vara schilde
ren iemand van een andere geestelijke rich
ting. In bet Sted. Museum hangen nog twee
andere schilderijen van Vara Looy, de een
voorstel Ion de een veld met bloemen, de
andere een vrouw met een kat, zoodat we
thans daar drio werken van hem kunnen
bewonderen.
SJe toestand in «1e centrale landen.
Renter's bureau zendt ons een uitvoerig
telegram over den toestand in Duitschland
en Oostenrijk-Hongarije, gebaseerd op' be
richten „uit betrouwbare bron" üit de vij
andelijke en neutrale landen, waarin ver
klaard wordt, dat de oeconomische achter
uitgang in do centrale landen in de laatste
twee maanden duidelijker waarneembaar is
geworden dan ooit to voren -gedurende deai
oorlog.
De buit in Roemenië is ten gevolge van
do systematische vernietiging van het over
groot© der graanvoorraden lang niet
voldoende om het door do mislukking van
den aardappeloogst ontstane tekort aan le
vensmiddelen aan to vullen. Ook de olievoor
raden zijn grootendeels vernield, zoodat de
centrale mogendheden uit Roemenië veel
minder producten zullen kunnen krijgen, dan
zij het vorige jaar, dus vóór Roemenië aan
den oorlog is gaan deelnemen, van daar
hebben kunnen aanvoeren. Er zou echter
een gevaar kunnen ontstaan, zoo Duitsch
land Walachije lang genoeg bezet zou kun
nen houden om er winterkoren te zaaien
en oogsten. De oogst in Roemenië is twee
maanden eerder rijp dan die in Duitschland,
zoodat zulk een oogst den centrale mogend
heden zeer ten goede zou komeu.
Met de voeder voorziening in Duitsc-hland
is het zeer slecht gesteld; in sommige stre
ken lieerscht, volgens berichten van neutra
len, bijna hongersnood. Dit blijkt uit op ge
sneuvelden en gevangenen gevonden brie
ven.
Weliswaar kan men niet zeggen, dat
Duitschland nu reeds voor de algebeele uit
putting, het bankroet of de revolutie staat,
maar naarmate de oogst op geraakt, zal de
toestand steeds ongunstiger worden.
Het vredesvoorstel der centrale mogend
heden kan daarom slechts beschouwd wor
den als een erkenning, dat zij geen kans
zien den oorlog te winnen. De geallieerden
daarentegen begrijpen, dat een vrede zooals
zij wenschen te bereiken, slechts door de ver
nietiging van Duitschlands militaire macht
vei kregen ka n worden.
Ook van andere zijde dan'Reuter, komen
hierover berichten.
De Berlrjrasche gemeenteraad heeft ern
stig beraadslaagd en geklaagd over het
„Kriegsernahrungsamt", dat niet in staat
schijnt voor een goede verdeeling der aan
wezige levensmiddelen te zorgen, voorname
lijk melk, vet, groenten en aardappelen.
Talrijk en krachtig zijn de klachten, die daar
over werden uitgesproken, en vooral werd
aangedrongen op zelfstandig optreden der
gemeente-besturen en autonome lichamen,
wijl liet blijkt, dat het voedingsmiddelen-bu
reau en Von Eatocki, de levensmiddelen-dic
tator, niet in staat waren voor 'n goede ver
deeling te zorgen.
In een lange redevoering sprak de bur
gemeester Wermuth de klachten der ge
meente uit, en hij zeide, dat de Berlrjnsche
gemeenteraad zich bij dien toestand niet kon
a«erieggen. Alleen voor melk is de levering
met 70 pCt. verminderd, en het Rijks-voe-
diugsmiddelen-bureau zegt -er niets aan te
kun een doen. Wij moeten eischen, zeide de
burgemeester, dat stelselmatig de melk in do
dorpen wordt opgezameld en naar de steden
gebracht, dat de melk niet voor mestkalven,
maar voor menschen wordt gebruikt. Cok
voor de betere aardappel verzorging moet
worden gezorgd, en over het algemeen moet
do Rijksregeering maatregelen nemen, dat
niet nu de voorraden worden achtergehou
den, om dan half Februari, als de prijsver-
hooging begint, de aardappe-s aan do markt
te brengen.
In het industriegebied van Dusseldorf is
de voorraad aardappelen zoo gering, dat,
naar de „Köln. Ztg." verneemt, het gebruik
er van nog meer beperkt moet worden. 1-Ict
wekeiijksch rantsoen zal dientengevolge, voor
zoover zulks nog niet is geschied, op' 3
pond aardappelen en 4 pond koolrapen wor
den vastgesteld.
Minister MemJeirsoii tegeu «Sesi
stnUM quo airte.
Minister Henderson, lid' van den Eugel-
schen Oorlogsraad, heeft in een interview
tsgeuover een correspondent van de New-
York Tribune" als zijn meening uitgespro
ken, dat het militarisme, of althans de oor
zaak er van, hierin was te zoeken, dat het
leger niet de positie innam, dio het behoort I
in te nemen. Volgens zijn oordeel, nicest óf
het Duitsche militarisme onder strenge con
trole der regeering gesteld worden, om er
moreel toezicht op ie houden, óf die macht
moet zoodanig verzwakt worden, dat zij niet
langer een gevaar oplevert. Het Pruisische
militarisme is, volgens Henderson, een ge
organiseerd middel, om door onwotirgo toe
passing van een gedemoraliseerde- militaire
macht de wereldheerschappij te veroveren.
Wie daaraan mocht twijfelen, moet lezen
w-at in Duitschland in Augustus 1914 ge
schreven werd omtrent het oorlogsdoel in
tegenstelling mei wat daarover thans ge
zegd wordt. Het Is waar, dat wij niet lan
ger to hooren krijgen, dat Duitschland
streeft .naar een „plaats in de zon." Dit
was echter do overkeersohende gedachte ir>
den tijd, waarin de oorlog verklaard werd.
Daarom hield noch gebruikte Duitschland
zijn groote militaire macht op zoo'n wijze,
dat deze onderworpen was aan moreele zelf-
beheersching. Tenzij of totdat een radicate
ommekeer in het Duitsche karakter komt,
moeten wij niet alleen doen wat noodig is,
om de fouten van onze politiek in het ver
leden te herstellen, maar waarborgen schap
pen, dat wij in de toskomst niet aan gevaar
blootgesteld zijn. Veronderstel, dat er vredt
gesloten werd op den grondslag van den
status quo ante helium, ligt het voor de
hand, dat, terwijl Duitschland er niet in
geslaagd is zijn vijanden te overwinnen, heeft
het wel het groote overwicht over zijn oond-
genooten verkregen. Duit-chland heeft Oos
tenrijk, Turkije, Bulgarije geheel aan zijn
wil onderworpen en een Midden-Europeesche
staat is een politieke werkelijkheid gewor
den. Het is daarom onmogeiijk terug te
keeren tot de verhouding, zooals deze tus-
schen Duitschland en zijn bendgenooten vóór
den oorlog was. Reeds <op' grond hiervan
zou het onmogelijk zijn den status quo ante
helium to aanvaarden. Wij kunnen niet ge-
doc-gen, dat een zoo sterke macht, als
Duitschland, Oostenrijk, Turkije en Bulga
rije vormen, onder Duitscho controle wordt
gesteld.
Met naacuwste fiïuïisclae vlseoftyj<jiypö.
De „Times'-correspondent in het Rot-
meensche hoofdkwartier meklt, dat een En-
gelscli vlieger, luitenant Jacob, bij Br'aila
een Duitsch gevechtsvliegtuig met twee mo
toren heeft neergeschoten. Van de inzitten
den, drie in getal, werden twee gedood, dc
derde werd gevangengenomen.
De koning overhandigde den stoutmoedi-
gen vlieger persoonlijk de hoogste Roemeen-
sclie orde, die van Michael den Dappere. Hij
wensckte hem geluk met het feit, dat eeu
Engelschmau do eerste was, die deze ord-
ontving.
B>e soeiaabdeniocraiöa ia
Êïsaütschlasitl.
De sociaal-democratische Arbeitsgcmcin-
schaft" deed -het volgende ingezonden stuk
aan het „Berl. Tagebl." toekomen:
„Het partijbestuur heeft in do „Vorwarts"
omtrent den aard van de op 7 Januari te
Berlijn plaats hebbende beraadslaging van
paxüijgenooten een verklaring gepubliceerd,
waarvan de onjuistheid onmiddellijk voor
iedor duidelijk ware geweest, wanneer het
partijbestuur de hem bekende uitnoodjgings-
circulaire correct had afgedrukt en b.v.
niet het gedeelte had weggelaten, dat over
het doel der beraadslaging hand It." Dit
luidt:
„Het betreft hier de tactiek der opposi
tioneel© afgevaardigden in den Rijksdag en
maatregelen tot bescherming van het partij
bestuur en de organisaties, zoowel ais de
verzekering van het eigendomsrecht der par-
tijgenoc-ten aan hun dagba len."
Daaruit valt op te maken, dat de beraad
slaging juist het doel dient, beschermende
maatregelen te nemen tegen het drijven van
het partijbestuur, hetwelk indruischt tegen
de organisatie en de statuten, en de partij
ondermijnt."
Dit stuk is geteekond door Haase, Lede
tour, Vogtherr.
Geruchten over plannen ran de Ceiitralen.
Het Intelligenzblatt" te Bern beweert
uit Duitschland belangrijke be rich 1 en over
de voornemens van de regeering ontvangen
te hebben. Binnenkort, a's de Rijks "ag weer
bijeenkomt, zou de rijkskanselier vakbaan,
dat Duitschland tegenover de net a van de
Entente besloten heeft tot eenvoudige in
lijving van het veroverde gebied in België
en Noord-Frankrijk. Dat gebied zou in een
enkele provincie ender een zelfde bestuur
veieenigd worden. Servië en Roemenië zon
den een staat vormen, geregeerd door een
Oostenrijksch aartshertog en aan Midden-
Europa toegevoegd worden.
Roman uit het laatst der 16de eeuw,
naar het Ehgelsoli van Rafaël Sabatini.
.6)
Do zaak; ia dab, 'toen hij eten dood zoo
vara nabij gozion had on zijn aardsolio be
langen wegzonken, Sir John do f ei bon open
in het gezicht gezien, had, on tob heb -be
sluit gekomen was, eera besluit, dat bij
zijn gowono gezondheid onmogelijk voor
hem zou geweest zijn dat hij niet meer
had "gekregen dan hij verdien die. Hij orkora-
die, dat hij onwaardig had gehandeld, of
schoon hij op dat oogenblik onbewust van
dio onwaardigheid was ge woestdat do
wapenen, waarmede hij Sir Olivior had
bevochten, niet dio waren, welke een edel
man pacten, of waarmede room to belialera
valt. Hij merkte dat door zijn oude vijand
schap voor cle faraiilio Tr.essilian, no>g ver-
orgord cloor een gevoel van geleden onrecht
inzake de vergunning om te Smi thick to
bouwen, zijn oordeel versoherpt was en hij
'zichzelf overtuigd had, dat Sir Olivior
werkelijk alles was, waarvoor hij hem uit
maakte
Hij orkenclo ook, dat er jaloorio in het
spel was. Sir Olivier's daden tor zee had
den hom rijkdom verschaft en met clien
ïijkcterai herstelde hij weer het ovenwioht
dor Treosiliara in dio streken, dat door Ru-
dolf Trcssilfiara zoo ten onder gebracht was,
zóó zelfs, dat hij dreigde de Killigrows van
Arwonaok uo overvleugelen.
Maar in het uur van roactio ging hij niet
zoo ver, oral toe to gevendat Sir Olivier
Trcosilian oen geschikt echtgenoot voor Ro-
sarasunde Godolphin was. Zij en haar broe
der waren door hun overleden rader on
der zijn zorg gesteld, on hij had zich waar
dig van zij'n voogdijschap gekweten bob den
tijd, dat Bicter meerderjarig was geworden.
Zijn genegenheid voor Rosamunds was tee-
der als van eera minnaar, maar getemperd
door een zuiver vaderlijk go voel. Hij aan
bad haar bijna-, en toen alles gezegd was,
toon hij zijn geest gezuiverd had van alle
oneerlijko voor oord celen, rond hij nog zeer
veel af te keuren in Olivier Tressdlian, en
het denkbeeld, dat hij Rosaanunde's echtge
noot zou worden, shornd hem tegen. Ira de
eerste plaats, dab slechte bloed 3er Tres-
si'lians befaamd slecht, en nooit sterker
voor den dag gekomen dan bij wijten Ru-
dolf Tressilian. Het was onmogelijk, dat
Olivier er niet door bevlekt zou zijn Sir
John kon dit dan ook wel bemerken. Hij
had de traditioneele onstuimighaid der
Treesilians. Hij was hartstochtelijk cn drif
tig cn voor 't zeerooversharadwerk bad do na
tuur herai het best uitgerust. Hij was uw
on hoersolmuohtig, boos over aaramerkingen,
en geneigd de gevoelens vara araderen met
voeten te tred era. Was dit-, zoo vroeg hij
zichzelf in volle eerlijkheid af, een echt
genoot voor Rosaraiunde? Kon hij haar ge
luk aara cle zorg van zulk een man toever
trouwen? Zeker niet.
Toera li ij dus hersteld was, ging hij met
haar spreken, zooals hij zijn pliolit achtte
en Pieter hem verzocht had. Dooh die voor-
oordeelen lceranerado, die" hij gehad had;
droeg hij zorg zijn redenen eer te onder
schatten clan te overschatten.
„Maar, Sir. John," zei zij. „als ieder
mensdi veroordeeld moet worden voor de
zonden zijner voorvaderen, zullcra maar
zoer weinigen aan veroordeeling ontsnap
pen, en waar zult go eera echtgenoot voor
mij vinden, die uw goedkeuring weg
draagt?"
„Zijn vaderbegon Sir John.
„Spreek mij niet van zijn vader, maar
vara hemzelf," viel zij ira de rede.
Hij werd ongeduldigzij zaten in haar
Icaraier bovon de rivier.
„Daar lcom ik och aan," antwoordde
hij, oen beetje kno-rrig, want door die on
derbrekingera, die hom bij do zaak zelf hiel
den, verloor hij zijn beste argumenten.
,,Hoe het zij, laat het voldoende zijn, clat
hij veel rara zijns vaders slechte ho-edanig-
hodeü. geërfd heeft, zooals wij uit zijn ham-
delingen zion; dat hij nog geen andere
meer geërfd heeft, kan alleen de toekomst
ons leeren."
„Mot araclere woorden", spotte zij, hoe
wel toch zeer ernstig, „ik moet wachten tot
dat hij van ouderdom sterft, om zeker te
zijn, dat bij niet zulke zonden heeft, welke
hom ongeschikt maken voor echtgenoot
„Neen, neem," riep hij uit. „Goede He
mel, wat ben je onredelijk!"
„Ge zijt zelf onredelijk, Sir John. Ik ben
or slechts d'e afspiegeling van."
Hij draaide in zijn stoel heen en weer en
gromde. „Het zij zoo", snauwde hij. „We
zullen dan alleen rekenen mot de hoeda
nigheden, die hij reecis toont to hebben." En
Sir John somde ze op.
„Maar dit is alleen uw oordeel over
hom niet andera clan wat gij over hem
denkt."
„Het is, zooa-'ls de woreld over hem
denkt."
„Maar ik trouw niet iemand om hetgeen
andoren van hem vinden, maar wat ikzelf
van hem vind. En in mijn oog belastert ge
hem. Ik ontdek die hoedanigheden niet in
Sir Olivier."
„Opdat zulk oen ontdekking je bespaard
zou blijven, smeek ik je hem niet te trou
wen."
„Toch zal ik, vóór ik hom trouw, zulk
een ontdekking niet doenen totdat ik dio
doe, zal ik steeds voortgaan hem lief te heb
ben en te wensohera met hom te trouwen.
Moet ik mijn geheelo leven zoo doorbren
gen?" Zij laohte, en ging naast hem staan.
Zij sloeg oen arm om- zijn nek, zooals zij bij
haar vader gedaara kon hebben. Zooals zij in
cte laatste tien jaren telkens gewoon was
goweest te doen, waardoor hij zich vrij
oud had gevoeld. Met haar hand streek zij
over zijra voorhoofd.
„Wat loslijke rimpels van boosheid,"
riep zij uit. „Gij zijt door de slimheid van
oen vrouw in cle war gebracht en dat vindt
go niet prettig."
„Ik ben in cle war gebracht cloor de kop
pigheid van eera vrouw, door de vastbeslo
tenheid vara een vrouw, o-m niet to willen
zien."
„Ge hebt mo niets te lat-e-n zien, Sir
J-chn."
„Niets? Is alles, wat ik gezegd heb,
niets
„Woorden zijn goon zakera be oor cteel in-
gera zijn geen roiben. Go zegt, clat hij dit era
dat is. Maar wanneer ik vraag, vcrlgeras
welke feiten go h-erai beoordeelt, is uw
oonig antwoord, dat go gelooft-, dat bij is,
zooals go zegt. Uw gedachten mogen eer
lijk zijn, Sir John, uw logica is niets waard."
En zij lachte weer om zijn stomme verba
zing. „Kom, wees nu een openhartig, eer
lijk rechter, era noc-m mij een daad van
hem iets, dat hij gedaan heeft en clat
ge zeker wost, waaruit aal blijken, dat hij
werkelijk is, wat go van hom zegt Nu, Sir
John
Hij keek haar ongcduuldig a-an. Ton laat
ste glimlachte hij.
„Schelm!" riep hij uit, on veel later zou
hij zich deze woorcten herinneren. „Als hij
ooit terecht moet staan, kan ik hem geen
beter advocaat, clan gij zijt, toewenschan."
Toen, partij..trckkon-d van haar voordeel,
kuste zij hem en zei,-,En ik kan hem geen
eerlijker rechter toewenochera, -dan gij ziit."
Wat-kon da arme man hierop doen? Wat
hij deed Handelen zooals zij gezegd had.
Sir Olivier gaan opzoeken en hun twist
gaan bijleggen.
Hij bekende zijn schuld ridderlijk en S:r
Olivior nam clo bekentenis niet minder r" i-
derlijk aan. Maar toen Sir Jchra aan Jonk-
vrouwo Rosamunds toekwam, was hij, uit
plichtsgevoel jogons haar, minder «-ckdmoc-
cliig. Hij zei. dat hij er niet toe komen kon
Sir Olivier een gcoehikt echtge
noot voor Laar tra vinden .en
dat Sir Olivior, uit hetgeen hij nu gezegd
had, niet moest afleidendab hij ooit zijn
toestemming tot clifc huwelijk zou gov co.
„Maar," voegde hij er bij, daarmede zog
ik niet, dat kor mij togen verzet. Ik keur
heb af, maar ik houd er mij buiten. Totdnt
zij meerderjarig is, zal haar broeder zda
toestemming weiger era. Daarna gaat do
zaak hem noch mii aan."
„Ik hoop," zesi Sir Olivier, „dat hij oven
verstandig zal handelenMa-ar wat hij doet,
komt er niet veel op aan. Overiveras. Sir
John, dank ik u voor uw oprechtheid, en
het verheugt mij to weten, dat, al ma-g ik
u niet onder mijn vrienden rekenen, ik u
ten mur-rte niet onder miin vijanden bah oef
to tellen." (Wordt vervolgd.)