Pak me mee. De Europeesslis Oorlog. No. 17445. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 10 Januari. Tweede Blad. Anno 1917. Persoverzicht. FEUILLETON. Hesvalls. X 1 Het nummer van (lezks week bevat o.a. ^1S 'voerplaat: Do Noderlandsche militaire mis sie naar Engeland. Voorts: Een Duitscke vliegmachine, bij Nijmegen nedergedaald en de inzittenden geïnterneerd. De viering van den 70sten (verjaardag van Domela Nieuwenbuis. De iNieuwjaarsdrnkte in liet Postkantoor te Am sterdam, met 3 foto's. Antoon Molkenooer in zijn werkkamer. De sieraden bij de klee derdracht in Zeeland, met 9 foto's. De too- neelspeler Louis de Vries, als^ Mr. Wu. Al lerlaatste opname van do gevierde tooneel- Bpoelster mevr. Theo Mann Bouwmeester. Een stichting voor tuberculose kinderen, met 2 foto's. Een fantastische aanblik van een Bchip; na een reis door do Noordpoolstreken. Diana-bad in den omtrek van Soerabaja, als verblijfplaats voor zieken. De Bora-Boedoer- tempel te Djocjocarta, met 2 foto's. Belang wekkende tocht van het Ehgeische panteer- autocorps door Rusland' naar den Kaukasus, met 4 foto's. Een pagina Caricaturen doer Ton van Tast. Invloed der Mobilisatie. Wij lezen in liet „WEEKBLAD VAN DE VRIJ ZINNIG-HERVORMDEN" In „ONZE MILITAIRE TEHUIZEN", maandblad van het Comité voor de geeste lijke belangen der Protestantsdlie Militai ren in Noord-Brabant en Limburg, wordt medegedeeld, dat bij oon ingesteld onder zoek, lucbwellk nog broeder, zal worden voort gezet, b gebleken, dat „een zeer groot per centage" der Christelijke (bedoeld zijn: orthodoxe) mannen en jongelingen ziöh met geen kerk of godsdienstoefening meer ophouden. Van oen poging, om heb catechetisch on derwijs bij te wonen, „was vanzelf heel geen sprake". En het werd bekend, dat er heel wat zijn, zoowel onder Gereformeerden als Hervormden, die zelden of zeer ontrouw ter kerk gaan. De sohrijver noemt het een vreemd ver schijnsel, „dat er onderscheidene jonge mannen zijn, die thuis met verlof gedwee inet vader en moeder meegaan, maar die, zoodra zijn ze niet onder de oog en hunner ouders vandaan, in hun plaats vaüi inkwar tiering stelselmatig de godsdienstoefeningen verzuimen" Hij vindt het in-droevig, maar meent, dat er weinig te-gen te doen is, zoolang niet meer hulpkrachten voor den geestelijken arbeid naar Brabant komen. Intussohen spoort hij de vrienden en broe ders, die getrouw bleven, aa<n, hun waar schuwende stom te laten hoeren, en a.ls dat niet helpt, ter bevoegder plaatse or kennis van te geven, dat „deze of gene zich schul dig heeft gemaakt aan trouwbreuk ten op zichte van zijn Kerk en zijn belijdenis". De sohrijver, die bij dit laatste vermoede lijk denkt aan kaartspelen en het bezoeken van herbergen en bioscopen, zegt dan ten slotte tot de getrouwen „U allen wek ik op, om oen wel aan eengesloten broederschap to vormen, die u het lot vara -de dwalenden aantrekt, iTracht hun onder 't oog to brengon, dat zij zich schuldig maken aan ontrouwen dat, zoo ze op dien weg voortgaan zonder or zich van te bekoerera-, de gevolgen voor tijd en eeuwigheid wel vreeselijk moeten zijn." Het kan wel zijn, dat de sohrijver ter be strijding van het door hem aangeweaon euvel te recht in do eerste plaats omvang rijker bearbeiding, meer toezicht noodig aeht. Jongelingen en jongemannen, die thuis gedwee met vader en moeder naar de berk gaan, zijn misschien elders door een scherp toezicht ook wel tot gedweeheid te brengen. Maar b het eigenlijk niet belccdi-gerad voor „een zeer gTOot percentage" der ortho- xo milibairen, dat op zulk een wijze over hen en hun godsdienstig leven wordt ge sproken En ziet die schrijver do dongen niet wat boel klein, als hij het afgekeurde gedrag onkel toeschrijft aan bezwijken voor de ver leiding der „woreld", on er niet denkt, dat er ook velen kunnen zijn, die vroeger in hun kleinen kring gedwee met de meerderheid meegingen, en <M&r ook niet terstond er mee willen breken, maar thans door het samenleven met vele anderen een ruimeren blik hebben gekregen, on inner lijk van de oude rechtzinnigheid en he-t oude formalisme reeds los zijn geworden? Al zijn de resultaten natuurlijk thans nog niet vast te stollen, het spreekt, naar wij meenen, bijna vanzelf, dat de mobilisatie eens zal blijken, in menig opzicht, ook wat hofc godsdienstig loven betreft, op vele jon ge mannen een grooten invloed te hebben gehad. En heb laat zich verwachten, dat die in vloed nodh louter gunstig, nodh louter on gunstig aal zijn to noemen. Intussohen zal in elk geval ds g o d wee heid over het algemeen wel niet grooter zijn geworden. De toepassing der Volór\vaarde- Irjke Veroordoeling. „HET GE NOOTSCHAPSBLAD" zegt: De toepassing van de wet op de Voor waardelijke Veroordeeling is niet altijd juist. Wij krijgen den indruk, dat zij som3 wordt nagelaten in gevallen, waarin zij goed had' kunnen werken; dat zij herhaaldelijk plaats \indt, waar zij beter ware nagelaten; en dat in zeer vele gevallen verzuimd wordt bijzondere voorwaarden op te leggen, wan neer krachtige leiding door een reclassee- ringsinstelling den voorwaardelijk veroor deelde zeer ten goede zou zijn gekomen. Lie ver dan onze meening in algemeene bewoor dingen uib te spreken, sullen wij voortaan, wanneer daartoe aanleiding is, nu en dan sterk sprekende gevallen vermelden, waarin wjj mecnen, dat een ander vonnis dan het werkelijk gevelde vooral uit reclasseerings- overwegingen wenschelijker ware geweest. X. is een man van middelbaren leeftijd. Een verzorgde opvoeding heeft niet kunnou beletten, dat hij reeds jong ging drinken en zwieren, en, als voorloopige afsluiting van een periode van mislukking, als koloniaal naar Indië ging. Daar gaat hij voort te drinken en van daar komt hij na éenigo jaren met een rood paspoort terug naar Nederland, waar hij rondzwalkt, voor een kleinen diefstal straf krijgt en ten slotte in Veenhuizen terecht komt, alles ondanks den steun van familieleden, die eerst als alle hoop verloren is hun handen van X. af trekken. Volgt een diefelal uit armoede op een oogenblik, dat hij dakloos is. Voor dit feit wordt hij vermoedelijk tot eigen ver- Lazing met een voorwaardelijk© veroor deeling beloond, en wel zonder oplegging van bijzondere voorwaarden, zonder de ze kerheid dus, dat deze zeer verloop en, dak- looze dronkaard den steun en de leiding van een reclasseeringsinstelling zal hebben. In tegendeel: de man meldt aicli na zijn veroor deeling bij zulk een instelling aan, die hehi om verschillende redenen meent te moeten afwijzen. Wat blijkt uit deze waar gebeurde histo rie? In de eerste plaats, dat in dit gevaf een voorwaardelijke veroordeeling is uitgespro ken zonder voldoende vooronderzoek. Want wij zijn overtuigd, dat er geen rechtscollege in Nederland te vinden zou zijn, dat, al het voorgaande wetende, toch een voorwaar delijke veroordeeling zou uitspreken. In de tweede plaats, dat, uit medelijden cn in ver band alleen met het laatst gepleegde feit, oen man voor voorwaardelijke veroordee ling in aanmerking is gebracht, die reeds bij oppervlakkige bekendheid met de om standigheden die toch ongetwijfeld bestond, Veenhuizen, drankmisbruik, vóorstrai voor diefstal daarvoor nauwelijks al.s ge schikt kan worden beschouwd; en die, in de derde plaats, daarvoor zeker niet in aan merking had mogen gebracht worden zon der hem tevens h ulp' en steun te verzekeren. Er bestaat nog een betreurenswaardige on derschatting van de beteelcenis van de re- classeeringshulp bij de voorwaardelijke ver oordeeling. Wie kan nu in gemoede mee nen, dat zoo'n volkómen berooide, daklooze, dronken zwerver zich plotseling een eer lijke carrière zal vormen, indien hem, als eenige steun, wordt meegegeven de drei ging, die in een voorwaardelijke veroordee ling ligt opgesloten? KUNST, LETTEREN ENZ. Kuustberichten uit Amsterdam. Men schrijft ons In een der zalen van de afdeoling moder ne kunst van het Rijksmuseum zijn thans tijdelijk een aantal portretten uit de col- leobio Van Weede, Van Asbeok en Van Hoerdt tot Eversberg tentoongesteld. Onze eerste indruk is, dat al deze gezich ten ons schijnen aan te kijken. Besohouwen wij aandachtig de rij, dan bemerken wij, dat twee schilderijen haero-p een uitzonde ring maken. Deze twee zijn de oudste stuk ken, hier tentoongesteld, en dateeren uit de 16de eeuwde andere alle uit de 19de Op beide treffen wij denzelfden sbrakken blik aando voorgestelden staren voor ziek uit, zij schijnen in gedachte verzonken te zijn. Groot ia bet aanbal détailsde perso nen dragon ringen en breloques, de een heeft handschoenen met splitten in de hand. In tegenstelling met de portretten dezer 16de eeuwsche lieden zijn de andere leven dig te noemen, doordat de gezichten een levendiger uitdrukking hebben doordat de personen, niettegenstaande de stijfo mode, oen zekere gemakkelijkheid van bewegen hebben era hun houding minder stijf is. Do 17do eeuwsche kunstenaar schildert zijn model, zooala hij het op een bepaald oogen blik zaghij geeft den indruk weer, dien. de persoon op hem maakte, maar hij geeft slechts één kant van hun wezen weer. Zóó zijn de beide schilderijen door Bol, do voor- treffelijko portretten door G. Fliiiok en die door J. Victors. Behalve deze vindt men nog tentoongesteld een schilderij, voor stellende twee knapen op jacht door Le- ducq, en een curieus werk van don reods- gonoemden J. Viotors. Het laatste is een genrestuk, voorstellende, een kind, dat, be geleid door oen dame, haar inkoopon doet op de fruitmarkt te Amsterdam. Te bewon deren valt het stilleven van appelen, noten, peren, en perziken, hoog opgestapeld in manden en zakken, terwijl ook door dp hou ding van 't kind, dab vol verlangen naar 'n appel grijpt en do uitvoerige behandeling van het met strikken era linten versierde kinderóostuum onze belangstelling ge wekt wordt voor dit schilderij. Het Stedelijk Museum hoeft een dezer dagan oen nieuwe aanwinst verworven, n.l. ©era schilderij „De Offerande" door Jao. vaai Looy. Het werd gemaakt in hot jaar 1884 en stelt een geheel naakte vrouw voor, die in wanhoop neerzit bij het magere, uitgeteerde liohaam van haar kind, haar hoofd leunt tegen den brandstapelin de verte ziet men een kudde schapen in het mistige landschap. Voortreffelijk is het naakt der lichamen met al zijn glanriragon en schaduwpartijen weergegevenhet dof fe van het zieke liohaarai naast het licht af stralende dei* moeder. Wat vooral in Vara Looy's schilderij treft is de oenheid van fi guur en landschap, want niettegenstaande de figuren hoofdzaak zijn en de kleuren sterk spreken, is allés in dezelfde mistige atmosfeer van het landschap weergegeven. Overeenkomst toont Van Loby's kunst met dio van M. Maris wat het sentiment betreft, ook Arij Scheffer bomt ons in her innering, maar hij toont zich door zijn bui tengewoon realistische wijze vara schilde ren iemand van een andere geestelijke rich ting. In bet Sted. Museum hangen nog twee andere schilderijen van Vara Looy, de een voorstel Ion de een veld met bloemen, de andere een vrouw met een kat, zoodat we thans daar drio werken van hem kunnen bewonderen. SJe toestand in «1e centrale landen. Renter's bureau zendt ons een uitvoerig telegram over den toestand in Duitschland en Oostenrijk-Hongarije, gebaseerd op' be richten „uit betrouwbare bron" üit de vij andelijke en neutrale landen, waarin ver klaard wordt, dat de oeconomische achter uitgang in do centrale landen in de laatste twee maanden duidelijker waarneembaar is geworden dan ooit to voren -gedurende deai oorlog. De buit in Roemenië is ten gevolge van do systematische vernietiging van het over groot© der graanvoorraden lang niet voldoende om het door do mislukking van den aardappeloogst ontstane tekort aan le vensmiddelen aan to vullen. Ook de olievoor raden zijn grootendeels vernield, zoodat de centrale mogendheden uit Roemenië veel minder producten zullen kunnen krijgen, dan zij het vorige jaar, dus vóór Roemenië aan den oorlog is gaan deelnemen, van daar hebben kunnen aanvoeren. Er zou echter een gevaar kunnen ontstaan, zoo Duitsch land Walachije lang genoeg bezet zou kun nen houden om er winterkoren te zaaien en oogsten. De oogst in Roemenië is twee maanden eerder rijp dan die in Duitschland, zoodat zulk een oogst den centrale mogend heden zeer ten goede zou komeu. Met de voeder voorziening in Duitsc-hland is het zeer slecht gesteld; in sommige stre ken lieerscht, volgens berichten van neutra len, bijna hongersnood. Dit blijkt uit op ge sneuvelden en gevangenen gevonden brie ven. Weliswaar kan men niet zeggen, dat Duitschland nu reeds voor de algebeele uit putting, het bankroet of de revolutie staat, maar naarmate de oogst op geraakt, zal de toestand steeds ongunstiger worden. Het vredesvoorstel der centrale mogend heden kan daarom slechts beschouwd wor den als een erkenning, dat zij geen kans zien den oorlog te winnen. De geallieerden daarentegen begrijpen, dat een vrede zooals zij wenschen te bereiken, slechts door de ver nietiging van Duitschlands militaire macht vei kregen ka n worden. Ook van andere zijde dan'Reuter, komen hierover berichten. De Berlrjrasche gemeenteraad heeft ern stig beraadslaagd en geklaagd over het „Kriegsernahrungsamt", dat niet in staat schijnt voor een goede verdeeling der aan wezige levensmiddelen te zorgen, voorname lijk melk, vet, groenten en aardappelen. Talrijk en krachtig zijn de klachten, die daar over werden uitgesproken, en vooral werd aangedrongen op zelfstandig optreden der gemeente-besturen en autonome lichamen, wijl liet blijkt, dat het voedingsmiddelen-bu reau en Von Eatocki, de levensmiddelen-dic tator, niet in staat waren voor 'n goede ver deeling te zorgen. In een lange redevoering sprak de bur gemeester Wermuth de klachten der ge meente uit, en hij zeide, dat de Berlrjnsche gemeenteraad zich bij dien toestand niet kon a«erieggen. Alleen voor melk is de levering met 70 pCt. verminderd, en het Rijks-voe- diugsmiddelen-bureau zegt -er niets aan te kun een doen. Wij moeten eischen, zeide de burgemeester, dat stelselmatig de melk in do dorpen wordt opgezameld en naar de steden gebracht, dat de melk niet voor mestkalven, maar voor menschen wordt gebruikt. Cok voor de betere aardappel verzorging moet worden gezorgd, en over het algemeen moet do Rijksregeering maatregelen nemen, dat niet nu de voorraden worden achtergehou den, om dan half Februari, als de prijsver- hooging begint, de aardappe-s aan do markt te brengen. In het industriegebied van Dusseldorf is de voorraad aardappelen zoo gering, dat, naar de „Köln. Ztg." verneemt, het gebruik er van nog meer beperkt moet worden. 1-Ict wekeiijksch rantsoen zal dientengevolge, voor zoover zulks nog niet is geschied, op' 3 pond aardappelen en 4 pond koolrapen wor den vastgesteld. Minister MemJeirsoii tegeu «Sesi stnUM quo airte. Minister Henderson, lid' van den Eugel- schen Oorlogsraad, heeft in een interview tsgeuover een correspondent van de New- York Tribune" als zijn meening uitgespro ken, dat het militarisme, of althans de oor zaak er van, hierin was te zoeken, dat het leger niet de positie innam, dio het behoort I in te nemen. Volgens zijn oordeel, nicest óf het Duitsche militarisme onder strenge con trole der regeering gesteld worden, om er moreel toezicht op ie houden, óf die macht moet zoodanig verzwakt worden, dat zij niet langer een gevaar oplevert. Het Pruisische militarisme is, volgens Henderson, een ge organiseerd middel, om door onwotirgo toe passing van een gedemoraliseerde- militaire macht de wereldheerschappij te veroveren. Wie daaraan mocht twijfelen, moet lezen w-at in Duitschland in Augustus 1914 ge schreven werd omtrent het oorlogsdoel in tegenstelling mei wat daarover thans ge zegd wordt. Het Is waar, dat wij niet lan ger to hooren krijgen, dat Duitschland streeft .naar een „plaats in de zon." Dit was echter do overkeersohende gedachte ir> den tijd, waarin de oorlog verklaard werd. Daarom hield noch gebruikte Duitschland zijn groote militaire macht op zoo'n wijze, dat deze onderworpen was aan moreele zelf- beheersching. Tenzij of totdat een radicate ommekeer in het Duitsche karakter komt, moeten wij niet alleen doen wat noodig is, om de fouten van onze politiek in het ver leden te herstellen, maar waarborgen schap pen, dat wij in de toskomst niet aan gevaar blootgesteld zijn. Veronderstel, dat er vredt gesloten werd op den grondslag van den status quo ante helium, ligt het voor de hand, dat, terwijl Duitschland er niet in geslaagd is zijn vijanden te overwinnen, heeft het wel het groote overwicht over zijn oond- genooten verkregen. Duit-chland heeft Oos tenrijk, Turkije, Bulgarije geheel aan zijn wil onderworpen en een Midden-Europeesche staat is een politieke werkelijkheid gewor den. Het is daarom onmogeiijk terug te keeren tot de verhouding, zooals deze tus- schen Duitschland en zijn bendgenooten vóór den oorlog was. Reeds <op' grond hiervan zou het onmogelijk zijn den status quo ante helium to aanvaarden. Wij kunnen niet ge- doc-gen, dat een zoo sterke macht, als Duitschland, Oostenrijk, Turkije en Bulga rije vormen, onder Duitscho controle wordt gesteld. Met naacuwste fiïuïisclae vlseoftyj<jiypö. De „Times'-correspondent in het Rot- meensche hoofdkwartier meklt, dat een En- gelscli vlieger, luitenant Jacob, bij Br'aila een Duitsch gevechtsvliegtuig met twee mo toren heeft neergeschoten. Van de inzitten den, drie in getal, werden twee gedood, dc derde werd gevangengenomen. De koning overhandigde den stoutmoedi- gen vlieger persoonlijk de hoogste Roemeen- sclie orde, die van Michael den Dappere. Hij wensckte hem geluk met het feit, dat eeu Engelschmau do eerste was, die deze ord- ontving. B>e soeiaabdeniocraiöa ia Êïsaütschlasitl. De sociaal-democratische Arbeitsgcmcin- schaft" deed -het volgende ingezonden stuk aan het „Berl. Tagebl." toekomen: „Het partijbestuur heeft in do „Vorwarts" omtrent den aard van de op 7 Januari te Berlijn plaats hebbende beraadslaging van paxüijgenooten een verklaring gepubliceerd, waarvan de onjuistheid onmiddellijk voor iedor duidelijk ware geweest, wanneer het partijbestuur de hem bekende uitnoodjgings- circulaire correct had afgedrukt en b.v. niet het gedeelte had weggelaten, dat over het doel der beraadslaging hand It." Dit luidt: „Het betreft hier de tactiek der opposi tioneel© afgevaardigden in den Rijksdag en maatregelen tot bescherming van het partij bestuur en de organisaties, zoowel ais de verzekering van het eigendomsrecht der par- tijgenoc-ten aan hun dagba len." Daaruit valt op te maken, dat de beraad slaging juist het doel dient, beschermende maatregelen te nemen tegen het drijven van het partijbestuur, hetwelk indruischt tegen de organisatie en de statuten, en de partij ondermijnt." Dit stuk is geteekond door Haase, Lede tour, Vogtherr. Geruchten over plannen ran de Ceiitralen. Het Intelligenzblatt" te Bern beweert uit Duitschland belangrijke be rich 1 en over de voornemens van de regeering ontvangen te hebben. Binnenkort, a's de Rijks "ag weer bijeenkomt, zou de rijkskanselier vakbaan, dat Duitschland tegenover de net a van de Entente besloten heeft tot eenvoudige in lijving van het veroverde gebied in België en Noord-Frankrijk. Dat gebied zou in een enkele provincie ender een zelfde bestuur veieenigd worden. Servië en Roemenië zon den een staat vormen, geregeerd door een Oostenrijksch aartshertog en aan Midden- Europa toegevoegd worden. Roman uit het laatst der 16de eeuw, naar het Ehgelsoli van Rafaël Sabatini. .6) Do zaak; ia dab, 'toen hij eten dood zoo vara nabij gozion had on zijn aardsolio be langen wegzonken, Sir John do f ei bon open in het gezicht gezien, had, on tob heb -be sluit gekomen was, eera besluit, dat bij zijn gowono gezondheid onmogelijk voor hem zou geweest zijn dat hij niet meer had "gekregen dan hij verdien die. Hij orkora- die, dat hij onwaardig had gehandeld, of schoon hij op dat oogenblik onbewust van dio onwaardigheid was ge woestdat do wapenen, waarmede hij Sir Olivior had bevochten, niet dio waren, welke een edel man pacten, of waarmede room to belialera valt. Hij merkte dat door zijn oude vijand schap voor cle faraiilio Tr.essilian, no>g ver- orgord cloor een gevoel van geleden onrecht inzake de vergunning om te Smi thick to bouwen, zijn oordeel versoherpt was en hij 'zichzelf overtuigd had, dat Sir Olivior werkelijk alles was, waarvoor hij hem uit maakte Hij orkenclo ook, dat er jaloorio in het spel was. Sir Olivier's daden tor zee had den hom rijkdom verschaft en met clien ïijkcterai herstelde hij weer het ovenwioht dor Treosiliara in dio streken, dat door Ru- dolf Trcssilfiara zoo ten onder gebracht was, zóó zelfs, dat hij dreigde de Killigrows van Arwonaok uo overvleugelen. Maar in het uur van roactio ging hij niet zoo ver, oral toe to gevendat Sir Olivier Trcosilian oen geschikt echtgenoot voor Ro- sarasunde Godolphin was. Zij en haar broe der waren door hun overleden rader on der zijn zorg gesteld, on hij had zich waar dig van zij'n voogdijschap gekweten bob den tijd, dat Bicter meerderjarig was geworden. Zijn genegenheid voor Rosamunds was tee- der als van eera minnaar, maar getemperd door een zuiver vaderlijk go voel. Hij aan bad haar bijna-, en toen alles gezegd was, toon hij zijn geest gezuiverd had van alle oneerlijko voor oord celen, rond hij nog zeer veel af te keuren in Olivier Tressdlian, en het denkbeeld, dat hij Rosaanunde's echtge noot zou worden, shornd hem tegen. Ira de eerste plaats, dab slechte bloed 3er Tres- si'lians befaamd slecht, en nooit sterker voor den dag gekomen dan bij wijten Ru- dolf Tressilian. Het was onmogelijk, dat Olivier er niet door bevlekt zou zijn Sir John kon dit dan ook wel bemerken. Hij had de traditioneele onstuimighaid der Treesilians. Hij was hartstochtelijk cn drif tig cn voor 't zeerooversharadwerk bad do na tuur herai het best uitgerust. Hij was uw on hoersolmuohtig, boos over aaramerkingen, en geneigd de gevoelens vara araderen met voeten te tred era. Was dit-, zoo vroeg hij zichzelf in volle eerlijkheid af, een echt genoot voor Rosaraiunde? Kon hij haar ge luk aara cle zorg van zulk een man toever trouwen? Zeker niet. Toera li ij dus hersteld was, ging hij met haar spreken, zooals hij zijn pliolit achtte en Pieter hem verzocht had. Dooh die voor- oordeelen lceranerado, die" hij gehad had; droeg hij zorg zijn redenen eer te onder schatten clan te overschatten. „Maar, Sir. John," zei zij. „als ieder mensdi veroordeeld moet worden voor de zonden zijner voorvaderen, zullcra maar zoer weinigen aan veroordeeling ontsnap pen, en waar zult go eera echtgenoot voor mij vinden, die uw goedkeuring weg draagt?" „Zijn vaderbegon Sir John. „Spreek mij niet van zijn vader, maar vara hemzelf," viel zij ira de rede. Hij werd ongeduldigzij zaten in haar Icaraier bovon de rivier. „Daar lcom ik och aan," antwoordde hij, oen beetje kno-rrig, want door die on derbrekingera, die hom bij do zaak zelf hiel den, verloor hij zijn beste argumenten. ,,Hoe het zij, laat het voldoende zijn, clat hij veel rara zijns vaders slechte ho-edanig- hodeü. geërfd heeft, zooals wij uit zijn ham- delingen zion; dat hij nog geen andere meer geërfd heeft, kan alleen de toekomst ons leeren." „Mot araclere woorden", spotte zij, hoe wel toch zeer ernstig, „ik moet wachten tot dat hij van ouderdom sterft, om zeker te zijn, dat bij niet zulke zonden heeft, welke hom ongeschikt maken voor echtgenoot „Neen, neem," riep hij uit. „Goede He mel, wat ben je onredelijk!" „Ge zijt zelf onredelijk, Sir John. Ik ben or slechts d'e afspiegeling van." Hij draaide in zijn stoel heen en weer en gromde. „Het zij zoo", snauwde hij. „We zullen dan alleen rekenen mot de hoeda nigheden, die hij reecis toont to hebben." En Sir John somde ze op. „Maar dit is alleen uw oordeel over hom niet andera clan wat gij over hem denkt." „Het is, zooa-'ls de woreld over hem denkt." „Maar ik trouw niet iemand om hetgeen andoren van hem vinden, maar wat ikzelf van hem vind. En in mijn oog belastert ge hem. Ik ontdek die hoedanigheden niet in Sir Olivier." „Opdat zulk oen ontdekking je bespaard zou blijven, smeek ik je hem niet te trou wen." „Toch zal ik, vóór ik hom trouw, zulk een ontdekking niet doenen totdat ik dio doe, zal ik steeds voortgaan hem lief te heb ben en te wensohera met hom te trouwen. Moet ik mijn geheelo leven zoo doorbren gen?" Zij laohte, en ging naast hem staan. Zij sloeg oen arm om- zijn nek, zooals zij bij haar vader gedaara kon hebben. Zooals zij in cte laatste tien jaren telkens gewoon was goweest te doen, waardoor hij zich vrij oud had gevoeld. Met haar hand streek zij over zijra voorhoofd. „Wat loslijke rimpels van boosheid," riep zij uit. „Gij zijt door de slimheid van oen vrouw in cle war gebracht en dat vindt go niet prettig." „Ik ben in cle war gebracht cloor de kop pigheid van eera vrouw, door de vastbeslo tenheid vara een vrouw, o-m niet to willen zien." „Ge hebt mo niets te lat-e-n zien, Sir J-chn." „Niets? Is alles, wat ik gezegd heb, niets „Woorden zijn goon zakera be oor cteel in- gera zijn geen roiben. Go zegt, clat hij dit era dat is. Maar wanneer ik vraag, vcrlgeras welke feiten go h-erai beoordeelt, is uw oonig antwoord, dat go gelooft-, dat bij is, zooals go zegt. Uw gedachten mogen eer lijk zijn, Sir John, uw logica is niets waard." En zij lachte weer om zijn stomme verba zing. „Kom, wees nu een openhartig, eer lijk rechter, era noc-m mij een daad van hem iets, dat hij gedaan heeft en clat ge zeker wost, waaruit aal blijken, dat hij werkelijk is, wat go van hom zegt Nu, Sir John Hij keek haar ongcduuldig a-an. Ton laat ste glimlachte hij. „Schelm!" riep hij uit, on veel later zou hij zich deze woorcten herinneren. „Als hij ooit terecht moet staan, kan ik hem geen beter advocaat, clan gij zijt, toewenschan." Toen, partij..trckkon-d van haar voordeel, kuste zij hem en zei,-,En ik kan hem geen eerlijker rechter toewenochera, -dan gij ziit." Wat-kon da arme man hierop doen? Wat hij deed Handelen zooals zij gezegd had. Sir Olivier gaan opzoeken en hun twist gaan bijleggen. Hij bekende zijn schuld ridderlijk en S:r Olivior nam clo bekentenis niet minder r" i- derlijk aan. Maar toen Sir Jchra aan Jonk- vrouwo Rosamunds toekwam, was hij, uit plichtsgevoel jogons haar, minder «-ckdmoc- cliig. Hij zei. dat hij er niet toe komen kon Sir Olivier een gcoehikt echtge noot voor Laar tra vinden .en dat Sir Olivior, uit hetgeen hij nu gezegd had, niet moest afleidendab hij ooit zijn toestemming tot clifc huwelijk zou gov co. „Maar," voegde hij er bij, daarmede zog ik niet, dat kor mij togen verzet. Ik keur heb af, maar ik houd er mij buiten. Totdnt zij meerderjarig is, zal haar broeder zda toestemming weiger era. Daarna gaat do zaak hem noch mii aan." „Ik hoop," zesi Sir Olivier, „dat hij oven verstandig zal handelenMa-ar wat hij doet, komt er niet veel op aan. Overiveras. Sir John, dank ik u voor uw oprechtheid, en het verheugt mij to weten, dat, al ma-g ik u niet onder mijn vrienden rekenen, ik u ten mur-rte niet onder miin vijanden bah oef to tellen." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1917 | | pagina 5