Oe Európeesche Oorlog.
No 1730V
LETDSCH DAGBLAD Zaterdag 22 Juli,
Tweede Blad. Anno 1816.
Persoverzicht.
Z i t fc e n-b 1 v ei n. Al be zeer heerscht,
naar de opvatting van „DE HAAGSCHE
POST", de meening onder de -ouders, dart
zit ten-blijven een schande is, een schande
niet alleen voor het kind zelf,, maar vo-or,
heel de familie.
Dat is een dwaling, die wel Eet allereerst
moet bestreden worden. Zeker, heb komt
een enkele maar voor, dat men aan den
achterblijver de vofte of althans bijna de
volle schuld kan geven. Het geval is denk
baar, dat van de zijde der ouders en der
on<Tprwijzers al het mogelijke is gedaan, om:
het kind vooruit fe 'helpen, dat daarenboven:
'de verstandelijke vermogens van den jon-
'gen of het meisje uitstekend wiaren, maar
dat luiheid en onwil sterker waren dan alle
medewerkende factoren te zamen en dat als
welverdiende straf het zitter.-bljjven volgde.
Ja, zulk een geval is denkbaar, maar of het
in werkelijkheid ooit voorkomt* zouden wjf
durven betwijfelen.
Meestal, wanneer een kind kan leeren,
wil het ook w-pl leeren, als de school of
hot huisgezin dien leerlust maar niet tegen
werkt. De school doet dat op velerlei wijze,
het meest door overvoering met slecht ver
teerbare leerstof, en het huisgezin meest
door onverschilligheid voor wat op school
gebeurt ook en meer misschien door
slechte hygiënische verzorging, laat raar. bal
gaan, Bioscoop-be zeek, k'nderparl^tjes. En
kind wil wel leeren, als men slechts vol
doende rekening houdt met zijn natuurlijke
gaven. Maar en hier wringt de pchoen
dat kan de school meestal niet; hot klas
sikaal onderwijs maakt dat onmogelijk. Het
huisonderwijs, dat een eeuw, zelfs een halve
eeuw geleden, nog bloeide, heeft allengs voor
schoolonderwijs plaats gemaakt. Dat is een
vooruitgang geweest, maar een vooruitgang,
die zijn schaduwzijden heeft.
Onze 'scholen hebben nu een leerplan,
waarom vaak heel wat te -doen is; soms
wordt het, zooals aan de gymnasia en de
Rijks-höogere-burgerscholen, van overheids
wege vastgesteld. Het .is sakrosanktv mea
mag er niet aan raken, alleende leerlin
gen deugen er niet voor. Bij hoofdelijk on
derwijs kan men kiezen, unar bij £a sik^al
onderwijs heeft men een te voren vastgesteld
program af te werken. Dat heeft de voor
gaande eeuw voor ons en onze kinderen "zoo
Waargemaakt en verzet er tegen lijkt hope
loos. Maar met die uitvinding is ook het zit-
ten-blijven in de wereld gekomen. .Want het
is wel heel duidelijk, dat bij de groote ver
scheidenheid der kindematuren eenzelfde on-
derwijsprogram kwalijk past, zoodat het on
vermijdbaar is, dat nu eens .meer, dan weer
minder leerlingen in zoo geringe mate aan
de gestelde eischen voldoen, dat zij het ge
leerde Jiog eens moeten pverleeren. Men mag!
gerust beweren, dat over het algemeen onze
scholen goed en onze onderwijzers bekwaam
zijn, zoodafc hen geen Verwijt behoeft te tref
fen. Wil men hier bepaald een schuldige
aanwijzen, dan is «dat heel- onze maatschappij',
onze cultuur, ons .geestelijk leven, allemaal
abstracties, die zich onze verwijten in heb
geheel niet zulleu aantrekken.
Maar dan moet men het onzen kinderen
ook niet kwalijk nemen, dat "zij, aan een on
vermijdelijke wet gehoorzamende, iiu en dan
op school eens blijven zitten. Het is vaak
zoo "goed voor hen: het is een hygiënische
maatregel, dien de ouders pioesten toejui
chen. Men zou er bijwijlen om moeten vra
gen. Doch de school moet dan beginnen,
met er al het onteerende van af te nemen,
en het huisgezin zou op dien weg moeten
voortgaan. Zitten-blijven mag met als straf
worden opgevat en den kinderen niet als zoo
danig warden voorgehouden. Vaak kan men
van ouders de betuiging hoeren: Och, het
zou ons niet kunnen schelen, of de jongenj
een jaar langer op school moest blijven,
maar het kind zelf is er ongelukkig onder.
Nü is dat te begrijpen; bij een kind mag
|men niet zoo diep pacdagogisclï inzicht ver
wachten. dat heb blij gestemd zal zijn, als
het blijft zitten, maar kinderleed, hoe diep.
het een oogenblik schijnt te" gaan, is spoe
dig vergeten. Indien het niet telkens er aan
herinnerd wordt, slijt het verdriet bij een
kind spoedig uit. Daartoe moet men echter
van te voren zijn maatregelen nemen. Is de
vader onvoorzichtig genoeg geweest, om zijn
jongen een horloge of een fiet-s te beloven
als hij overgaat, dan behoeft hij 'zich niet te
verwonderen, dat dé jongen bedroefd is, als
zijn rapport een „niet bevorderd" aanwijst.
De jongen weet wellicht van te voren niet,
dat zijn vader do hand over het hart zal
strijken en het beloofde toch wel zijn doel
zal worden.
Nu is de vacantie gekomen en wij zullen
alleu ons best doen, het onzen kinderen,
ook' die zijn blijven zitten, zoo prettig mo
gelijk te maken. Misschien vinden wij, ouders,
in dó vacantie even den tijd, om over het
geval na te denken. Gaat de jongen of het
meisje wel op de voor lie in of haar meest
geschikte schoöl? De lagere school is voor
jillen en behoort voor allen te zijn; daar
heeft die \yaag dus geen beteekenis. Maar
voor de H. B. 8. of het Gymnasium kan zij
van veel gewicht zijn. Heeft die jongen of
dat meisje het wel noodig," dat zij al die
wis- en natuurkunde, al die schei- en werk
tuigkunde leeren, waaronder zij hun jonge
leven verzwoegen? Is het eigenlijk niet alleen
de ouderlijke ijdelheid, die het kind gebukt
doet gaan onder de Latiynsche en Grieksche
grammatica? Zoo het antwoord toestemmend
mocht wezen, of zelfs indien we aarzerën
)n oiize ontsenmng, laat tian de vrije tijd
'gebruikt worden," om een deskundig advies
in to winnen omtrent de vraag, waar een
betere weg ligt. Het zou echter best mogelijk
zijn, dat het antwoord zou luiden: uw jongen
of uw meisje zijn volkomen in staat, (den
>enmaal ingeslagen weg tot het einde te ver
vervolgen, maar ge moet geduld hebben.
Date haver groeit ook' en doet zelfs goeilen
oogst verwachten. De haastigheid heeft reeds
zooveel bedorven en overwerkte en overspan
nen menschen hebben Wij waarlijk reeds 'meer
dan genoeg. Leer wachten: dat is in de op
voeding een heel wijze les.
Vrijhandel. *>DE STANDAARD"
schrijft:
Ja, ja, die Breero had wel gelijk; men
ziot het dikwijls gebeuren in het leven
Herinnert men zich nog h'et zelotisme,
waarmee van liberale zijde voor den Vrij
handel is gestreden?
Vrijhandel was jNeêrlands roem en glo
rie. Vrij en frank moet ieder, buitenlandsoh
scheepje onze open havens kunnen binnen
varen. Ongemoeid moest ieder buitenlandsch
koopman onze gastvrije grenzen kunnen
overschrijden en zijn waar kunnen aan
bieden.
Vrijhandel, beweerde men, maakt ons
zedelijk groot tegenover de omringende
landen, die aan protectie doen. Vrijhandel
zal het zjjn en zal het blijven. Met vrij
handel staat en valt een stuk van onzen
goeden naam in de buitenwereld. Geve®
onze buren hun roem prijs, dat moeten
zij weten; ons»zal het niet verleiden, om hun
verkeerde voorbeeld te volgen.
Zoo sprak, zoo bewierookte, zoo verde
digde het eenstemmig koor van groote en
kleine liberale bladen dp onvolprezen theo
rie van den „Vrijhandel".
Maar zie nu wat gebeurt.
Da Európeesche oorlog komt en met hem
de benarde dagen voor do Schatkist. Geld
is er noodig, veel geld, veel meer geld
dan we eigenlijk aan "belastingen kunnen
opbrengen.
De opvolgende Ministers van Financiën
fronsen het voorhoofd, gaan aan het den
ken en peinzen, breken zich de harsens, zou
zou Bilderdijk zeggen, over de vraag, hoe
aan al dat geld te komen
Ze zoeken en ze vinden. Want nood
breekt wet en zonder geld kan men nu
eenmaal niet huishouden, ook in den Staat
niet.
En nu is er onder de groote en kleine
middelen, die zich voordoen, ook iets, dat
Statistiekrec-ht heet; een soort van invoer
recht, dat, op de fiscale weegschaal ge
wogen, niet te licht bevonden wordt, want.
het kan twee millioen opbrengen'
Fluks derhalve dit nieuwe invoerrecht in
wettelijken vorm gegoten en bij do Tweede
Kamer ingezonden, op hoop van zpgen.
En zie, de Kamer neemt het aan! Zonder
„werda" passeert het de liberale grens
wacht; de twee millioen zijn verzek rd, en 'b
zaakje is gezond.
Onwillekeurig vraagt nu de toeschouwer:
Hoe kon dit?
Was dan alles niet waar, waC vroeger
van liberale lippen tegen invoerrechten g*e-
kannegieserd werd? Hebben de begrippen
van vrijhandel -en protectie fa mevrouw
Roland Holst stuivertje gewisseld? Of heeft
het kanongedonder, dat van over de gren
zen hier doorklinkt, het voetstuk van de
fraaie theorie in .puin gescholen en is het
gebouw toen ineengestort?
Zoo vraagt de toeschouwer, maar krijgt
voorloopig geen antwoord, al houdt hij zich
voor opheldering aanbevolen.
Maar hoe dit zij, het feit van deze libe
rale volte face mag ons niet ontgaan. Het
nieuwe invoerrecht ging1 pr door mot vlag
en wimpel, eii geen liberale' stem heeft er
zich tegen verheven.
De .eerste stap -op de nieuwe bit an is nu
gezet; en daar volgens het spreekwoord
alleen de eerste stap moeite kost, wie weet
of er straks niet een andere liberale Mi
nister van Financiën komt. die hot
smalle vlondertje, dat nu gelegd is, in een
breede, sierlijke brug ombouwt en op het
voorbeeld der buren* royaalwe'g invoerrech
ten gaat heffen van eiken buitenhndsclien
fabrikant, die hierzijn waar wil komen
venten.
De schatkist heeft geld noodig en zegt
nogal gemakkelijk Non olet, vooral in be
narde omstandigheden als tegenwoordig.
Als het zoo ver komt, zou Breero kun
nen zeggen: „Het is verkeerd", ais hij dan
nog in leven was.
De vrouw na den oorlog.
Door HET-NIEUWS VAN DEN DAG"
wordt, er op gewezen, dat de vrij onver
wachte mobilisatie" va-n de vrouw, in een
groot deel van het oude Europa, ongetwij
feld nog gewichtiger gevolgen zal hebben.
Voor de maatschappij, en in dc eerste
plaats voor de vrouw zelve, haar positie,
haar eisch:
„De oplossing, aan het urgente vraagstuk
gegeven, heeft een kant, welks ontwikke
ling nog niet te voorzien is, maar die ieder
met spanning, en velen met bezorgdheid-
vervult.
Wat zullen al die vrouwen doen na den
oorlog?
Als dan eindelijk dc loopgraven ontruimd
zijn door beide partijen, en de gelukkigen,
die leven en gezondheid ongeschonden uit
de oorfogshel gered hebben, terugkeeren
naar hun haardsteden dan zijn er niet
weinigen onder hen, die (bittere belooning
voor zulk we'rkhun plaats ingenomen
vindén door een vrouw. En aangezien de
vrouwen' dan bewezen zullen hebben, voor
allerlei maatschappelijken. arbeid even ge
schikt te zijn als de mannen, en even
bruikbaar, wellicht zelfs gemakkelijker en
goedkooper zullen een aantal van die
vrouwen haar betrekking cr niet aan "wil
len geven en tal van werkgevers zullen hun
vrouwelijk personeel willen behouden.
Natuurlijk zullen er ook veel vrouwen
zijn, die niets liever doen dan terugkeeren
naar huishouden en kinderen, om haar na
tuurlijke taak weer ten volle op te vatten,
niettemin is het onmiskenbaar, dat do „ar
beidsmarkt" overrompeld zal zijn en dat de
werkloosheid schrikbarend zal toenemen.
Iloe de maatschappij, nog onder den druk
van het oorlogswee, zich aan deze nieuwe
crisis ontworstelen zal wie durft dit op
lossen 1
Toch' zal er, dat spreekt vanzelf, een
schikking gevonden worden, ook al kost
dat veel tijd" en al zal het wellicht niet
kunnen geschieden zonder nieuwe geweld
dadigheden en hevige schokken.
laar dit alles, al wat er sedert Het Be
gin van den oorlog gebeurd is en wat ons
na heb sluiten van .den vrede nog te wach-
te staat, zal ook voor de vrouw een leep
stoel geweest zijn.
Zij zal haar kracht, getoond hebben, en
zichzelve van die kracht bewust zijn ge
worden.
Zij zal voortaan, nadrukkelijker dan ooit,
de rechten opeischen, waarop haar plichts
vervulling en toewijding in dezen zwaren
tijd haar aanspraak geven.
En de vrouw zal daarvan zijn wij over
tuigd die nieuw verkregen rechten in
de 'eerste plaats gebruiken, om mee tot
stand te brengen datgene, waarin de man
.alléén zoo schromelijk te kort is geschoten,
een zedelijker opvoeding en een billijker
maatschappelijke organisatie.
Zij zal de materalistische vorming van
heb individu, waaruit de haast enkel mate
rialistische verhouding tusschen de volke
ren voortvloeit, niet langer dulden. Even
zoo zal zij de verkregen rechten gebruiken
om strijd te voeren tegen den oorlog, onder
welken zij weinig minder geleden heeft dan
de man.
De vrouwen immers blijven, langer en in
niger dan de mannen, treuren om de ge
liefden, die haar zoo wreed worden ont
roofd. Zij zullen, als de roes van haat- en
hvpernationalisme voorbij is, den oorlog
blijven vervloeken. Ook zij, die geen dier
baren te betreuren hebben, zullen de on
draaglijke angsten, waaronder zij zoo lan
gen tijd gebukt gingen, niet vergeten. Zij
zullen zich de ontberingen, de vernederin
gen, dc mishandelingen herinneren, waar
aan de oorlogstoestand haar heeft bloot
gesteld.
In 't „WEEKBLAD VAN HET RECHT"
werd dezer dagen melding gemaakt van de
studie van Max Hirsch, waarin deze. Ber-
lijnsche vrouwenarts over dc „Kriegspsy-
chose des Weibes" schrijft, cn de soorten
van ellende opsomt, die in de oorlogvoeren
de landen en vooral in de bezette streken
waar de krijg woedt, over de vrouwen wor
den uitgestort. Te weinig eoepfc men zich
voor den geest, hoezeer dc vrouwen, recht
streeks of middellijk, in dezen tijd te lijden
hebben. De meest algemeene invloed, die
van den oorlogstoestand uitgaat, is ver
hoogde nervositeit, veroorzaakt door zorg
om man of kind, maar ook door de zorgen
voor het dagelijksch bestaan, die nu vaak
uitsluitend op de vrouw rustenEn
dit zijn nog slechts de zijdelingsche be
proevingen. Wij spreken nog niet van de
ontberingen, de mishandelingen, de- onbe
schrijflijke- gruwelen, door vrouwen on
dergaan, overal, waar het beest in den
mensch is losgebrokenMax flirsch be
toogt, dat bij voorbaat straffeloosheid of
zachte behandeling verzekerd moet worden
aan vrouwen, die zich onder den invloed
van den oorlogstoestand aan iets strafbaars
schuldig maken.
Daarmee echter is men er nog niet. Het
onrecht, nu aan de vrouw gepleegd, is ten
deele onherstelbaar. En zij zal rekenschap
vragen.
In de naaste on verdere toekomst zjoo
schrijft de redactie van het WEEKBLAD
"VAN HET RECHT" bij de mededeelingen
van Hirsch zijn verschijnselen als hij aan
wees, in nog meerdere mate te verwachten.
Wat een heerlijk beschavingswerk is de
oorlog. De mannen doodt hij of verminkt
hij; vele vrouwen maakt hij tot. zenuwlijde
ressen, bij de kinderen bevordert hij de
misdadigheid. En maar altijd gaat het ver
woestend werk voort. Tot hoe lang?"
De algemceiic toestand,
Aan het geheele westelijke front
werd gisteren hevig gestreden. Het weer is
in West-Europa beter onder den invloed
van een gebied van hoogen druk, zoodat
de belemmering, welke de operaties dagen
laftg hadden ondervonden van regen en mis
tig weer, y. aren weggenomen. En onder de
zomerzon, die thans de slagvelden beschijnt,
is de strijdlust ontwaakt en gingen de En-
gelscho en Fransche legers, benoorden en
bezuiden de Somme weder tot den aanval
over.
Het Duitsche bericht over do laat.te aan
vallen. dat zeeruitvoerig was, sprak van
„den grooten slag", dio echter mislukt zou
sijn al nam er naar Duitsche schatting 200000
man Kan deel. Toch kan het legerbericht
niet ontkennen, dat er van de tegenzijde
vorderingen werden gemaakt. Een Duitsche
divisie werd over een breedte van ongeveer
3 K.M. ten zuiden van Hardecourt uit de
voorste naar een 800 M. daar achterliggende
tweede rij loopgraven verdreven en verder
drongen vijandelijke afdeelingen een vooruit
springend boschje binnen. Deze vcor DuitscÜ-
gezinden bittere pil wordt verguld door de
mededeeling, dat desondanks 17 ^officieren
en 1200 man gevangengenomen werden, wat
op zichzelf niets afdoet aan de overwinning,
die ook volgens de lezing van den vijand
aan de geallieerden ten deel viel.
De Franschen deelen mede, dat zij onge
veer 3000 gevangenen namen en geven den
indruk, a-l omschrijven zij de vorderingen
niet nader, "dat de' winst aan "terrein gröoter"
is geweest dan de Duifechers willen doen
voorkomen. Hetzelfde valt op te maken uit
de Engelsché berichten, welke echter ook
erkennen, dat de vijand bij tegenaanvallen
Wedefl in de veroverde' gedeelten binnen
drong..
Hoe de worsteling zich hier nog ontwik
kelen zal, is moeilijk te zeggen.
In' ieder geval blijkt uit de berichten,
dat met ontzettende kracht wordt gestreden,
en dat over een afstand van ongeveer 26
27 kilometer, tusschen het Foureaux-boöch
bij Bazentin en de lijn EstréosWillera
voortdurend wordt aangevallen.
Maar daar niet alleen. In de berichten
der beide partijen worden nog verschillende'
Andere punten genoemd, waar gevochten
'wordt. Om Verdun, waar dè Franschen, vol
gens hun opgaven, bij het Thiaumontwerk
en bü: Floury vooruitgaan, in Champagne en
in de Argonnen, op, het geheele westelijke
front dus, raeb een hevigheid, die overal dui
zenden en duizenden slachtoffers vraagt.
Dat in dit stadium van den strijd een
hooggeleerd man als de Münchener prof.
.Von Stengel, in antwoord op vragen, gesteld
door den Ned. Anti-Oorlog-Raad, nog bot
weg durft verzekeren, dat het niet noodig
zal z|£n, om na den oorlog den arbeid 'der
Haagsche vredesconferenties voort te zette®,
omdat de definitieve en beslissende over
winning toch' aan Duitschland zal toevallen,
is voor den-onpartrjdigon toeschouwer een
raadsel.
De loop der omstandigheden stoort zich
echter niet aan professorale uitspraken.
Hoe de geest in Duitschland is, blijkt
echter nog meer uit de volgende woorden
van dezen hooggeleerde:
Het geheele verloop van den oorlog be
wijst toch, dat wij Duitscners, onder alle
volken, door de .Voorzienigheid zijn uitge
kozen, 0111 aan de spits der beschaafde vol
keren te treden, en om ze onder onze be
scherming tot den zekeren vrede te voeren;
want wij hebben niet alleen de noodige macht
en kracht; maar ook de hoogste potentie
van alle geestesgaven en vormen de kroon
'der beschaving in de geheele schepping.
Daarom is het ons voorbehouden, wat tot
dusver nog geen natie gelukte, aan de ge
heele wereld den vrede te geven.
Met uw welnemen, professor, maar op
zoo'n vrede zijn wij, hoe neutraal ook,
weinig gesteld.
Gelukkig, dat deze hoogmoedige woor
den in.de „Frankfurter Ztg." worden afge
keurd.
Er is wel eens gezegd, dat de-staatslieden,
de ruiten moeten betalen die de pers heeft
ingeworpen. In dezen oorlog is gebleken,
dat de professoren nog erger zijn dan de
journalisten, en onder deze professoren
neemt Von Stengel een eerste plaats in.
Over de gebeurtenissen op het o o s t e-
1 ij k oorlogstoon eel kunnen wij dit
maal kort zijn. Doch al raadplegen we
alleen maar de Duitsch-Oostenrijksche le-
gerberiohten, dan blijkt voldoende de ge
stadige voortuitgang der Russen al stui
ten zo telkens op taaien tegenstand.
Zoo lazen wij van de legergroep-Von
Linsingen„Nadat tusschen Werken en
Korsow een Russische aanval werd tot
staan gebracht, werd een naar Werken
voortuitspringe-ndb boog onzer linie voor
te wachten omvattende aanvallen terugge
nomen.
In het Oostenrijksch legerbericht wordt
meegedeeld, dat de Oostenrijksch-Hon-
gaarsehe troepen boven Worla zich uit een
vooruitspringende stelling terugtrokken
voor een nieuwe, letweleen nieuwe, drei
gende omsingeling.
Legt men het legerbericht der Russen
hier naast, dan zien we groote overeen
komst. Dit spreekt echter van een neder
laag der vijandelijke troepen, waarbij deze
50 officieren en" 1600 manschappen als
krijgsgevangenen in de handeD der Russen
lieten.
In clen Kan ka sus blijven de Russen ook
nog fortuinlijk. Zij melden nu weder de in
neming van de stad Goemissan.
Van het Italiaanse he front weinig
belangrijke bijzonderheden. De steil in gén der
Oostenrijkers ten oosten van den Borcola-
pas liggen nog voortdurend onder zwaar
.geschutvuur. Sterke vijandelijke strijdkrach
ten, die in dit vak onder bescherming van
mist dicht brj het front kwamen, zijn met
groote verliezen afgeslagen.
Op het front in het Fleinis-dal versterkt
de vijandelijke artillerie' haar vuur.
Daar de Oostenrijksche artillerie grana
ten van groot kaliber op Ala en andere"
plaatsen in het Etsckdal bleef werpen, heeft
de Italiaansche Riva, Arco en Rovereto be
schoten en er branden veroorzaakt,'die haar,
vuur belette te blusschen.
De Italianen hebben stormenderhand nieu
we verschanste stellingen op de noordelijke
helling van "den Monte Majo genomen.
In Zweden is men ongeduldig over het
uitblijven van R u s1 a n ds antwoord op
Zwedens protest tegen het in den grondl
boren van Duitsche schepen in Zwéedsché
wateren.
Do pers geeft daaraan uiting.
„Svenska Dagbladet" schrijft: Men moet
wel aannemen, dat te verantwoordelijken
plaatse in Rusland de meening post vat,
dat men Zweden naar believen ka® behan
delen. In breede kringen van het Zweedseho
volk begint de indruk te héerschen. dat
zulks het-eerste gevolg is van het Russische
verlangen, de Bofchnische Golf als Russisch
binnenmeer te beschouwen, waarin Russische
en Engelsche officieren willekeurig kunnen
optreden. Sedert Aland versterkt is en men
zich heer en meester voelt, heerscht midden
in Zweedsche wateren de grootste willekeur,
waaraan men ons, naar het schijnt, wil ge
wennen, maar die ons slechts de oogen opent.
Daartoe moeten dus de versterkingen op
de Alands-oilanden dienen? Is de beleedï-
gende roekeloosheid der Russische regee
ring ten aanzien van maatregelen, die da
delijk op de schending onzer onzijdigheid
hadden moeten volgen, een bewijs, hoe wei
nig men kan vertrouwen op haar mooie
woorden over do heiligheid van het volken
recht en hét ontzien der belangen van
kleine volken?
Omtrent do „A dam" heeft de Duitsche
gezant te Stockholm aan den Zweedschen
Minister van Buitenlandsche Zaken meege
deeld, dat de kapering van dat Engelsohe
stoomschip binnen Zweedsche wateren, niet
op bevel 'der Duitsche marine-autoriteiten
ia geschied en dat het opgebrachte schip
onverwijld is vrijgelaten.
De Zweedsche avondbladen juichen deze
verklaring toe.
Zoo schrijft „Nya Dagligt Al-lchanda",
dat thans het gepraat over een bevol der
Duitsche regeering aan de bvelhebbers ha-
rer oorlogsschepen, om het Zweedsche zee
gebied niet te ontzien, zoolang de Zweed
sche regeering er niet in slaagde haar on
zijdigheid tegenover Rusland te handha
ven. zal verstommen.
„Aftonbladct" vestigt do aandacht op het
groote onderscheid tuseohen hot optreden
van Duitschland en dat van Rusland, welka
antwoord op heb protest te Pebrograd, ala
hierboven is gezegd, nog steeds niet is onrt-
vangen.
De duikbootenoorlog heeft ween
slachtoffers gemaakt.
"Volgens een Lloyd's bericht is het En-»
gelsohe stoomschip „Yser" in den groD-d gé-
boord, alsook de logger „Loch Leven" iïn.'
de Noordzee. De bemanning is gered.
Blijkens een Lloyds' bericht uit Algiers,
is liet Eransohe stoomschip „Cettois" ia
den grond geboord. Ook de bemanning hier-»
van is gered
De voeding in DaitnehJand.
Van de oostgrens (Hannover-Wesbfalen)
wordt o.a. gemold
't Ziet er met den levensmiddelenvoor-»
raad bij onze naburen in werkelijkheid trein
rig uit, vooral in de steden. Er heerschti
zoowat gebrek aan alles, vooral aan vetten,
oliën, aardappelen, spek, enz. enz. Op hef)
platteland is die toestand over 'b algemeen
iets gunstigerde noodige controle ont
breekt, om hier alles voor de gemeenschap
in beslag te kunnen nemen of aan den eisch'
tot afstand kracht bij te zetten. Maar de
plattelanders blijken toch niet uisluitend
op zelfbehoud bedacht te zijn: duizenden' en'
duizenden, kinderen uit do groote steden,
waar de mondvoorraad voor die kleinen
ontbrak, hebben thans bij de landbouwers,
vooral van We-st-Duitsch land. een gastvrij
dak gevonden.
Dat de toestand op het platteland ook
allesbehalve rooskleurig is blijkt uit verschil
lende zaken. In dé plaatselijke pers wordt
er thans over geklaagd, dat op verschillend
de plaatsen reeds nu de halfrijpe roggé
wordt gemaaid voor broodkoren. Ook heÖ
verbod van aardappelonrooien schijnt in
verschillende streken heel wat overtreder?
te tellen. En dit alles geschiedt alleen uiiJ
gebrek aan brood en aardappelen. Wet
staat.de nieuwe oogst voor de -deur, maan
al te groote verwachtingen behoeft men
hiervan niet te koesteren.
Een landbouwer uit Hannover deelde mep
de, dat zijn bedrijf gedurende den oorlog
heel wat was ingekrompen, evenals dat van
alle andere boeren in. West-DuitschlondL
Door gebrek aan arbeidskrachten lrad hij
zijn vele akkers niet kunnen bewerken niet
voldtoende bemesten, 't Gevolg was, dat del
oogst zioh minder gunstig liét aanzien:',
de rogge kan het op verre na niet halen bij
-heb koren, dat hij in normale jaren ver
bouwde. Zijn aardappelvelden droegen
alle de kenteekenen van onvoldoende ben
xnesting. Daarbij had het. poten en zaaien
lang niet algemeen op tijd kunnen geschied
den. En geen wonder: in andere jaren
had hij hulp gehad van drie flinke zoons,
die nu „in 't veld" moesten, en waarvan
reeds twee hun leven voor 't vaderland
hadden gelaten.
Alleen zijn weilanden stonden gunstig,
maar van. zijn mooien veestapel was nieti
de helft meer aanwezig. Tér vervanging
zijher drie paarden had hij nu een Tïiinden
waardige Belgische ruin en een os voor den
ploeg of den wagen moeten spannen. Co en
vierde deel zijner kippen had hij nog over";
do andere had hij alle vóór en na' wegens-
gebrek aan vet en vleesch moeten slach
ten. De varkensfokkerij, die er ook geruS-
men tijc! sleohfc voor'stond, was nu weder,
©enigszins vooruitgaande, hoewel aan heti
noodige, degelijke voedsel nog steeds ge
brek was. De hulp van .oen paar Fransche'
krijgsgevangenen, waarvan hij'eenige-n tijd
mocht profiteeren, was hem zeer welkom'
geweest, maar de mannen hadden hem
eensklaps in den steek gelaten en waar
schijnlijk de wijk naar Nederland genot
men. Daar hij nu verantwoordelijk werd!
gesteld voor eventueel opnieuw te ver
schaffen hulp, had hij maar van nieuWoi
aanvrage 'om hulp van die menschen afge
zien.
In de steden? Nederlandsche grensbewot
ners, die enkele dagen per week .nog) htf
de fabrieken op Duitsoh grondgebied gaan-
werken, worden geregeld bij. het uitgaaf'
der fabrieken aangehouden door troepen:
kinderen van allerlei stand met de vraag,-
of „oom of tante nog wat b'utterbrot heen.
overgehouden." Begrijpelijk is het, zeide ona
een fabrièksvrouw. dat menig kinderhandje!
met een stukje Hollandsoli broodi dat exfcrër
wordt meegenomen, wordt gevuld. Welk een
treurige "toestand voor zooveel kinderen xiifi
de burger- 'en volksklasse! En het dagelijksch
rantsoen voor de grooten is al even karia
en slecht. Steen en been wordt er overal
geklaagd over gebrek aan vet, olie en
vleesch. Tal van restauraties hebben hun'
geregelde cliënteelé moeten mededeelen, dati
zij niet meer in staat zijn, hun een ©enigs
zins behoorlijken maaltijd te verschaffen.'
En de Hollanders onder hen moeten vooti
het vervolg zelf voor den noos
digen mondvoorraad zorgen. Het
kan niet langer ontkent worden: er heersch'i
bij onze naburen gebrek, gebrek aan zooK
wat alles, gebrek onder de meeste standen.
En de toevoer uit het buitenland wordt hoé
langer hoe meer beperkt.
Geen wonder, dat alle hoop op den nieu
wen oogst is gevestigd. Hij toch zal uite
komst brengen, maar, naar te yreezen is,
voor slechts beperkten tijd. Maar, lioop doeti
leven! En aan deze mangelt het bij omiel
naburen niet. Want de Duitschers zijn be-^
wonderenswaardig om hun lijdelijkheid. De
zwaarste offers brengen zij met een geduld
en onderwerping met een gelatenheid*-
welkö bewondering afdwingen. Toch wille®,'
ze gaarne bekennen, dat ook zij, naar vredel
snakken. Ook voor. hun dappere zonen is|
de tocht naar liet front niet langer ée®
triorafmarsch. Zonder eenige luidruchtigheid
gaan ze af en toe nog henen, wel degelijk
zeer onder den indruk van wat ho'n oldeira
wacht. Van een Duitscher, die dezer dag'é®
in onze grensstreken vertoefde, om' op iasrt
der regeering hier zaken te doen, en die'
reeds tal van maanden aan heb Oostelijk
front had meegestreden verschillend^
ïitteekenen bewezen, dat dé man er ook
niet zonder wonden was vandaan' gekomëj^,
vernamen we de openhartige verklaring',