R°. 17301
Zatërdao; 23 Juli.
JEGeriste 3Bla<cl.
k\
Brieven van een leidenaar.
,.ia
FEUILLETON.
Ma lang*© Jaren.
DLXXXL
Do gemeente moet voor het Ambachtson-
derwys tamelijk diep in den zak tasten. In
de Laatste jaren bedroeg de subsidie, door
'do vereentging „Be Ambachtsscliool" ge
noten, reeds f6850, benevens £1000 ten be
hoeve van den avondcursus voor volwasse
nen. En nu komt het bestuur dezer Yereeni-
'ging vragen om deze bijdrage met ingang
vftiT 1 Januari 1917 nog met £3515 te ver-
hoogen en dus na-der te bepalen op £11.365,
en B. en ,Wv hebbeu de vrijheid gevonden |den
Raad voor te stellen daartoe te besluiten, on
der voorwaarde, dat jRijk en provincie te
zamen aan de Vereeniging een hoogere sub
sidie van 18025 uitkeeren.
Ik heb hooren vragen of dit niet wat al
tel royaal van het gemeentebestuur gedaan
is. Waar blijft men op die wijze? Straks
komt het bestuur van het Genootschap „Ma
thesis",'ook nog weer eens aandringen op
verhopging. I>en klager scheen het blijk
baar te zijn ontgaan, dat dit al reeds js
geschied en dat de eischen, door „Mathes's"
gesteld, nog vrij wat hooger zijn dan van de
bestuurders der Ambachtsschool.
Nu is het inderdaad wel een tijd, om zui
nig te zijn, ook voor openbare lichamen
als gemeente, provincie en Rijk. De uitga
yen nemen steeds toe, dank zij den oorlog,
en de toestanden, die daar uit voortvloeien,
ook in neutrale landen, zocals Nederland.
De inkomslen daarentegen, werden voor het
algemeen er niet grooter op, zoodat, ook'
al zijn wij in andere opzichten zuinig, de
lasten door deze, door den nood opgelegde
uitgaven zwaar zullen komen te drukken,
I waarvan wij den druk lange jaren na den
vrede zullen blijven gevoelen. En van die
oor!ogsuitgaven~hebben wij niets dan leed
en verdriet. Voordeel brengen zij ons pi
ievenmin als bewoners der landen, waar de
oorlog woedt, al wordt het leed, er door
veroorzaakt, daar in nog veel sterkere mate
gevoeld. Die uitgaven bleken en zullen ten
allen tijde blijken, onproductief te z'rjn. En
het ware te wenschen geweest, dat de vol
keren tegen de legeruitgaven hadden ge
staan, zooals mijn klager tegenover de nieu-
|vvo subsidieverhooging voor de Ambachts
school. Do landen hadden dan geen groote
legers en vloten gekregen, zij hadden .geen
oorlogswerktuigen kunnen aanschaffen en
nu geen Oorlog kunnen voeren.
Daartegen hebben de menschen in de ver-
Schillende landen zich in massa niet durven
verzetten en v/ij zien er thans de vreese-
lij'ke gevolgen van. Wilt gij den vrede, De-
reddt u dan tot den oorlog, heeft, dunkt ;my,
voor goed. afgedaan. Bereidt u ten oorlog
m gij zijfc militair de sterkste, geldt nau-
meer, nadat men weer teruggekeerd
'is tot den loopgravenoorlog, waardoor een
tegenstander, niet militair aangelegd, den
tijd krijgt om zich langzamerhand, militair
Sterk te maken, zooals het thans met Duitsch-
ïand's meest geduchten vijand, Engeland,
geschied.
Zich economisch sterk te maken, het volk
irt zijn breede lagen te mobiliseeren voor
den vreedzamen krijg, een strijd, die althans
niet met de wapenen van geweld gestreden
wordt, ziedaar iets/waartegen wij ons nim
mer moeten verzetten, doch vooral thans iniet,
nu, als de oorlog geëindigd is, voor het
aankomend geslacht in Nederland, dat goed
ontwikkeld en technisch onderlegd is, een
mooie toekomst open'igt. Onze jongelui zul
len, zoo wij althans buiten den oorlog blijven,
het gemis aan werkkrachten in de thans
oorlogvoerende landen voor een deel moeten
aanvullen, onze natie zelf zal paraat moeten
zijn, om hier te lande' te kunnen voortzetten
{wat in de oorlogvoerende landen stop gezet
is geworden en na den vrede: niet dadelijk
weer op gang kan komen.
Zal dat echter kunnen, dan moeten wij
jonge mannen hebben, die in staat zijn
daartoe mede te werken.
En daarvoor dient goed geleid vakonder
wijs. Ons gewoon lager, middelbaar en
hooger onderwijs, kan, hoewel ook nog wel
voor verbetering vatbaar, behoorlijk met dat
van het buitenland concutreeren, doch op
het gebied van het vakonderwijs komen wij
achteraan. En die practijk alleen kan het in
onzen tijd van stoom én electriciteit piet
meer. doen, de. theorie' moet er bij komen.
En de drang tot ontwikkeling en vorming is
er bij' onze jongens en bij lien, die hen op
te voeden hebben, wel. De gelegenheden
ontbreken nog wel eens of zijn onvolledig.
Is het niet te prijzen, dat handwerkslie
den, waaronder die reeds vijftig jaar oud
zijn en die in hun jeugd geen vakonderwijs
genoten, zich nu nog komen aanmelden voor
een vakcursus? En is het niet jammer, dat
sinds jaren het bestuur onzer Ambachts
school, jongelui, die na een vrij streng
examen in staat bleken heb onderwijs te
to volgen, moest afwijzen, omdat er geen
plaats was? In 1915 moesten zoo niet min
der dan 46 niet jjeplaatst worden, 28 kregen
eerst een beurt in 1916, de overigen moeten
nog het volgende jaar wachten. Intus-
schen staat weer een- jongere generatie ge
reed en wacht. De candidaten, die zich dit
jaar aanmelden, zullen eerst geplaatst kun
nen worden in 1917 en 1918.
Zoo heerscht op de Ambachtsschool een
toestand, die niet bestendigd mag blijven.
Elk jaar vermeerdert het aantal der wach
tende candidaten, tot diepe teleurstelling
hunner ouders, die, vooral wanneer zij tot
de arbeidersklasse behooren, zoo'n wacht
tijd niet kunnen doormaken, daar het toch
al geldelijke opoffering voor hen is, hun
kinderen den driejarigen cursus te laten
doorloopen.
Zoo moest het bestuur tot een besluit
om do inrichting te vergrooten en het per
soneel uit te breiden, komon. Het Rijksfcoe-
zicht op het Ambachtsonderwys vond alle
reden zijn medewerking te verleenen en het
getuigt van een breed inzicht van B. en
W., dat zij, zonder bezwaar be maken, zich
bereid verklaren om de meerdere kosten, die
er, het onvermijdelijk gevolg van zijn, mee
to helpen doen dragen door de gemeente.
Ik noop van harte, dat de Raad zich <>pi
hetzelfde standpunt zal 'plaatsen. Voor zulke
zaken moet het geld er komen,, en als Jiefc
ér, komt-, geeft het in do toekomst tien- tot
honderdvoudige rente.
Verschillende posten wegens crisis-uitgaven.
In de Memorie van Antwoord op het ver
slag over het wetsontwerp tot aanvulling
en verhooging van de bégrooting voor Land
bouw, Njjverheid en Handel voor het dienst
jaar 1916, zegt de Minister, nopens ver
schillende posten wegens crisis-uitgaven, dat
het voorgesteld crediet voor delging van
een mogelijk nadeelig saldo, ten behoevei
der k u n s t m e s t-v o o r z i o n i n g, niet kan
worden gemist, aangezien liet alleen dor
dezen bogrootingspost mogelijk is, dat de
kunstmestcommissie crediet geniet bij haar
handelingen. Het is toch in dezen oorlogstijd
nooit buitengesloten, dat er door onver
wachte gebeurtenissen groote schade wordt
geleden, o.a. is er voor liggeld op de aange
voerde chilisalpeter £130,000 betaald voor
oponthoud in de Engelsche wateren. Aanvul
ling der commissie, om enkele moeilijkheden,
dio zich voordeden bij de distributie der
chilisalpeter, te ontgaan, .acht de Minister,
niet noodig, Aangezien er met de meeste zorg
voor wordt gewaakt om elk deel des lands
tot zijn recht te: doen komen. Hierbij zyn
uit den aard der zaak enkele fouten gemaakt,
die echter geen tweede maal behoeven voor
te komen.
De bedoelde kunstmest was reeds verdeeld
vóór het verschijnen van het verslag.
Om te beoordeelen of in bepaalde ddeleü
eener provincie in de behoefte aan con-
sumptiemelk op gerege'de wijze' wordt
voorzien of kan worden voorzien, zijn, naar
des Ministers meening, de' door de Commis
sarissen der Koningin ingestelde commission
werkelijk noodig.
Bij de samenstelling dezer commïssiën is
rekening gehouden, dat daarin onderschei
dene categorieën van belanghebbenden en
ter zake kundige personen (melkveehouders,
verbruikers, slijters) moeten vertegenwoor
digd zijn. Bovendien hebben .een aantal bur
gemeesters zitting in onderscheidene dis-
trictscommissiën.
Op de vraag in hoeverre er nog reden
is Rijks steun ten behoeve' van de levens-
middelenvoorziening te bly ven ver
strekken, nu op andere wijze de levens
middelen voorziening meer en meer voorwerp
van Regeeringszorg is, deelt de Minister
mede, dat hij bij nadere overweging in
derdaad niet voldoende termen aanwezig
acht, den bedoelden steun te blijven ver
leenen. Hij heeft derhalve' vrijheid gevon
den den post torug te nemen.
Voorts ligt het voor het oogenblik niet
in de bedoeling van den Minister het aanfaï
Ryksbureaux en Rijkscommissies, uitgezon
derd misschien één geval, uitbreiding te ge
ven. Instelling van nieuwe lichamen zal zoo
dra mogelijk aan de Staten-Genera&I worden
medegedeeld. Dat de instelling eener soda-
comrai'ssi"e niét noodig geweest zou zijn,
kan geenszins \Vorden toegegeven. Da taak
dier commissie is een meer omvattende dan
blijkbaar is verondersteld.
Gaarne is do Minister bereid het voort
zetten van 'de reeks economische nota's, in
verband met den oorlogstoestand, in over
weging te nemen.
Bc Woningnood.
Ten aanzien van den woningnood deelt de
Minister vaa Landbouw, enz. mede, dat in
het geheele land feitelijk woningnood
heerscht.
Ten opzichte der groote steden is zulks
voldoende Lekend; er mag byv. gewezen
tvorden op den' barak ken bouw te Sche verin
gen en op do bij de discussion omtrent den
bouw veer arbeiderswoningen van gemeente
wege te Amsterdam gebleken groote be
hoefte aan huisvesting. Op 31 December
1915 was aldaar, liet percentage leegstaan
de woningen met huurprijzen van f4 en daar
beueden minder dan 1 pCt-.; dat van wonin
gen tusschen £4 en £5: D/2 pCt.
Ook in de gemeenten van middelbare
grootte' heerscht zulk een nood; ia Hilversum
is bijvoorbeeld geen enkele woning open;
de gemeente is voornemens tot den bouw van
woningen over te gaan.
Het hoogtepunt van woningnood ligt ech
ter vooral daar, waar hetzij Nederlandscke
arbeiders uit Duitschland hierheen geko
men zyn, tenzij, door, den oorlogstoestand,
Nederlanders niet meer aan de overzijde
der grens gaan werken.
In Twente en in de ve-enstreken is er
zulk een nijpend gebrek, dat verschillende
gezinnen, vaak gedwongen zijn in een be
krompen arbeiderswoning, 'ja zelfs in tijde
lijke hutten verblijf te houden.
Opgemerkt mag worden, dat ook, zelfs
wanneer er zich geeu bijzondere omstandig
heden hadden voorgedaan, zooals deze vóór
den oorlog plaats had, er' toch woningnood
zou zijn geweest.
Zulks geldt ook voot de grensstreken, in
Emmen bijvoorbeeld, waar liet gemeentebe
stuur nog steeds weigert om mede te wer
ken tot het stichten van een woningbouw-
vereeniging met rijkssubsidie: in Twente,
waar do woningbouw geen gelijken tred
Reeft gehouden rnet de snelle vermeerdering
der fabrieksbevolking.
De stijging der materialen, in het bijzon
dei' die der hputprijzen, heeft den particu
lieren bouw van arbeiderswoningen zoo goed
als stopgezet en dien der. woDingbouwveree-
nigingen belangrijk belemmerd.
De houtprijz&n zijn met pl.m. 300 pCt. ge
stegen. Deze worden geheel beïnvloed door
de vraag- naar scheepsruimte. Ofschoon de
Regeering in deze het noodige tracht te ver
richten, is het niet te voorzien, dat zelfs
bij grooteren aanvoer, de prijzen in die
mate zullen' dalen, dat de bouw van arbei
derswoningen weder een loonend bedrijf
wordt.
Bezuiniging op papier.
Door den Minister van Binncnlandscho
Zaken is, naar ,,Het Va-d." meldt, do vol
gende circulaire verspreid
Ingevolge art. 17 van bet Reglement
voor de Algemcene Landsdrukkerij wordt
een groot aantal exemplaren van de Ne
derlandscke Staatscourant" meercndeels
met alle daarbij bekoorende Lijvoegsels,
en Handelingen met de bijlagen, kosteloos
afgegeven aan verschillende personen en
instellingen.
Nu, in verband met de buitengewone
sterke stijging der papierprijzen door mij
is aangedrongen op ket betrachten van
spaarzaamheid bij het gebruik van papier,
is de vraag gerezen, in hoever do toezen
ding der bij. de courant bekoorende bijvoeg
sels in octavo en der Handelingen met de
bijlagen bepaald wordt gowensoht.
De mogelijkheid is n.l. niet uitgesloten,
dat een aanmerkelijk aantal personen en
instellingen, althans in cjo tegenwoordige
omstandigheden, bereid zijn af te zien van
de ontvangst van sommige stukken, meer
in 't bijzonder van de bijvoegsels in octavo.
Aangenaam zal het mij zijn te vernemen
of, naar aanleiding van het bovenstaande,
kostclooze toezending van een en ander niet
strikt noodzakelijk is te achten."
Een ontmoeting ter zee.
Schipper J. Vink van den haringlogger
,,Vijf -Gebroeders" KW. 97, heeft bij aan
komst to IJmuide-n verslag gedaan van een
zeer interessante ontmoeting ter zee.
Wij waren, zoo deelde hij ongeveer mede,
den llden Juli des avonds tegen halfacht
visspkendc op 57.8 N.B. en 1.40 Ó.L., toen
wij in onze nabijheid kregen drie Engelsche
trawlers, dio visschenclo waren in oostelijke
richting. Toen doze trawlers zich te 8 uren
op ongeveer 9 mijlen Zuid-Oost van 0113 be-
vondon, hoorden wij eenskjaps schieten uit
het Zuid-Oosten en zagen wij drie onder-
zeebooton op de trawlers, die inmiddels van
koers veranderden, jacht maken en onop
houdelijk o-p do trawlers schieten. Te on
zer beveiliging kapten we, evenals drie an
dore visschende.loggers, onzen reep, om uit
het gevaarlijke terrein te komen. Het zal
omstreeks kwart na achten geweest zijn,
dat v/ij een der trawlers ia brand zagen
schieten. De onderzeeboot, die dit werk ver
richt had, veranderde daarop van koers,
om. do twee andere trawlers te achter
volgen. Op eenigen afstand zagen wij een
Scheveninger logger langs zijde van den in
brand geschoten trawler zeilen, om de be
manning van den trawler t-o trachten te"
redden.
Te ruim halfnegen waren wij getuigen van
het in den grond schieten der beide andere
trawlers. Inmiddels was de duisternis inge
vallen en konden wij niets meer, gewaag
worden. Den volgenden morgen whs 6ns
eerste werk natuurlijk de gekapte vleet we-<
der op to visscken. Terwijl wij 'daarmede'
bezig waren, werden wij' gepraaid door een'
Scheveninger logger, wiens naam en merken
ons ontgaan zijn, die ops het volgende me
dedeelde 1
De Scheveninger logger, die den branden
den trawler was genaderd, had inderdaad
elf opvarenden gered, waarvan er één een
been en één een oog had verloren, tenvijE
een der opvarenden gedood was en over
boord geraakt. De logger had zich met dd'
elf geredden naar Aberdeen begeven. Zrf
hadden ook nog gemeld, dat zij' een seheeps-
boot vol water hadden zien drijven, doch zon
der bemanning er in. Wij vischten eenigen'
tijd later een scheepsboot zonder naam ofi
merken op. In deze boot bevond zich eert
groot gat, dat er, naar onze meening, op
zettelijk in was gehakt om de "boot-vol .wa
ter te laten Ioopen. In de zijde van de bootl
waren verschillende gaten geschoten, en wij
vonden er nog een patroon in, dien wij
overboord gegooid hebben. Een stukje me
taal en een ledige huls, mede in de boot.
aangetroffen, hebben wij meegenomen en aai;
den militairen autoriteit afgedragen.
Later op den- dag zagen wij nog een vot
water staande scheepsboot drijven, even
eens onbemand, zoodat wij vermoedden, dat
deze twee booten herkomstig waren van de
twee in "den grond geboorde trawlers. Van;
de bemanningen hebben wij echter geev
spoor meer gezien. Wij hebben nog ge
tracht de scheepsboot, w&Srln wij <le divers#
voorwerpen gevonden hadden, te bergen,
doch hebben haar op 55.10 Noorderbreedte
en 2.40 Oosterlengte verspeeld.
Dien dag passeerde ons nog des avonds
omstreeks negen uren een eskader oorlogs
schepen, waarvan wij de nationaliteit pief
konden vaststellen. "Wij waren allen zeer on
der den indruk van het gebeurde.
Dc Avontuurlijke Zeereis.
Ia ons vorig blad kan men een verhaal
Lezen over een stout-moedigen tocht van den
Duitsohen kapitein von Möller.
Naar aanleiding van dit bericht heeft
het Ned. Corr.-Bureau zich tot het Mini»
terie van Koloniën om inlichtingen go
wend. Daar werd medegedeeld, dat do ka
pitein ter zee von Möller inderdaad geïn
terneerd was, op grond van het verrichten
van handelingen, waardoor de neutraliteit
kan worden in gevaar gebracht, maar dat
hij niet, zooals in het bericht staat, in do'
havenplaats S oer aba.ja was geïnterneerd^
maar te Bandoeng, dus in het binnenland
van Java.
Aan die interneering heeft hij zich echter
door de vluohb weten te onttrekken en
ondanks uitgebreide nasppri'ngen is het
niet mogen-gelukken zijn verblijfplaats te
ontdekken.
Met groote beslistheid werd tegengespro-1
ken, dat hij een schip zou hebben uitge
rust maar dat hij op één of andere manier
zich vermoedelijk aan boord van eon in-
landsch kustvaartuigje hoeft weten te be
geven, blijft tob do mogelijkheden bohook
ren.
Overigens is ook do datum, waarop hij
volgons het bericht zou hebben zee geko
zen, beslist onjuist, aangezien hij op 1
April 1915 pas uit zijn internceringspla-ata
verdwenen was.
Eenden naar Duihschland.
Naar aanleiding van het bericht, dat to
Amersfoort 10,000 eenden zijn samenge*-
braoht, bestemd voor uitvoer naar Duitsoli-
land, deelt men het volgende mede
Op zichzelf is deze verkoop een heel nor-
i maal verschijnsel. Elk jaar wordt er oprui-
Naar 't Engelsch, door L. G. HOBERLY.
(Nadruk Verboden).
43)
'T Ofschoon ik niet - geloof, dat hij er,
dezen keer iets aan doen kan, dat zei hij
gisteren zelf. Hij heeft Tracey's leven al
oens nicer gered, maar de patiënt heeft al
le wetten en voorschriften in den wind ge
slagen en geen dokter op aarde sou hem
kunnen redden, als hij niet doet wat hem
gezegd wordt, en als hij weigert zich aan
eenig^regels of bevelen te houden."
Mevrouw Tracey is de kamer uitgegaan
om te zien of ik hem zou kunnen spreken,"-
zei Joyce, ,,wat ik ben komen doen is van
zoo heel veel gewicht." Zij- klemde dc han
den samen met een onbewust welsprekend
gebaar. ,,Ik hoop en bid, dat de dokter mij
niet zal verbieden bij Mr. Tracey te komen,
mijn boodschap is zoo dringend noodzake
lijk."
,,U kunt hot hem zelf vragen," antwoordde
Humphry, „dat is zijn voetstap in do hal en
hij komt altijd hier binnen voordat hij naar,
boven gaat. Ik ben in den regel niet érg
gesteld -op dat type van menschen, maar,
'ik 'moet zeggén Christoffel Brampton heeft
iets, dat hem bepaald eenig maakt in zijn
P.n npf» 0 J
soort;1
„Gliristoffèl
Brampton?" De woorden
wrongen zich uit Joyce's lippen, ieder spoor
[wan kleur verdween van haar wangen, zij
deed Iïanstig 'een paar schreden, met een
wanhopig verlangen tot vluchten. 3faar zij
liad nauwelijks den naam van den chirurg
genoemd, of het geluid van de voetstappen
in do hal word gevolgd door het opendoen
van de -deur der bibliotheek on het vol
gend oogenblik trad Brampton zelf de kamer
binnen.
HOOFDSTUK XXVI.
Na lange jaren.
„Joyce!"
Dat woord slechts kwam over Brampton's
lippen, toen zijn 00gen, zoodra hij de biblio
theek binnen trad, op de vrouw bij het
venster vielen. De zon straalde op haar ge
laat en toon een blos haar wangen kleurde,
geleek zij wonderlijk veel op het jeugdige
gezichtje, waarvan Christoffel Brampton
zoovele jaren het beeld in zijn hart had
gedragen. De bergen, met pijnboomen be
groeid, het hutje'met de. rose klimrozen en
het meisje aan do deur met haar vroolrjk
gezichtje, haar blond haar, waar de wind
mee speelde, de herinnering aan dit alles
verrees een oogenblik tusschen hem on do
vrouw van vleescli en bloed, dio. daar voor
hem stond. Toen kwam hij haastig naar
haar toe. „Joyco", herhaalde hij en stak
zijn handen naar haar uit.
Humphry, beseffende, dat dit tweetal
blijkbaar zijn tegenwoordigheid geheol ver
geten had, was op het punt kalm do kamer
uit te gaan, toen de deur open ging en,
mevrouw. Tracey haastig binnen kwam.
„O, is u gekomen!" riep zij ademloos1,
haar oogen opslaande tot den dokter. „God
dank, dat u gekomen is/ ik heb' zoo naar
u verlangd. Hrj is erger, en ik ben zoo
ongerust. Ik kan do gedachte niet Verdragon,
dat hij erger is, on u. is <le eenigie, die
hem helpen' kan. Ach toe! Ga dadelijk met
mij naar. hem toe! En deze dame zij
wenddo zich tot Joyce en een verlegen uit
drukking vertoonde, zich op haar gezicht,
,.zij wou Jam-es spreken, maar hij is erger
en ik weet niet wat ik doen moot. Hot
is zeker beter, dat zij niet naar boven gaat,
ofschoon hij zegt, dat hij haar ontvangen
wil."
„Wou u hem spreken?" De chirurg zag
Joyce met een bijna streng ondervragenden
blik aan en zij boog toestemmend het hoofd.
Zij kon niet spreken, de verschillende aan
doeningen van do laatste minuten maakten
het haar onmogelijk een woord uit te.
brengén.
j,Ga als 't u blieft dadelijk naar boven,"
zei mevrouw Tracey op scherpen toon. Zij
raakte Brampton's arm aan en vergat
Joyce schijnbaar in liaar overweldigenden
aügst voor haar echtgenoot, „indien iemand
iets voor hem kan doen, dan is u het
en ér is geen tijd te verliezen als
haar stem beefde, „als er nog eenige kans
is er iets aan te doen."
Met één laatsten blik op Joyce's gelaat,
maar zonder een woord te spreken, volgde'
de dokter mevrouw Tracey de kamer uit,
zijn ziel brandende in hem, en vervuld met
de dringende vraag waarop, hij geen ant
woord kon vinden.
„Wat kwam Joyce hier doen? Hier, in
het huis van James Douglas? Door welke
zonderlinge ironie van het noodlot hadden
zij elkaar, éindelijk ontmoet onder het dak
van dien man? Hij kon zich niet begrij
pen hoe zulke zonderlinge omstandigheden
zich konden hebben toegedragen; de vragen
woelden heen :en weer in zijn brein, terwijl
hij de trap opging en den breed en corridor
d^or, voorafgegaan door, mevrouw Traoey
Maar hij kon geen oplossing vinden op zijn
vraag en zijn verbazing en daar hij wist,
dat hij zijn brein volkomen helder mo€)st
houden voor het moeilijke geval, dat hem
wachtte, zette hij met beslistheid iedere ge
dachte aan Joyce uit zyn hoofd, voordat hij
de \yeelderig ingerichte slaapkamer van den
millionair binnentrad, en toen hij voor het
bed was gekomen, had zijn gezicht de ge
wone kalme uitdrukking teruggekregen. De
zieke en hij waren alleen liet was een
van Tracey's grillen, dat hij zijn vrouw
noch een der verpleegsters veroorloofde in
do kamer te blijven gedurende het bezoek
van den dokter. Brampton's ervaren blik
bespeurde dadelijk een zichtbare* verande
ring ten kwado by zijn patiënt sedert zijn
bezoek van den vorigen dag. Voor het oogen
blik onderdrukte de belangstelling en de
ernst van den geneesheer ieder ander gevoel
en zijn geheele aandacht bepaalde zich'bij
den man, die daar lag, gesteund door kus
sens en zeer moeilijk ademhalende; den man,
die sedert gisteren zoo' merkbaar achteruit
gegaan was.
„Ik ga het hoekje om," zei Tracey be
daard, „u behoeft de waarheid niet te ver
bergen, ik weet evengoed als u of iemand
anders mij vertellen kan, dat ik er deren
keer niet boven op kom. Ik wou u latoa
weten, dat u vandaag niet behoefde te ko
men, maar mijn vrouw heefb het nu een
maal in haar hoofd gezet, dat go een soort
toovenaar zijt en mij redden zoudt en ik wil
haar wenschen niet graag dwSrsboomei. '/e
zou nooit rust hebben, als u niet gekomen
owas. Maar go zult er mij dozen keer nut
doorhalen, dat weet ik heel goed. Ge hebt
mij eens het leven teruggegeven on verdui
veld, het was eon prachtige zet van u om
mij hot leven terug te geven." Een glim
lach vloog ovor zijn gelaat. „Ik heb nooit
vergeten hoe mooi dat van u was. Ge hac'fc
mij oude schulden betaald kunnen zetten c-rt
ge deedt het niet. U hoopte alleen maar
kolen vuur op mijn hoofd en heel warme ko
len ook," Voegde hij er schertsend-bij. Uit
putting deed hem zwijgen, on toen hij zweeg
stelde Brampton snel een onderzoek in f
daarna bleef hij verscheidene minuten lang
stil liggen, met gesloten oogen. Toen opon*
de hij ze plotseling en zag don geneesheer
aan.
„Zij is hier Joyce is hier," zei hij op-
gewondoD, „zij wil mij spreken on ik moet
haar §prckcn. Zij zegt, dat zij om een ge
wichtige, dringende reden gekomen is, en
er is geen enkele reden, waarom ik haar nu
niet zou ontvangen. Zij heeft ook iets moois
gedaan. Zij heeft mijn vrouw in clo veron
derstelling gebracht, dat zij gclcoft in mijp
goedheid, evenzeer als Mildred zelf daar
aan gelooft. Joyce heeft geen reden gehad
mij als iet-s anders dan als een duivel te be
schouwen maar zij heeft met geen onkel
woord of toeken te kennen gegeven aan Mil
dred wat zij van mij weet of het vertrouwen
van mijn vrouw aan het wankelen gébracht.
Dat was mooi van Jojree; zij kon niet iets
mooiers gedaan -hebben. Mildred vertrouwt*
mij met hart en ziel, die arme kleine Mil
dred. Ik zou het boel naar vinden, als ze nu.
ontgoocheld werd."
,,Ik weet zeker, dat niemand haar ontgoo
chelen zal," zei Brampton met overtuiging
hij herinnerde zich met een gevoel van- me
delijden de droevige oogen van mevrouw
Tracey en haar bezorgd gezicht, „niemand
van ons zal ha-ar ooit de oogen openen. Wou
u juffrouw Trevor nu ontvangen? Is zij op
uw verzoek gekomen?"
„Op mijn verzoek?" Neen." Er was vor-