Afsluiting en droogmaking
van de Zuiderzee.
Persoverzicht.
FEUILLETON.
FWper era Fijra Linnen.
Mo. 1734®.
ii. i
De droogmaking.
Wordt da droog te maken oppervlakte
groofgenoeg gekozen, 'dan zal het op de
droogmaking te verkrijgen overschot 'kun
nen opwegen tegen het nadeeiige saldo, dat
'op de kosten van de afsluiting zal over
blijven, indien de voordeelen van deze laatste
Ininder hoog worden geschat, dan de. voor
het werk geraamdg uitgaaf.
Inpolderingen.
Volgens het voorstel der Staatscommissie
zouden in do afgesloten Zuiderzee vier in
polderingen worden gemaakt, en wel:
een noord-westelijke polder, groot onge
veer 21,700 H.A., waarvan ongeveer 98,990
H.A. vruchtbaar land;
•een zuid-oostelijke polder, groot onge
veer 107,760 H.A., waarvan ongeveer 98,990
H.A. vruchtbaar land;
een zuid-westelijke polder, groot onge
veer 21,700 H.A., waarvan ongeveer 18,700
]H.A. vruchtbaar land;
een noord-oostelijke polder, groot onge
veer 50,S50 H.A., waarvan ongeveer 48,900
iH.A. vruchtbaar land.
Te zamen ongeveer 211,830 H.A., waar
van ongeveer 194,410 H.A. vruchtbaar land.
Na voltooiing van deze inpolderingen zon
'dan een IJselmeer. overblijven ter grootte
yan 145,000 H.A.
Voor de uitvoering van bet geheele werk,
de afsluiting inbegrepen, werd door de
Staatscommissie een tijdvak van 33 jaren
noo'dig geacht. De afsluitdijk zou wordeu
gemaakt in de eerste ne»en jaren. In het
achtsto jaar zou worden begonnen met de'
bedijking va.n den noord-westelijken polder,
In het 11de jaar met die van den zuid-
Oostelijken, in het 21ste mot dio van den
zuid-westelijken, en in, het 25ste met die van
den noord-oostelijken polder.
De noord-westelijke polder zou geheel
droog en in cultuur gebracht zjjn ia het
14de, de zuid-oostelijke in het 21ste, do zuid
westelijke in het 28ste, en de noord-ooste
lijke in het 33ste jaar.
De kosten der inpoldering.
De kosten van de inpolderingen zjjn dopr
de commissie van 1914 van de vier be
doelde pollers respectievelijk geraamd als
volgt:
f15,950,000, f72,650,000 f23,130,000,
f 2S,130,000, f 38,220,000; te zamen
f lo4,950,000. Met de kosten van den af
sluitdijk en do bjjbehoorende werken, be
dragende f66,250,000, ongerekend de kos
ten voor do voorzieningen in do belan
gen der defensie, worlt de begrooting van
net volledige ontwerp der Staatscommissie,
voorkomende in haar verslag, volgens de
raming van 1894, dus rond 179 millieen
gulden, en volgens de raming der commis
sie van 1914 rond 220 millioen gulden,
öf 43 millioen gulden meer dan ia oerstge-
jneld jaar werd geraamd.
Voor deze uitgaaf zou een oppervlaktï
van ruim 194,000 H.A. vruchtbaar land
worden verkregen, waarvan de opbrengst,
naar de Staatscommissie in haar verslag
aantoonde, zeer waarschijnlijk voldoende
zou zijn, en, wegens de hoagere waarde der
gronden, vergeleken bij die in 1894, ook
thans nog zal zijn om de uitgaven, die voor
de afsluiting inbegrepen, te dekken, zelfs
al werden de vcordeelen van deze laatste
niet onder cijfers gebracht en medegeteld.
Opgevat op de wijze als door de Staats
commissie werd voorgesteld, kan dus de
uitvoering van het plan in zijn geheel öan
voordeelige onderneming worden geacht, en
zou zeker te verdedigen zijn, zoo de uit
voering van Rijkswege van het volledige
ontwerp thans werd voorgesteld.
Beperking van het plan.
Evenals bij het, wetsontwerp van 1901
Aordt voorgesteld om nu alleen te beslui
ten tot hetgeen bet eerst voor de hand
ligt, zijnde de afsluitdijk en do: boide wes
telijke polders.
In verband evenwel met de sniert 1901
Veranderde omstandigheden mei. betrekking
ot de waarde van en de: vraag naar fand,
ten gevolge waarvan het thans waarschijn
lijk voorkomt, dat de droogmaking der vier
polders in veel kortoren tjjd zal kunnen
plaats hebben, dan destijds werd veronder
steld, komt bet noodig voor ook do uit
voering der werken, ten bolioeve van de oos
telijke polders, reeds spoedig nadat de uil
voering van den afsluitdijk ondernomen is,
voor te bereiden. De beide westelijke droog
makerijen, in de Memorie ver Ier genoemd,
d? Wieringerpolder en de Hoornscliepolder,
do eerste uit zeer goeden, de tweede uit
den allerbesten kleigrond bestaande, zijn
voor een spoedige ontwikkeling van het land
bouwbedrijf. het gunstigst gelegen, Zij gren
zen toch aan het oude land van Noord-
Holland, waar landbouw- en zuivelbedrijf
tot een hoogen trap van ontwikkeling
zijn gekomen, waar goede markten aanwe
zig zijn en van waaruit de hoofdstad langs
goede spoorwegen en wateren In korten
tijd kan woorden bereikt.
Do raming van bet werk wordt, bij beper
king der droogmaking tot beide westelijke
polders ongerekend de kosten voor de
voorzieningen in de belangen der defensie
thaos gesteld op rond 110 millioen
gulden.
Hiervan komen voor rekening van do af
sluiting 66 millioen en yoor rekening van
do droogmaking 44 millioen.
De uitvoering van het beperkte plan zal
kunnen geschieden in 15 jaren, gedurende
welk tijdsverloop dus gemiddeld een bedrag
van ruim 7',4 millioen 's jaars zal zijn te
besteden.
De afsluitdijk zil in bet 9de jaar vol
tooid worden, fn het 41e jaar zil worden
begonnen met do werken tot bedijking van
den Wieringerpolder, welke polder in het
12de jaar droog en verkaveld kan zijn. Ia
het 6de jaar zal worden begonnen met de
werken tot bedijking van den Hoornscken-
polder, die in het 15de jaar droog èn ge
kaveld kan zijn.
Aan het eind van het 15de jaar zal dan
een oppervlakte van ruim 44,320 H.A.
vruchtbaar land zijn verkregen.
Vervolgens treedt de Memorie in uitvoe
rige financieele beschouwingen.
Die belangen der lands
verdediging.
Zooala reeds met een onkel woord word
Vermeld, is bjj het onderzoek naar de finan
cieele gevolgen van het voorgenomen werk
geen rekening gehouden met de kosten van
de daardoor noodig wordende voorzieningen
in het belang van de landsverdediging.
Door de Staatscommissie van 1892, die bij
bet aangeven van die voorz'eningen slechts
ten rade kon gaan met den toenmaligen
stand van do militaire wetenschap, werd het
'daarvoor benoodigd bedrag globaal op 10
millioen gulden geschat.
Intusschen zjjn sedert dat onderzoek ruim
24 jaren verloopen, in welk tijdsverloop de
militaire eischen ziodanig gewijzigd' zjn,
dat do bovenbedoelde globale raming niet
meer tot grondslag kan worden aangenomen.
Mode in verband met den thans woeden
den oorlog, waarvan de geschiedenis nog
moet worden geschreven en waarvan man
zich do lossen "nog ten nutte most kunnesa
maken, dienen dus de gevolgen, uit een
militair oogpunt aan de afsluiting en droog
making verbonden, opnieuw in hun vollen
omvang en met groote nauwgezetheid te
worden onderzocht, waarbij ook de uitge
breidheid, welke met het oog op de belan-
gon der landsverdediging, aan do zuid-oos
telijke inpoldering zal kunnen gegeven wor
den, nader zul mooten worden vastgesteld.
Wel kan nu reeds als gevolg van de
voorgenomen werken worden vastgesteld,
dat daardoor:
lo. de strategische grondslagen van ons
stelsel van landsverdediging een ingrijpende
wijziging zullen ondergaan;
2o. het inundatiewezen onzer voornaamste
verdedigingsstellingen zeer ingrijpend zal
moeten worden gewijzigd;
3o. naar do eischen des tijls ingerichte
en krachtig bewapende versterkingen op
verschillende plaatsen zullen noodig zijn;
4o. aan de levende strijdkrachten een
meer uitgebreide taak zal moeten worden op
gelegd, zoodat haar uitbreiding uit dien
hoofde niet zal kunnen uitblijven.
De tegenweordigo tijdsomstandigheden
laten niet toe een onderzoek als bovenbe
doeld thans te doen instellen, Intusschen
kan uit den aard der zaak met de afslui-
tings- en droogmakingswerken niet worden
aangevangen vóórdat bedoeld onderzoek
volledig zal hebben plaats gehad en naar
aanleiding, daarvan een beslissing zal z jn
genomen. Met deze opvatting is rekening
gehouden bij de redactie van liet wets
ontwerp.
Besluit.
De vraag moet ten slotte nog worden
beantwoord, of er voor het Rijk vol
doende reden bestaat om tot de uit
voering van het groote werk te besluiten.
Dat ook bij da uitvoering van liet plan
een belangrijk deel van de uitgaven door
de opbrengst van de drooggemaakte gronden
kan worden gedekt :ea hetgeen' nog ont
breekt ruimschoots wordt opgewogen door
de voordeelen van do afsluiting, dat ijelfs
de opbrengst der droogmaking de gezamen
lijke uitgaaf zal kunnen overtreffen, on het
werk dus een directe bate aan de schat
kist zul kunnen opleveren, mug op zich
zelf nog niet alleen do drijfveer zijn om het
werk to beginnen. Immers, het ligt niet op
den weg van het Rijk, om een werk uit
een bloot speculatief oogpunt te onder
nemen. Hoofddoel moet zjn het vermeer
deren van de algemeene welvaart, door het
scheppen van een beteren waterstaatstoe
stand in een belangrijk deel des lands, door
de vergrooting van den vaderlandschen bo
dem met een aanzienlijke uitgestrektheid
vruchtbaar land, en door het openen van
een uitgebreid arbeidsveld voor Nederland-
sche nijverheid en werkkracht.
Naar de overtuiging van do Regeering
zal dit doel door de bekrachtiging Van het
aangeboden wetsontwerp worden bereikt.
Ter toelichting van do artikelen wordt
o.a. gezegd, dat met de afsluiting der Zui
derzee over Wieringen moet worden be
gonnen.
Daartoe moet een djk worden gelegd
van de Noordhollandsche kust bj de Van-
Ewjjck-sluis tot Wieringen en een dijk van
Wieringen naar de Friesche kust bjj Rinam.
Het wetsontwerp beoogt aanvankelijk het
droogmaken van twee der vier door de
Staatscommissie aangeboden fnpo'.deringen.
In het verslag der Staatscommissie, als
mede in de studie van de heeren Van der
Houvou van Oordt en Vissering, komon uit
voerige beschouwingen voor omtrent de wijze
van uitgifte der drooggemaakte gronden.
De Regeer'ing stelt zich voor, om, gdleid
door de intusschen reels ingewonnen ad
viezen en door het nader advies, dat hier
omtrent van de in art. 5 bedoelde Staals-
commissie wordt venvacht, de uitgifte in
het algemeen in "den geest van de bedoelde
beschouwingen te doen plaats vindon.
Voorts wordt een overzicht gegeven van
de voorziening in de belangen van do ua-
terkeering, afwatering on scheepvaart als
een gevolg van de afsluiting en van da
droogmaking.
DeGrondv/etsherzicni n g. „DE
NIEUWE COURANT" schrijft naar aanlei
ding van de Memorie van Ahtwcord in zake
de Grondwetsherziening, (Lat zij de passage
over het kiesrecht voor de vrouw nagenoeg
zonder voorbehoud aanvaardt.
Tegen stemplicht heeft het b'ad een me
nigte gevoelsbezwaren. Hier volgen er en
kele:
Met stemdwang want stemplicht i?s
men kan het prof. Fabius niet tegenspreken,
een valsche benaming wordt in het
kiesstelsel het laatste woord toegekend aan
de mechaniek. Stemdwang doodt e'k gevoel
van persoonlijke voldoening bij het vervul
len van den staatsburgerlijken plicht om van
het kiesrecht gebruik te maken. Het mooie
is er af. En stemdwang schept weder een
nieuw louter-formeel delict; men gaat een
verzuim strafbaar stellen, dit in geen enkel
opzicht zedelijk strafwaardig is.
Het blijft het blad nog steeds moeilijk er
geen satire over te schrijven.
"jffetzeifde geldt voor een nieuwe wijziging,
die do Regeering thans voorstelt, bij hot
overigens alleszins redelijke plan om <]e
f2000 schadeloosstelling, welke een Tweede-
Kamerlid krachtens het tegenwoordige art.
89 der Grondwet jaarlijks geniet, t,t £3000
te verhoogen en een betere vergoeding van
reiskosten mogelijk to maken. Wij bedoelen
de vastlegging in de Grondwet van een Ka
merpensioen. Het zal honderd gulden
voor elk jaar vervuld lidmaatschap beloo-
pen, jngaan wanneer de gerechtigde niet
wordt herkozen en in totaal niet meer dan
f2000 kunnen bedragen. Met een normaal
Kamerlidmaatschap van één parlementaire
periode verwerft men zich dus een pen
sioentje van f400 per jaar of f8 ia fde week.
Dit zal het „baantje" buitengewoon aanlok
kelijk maken en de jacht naar een zetel doen
toenemen; wat belooft een Candida".l al niet
met een pensioen: in het vooruitzicht, dat
hem te eerder zal toevallen, naar gelang hy
zijn belofte meer in het oog vallend schendt?
De taak van de kiesvereenigingen cn haar,
besturen bij het samenstellen der lijsten en
der volgorde zal door den aandrang der ad-
spiranten worden verzwaard. Slechts zullen
zij misschien iets gemakkelijker een onge
schikt gebleken Kamerlid kunnen loslaten.
Men behoeft geen consideratie meer te ge
bruiken de man krijgt toch pensioen!
Dat de Regeering weerstand blijft bicden
aan veler wensch, om het kiesrecht yoor de
Gemeenteraden te beperken tot hen,
die in een gemeentelijke belasting zijn aan
geslagen, doet ons leed om de redenen,
dio wij nog kort geleden ontwikkelden.
Omtrent de verdediging door de Regeering
van het stelsel van evenredige vertegen
woordiging der Staatscommissie lezen wy
het volgende:
Het verweer maakt een stevigen indruk,
maar wij aarzelen nog er ons aa.a gewonnen
te geven. Veel hangt hier voor ons af van de
vraag of het mogelijk zal blijken door eenige
eenvoudige wijzigingen de zeer gegronde
bedenkingen tegen de van het stelsel der
Staatscommissie te duchten gevolgen, te on
dervangen. Gaat dit niet, dan zal men met
dit stelsel de proef moeten nemen; voor
latere wijziging is geen nieuwe Grondwets
herziening noc-dig.
Ten slotte wijst 't blad er op, dat 'de Re-
gcering het politieke verband tusschen do
hervormingen van het kiesrecht en het ou
derwijs zeer vast heeft gemaakt
De Minister van Binnenlandsche Zaken be
roept zich zelfs uitdrukkelijk op zijn eigen
„conciliate houding" inzake het onderwijs
artikel, om bij de rechterzijde op een „even
conciliante houding" in het kiesreohtvraag-
stuk aan te dringen.
Hierdoor wordt het den vrijz'nnigen par
tyen niet gemakkelijk gemaakt hun houding
tegenover het voorgestelde art. 192 der
Grondwet vrij te b-epa'en, Indien het werke
lijk do bedoeling is reeds in October met
de beraadslaging over de kiesrcchtart kelen
aan te vangen, en het zal wel noodig zjn!
dan zal dit door de Regeering aan de
herziening van het onderwijs-artikel thans
vastgeschakeide debat, zelfs plaats hebben,
voordat de vrijzinnige partijen in staat zijn
geweest in haar vergaderingen over het on
derwijs-voorhiel te beraadslagen.
Moet op die wyze over het lot van bei
derlei Grondwetsvoorstellen in samenhang
worden beslist, dan zou daarin van den
kant van ve.'en ter linkerzijde slechts kunnen
worden bewilligd onder voorbehoud van een
volkomen vrijheid, om de wettelijke con
sequenties, welke de B evredigingsco mmizsio
aan haar nieuw artikel 192 "verbond^ later
al dan niet te San vaarden. Wy zijn er na
het lezen van de Mém. v. Antw. nopens art.
192 niet zeker van of do Regeer in <r [leze
opvatting deelt de Minister schrijft, dat
do aanvaarding van de wetsvoorstellen der
Staatscommissie door den lateren wetgever
„althans in hoofdzakenredelijkerwijs te
verwachten" is.
Er mag to dezer zake geen ruimte over
blijven voor misverstand omtrent de goede
trouw of do politieke eerlijkheid van de
partijen of Kamerleden, die, na onder de te
genwoordige omstandigheden aan 't al of niet
gewijzigde nieuwe art. 192 der Grondwet hun
stem to hebben gegeven, zich Later niet
verantwoord zouden gevoelen, 's Ministers
verwachting omtrent aile hoofdzaken der
nadere uitwerking te vervul'en
Eon onbillijkheid. „HET
SCHOOLBLAD" wijst cr op, dat bij de
nieuwe regeling dor jaarwedden voor onder-
wijzc-rs aan de Rijkslccrscholen de bezitters
der hoofdakte f 600 por jaar meer krijgen
dan zij, die de hoofdakte niet hebben.
De wetgever, segt de schrijver in „HET
SCHOOLBLAD", stelt de vergoeding voor
die akte op f 100, do bevredigiugscommissio
wenscht de hoofdakte met f, 2üO betaald te
zien. In de toekomst zullen aan de Rijks
leerscholen slechts onderwijzers met hoofd
akte worden aangesteld. Yoor 25 a 30 jaren
was-aan het bezit der hoofdakte geen groot
voordeel verbonden; velen legden zich daar
om op talenstudie toe. Aan alle leerscholen
samen zijn 9 leerkrachten, die onder dezo
achterstelling zullen lijden. Zij zijn alle tus
schen de 50 a GO jaren oud. Daar zij het
zelfde werk verrichten als hun collega's,
vraagt „HET SCHOOLBLAD" als over
gangsmaatregel te voldoen aan het verzoek
der 9 leerkrachten, om het verschil riiet zoo
groot te doen zijn, maar het bijv. op 200
te stellen, opdat zij niet gedurende hun
verdere onderwijsjaren belangrijk minder
zullen verdienen dan zij, die de hoofdakte
hebben, terwijl daarvoor bovendien hun pen
sioen aanmerkelijk lager zal zijn.
f 600 voor de hoofdakte is een hoog be
drag en de menschen, die boven den leeftijd
zijn om er voor te gaan studeeren, spreken
daarom do hoop uit, dab er een Kamerlid
bereid zal worden gevonden, als pleitbezor
ger op te treden.
Waarom niet oerst de militie
lichting 1917? Onder dit opschrift
zegt „DE ROTTERDAMMER"
De oproeping van de ondiere lichtingc-n
gaat door.
Tirana ontvingen de lancïstormpliehtigen
van de jaarklas3e 1909, de in 1889 gebore
nen, hun briefje voor de keuring thuis.
Naar officie-el verluidt zullen deze tot
den workelijken dienst worden opgeroepen
vóór de gewone lichting van 1917.
Waarom?
Niot ton onrechte is in de pers op deze*
gedragslijn oritiek geoefend.
De Regeering tooh is krachtens een kort
golpabn aangenomen wet bevoegd tot ver
vroegde oproeping van de militie-lichting
1917.
Werd deze liohliDg vóór dc landstorm
klasse 1909 onder de wapenen geroepen,
dan zou eenerzijcb de opkomst van liöhting
1917 eleohts enkele maanden vervroegd
worden (in gewone tijden komt heb eerste
doel in Maart op) cn anderzijab met op
roepen van de landstormklasse 1909 zóó
lang kunnen worden gewacht, tot de ge-
heele lichting 1917 onder de wapenon is.
Voor deze laatste zou daarmee vier vijf
maanden worden gewonnen.
Alles pleit hiervoor.
Kwam het spoedig tot dc vurig gowensoh-
te demobilisatie, dan. zouden onnooclig voor
do bewapening dezer oude Ianclstormplioh
tigen hoogo Jfosten gemaakt zijn.
Bovendien hoe ouder <Je j aarklasee is,
die wordt opgeroepen, des te sterker wordt
in het maatschappelijk leven ingegrepen
en veler bestaan ontwricht.
-Zoo dient wel ernstig te worden overwo
gen of niet de inlijving van db 19- en 20-ja
rigen dficnfc vooraf 1-c gaan aan de mobilisa
tie der 27-jarige mannen.
Machtsmisbruik. Er is melding
van gemaakt, dat te Mook een landweer-
luitenant op een soldaat, die weigerde een
bevel op te volgen om zich naar zijn garni
zoen te begeven, met zijn revolver zou ge
schoten hebben, met het gevolg, dat de sol
daat in het ziekenliuis te Nijmegen over
leed.
In „ALLEN WEERBAAR" spreekt W.
Nicrstrasz de hoop uit, dat de mededeeling
dat een NoderlancLsch officier in vredes
tijd zijn revolver richtte op oen. Neder-
landsoh soldaat, wegens oenig feit, onjuist
zal blijken ITet zou blijk geven van zulk
oen verderflijke, on-Ncdcrlanclsche Zabern-
mentaliteit, dat niet ernstig genoeg op het
gevaar daarvan zou kunnen gewezen wor
den.
En dan zegt do schrijver verder
Dezer dagen zaten wij toevallig in een
tram te Amsterdam, te midden van een zes
tal soldaten die het geval (naar de couran
tenberichten) bespraken. Een infanterist
zeide „Zóó'n officier moesten zo de sterren
in z'n nek branden" oen tweede verklaar
de, „dat er discipline moet zijn maar,
we zijn hier niet in Duitechland en dat
verwe", terwijl allen het er over
HAAR HET ENGELSCH
door
LILLIAS CAMPBELL DAVIDSON.
(Nadruk Verboden).
i.
poliepen, die elkander voorbijgaan in den nacht.
En ia 't voorbijgaan spreken tot elkand-er.
Hetzij door een signaal of 'n ver licht in 't daistor.
LONGFELLOW,
1)
Het was de vierde dag nadat het stoom
schip „Albania" was uitgevaren. Dat w'il
zeggen, het was volgens gemiddelde bere
kening juist-twee en een halven dag van
Liverpool verwijderd. De Oanadeesche pas
sagiers hadden zich voor den korten tijd
van een hedendaagsch zeereisje voor het
leven aan boord ingericht. Degenen, die
Zeeziek waren geweest, hadden tijd gehad
op hun verhaal te komen en naar het dek
te klauteren, om beter te worden. Velen
hadden banden van vriendschap gelegd,
waarvan enkele, onder gelukkige omstan
digheden, jaren zouden kunnen blijven be
staan.
De man in de tweede klasse, die nu over
de verschansing leunde terwijl do zon op
het punt was aan bakboordzijde onder te
£,aaiV behoorde niet tot hen. Hij was stil
.en teruggetrokken gedurende de geheele
teis; ,,op een afstand en verwaand"
zooals een der jonge dames van de tweede
klasse opmerkte tegen een bewonderaar,
'die zeker niet zulk een verwijt verdiende.
Hij had gesjproken^ als mon tegen hem
sprak, en was beleefd en voorkomend ge-
weosb in de kleine handreikingen, die het
leven aan boord meebrengt. Hij had zijn
dekstoel aan een teer uitziende vrouw af
gestaan en het zout toegereikt aan do ta-
felgenooten, die or om hadden gevraagd.
Er was feitelijk niets op zijn houding
aan te merken. Maar de jonge meisjes, die
nu op liet dek met iederen jongen man,
die er goed uitzag en op wien zij beslag
konden leggen, op luidruchtige wijze flirt
ten, die jonge meisjes van de tweede klas
se hadden den gereserveerden passagier
geen glimlach kunnen ontlokken en nog
minder een compliment, of er hem toe kun
nen brengen aan haar wilde en rumoerige
amusementen deel te nemen.
De man in de lange overjas,, welke eens
zwart was geweest, maar nu bijna green
was, ondanks haar goed onderhouden sjo
felheid, gaf niet om het gezelschap van
vrouwen. In de eerste plaats was hij er
niet aan gewoon en ten tweede had hij
geheime idealen en tot dusver had geen van
de vrouwen, met wie hij in aanraking was
gekomen, daaraan beantwoord.
Bovendien, wanneer een man zijn eigen
weg moet banen in het leven, als hij door
eigen inspanning, moet staan of vallen,
zich moet opheffen of te gronde gaan, dan
heeft hij niot veel tijd voor hofmakerijen.
De man in de overjas hield zijn fortuin en
zijn toekomst, zooals hij bij zichzelf bere
deneerde, in het versleten zakboek, dat
door zijn lijvige dikte zijn jas aan een zijde
lichtelijk deed uitstaan.
Het bevatte papieren, die oorzaak waren
dat hij don Atlantischen Oceaan overstak.
Hij hoopte, dat zij de sleutels zouden zijn
afgesloten rijkdommen. De laat
ste paar jaren had hij zijn tijd aan een
uitvinding besteed, daartoe gedreven door
een innerlijken drang, waaraan hij geen
weerstand kon bieden, en had iets uitge
vonden,"""dat tot verbetering van een arti
kel van dagielijksch gebruik dienen moest.
Toen hij dat, ietwp.t bleek van zenuwach
tigheid, aan een paar handelslui in Toron
to liet zien, rieden zij hem aan er mee
naar Engeland te gaan en er daar patent
op te nemen. Hij zou dan kans hebben, dat
het in het (moederland opgang maakte.
Die kans bestond in Canada niet.
„Weet u", zei men tegen hem, „dat zit
zoo. Zij zijn hun tijd ten achter in het oude
land. Zij zijn daar nog niet zoo uitgesla
pen als wij hier Men gebruikt daar die
dingen nog. Hier hebben we ze zoo goed
als afgeschaft. Maar het denkbeeld van u
is goed. Er moet geld in zitten. Het is iets,
dat iedereen noodig heeft, en wel eiken
dag. Dat is de manier, die geld opbrengt
lage prijzen en grooten omzet. Beproef
uw geluk aan de overzij van den vischvij-
ver. Dat is de beste raad, dien wij u kun
nen geven".
En aldus was hij op reis gegaan om het
te beproeven. En nu was zijn oog van het
land, waarin hij was opgegroeid, afgewend
en gericht naar het land, waarin hij, naar
hij geloofde, geboren was. Geloofde, dat
was alles. Want hij had voor zijn geloof
geen redenen, die hem voldeden. Hij moest
van zijn vader hebben gehoord, dat Enge
land zijn geboorteland was. Hoe kon hij
het anders als een feit hebben beschouwd?
En nog een ander begrip had in hem
post gevat, ofschoon onduidelijk en vaag,
het begrip namelijk, dat zijn vader van
hooge geboorte was, van een adellijk ge
slacht afstamde, maar zijn plaats in de
familie verbeurd had. Hij kon zich echter
niet herinneren, dat zijn vader dat ooit
had gezegd, hoe hij zijn hersenen ook pij
nigde en in zijn gedachten terugging naar
zijn vroegste herinneringen. Maar hij ge
loofde dat nu eenmaal, evenals hij geloofde
dat hij in Engeland was geboren. Mis
schien had zijn vader het hem verteld,
toen hij een klein ventje was. Welke re-
deji had hij anders, om dat te denken, als
als hij het niet had opgemaakt uit zijas
vaders zachte en beschaafde stem, zoo
verschillend van de ruwe, onbeschaafde
stemmen om hem heen, en uit zijns vaders
manieren, die zulk een contrast vormden
met die van de menschen, met wie hij tot
dusver in aanraking was gekomen?
Ja, hij gieloofde vast, dat zijn vader van
voorname afkomst was en dat hij bij zijn
bloedverwanten in ongenado was gevallen
wegens iets, waarover zjn familie zich
schaamde. Dat kon echter, zou men zeggen,
geen groote misstap zijn geweest; to oor-
doelen naar den persoon van den ouden
man met zijn wit haar, zooals hij dien in
zyn geest zag, alty-d vriendelijk en beleefd,
niemands vijand, behalve zijn eigen.
Do oude man was gestorven, toen zijn
zoon zestien jaar was. Van zijn moeder wist
hij niets, behalve dat zyn vader, even vóór
zyn dood, van onder zjn kussen een have
loos, verbleekt portret te voorschijn had
gehaald en vroeg, dat met hem te begraven.
Het ging mee in de kist. De zoon had dat
gezien. Hij herinnerde zich, dat 't het por
tret was van een mooi- meisje, met een
wuft uiterlyk. Het scheen een kind uit het
volk. Misschien was zjn vader door zijn
huwelijk uit zijn ouderlijk huis on zijn vader
land .verdreven.
Het was een naargeestige en bevolkte dag
geweest. De zee zwoegde grys en vuil on
der den lagen hemel, behalve in het westen,
waar de ondergaande zon de getande, zich
scherp afteekenende wolken, uit oen had ge
scheurd en den geheelen horizon in oen
rood en gloed zette.
Als oen groote, gloeiende meta'en schijf
zonk de zon lager ca lager. Men zou zioh
bijna kunnen verbeelden, dat het water er
onder moest beginnen te stoomen, te s:s3en
en to borrelen, wanneer zij er in onder
dompelde. Lange gouden on donkerrood©
lichtbundels speeiden over de golven en
wierpen een vurigen gloed ovor da schui
mende streep water in het- zog van hot
schip, die, hoe verder van het sohip af,
steeds breeder word en geleek op den staart
van een zoevogel -
Do man in de groenachtig zwarte overjas
en met de lakensche pet leunde over do
verschansing en beschouwde het wot V. Hij
daclit aan zijn kostbaar octrooi. Hij had
tot dusver in zijn leven wel een dozijn
dingen geprobeerd, maar niet bevonden, dat
één daarvan tot fortuin leidde. Er kan dan
ook zeker van fortuin-maken geen sprake
zijn voor oen jongen op een fruithoeve of
een jongen in een pakhuis, die moet vegen,
sjouwen cn boodschappen (loon En even
min schuilt do fortuin in het kantoor van
een tramwcgmaatscliappij.
Hij liad een behoorlijke opvoeding gehiJ.
Iedere jongen heeft (lat in de kolonies en
do Vereenigde Staten. Hij kon zich meten
met mannen boven hem in rang. als de ge
legenheid zich daartoo aanbood. Maar tot
dusver had die zich niet voorgedaan.
(Wordt vervolgd),-