r. 17277 Zaterdag; 34 «Juni. JESerste Blad. A0. 1916. Persoverzicht. Brieven uit Parijs. Vragen en Antwoorden. FEUILLETON. LEIDSCH DAGBLAD Het rapport der Bevredig in ga- commissie Ignofcus (dr. P. J. Kfom- Bigt) schrijft in „TROFFEL EN ZWAARD" over dit rapport: Het rapport is nu verschenen en is, he laas, zooals ik reeds blijkens een vroeger schrijven vreesde. De separatisti sche elementen hebben door dit rapport hun zin, doch van do positie f-C h t i s- telijk-historieohe gedachte 13 niets terecht gekomen. Wat het plan-Heemskerk nog gaf in het Grondwetsartikel: „met eerbiediging van de godsdienstige gevoe lens van de ouders der schoolgaande kinderen" is nu weer vervallen en het is bij het oude gebleven: „met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen", rn. a. w. de relatieve neutraliteit wordt in de Grondwet niet vastgelegd. Het is wel treurig, dat men zoo volstrekt niet meer schijnt te rekenen met do gevoelens der oude Frieseh-Christelijk-Histori- sohen en het zal zeker noodig zijn hier over op de jaarvergadering der Christel! jk- Historisoho Unie eens ernstig inlichting te vragen. De mogelijkheid besbaat natuurlijk, dat de liberalen 'op dit punt niet hebben willen toegeven, doch dan blijft het vreemd, dat hiervan in de Christelijke pers nog niets is verluid en ook dat in generlei bij gevoegde nota. van onze wcnschen in deze (nog wel in heb „politiek a cc oord" opgenomen) is gebleken. Wordt goud waardeloos? Onder dezen titel komt een stukje voor in het eerste nummer van ,,DE HAN DELSSCHOOL", over de zonderlinge verschijnselen, die men op het oogenblik in de wereld waarnemen kan en die strij den met alle wetten der Staathuishoud kunde, waar professoren en leeken tot nu toe bij gezwore'n hebben. Tot nu toe bestonden er goudpunten, waaromheen dé wisselkoers altijd draai de; steeg deze bijv., dan werd er flinke hoeveelheid goud aangevoerd en de koers zonk weder op .heb normale peil. Thans echter is dit verband geheel ver broken. Zelfs goudzendingen van meer dan gewone beteekenis kunnen maar een kor te verbetering .brengen. De grpndtoon blijft donker en zwart. En de oorzaak is, dat Mars zijn collega Mercurius verjaagd heeft en van meening is, dat .verslijten en verbruiken nuttiger is dan aanmaak en behoorlijke distributie van goederen. Wij zien afname der goederenvoorraden door verminderde productie, meerder afzetge bied, maar vooral door meerder gebruik. De prijzen bereiken ongekende hoogten; de landen, die steeds meer noodig hebben om in den muil van den veelvraat te ..er- pen, komen in het krijt bij hen, die tot nu toe den dans ontsprongen zijn, de schuld- eischers verlangen betaling en toch weten zij niet goed wat met het ontvangen goud te beginnen, want goud stilt geen honger, lescht geen dorst, kan geen grondstoffen verschaffen, als alles ten gevolge van uit voerverboden en blokkade-politiek onkoop- baar is. In Scandinavië nam mon al maat regelen, die tot resultaat moeten hebben de goudimporten te doen stoppen. Zulke dingen leerde de Staathuishoudkunde nooit. Want zelfs voor het socialisme had goud nog waarde en geweerd werd het nooit. Do plichtte begraven. In het „WEEKBLAD YAN HET RECHT" schrijft de hoogleeraar D. P. D. Fabius 'fc volgende Yoorloopig geldt als uitgemaakt-, dat do Begraafwet wel bedoelt dat elk lijk voor zoo ver mogelijk, zal begraven worden, doch dat aan niemand de verplichting is opge legd, daarvoor to zorgen. Is echter dit laatste geheel juist? Art. 9 der aangehaalde wet luidt toch: ,,In geval voor het begraven van een lijk door de nabestaanden of betrekkingen of door armbesturen niet wordt gezorgd, wordt daarin door den burgemeester voorzien." Uit een aankondiging van het voornemen om een lijk te doen vorbranden, blijkt toch voldoende, dat noch door nabestaanden of betrekkingen, noch door het armbestuur voor het begraven gezorgd zal worden. Zoodab dan de burgemeester verplicht wordt, daarin te voorzien, op het nakomen van weikei verplichting de Minister van Binnenlandsche Zaken heeft te letten. (Van onzen Parijschen briefschrijver). (Nadruk verbeden.) Er is iets geweldigs tragisch in het heen gaan van generaal Galliéni vóór het einde van den oorlog. De man die zóóveel heeft bijgedragen tot het redden van Parijs zal de finale overwinning niet aanschouwen, die hij mede zal hebben gewrocht. Het is misschien voorbarig, te willen vaststellen welk aandeel van de militaire operaties, die in September 1914 een schijnbaar-hopeloozon toestand hebben ge red, precies voor rekening komt van gene raal Galliéni. Do geschiedschrijver moge later aan ieder heb j uiste deel geven van de hem-toefcomende eer. Maar het schijnt in ieder geval-vast te staan dat Galliéni één van de groote arbeiders is geweest aan het Titans-werk, het Duitsehe leger terug te drijven toen het nog 25 kilometer van Parijs was. Dat wil zeggen, dat hij niet al leen Parijs, maar héél Frankrijken missohien wel heel Europa gered heeft. Het was in die ontzettende dagen, dat het Duitsehe leger, vrijwel zonder slag of stoot Frankrijk binnentrekkende, doordat het Fransche door oorzaken die we op dit oogenblik evenmin-weten, maar die onge twijfeld later tot klaarheid zullen worden gebracht zonder het gevecht te aanvaar den terug trok, hefc was in die cïagen, zeg ik, dat het Duitsehe leger, na Luik, Na men en Brussel te hebben genomen, plot seling aan het riviertje de Somme ver scheen, althans „plotseling" voor het Framsohe publiek, dat tot zoolang in onwe tendheid was gelaten van den judsten stand van zaken, om redenen die ik niet ken en niet heb te beoordeelen. Maar op een kwa den morgen lazen de Parijzenaars in het of- ficieele communiqué, dat de Duitsohers aan de Somme waren, en een dag of wat later, dat de Regeering de wijk nam naar Bordeaux. Ze was klaarblijkelijk radeloos, en het volk was misschien redeloos. Maar op dat zure oogenblik scheen werkelijk het land reddeloos. Dat het het niet was, benvees Galliéni. Do regeering had hem het bevel over Pa rijs opgedragen, on hem last gegeven alles te doen om de hoofdstad te redden. En er is geen Parijzénaar die zich niet het even korte, als kranige zinnetje herinnert, dat de proclamatie sloot chic Galliéni had doen aanplakken op alle muren: „Ce mandat, je le remplirai jusqu'au bout!" En die opdracht heeft hij inderdaad tot het uiterste vervuld, en met het succes dat zijn naam zal doen voortleven als dien van den redder van Parijs. "Want. °P een goe den nacht wel was het een goede nacht trok een zeldzame stoet automobielen Parijs uit, en naar het noord-oosten. Het waren achthonderd Parijsche taxi-auto's ik sta niet in voor de juistheid van het ge tal, maar ik heb het hoore-n noemen door Galliéni gerequisitionneerd. Die 800 rijtuigen zaten vol Fransche soldaten, waarmee Galliéni naar het riviertje <Se Ourcq trok, waar z'n collega, generaal Maunoury, met een andere leger-afdec- ling lei. Yóórdat de Duitschers tot Gal liéni-kwamen, kwam aldus Galliéni tot de" Duitsohers. En toen de morgen aanbrak, en de vijand meende z'n binnentocht „oomme dans du beurre" to kunnen voortzetten, viel het dus-gecombineerde Fransohe le ger hem op het lijf, en de slag bij do Ourcq werd voo-r hem het begin van het einde. Want Joffre nam de zaak over, en het werd do beroemde slag bij de Marne, die de vij andelijke legers op een zóó afdoende ma nier terugwierp, dat nu> twee jaar later, niemand de Duitschers zelf vermoedelijk het allerminst nog gelooft, dat zij ooit Parijs zullen bereiken. Dit is het s£uk geschiedenis, dat voor goed verbonden is aan den naam van Gal liéni^ Het is, ik herhaal het, vooralsnog moeilijk uit te maken, wien de eer voor het initiatief van dit alles toekomt. Maar een groot deel van do overwinning dankt Frankrijk ongetwijfeld aan Galliéni, „den redder van 't vervallen vaderland". En als we ooit- z'n standbeeld krijgen er is veel kans op misschien wel met Jof fre samen, dan kan cis voorbijganger als-ie Hollandsch verstaat zonder abuis te maken reciteeren „Door hen herleeft dé vrijheid en de vrê e"_ Wanneer die „vree" weer herleven zal is intusschen nog niet bij benadering to zeg gen. Als ik het nog beleef, hoop ik in la ter jaren m'n lezers getrouwelijk te vertel len, hoe Parijs er wee-r in vredestijd uit ziet. Maar voorloopig moet ik het antwoord geven van den korporaal, die op dc vraag, wanneer de oorlog zou eindigen, antwoord de: „Dat weten zelfs wij korporaals nog niet met zekerheid te zeggenDe lezer voelt, hoe oneindig veel minder wij jour nalisten, zonder eenigon militairen graad, or van kunnen weten. Het is misschien wel de overweging ge weest, dat wachten op den vrede onbegon nen werk zou, zijn, die de Compagnie Géné rale des Omnibus heeft doen besluiten, voorloópig althans één lijn van autobussen aan het publiek terug te geven. De lijn E, Madeleine—Bastille is sedert 1 Juni weer in exploitatie genomen. En nu de mooie nieuwe autobussen weer over den boulevard rijden, ziet het er daar weer heelemaal uit als in vredestijd. Voorloopige illusie van vermoedelijk nog vèr-liggende tijden, maar die is als de eerste zwaluw, die de lonteboodsohap brengt. Maar één zwaluw brengt geen vrede, en één duif geen zo mer. Als ik over m'n ingewikkelde beeld spraak struikel, wil de lozer mij of de beeldspraak wel overeind helpen. Het groote nieuws in de parlementaire wereld is, dat op 16 Juni a.s. dc Kamer zal vergaderen in geheim comité. Een nieuwig heid zonder precedent, en hefc heeffc heel wat „voeten in aarde" gehad om het zóó ver te krijgen. De Kamer is n.l. van meening, dat zij be hoort op do hoogte te zijn van politieke en militaire leiding van den oorlog. Zij wil het recht, hebben de regeering cn het leger bestuur te controlccrcn, zooals dat, van re- publikeinsch standpunt bezien, dient te ge beuren. Want, zoo redeneert de Kamer, boven den generalen staf staat de regee ring boven de regeering staat het parle ment, <3at een regeering, die verkeerde dingen doet, naar huis kan sturenbo ven het parlement staat het souvereine volk, dat een parlement al of niet kan her kiezen. De theorie is inderdaad onweerlegbaar- juist. Was de praktijk in heel Europa in overeenstemming geweest met deze theo rie, dan zou de oorlog nooit zijn uitgebar sten. Want ik meen te mogen aannemen, dat geen enkel van "de volken, die elkaar op dit oogenblik bezig zijri uit te roeien, "b ij referendum vóór den oorlog zou hebben gestemd. Het geen dus wel degelijk bewijst, dat een strikt republikeinsch regime in alle landen van de wereld de besté, zoo niet eenige, waar borg zou zijn voor een blijv-enden vrede. De Kamer, zeg ik, was dus al sedert ©enigen tijcl van meening, dat niet alles pour le mieux was in het bestuur van den oorlog. Maar van een openbare discussie over deze dingen mag nu natuurlijk geen sprake zijn. En vergaderen in geheime zit ting vond tot nu toe steeds tegenkanting bij de regeering. De publieke opinie is eerst een beetje zenuwachtig, en toen een beetje boos ge worden. De regeering wilde ten slotte wel een geheime zitting, maar met een van te voren vastgestelde agenda, waarvan de bespreking niet mocht afwijken. Een beetje zonderlinge ten-uitvoerlegging van de republikeinsche geloofspuntenDe Ka mer heeft dan ook niet toegegeven, cn voor den aandrang heeft de regeering het ge heim comité met onbeperkt vraag- en epreekterrein moeten accepteeren. Hetgeen een geweldig, een ongekend feit is in de Fransche parlementaire geschiedenis. Maar er staat mij zoo iets voor oogen van een zeker senateur, die in Juni of Juli 1914 juist vóór het vertrek van den heer .Poincaré naar Rusland in openbare ver gadering van den Senaat kwam vertellen, dat er in het Fransche leger eigenlijk niets in orde wasdat er vrijwel- alles mankeer de. En ik heb zoo'n idee, dat als erriéén alhet geheim comité" geweest was, wij op het oogenblik geen Europeeschen oorlog zouden hebben. CABOCHON. Vraag: Ik zou gaarne willen weten of een echt gewaarborgd barnsteenen sigareö- pijpje brandt? Antwoord: Het woord barnsteen is af komstig van het oude barnen of branden en dit wijst er al reeds op, dat het een zeer brandbare stof is. Natuurlijk zal echt barnsteen branden en wel heel hard. Hoe- lang, dat kunnen we niet zeggen. Er komt natuurlijk eenmaal een einde aam. Er komen echter heel wat onechte barnsteenen sigaren pijpjes in den handel, ook al heeten ze ge waarborgd. Vraag: Kunt U mij ook zeggen of or gelegenheid bestaat om het boekhouden kos teloos of tegen eenige vergoeding te leeren? Antwoord: Ja zeker, op do onderw'rjs- inrichting „Kennis is Macht". U wenden 's avonds na 7 uur naar de school Oude- Vest, waar do directeur, de heet De' Houdt, toespreken is. Vraag; Kunt U mij ook zeggen of hier to Leiden een afdoeling der vereeni- ging „Onzo Tuiri' bestaat, die zich het lot aantrekt van verlaten of verwaarloosde kin deren? Zoo ja„ wilt U mij dan het adres hiervan opgeven of van den .Voogdijraad? Antwoord: In 't adresboek vinden wei 'daaromtrent geen opgave. Wje meenen ons echter te herinneren, dat er pogingen zijn' gedaan om hier een afdeeling op te richten. Mocht dit geschied zijn, dan zal men het ons wel even willen melden. Vraag: Vindt U het niet onrechtvaar-. dig, dat altijd dezelfde kruideniers het re» geeringsvet mogen verkoopen? Wij zitten toch allemaal op zware lasten; waarom het niet aan slagers gegeven, die' zitten met ledige winkels en dan zon het niet naai! petroleum, soda, enz. ruiken. Antwoord: U moet daarover ma&r eens met het hoofd van het voedings bureau, dr. J. J. van Eek, spreken. Ver moedelijk zult u er ook wel een depót voor kunnen krijgen. Vraag: Kunt U mij een middel aan de: hand -doen tot het z.g. vernikkelen van een eenvoudig voorwerp? Ik meen, dat 't is een 5 pCt. kwikoplossing in verdund zoutzuur. Jaren terug heeft hét, meen ik, in Uw blad gestaan; het is ook nog op de markt verkocht, maar or is tegen ^gewaarschuwd, daar het voor huishoudelijk gebruik scha delijk was. Antwoord: VerniKkelen kunt II zelf niet doen. Daarvoor is een nikkelbad noo dig. Het door u bedoelde, inderdaad gevaar lijke middel, is slechts van zeer tijdelijken aard. Met een dag of wat verdwijnt de glans weer. Vraag: Waar moet ik solliciteeren voor besteller bij de Ned. Posterijen? Wat zijn de eischen; daarvoor gesteld, en is er ook nog kans op bevordering? Hoe hoog is het aanvangssalaris? Antwoord: U zou mosten solliciteeren bij den Directeur-Generaal der Posterijen, Den Haag, met vermelding van de plaats, waar u het liefst aangesteld zou willen worden. Men recruteert echter de bestel lers meestal uit het korps hulpbestellers en die. worden op het postkantoor ter plaatse zelf aangenomen. U zon u daarvoor eerst kunnen aanmelden en 'dan later zien besteller te worden. Vraag: Kunt U mij ook zeggen of het voldoende is, als een man of vrouw sterft en er geen kinderen zijn, dat men van weerskanten op een stuk gezegeld papier 'de nalatenschap opschrijft, met de hand- teekeningen van ieder op het opgemaakte stuk? Of is het niet van kracht voor de wet, als men het zoo doet? Antwoord: Niet voldoende. Het se cuurste is een notaris in den arm te nemeoi en een testament laten maken. Vraag: Wanneer men een kind bij ge boorte twee voornamen geeft, moet men voor den tweeden voornaam dan belasting beta len, zoo ja, hoeveel? Antwoord: Zulk' een belasting stond wel op de lijst der nieuwe belastingen, 'die minister Treub wilde invoeren. Of minister Van Gijn er ook mee zal komen, en iof de Kamers het ontwerp dan zullen aannemen kunnen we natuurlijk niet zeggen. In ieder: geval is de wet er nog niet. Geen zorgen voor den tijd. Permitteer u daarom ditmaal de weelde nog maar eens den kleinen we reldburger er een mooi naampje op toe te geven!, 't Staat later een beetje gekleed, hè? Vraag: Hoe kan .goed, dat wekelijks ge- wasschen en waarvoor veel zeep gebruikt wordt en ook lang wordt gebleekt, nog geel opdrogen? Antwoord: Dat Zal hierdoor komen, dat het wasschen wat al te slapjes geschiedt of dat de wasch niet behoorlijk wordt ge spoeld.. Ma lang1© Jaï?©sa. Naar 'fc Engelsch, door L. G. MOBERLY. (Nadruk Verboden). 1£) „U?" stameide zij, ,,u gaan in plaats van mij? 0 neen, neen, hoe zou ik' dat kunnen? Hoe 'zou, ik u kunnen laten gaan? Daar is geen sprake van. U weet niet wat u voor stelt. U kunt niet gaan." HOOFDSTUK IX D u 1 c i e. De hospita van No. 44 Jeremiahsireet stond aan de deur en keek' de persoon, die op den (drempel stond, aan. In juffrouw Bru- ce's slimme, maar niet onvriendelijke oogen was iets spottends op dat oogenblik. „Ik geloof niet, dat ik ooit een kostgan ger gehad heb, waar zooveel menschen 'naar kwamen vragen" als paar, juffrouw Trevor," zeide ze. „Nu komt do een om haar te be zoeken en dan weer een ander, heel plot seling komen-een massa vrienden" voor haar opdagen en vroeger kende zij geen sterve ling. En al de menschen, die voor haar ko men, schijneu zoo teleurgesteld, dat ze haar niet vinden, alsof ze hun naaste en dierbaar ste bloedverwant was, 'en toch scheen het of ze in het geheel geen familie had." i „Het is een groote teleurstelling voor mij, nnar niet hier te vinden," antwoordde het Reisje, dat op den drempel stond; „mag ik jjmneuk'omén en even mét u spreken? Ik bon ziek geweest." *>Kooi binnen, u if mn harte welkom," was juffrouw Bruce's antwoord, want dat soort bezoekster „een dame van top tob teen, daar kon men ziGh niet in vergissen,'' zooals de huisjuffrouw zichzelve verzekerde werd niet met wantrouwen of afkeer aan gezien 'door de eenigszins achterdochtige vrouw. „Ik geloof, dat u u nog wat zwak voelt. Als ik zelf ziek geweest ben, heb jk ook zoo'n raar gevoel, net of ik niet goed staan kan of alleen loopen." „0, ik ben nu weer geheel beter," ant woordde het jonge meisje: glimla'chend, toen juffrouw Bruce >op zij ging, om haar in het smalle gangetje te laten passeeren; "de kale, wasdoeken looper en "de oude, kapotte para- pluie-standaard ontbraken niet als typische voorwerpen in een kosthuis, „ik wou u graag even vragen jof u ook iets weet van jpffrouw Trevor?" Juffrouw Bruce duwde rechts een deur open en liet haar bezoekster een niet geer nette lamer binnen, de mooie woonkamer, zooals zij bet noemde, een vertrek even som ber als slordig. Een paardeharen canapé en stoelen, alle in een meer of min verval len toestand; een tafel met een angstverwek kend leelrjk, wollen kleed; een buffet en een tweede gekraste tafel, waarop een glazen voorwerp met bloemen van was prijkte en een bijbeldeze meubelen cn een kleed op den' 'grond, dat geheel versleten was, maak ten den inhoud uit van liet vertrek'. En be halve de bloemen van was en één of twee opzichtige oleographieën tegen de' donkere muren, was er geen enkele kleur, die de algemcenc somberheid kon verzachten. „Is juffrouw Trevor al lang geleden ver trokken?" vroeg het meisje', „en weet u waar zij is?" Het liete gezicht van het meisje en haar vriendelijke manier van doen maakten een aangenamen indruk' op de huisjuffrouw; zij vertelde gaarne, dat zij een echte dame dadelijk herkende als zij er een zag en zij behandelde haar dan ook dadelijk' als zoo danig! „Ja), juffrouw, zij is hier ruim. drie maan den geleden vandaan gegaan," antwoordde juffrouw Bruce, „en ik weet niet meer van haar af dan een pasgeboren kind. Dit spijt mij genoeg, want er zijn al twee heeren ge weest, die naar haar gevraagd hebben, en het is al.heel gek, dat ik niet in staat beh er iemand iets van te zeggen en nu u Weer. Deze brief is voor haar gekomen, toen zij pas weg was; ik beb hem bewaard, hopende, dat ze mij haar adres zou zenden, maar dat beeft ze niet gedaan. Niet, dat ze ondankbaar .was» dat wou ik volstrekt niet zeggen. Ze was heelemaal niet een van die ondankbare lui Ze- heeft mij geschreven en; bedankt, omdat ik vriendelijk voor haar geweest was; een brief, waar ik trotsch op ben', maar ze schreef niet waar ze woonde en er Was géén postmerk op, waar ik {ait wijs kon worden, of iets van dien aard. (Want de brief was te Londen op de post gedaan."' Juffrouw Bruce nam 'een bestoven brief van den schoorsteenmantel en reikte hem de' bezoekster toe; deze nam hem' aan en schudde het hoofd. „Ik weet niets van dezen brief," zei zi$ „ik ken het schrift ook niet. Maar ik wou juffrouw Trevor weervinden. Ik had zoo' ge hoopt, dat zij hier was. Dadelijk nadat ik mijn geheugen terug had, na mjjn ziekte, begreep ik, dat ik haar moest gaan opzoeken. Ik had haar adres en dadelijk nadat ik van "de reiö was teruggekeerd, was ik van plan re gelrecht naar, haar toe te gaan 'en haar hulp en raad in te roepen. Maar ik ben ziek ge worden. Ik heb er niet over gedafeht dat ik haar niet zou kunnen vinden. Ik rekende vast op haar vriendschap. Zij zou mij wel zeggen wat ik doen moest." Een uitdrukking van groote smart en verslagenheid vertoonde zich op haar lief gezichtje. „Ach, ze zou zulk een goede vriendin geweest zijn," antwoordde juffrouw Brucè hartelijk, „zrj is een dier menschen, altijd gereed om een ander te helpen. Ik heb nog nooit iemand gezien, zooals zij, wat dat aangaat, en zij ontziet zichzelf nooit; altijd denkt ze aan anderen. Jammer, dat er niet meer zulke menschen zijn. Maar ik kan u niet zeggen, waar ze-gebleven is, al boodt u inij veertigduizend pond. Ik wou, dat ik het kon. Ze is in allerijl heengegaanhet overviel mij heelemaal, toen ze zei, dat ze heenging. Je zou mij met een veer tegen den grond hebben kunnen slaan, zóó ver baasd was ik. Ik had nooit gedacht, dat zij heen zou gaan; ik dacht, dat hot iemand was, die hier vast zat. om zoo te zeggen. En ik geloof ook zeker, dat ze van plan was te bljjven. Ik geloof niet, dat ze ooit plan had zoo jjauw weg te gaan, als ze gedaan-heeft. Wat ik zeg, en wat ik tot mijn dood toe zal - volhouden, is, dat ze uit angst is weggeloopen." „Uit angst weggeloopen? Waarom dat? Wie zou haar bang kunnen maken?" „Ja, daar is een heer geweest, die een bezoek kwam brengen," sprak juffrouw Bruce, geheimzinnig fluisterend, „een 'echte heer was bet: keurig gekleed en zijn hor loge en de ketting, alles heel mooi. Juffrouw Trevor was niet thuis, toen hij hier kwam, maar 'toen ze hoorde, wie er geweest was, werd ze zoo wit als een doek en ze keek zóó verschrikt of er iets vreeselijks gebeurd was? En ze zei mij heel kort daarna de kamers op, ze moest naar b'uiteo, verze kerde zij. En er was niets aan te doen, zij moest weg." „Ach, arme juffrouw Trevor," het ge zicht van het jonge meisje betrok, „het spijt mij voor haar, het spijt mjj vreeseüjk. Maar er, zijn zooveel nare dingen ia de wereld," zö huiverde toen „ten minste, het lijkt wel, dat het leven heel moeilijk is; ik voel mij ook zoo dikwijls angstig. „U ziet er niet uit of u het leven erg moeilijk vindt met nw aardige gezichtje, als ik zoo vrijpostig mag zijn, dat te zeggen en ik zie niet in, dat u eenige: reden zou hebben om bevreesd te: zijn. juffrouw," ant woordde juffrouw Bruce. „Er zal menigeen bereid zijn u het beste van alle dingen aan te bieden; wees maar, niet mistroostig neem die verzekering van mij aan, de din gen zijn diltyrijls zooi kwaad niet als £e: schijnen." Zij sprak eerbiedig en vriende lijk, hef meisje stak haar onwillekeurig "de: hand toe, ofschoon zij ai weder huiverde. „Ik geloof niet, dat ik' het beste van allé" dingen begeer. Ik ben tevreden met heel eenvoudige dingen," zei Ze in vrij onsamen hangende woorden. „Tk wou alleen, ach, wat doet het er toe! Ik b'eh'oef er u niet meel lastig te vallen. Maar nu juffrouw Trevor, niet meer hier is, moet ik een plan be denken en ik dacht er. over of u mij soms uw kamer, verhuren kon. Indien ik' juffrouw. TreVor hier gevonden had, "zou ik haar ge vraagd hebben bij Kaar té mogen blijven ook in 'dit huis, om bjj Kaar te wezen. ZoTï u mij een kamer kunnen geven? Mjjn naaffi is Graham, Dulcie Graham, en ik Ken ziek geweest in het St. -Jude's-ziekenKuIs. Ik ga; het ziekenhuis nu uit en moet een kamer zoeken, waar. ik kan blijven totdatZQ brak haar volzin plotseling af '<aiï voor 'di derde maal overviel haar eën Emverinjj^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5