Oe Európeesche Oorlog. No 1730V LETDSCH DAGBLAD Zaterdag 22 Juli, Tweede Blad. Anno 1816. Persoverzicht. Z i t fc e n-b 1 v ei n. Al be zeer heerscht, naar de opvatting van „DE HAAGSCHE POST", de meening onder de -ouders, dart zit ten-blijven een schande is, een schande niet alleen voor het kind zelf,, maar vo-or, heel de familie. Dat is een dwaling, die wel Eet allereerst moet bestreden worden. Zeker, heb komt een enkele maar voor, dat men aan den achterblijver de vofte of althans bijna de volle schuld kan geven. Het geval is denk baar, dat van de zijde der ouders en der on<Tprwijzers al het mogelijke is gedaan, om: het kind vooruit fe 'helpen, dat daarenboven: 'de verstandelijke vermogens van den jon- 'gen of het meisje uitstekend wiaren, maar dat luiheid en onwil sterker waren dan alle medewerkende factoren te zamen en dat als welverdiende straf het zitter.-bljjven volgde. Ja, zulk een geval is denkbaar, maar of het in werkelijkheid ooit voorkomt* zouden wjf durven betwijfelen. Meestal, wanneer een kind kan leeren, wil het ook w-pl leeren, als de school of hot huisgezin dien leerlust maar niet tegen werkt. De school doet dat op velerlei wijze, het meest door overvoering met slecht ver teerbare leerstof, en het huisgezin meest door onverschilligheid voor wat op school gebeurt ook en meer misschien door slechte hygiënische verzorging, laat raar. bal gaan, Bioscoop-be zeek, k'nderparl^tjes. En kind wil wel leeren, als men slechts vol doende rekening houdt met zijn natuurlijke gaven. Maar en hier wringt de pchoen dat kan de school meestal niet; hot klas sikaal onderwijs maakt dat onmogelijk. Het huisonderwijs, dat een eeuw, zelfs een halve eeuw geleden, nog bloeide, heeft allengs voor schoolonderwijs plaats gemaakt. Dat is een vooruitgang geweest, maar een vooruitgang, die zijn schaduwzijden heeft. Onze 'scholen hebben nu een leerplan, waarom vaak heel wat te -doen is; soms wordt het, zooals aan de gymnasia en de Rijks-höogere-burgerscholen, van overheids wege vastgesteld. Het .is sakrosanktv mea mag er niet aan raken, alleende leerlin gen deugen er niet voor. Bij hoofdelijk on derwijs kan men kiezen, unar bij £a sik^al onderwijs heeft men een te voren vastgesteld program af te werken. Dat heeft de voor gaande eeuw voor ons en onze kinderen "zoo Waargemaakt en verzet er tegen lijkt hope loos. Maar met die uitvinding is ook het zit- ten-blijven in de wereld gekomen. .Want het is wel heel duidelijk, dat bij de groote ver scheidenheid der kindematuren eenzelfde on- derwijsprogram kwalijk past, zoodat het on vermijdbaar is, dat nu eens .meer, dan weer minder leerlingen in zoo geringe mate aan de gestelde eischen voldoen, dat zij het ge leerde Jiog eens moeten pverleeren. Men mag! gerust beweren, dat over het algemeen onze scholen goed en onze onderwijzers bekwaam zijn, zoodafc hen geen Verwijt behoeft te tref fen. Wil men hier bepaald een schuldige aanwijzen, dan is «dat heel- onze maatschappij', onze cultuur, ons .geestelijk leven, allemaal abstracties, die zich onze verwijten in heb geheel niet zulleu aantrekken. Maar dan moet men het onzen kinderen ook niet kwalijk nemen, dat "zij, aan een on vermijdelijke wet gehoorzamende, iiu en dan op school eens blijven zitten. Het is vaak zoo "goed voor hen: het is een hygiënische maatregel, dien de ouders pioesten toejui chen. Men zou er bijwijlen om moeten vra gen. Doch de school moet dan beginnen, met er al het onteerende van af te nemen, en het huisgezin zou op dien weg moeten voortgaan. Zitten-blijven mag met als straf worden opgevat en den kinderen niet als zoo danig warden voorgehouden. Vaak kan men van ouders de betuiging hoeren: Och, het zou ons niet kunnen schelen, of de jongenj een jaar langer op school moest blijven, maar het kind zelf is er ongelukkig onder. Nü is dat te begrijpen; bij een kind mag |men niet zoo diep pacdagogisclï inzicht ver wachten. dat heb blij gestemd zal zijn, als het blijft zitten, maar kinderleed, hoe diep. het een oogenblik schijnt te" gaan, is spoe dig vergeten. Indien het niet telkens er aan herinnerd wordt, slijt het verdriet bij een kind spoedig uit. Daartoe moet men echter van te voren zijn maatregelen nemen. Is de vader onvoorzichtig genoeg geweest, om zijn jongen een horloge of een fiet-s te beloven als hij overgaat, dan behoeft hij 'zich niet te verwonderen, dat dé jongen bedroefd is, als zijn rapport een „niet bevorderd" aanwijst. De jongen weet wellicht van te voren niet, dat zijn vader do hand over het hart zal strijken en het beloofde toch wel zijn doel zal worden. Nu is de vacantie gekomen en wij zullen alleu ons best doen, het onzen kinderen, ook' die zijn blijven zitten, zoo prettig mo gelijk te maken. Misschien vinden wij, ouders, in dó vacantie even den tijd, om over het geval na te denken. Gaat de jongen of het meisje wel op de voor lie in of haar meest geschikte schoöl? De lagere school is voor jillen en behoort voor allen te zijn; daar heeft die \yaag dus geen beteekenis. Maar voor de H. B. 8. of het Gymnasium kan zij van veel gewicht zijn. Heeft die jongen of dat meisje het wel noodig," dat zij al die wis- en natuurkunde, al die schei- en werk tuigkunde leeren, waaronder zij hun jonge leven verzwoegen? Is het eigenlijk niet alleen de ouderlijke ijdelheid, die het kind gebukt doet gaan onder de Latiynsche en Grieksche grammatica? Zoo het antwoord toestemmend mocht wezen, of zelfs indien we aarzerën )n oiize ontsenmng, laat tian de vrije tijd 'gebruikt worden," om een deskundig advies in to winnen omtrent de vraag, waar een betere weg ligt. Het zou echter best mogelijk zijn, dat het antwoord zou luiden: uw jongen of uw meisje zijn volkomen in staat, (den >enmaal ingeslagen weg tot het einde te ver vervolgen, maar ge moet geduld hebben. Date haver groeit ook' en doet zelfs goeilen oogst verwachten. De haastigheid heeft reeds zooveel bedorven en overwerkte en overspan nen menschen hebben Wij waarlijk reeds 'meer dan genoeg. Leer wachten: dat is in de op voeding een heel wijze les. Vrijhandel. *>DE STANDAARD" schrijft: Ja, ja, die Breero had wel gelijk; men ziot het dikwijls gebeuren in het leven Herinnert men zich nog h'et zelotisme, waarmee van liberale zijde voor den Vrij handel is gestreden? Vrijhandel was jNeêrlands roem en glo rie. Vrij en frank moet ieder, buitenlandsoh scheepje onze open havens kunnen binnen varen. Ongemoeid moest ieder buitenlandsch koopman onze gastvrije grenzen kunnen overschrijden en zijn waar kunnen aan bieden. Vrijhandel, beweerde men, maakt ons zedelijk groot tegenover de omringende landen, die aan protectie doen. Vrijhandel zal het zjjn en zal het blijven. Met vrij handel staat en valt een stuk van onzen goeden naam in de buitenwereld. Geve® onze buren hun roem prijs, dat moeten zij weten; ons»zal het niet verleiden, om hun verkeerde voorbeeld te volgen. Zoo sprak, zoo bewierookte, zoo verde digde het eenstemmig koor van groote en kleine liberale bladen dp onvolprezen theo rie van den „Vrijhandel". Maar zie nu wat gebeurt. Da Európeesche oorlog komt en met hem de benarde dagen voor do Schatkist. Geld is er noodig, veel geld, veel meer geld dan we eigenlijk aan "belastingen kunnen opbrengen. De opvolgende Ministers van Financiën fronsen het voorhoofd, gaan aan het den ken en peinzen, breken zich de harsens, zou zou Bilderdijk zeggen, over de vraag, hoe aan al dat geld te komen Ze zoeken en ze vinden. Want nood breekt wet en zonder geld kan men nu eenmaal niet huishouden, ook in den Staat niet. En nu is er onder de groote en kleine middelen, die zich voordoen, ook iets, dat Statistiekrec-ht heet; een soort van invoer recht, dat, op de fiscale weegschaal ge wogen, niet te licht bevonden wordt, want. het kan twee millioen opbrengen' Fluks derhalve dit nieuwe invoerrecht in wettelijken vorm gegoten en bij do Tweede Kamer ingezonden, op hoop van zpgen. En zie, de Kamer neemt het aan! Zonder „werda" passeert het de liberale grens wacht; de twee millioen zijn verzek rd, en 'b zaakje is gezond. Onwillekeurig vraagt nu de toeschouwer: Hoe kon dit? Was dan alles niet waar, waC vroeger van liberale lippen tegen invoerrechten g*e- kannegieserd werd? Hebben de begrippen van vrijhandel -en protectie fa mevrouw Roland Holst stuivertje gewisseld? Of heeft het kanongedonder, dat van over de gren zen hier doorklinkt, het voetstuk van de fraaie theorie in .puin gescholen en is het gebouw toen ineengestort? Zoo vraagt de toeschouwer, maar krijgt voorloopig geen antwoord, al houdt hij zich voor opheldering aanbevolen. Maar hoe dit zij, het feit van deze libe rale volte face mag ons niet ontgaan. Het nieuwe invoerrecht ging1 pr door mot vlag en wimpel, eii geen liberale' stem heeft er zich tegen verheven. De .eerste stap -op de nieuwe bit an is nu gezet; en daar volgens het spreekwoord alleen de eerste stap moeite kost, wie weet of er straks niet een andere liberale Mi nister van Financiën komt. die hot smalle vlondertje, dat nu gelegd is, in een breede, sierlijke brug ombouwt en op het voorbeeld der buren* royaalwe'g invoerrech ten gaat heffen van eiken buitenhndsclien fabrikant, die hierzijn waar wil komen venten. De schatkist heeft geld noodig en zegt nogal gemakkelijk Non olet, vooral in be narde omstandigheden als tegenwoordig. Als het zoo ver komt, zou Breero kun nen zeggen: „Het is verkeerd", ais hij dan nog in leven was. De vrouw na den oorlog. Door HET-NIEUWS VAN DEN DAG" wordt, er op gewezen, dat de vrij onver wachte mobilisatie" va-n de vrouw, in een groot deel van het oude Europa, ongetwij feld nog gewichtiger gevolgen zal hebben. Voor de maatschappij, en in dc eerste plaats voor de vrouw zelve, haar positie, haar eisch: „De oplossing, aan het urgente vraagstuk gegeven, heeft een kant, welks ontwikke ling nog niet te voorzien is, maar die ieder met spanning, en velen met bezorgdheid- vervult. Wat zullen al die vrouwen doen na den oorlog? Als dan eindelijk dc loopgraven ontruimd zijn door beide partijen, en de gelukkigen, die leven en gezondheid ongeschonden uit de oorfogshel gered hebben, terugkeeren naar hun haardsteden dan zijn er niet weinigen onder hen, die (bittere belooning voor zulk we'rkhun plaats ingenomen vindén door een vrouw. En aangezien de vrouwen' dan bewezen zullen hebben, voor allerlei maatschappelijken. arbeid even ge schikt te zijn als de mannen, en even bruikbaar, wellicht zelfs gemakkelijker en goedkooper zullen een aantal van die vrouwen haar betrekking cr niet aan "wil len geven en tal van werkgevers zullen hun vrouwelijk personeel willen behouden. Natuurlijk zullen er ook veel vrouwen zijn, die niets liever doen dan terugkeeren naar huishouden en kinderen, om haar na tuurlijke taak weer ten volle op te vatten, niettemin is het onmiskenbaar, dat do „ar beidsmarkt" overrompeld zal zijn en dat de werkloosheid schrikbarend zal toenemen. Iloe de maatschappij, nog onder den druk van het oorlogswee, zich aan deze nieuwe crisis ontworstelen zal wie durft dit op lossen 1 Toch' zal er, dat spreekt vanzelf, een schikking gevonden worden, ook al kost dat veel tijd" en al zal het wellicht niet kunnen geschieden zonder nieuwe geweld dadigheden en hevige schokken. laar dit alles, al wat er sedert Het Be gin van den oorlog gebeurd is en wat ons na heb sluiten van .den vrede nog te wach- te staat, zal ook voor de vrouw een leep stoel geweest zijn. Zij zal haar kracht, getoond hebben, en zichzelve van die kracht bewust zijn ge worden. Zij zal voortaan, nadrukkelijker dan ooit, de rechten opeischen, waarop haar plichts vervulling en toewijding in dezen zwaren tijd haar aanspraak geven. En de vrouw zal daarvan zijn wij over tuigd die nieuw verkregen rechten in de 'eerste plaats gebruiken, om mee tot stand te brengen datgene, waarin de man .alléén zoo schromelijk te kort is geschoten, een zedelijker opvoeding en een billijker maatschappelijke organisatie. Zij zal de materalistische vorming van heb individu, waaruit de haast enkel mate rialistische verhouding tusschen de volke ren voortvloeit, niet langer dulden. Even zoo zal zij de verkregen rechten gebruiken om strijd te voeren tegen den oorlog, onder welken zij weinig minder geleden heeft dan de man. De vrouwen immers blijven, langer en in niger dan de mannen, treuren om de ge liefden, die haar zoo wreed worden ont roofd. Zij zullen, als de roes van haat- en hvpernationalisme voorbij is, den oorlog blijven vervloeken. Ook zij, die geen dier baren te betreuren hebben, zullen de on draaglijke angsten, waaronder zij zoo lan gen tijd gebukt gingen, niet vergeten. Zij zullen zich de ontberingen, de vernederin gen, dc mishandelingen herinneren, waar aan de oorlogstoestand haar heeft bloot gesteld. In 't „WEEKBLAD VAN HET RECHT" werd dezer dagen melding gemaakt van de studie van Max Hirsch, waarin deze. Ber- lijnsche vrouwenarts over dc „Kriegspsy- chose des Weibes" schrijft, cn de soorten van ellende opsomt, die in de oorlogvoeren de landen en vooral in de bezette streken waar de krijg woedt, over de vrouwen wor den uitgestort. Te weinig eoepfc men zich voor den geest, hoezeer dc vrouwen, recht streeks of middellijk, in dezen tijd te lijden hebben. De meest algemeene invloed, die van den oorlogstoestand uitgaat, is ver hoogde nervositeit, veroorzaakt door zorg om man of kind, maar ook door de zorgen voor het dagelijksch bestaan, die nu vaak uitsluitend op de vrouw rustenEn dit zijn nog slechts de zijdelingsche be proevingen. Wij spreken nog niet van de ontberingen, de mishandelingen, de- onbe schrijflijke- gruwelen, door vrouwen on dergaan, overal, waar het beest in den mensch is losgebrokenMax flirsch be toogt, dat bij voorbaat straffeloosheid of zachte behandeling verzekerd moet worden aan vrouwen, die zich onder den invloed van den oorlogstoestand aan iets strafbaars schuldig maken. Daarmee echter is men er nog niet. Het onrecht, nu aan de vrouw gepleegd, is ten deele onherstelbaar. En zij zal rekenschap vragen. In de naaste on verdere toekomst zjoo schrijft de redactie van het WEEKBLAD "VAN HET RECHT" bij de mededeelingen van Hirsch zijn verschijnselen als hij aan wees, in nog meerdere mate te verwachten. Wat een heerlijk beschavingswerk is de oorlog. De mannen doodt hij of verminkt hij; vele vrouwen maakt hij tot. zenuwlijde ressen, bij de kinderen bevordert hij de misdadigheid. En maar altijd gaat het ver woestend werk voort. Tot hoe lang?" De algemceiic toestand, Aan het geheele westelijke front werd gisteren hevig gestreden. Het weer is in West-Europa beter onder den invloed van een gebied van hoogen druk, zoodat de belemmering, welke de operaties dagen laftg hadden ondervonden van regen en mis tig weer, y. aren weggenomen. En onder de zomerzon, die thans de slagvelden beschijnt, is de strijdlust ontwaakt en gingen de En- gelscho en Fransche legers, benoorden en bezuiden de Somme weder tot den aanval over. Het Duitsche bericht over do laat.te aan vallen. dat zeeruitvoerig was, sprak van „den grooten slag", dio echter mislukt zou sijn al nam er naar Duitsche schatting 200000 man Kan deel. Toch kan het legerbericht niet ontkennen, dat er van de tegenzijde vorderingen werden gemaakt. Een Duitsche divisie werd over een breedte van ongeveer 3 K.M. ten zuiden van Hardecourt uit de voorste naar een 800 M. daar achterliggende tweede rij loopgraven verdreven en verder drongen vijandelijke afdeelingen een vooruit springend boschje binnen. Deze vcor DuitscÜ- gezinden bittere pil wordt verguld door de mededeeling, dat desondanks 17 ^officieren en 1200 man gevangengenomen werden, wat op zichzelf niets afdoet aan de overwinning, die ook volgens de lezing van den vijand aan de geallieerden ten deel viel. De Franschen deelen mede, dat zij onge veer 3000 gevangenen namen en geven den indruk, a-l omschrijven zij de vorderingen niet nader, "dat de' winst aan "terrein gröoter" is geweest dan de Duifechers willen doen voorkomen. Hetzelfde valt op te maken uit de Engelsché berichten, welke echter ook erkennen, dat de vijand bij tegenaanvallen Wedefl in de veroverde' gedeelten binnen drong.. Hoe de worsteling zich hier nog ontwik kelen zal, is moeilijk te zeggen. In' ieder geval blijkt uit de berichten, dat met ontzettende kracht wordt gestreden, en dat over een afstand van ongeveer 26 27 kilometer, tusschen het Foureaux-boöch bij Bazentin en de lijn EstréosWillera voortdurend wordt aangevallen. Maar daar niet alleen. In de berichten der beide partijen worden nog verschillende' Andere punten genoemd, waar gevochten 'wordt. Om Verdun, waar dè Franschen, vol gens hun opgaven, bij het Thiaumontwerk en bü: Floury vooruitgaan, in Champagne en in de Argonnen, op, het geheele westelijke front dus, raeb een hevigheid, die overal dui zenden en duizenden slachtoffers vraagt. Dat in dit stadium van den strijd een hooggeleerd man als de Münchener prof. .Von Stengel, in antwoord op vragen, gesteld door den Ned. Anti-Oorlog-Raad, nog bot weg durft verzekeren, dat het niet noodig zal z|£n, om na den oorlog den arbeid 'der Haagsche vredesconferenties voort te zette®, omdat de definitieve en beslissende over winning toch' aan Duitschland zal toevallen, is voor den-onpartrjdigon toeschouwer een raadsel. De loop der omstandigheden stoort zich echter niet aan professorale uitspraken. Hoe de geest in Duitschland is, blijkt echter nog meer uit de volgende woorden van dezen hooggeleerde: Het geheele verloop van den oorlog be wijst toch, dat wij Duitscners, onder alle volken, door de .Voorzienigheid zijn uitge kozen, 0111 aan de spits der beschaafde vol keren te treden, en om ze onder onze be scherming tot den zekeren vrede te voeren; want wij hebben niet alleen de noodige macht en kracht; maar ook de hoogste potentie van alle geestesgaven en vormen de kroon 'der beschaving in de geheele schepping. Daarom is het ons voorbehouden, wat tot dusver nog geen natie gelukte, aan de ge heele wereld den vrede te geven. Met uw welnemen, professor, maar op zoo'n vrede zijn wij, hoe neutraal ook, weinig gesteld. Gelukkig, dat deze hoogmoedige woor den in.de „Frankfurter Ztg." worden afge keurd. Er is wel eens gezegd, dat de-staatslieden, de ruiten moeten betalen die de pers heeft ingeworpen. In dezen oorlog is gebleken, dat de professoren nog erger zijn dan de journalisten, en onder deze professoren neemt Von Stengel een eerste plaats in. Over de gebeurtenissen op het o o s t e- 1 ij k oorlogstoon eel kunnen wij dit maal kort zijn. Doch al raadplegen we alleen maar de Duitsch-Oostenrijksche le- gerberiohten, dan blijkt voldoende de ge stadige voortuitgang der Russen al stui ten zo telkens op taaien tegenstand. Zoo lazen wij van de legergroep-Von Linsingen„Nadat tusschen Werken en Korsow een Russische aanval werd tot staan gebracht, werd een naar Werken voortuitspringe-ndb boog onzer linie voor te wachten omvattende aanvallen terugge nomen. In het Oostenrijksch legerbericht wordt meegedeeld, dat de Oostenrijksch-Hon- gaarsehe troepen boven Worla zich uit een vooruitspringende stelling terugtrokken voor een nieuwe, letweleen nieuwe, drei gende omsingeling. Legt men het legerbericht der Russen hier naast, dan zien we groote overeen komst. Dit spreekt echter van een neder laag der vijandelijke troepen, waarbij deze 50 officieren en" 1600 manschappen als krijgsgevangenen in de handeD der Russen lieten. In clen Kan ka sus blijven de Russen ook nog fortuinlijk. Zij melden nu weder de in neming van de stad Goemissan. Van het Italiaanse he front weinig belangrijke bijzonderheden. De steil in gén der Oostenrijkers ten oosten van den Borcola- pas liggen nog voortdurend onder zwaar .geschutvuur. Sterke vijandelijke strijdkrach ten, die in dit vak onder bescherming van mist dicht brj het front kwamen, zijn met groote verliezen afgeslagen. Op het front in het Fleinis-dal versterkt de vijandelijke artillerie' haar vuur. Daar de Oostenrijksche artillerie grana ten van groot kaliber op Ala en andere" plaatsen in het Etsckdal bleef werpen, heeft de Italiaansche Riva, Arco en Rovereto be schoten en er branden veroorzaakt,'die haar, vuur belette te blusschen. De Italianen hebben stormenderhand nieu we verschanste stellingen op de noordelijke helling van "den Monte Majo genomen. In Zweden is men ongeduldig over het uitblijven van R u s1 a n ds antwoord op Zwedens protest tegen het in den grondl boren van Duitsche schepen in Zwéedsché wateren. Do pers geeft daaraan uiting. „Svenska Dagbladet" schrijft: Men moet wel aannemen, dat te verantwoordelijken plaatse in Rusland de meening post vat, dat men Zweden naar believen ka® behan delen. In breede kringen van het Zweedseho volk begint de indruk te héerschen. dat zulks het-eerste gevolg is van het Russische verlangen, de Bofchnische Golf als Russisch binnenmeer te beschouwen, waarin Russische en Engelsche officieren willekeurig kunnen optreden. Sedert Aland versterkt is en men zich heer en meester voelt, heerscht midden in Zweedsche wateren de grootste willekeur, waaraan men ons, naar het schijnt, wil ge wennen, maar die ons slechts de oogen opent. Daartoe moeten dus de versterkingen op de Alands-oilanden dienen? Is de beleedï- gende roekeloosheid der Russische regee ring ten aanzien van maatregelen, die da delijk op de schending onzer onzijdigheid hadden moeten volgen, een bewijs, hoe wei nig men kan vertrouwen op haar mooie woorden over do heiligheid van het volken recht en hét ontzien der belangen van kleine volken? Omtrent do „A dam" heeft de Duitsche gezant te Stockholm aan den Zweedschen Minister van Buitenlandsche Zaken meege deeld, dat de kapering van dat Engelsohe stoomschip binnen Zweedsche wateren, niet op bevel 'der Duitsche marine-autoriteiten ia geschied en dat het opgebrachte schip onverwijld is vrijgelaten. De Zweedsche avondbladen juichen deze verklaring toe. Zoo schrijft „Nya Dagligt Al-lchanda", dat thans het gepraat over een bevol der Duitsche regeering aan de bvelhebbers ha- rer oorlogsschepen, om het Zweedsche zee gebied niet te ontzien, zoolang de Zweed sche regeering er niet in slaagde haar on zijdigheid tegenover Rusland te handha ven. zal verstommen. „Aftonbladct" vestigt do aandacht op het groote onderscheid tuseohen hot optreden van Duitschland en dat van Rusland, welka antwoord op heb protest te Pebrograd, ala hierboven is gezegd, nog steeds niet is onrt- vangen. De duikbootenoorlog heeft ween slachtoffers gemaakt. "Volgens een Lloyd's bericht is het En-» gelsohe stoomschip „Yser" in den groD-d gé- boord, alsook de logger „Loch Leven" iïn.' de Noordzee. De bemanning is gered. Blijkens een Lloyds' bericht uit Algiers, is liet Eransohe stoomschip „Cettois" ia den grond geboord. Ook de bemanning hier-» van is gered De voeding in DaitnehJand. Van de oostgrens (Hannover-Wesbfalen) wordt o.a. gemold 't Ziet er met den levensmiddelenvoor-» raad bij onze naburen in werkelijkheid trein rig uit, vooral in de steden. Er heerschti zoowat gebrek aan alles, vooral aan vetten, oliën, aardappelen, spek, enz. enz. Op hef) platteland is die toestand over 'b algemeen iets gunstigerde noodige controle ont breekt, om hier alles voor de gemeenschap in beslag te kunnen nemen of aan den eisch' tot afstand kracht bij te zetten. Maar de plattelanders blijken toch niet uisluitend op zelfbehoud bedacht te zijn: duizenden' en' duizenden, kinderen uit do groote steden, waar de mondvoorraad voor die kleinen ontbrak, hebben thans bij de landbouwers, vooral van We-st-Duitsch land. een gastvrij dak gevonden. Dat de toestand op het platteland ook allesbehalve rooskleurig is blijkt uit verschil lende zaken. In dé plaatselijke pers wordt er thans over geklaagd, dat op verschillend de plaatsen reeds nu de halfrijpe roggé wordt gemaaid voor broodkoren. Ook heÖ verbod van aardappelonrooien schijnt in verschillende streken heel wat overtreder? te tellen. En dit alles geschiedt alleen uiiJ gebrek aan brood en aardappelen. Wet staat.de nieuwe oogst voor de -deur, maan al te groote verwachtingen behoeft men hiervan niet te koesteren. Een landbouwer uit Hannover deelde mep de, dat zijn bedrijf gedurende den oorlog heel wat was ingekrompen, evenals dat van alle andere boeren in. West-DuitschlondL Door gebrek aan arbeidskrachten lrad hij zijn vele akkers niet kunnen bewerken niet voldtoende bemesten, 't Gevolg was, dat del oogst zioh minder gunstig liét aanzien:', de rogge kan het op verre na niet halen bij -heb koren, dat hij in normale jaren ver bouwde. Zijn aardappelvelden droegen alle de kenteekenen van onvoldoende ben xnesting. Daarbij had het. poten en zaaien lang niet algemeen op tijd kunnen geschied den. En geen wonder: in andere jaren had hij hulp gehad van drie flinke zoons, die nu „in 't veld" moesten, en waarvan reeds twee hun leven voor 't vaderland hadden gelaten. Alleen zijn weilanden stonden gunstig, maar van. zijn mooien veestapel was nieti de helft meer aanwezig. Tér vervanging zijher drie paarden had hij nu een Tïiinden waardige Belgische ruin en een os voor den ploeg of den wagen moeten spannen. Co en vierde deel zijner kippen had hij nog over"; do andere had hij alle vóór en na' wegens- gebrek aan vet en vleesch moeten slach ten. De varkensfokkerij, die er ook geruS- men tijc! sleohfc voor'stond, was nu weder, ©enigszins vooruitgaande, hoewel aan heti noodige, degelijke voedsel nog steeds ge brek was. De hulp van .oen paar Fransche' krijgsgevangenen, waarvan hij'eenige-n tijd mocht profiteeren, was hem zeer welkom' geweest, maar de mannen hadden hem eensklaps in den steek gelaten en waar schijnlijk de wijk naar Nederland genot men. Daar hij nu verantwoordelijk werd! gesteld voor eventueel opnieuw te ver schaffen hulp, had hij maar van nieuWoi aanvrage 'om hulp van die menschen afge zien. In de steden? Nederlandsche grensbewot ners, die enkele dagen per week .nog) htf de fabrieken op Duitsoh grondgebied gaan- werken, worden geregeld bij. het uitgaaf' der fabrieken aangehouden door troepen: kinderen van allerlei stand met de vraag,- of „oom of tante nog wat b'utterbrot heen. overgehouden." Begrijpelijk is het, zeide ona een fabrièksvrouw. dat menig kinderhandje! met een stukje Hollandsoli broodi dat exfcrër wordt meegenomen, wordt gevuld. Welk een treurige "toestand voor zooveel kinderen xiifi de burger- 'en volksklasse! En het dagelijksch rantsoen voor de grooten is al even karia en slecht. Steen en been wordt er overal geklaagd over gebrek aan vet, olie en vleesch. Tal van restauraties hebben hun' geregelde cliënteelé moeten mededeelen, dati zij niet meer in staat zijn, hun een ©enigs zins behoorlijken maaltijd te verschaffen.' En de Hollanders onder hen moeten vooti het vervolg zelf voor den noos digen mondvoorraad zorgen. Het kan niet langer ontkent worden: er heersch'i bij onze naburen gebrek, gebrek aan zooK wat alles, gebrek onder de meeste standen. En de toevoer uit het buitenland wordt hoé langer hoe meer beperkt. Geen wonder, dat alle hoop op den nieu wen oogst is gevestigd. Hij toch zal uite komst brengen, maar, naar te yreezen is, voor slechts beperkten tijd. Maar, lioop doeti leven! En aan deze mangelt het bij omiel naburen niet. Want de Duitschers zijn be-^ wonderenswaardig om hun lijdelijkheid. De zwaarste offers brengen zij met een geduld en onderwerping met een gelatenheid*- welkö bewondering afdwingen. Toch wille®,' ze gaarne bekennen, dat ook zij, naar vredel snakken. Ook voor. hun dappere zonen is| de tocht naar liet front niet langer ée® triorafmarsch. Zonder eenige luidruchtigheid gaan ze af en toe nog henen, wel degelijk zeer onder den indruk van wat ho'n oldeira wacht. Van een Duitscher, die dezer dag'é® in onze grensstreken vertoefde, om' op iasrt der regeering hier zaken te doen, en die' reeds tal van maanden aan heb Oostelijk front had meegestreden verschillend^ ïitteekenen bewezen, dat dé man er ook niet zonder wonden was vandaan' gekomëj^, vernamen we de openhartige verklaring',

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 9