Nederland en de Oorlog.
W. 17215
Zaterdag 8 Jl.pril.
Eerste Blad. A°. 1916.
Persoverzicht.
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
IDSCH
I De Ouderdomsrente. ,.DE
gTANDAARD" durft stellig verwachten,
„dat, ook al zwichtte de Tweede Kamer
Voor de Kgksbedeeling, de EerBte Kamer,
lender zweem van gratie, de ouderdoms-
Bente naar de papiermand zal verwijzen."
Heel de anli-revoluttonaire partij voelt,
dat de verantwoordelijkheid voor zulk een
i&n-Nederlandsch wetsontwerp op zich nemen,
■pelen zou zijn mét de hoofdbeginselen van
Ons staatsbeleid.
„DE STANDAARD'' verwacht ook van de
Roomaohe afgevaardigden betere dingen.
JSTel schjjnt het soms of die afgevaardig
den zich ten slotte naar eiken schuilhoek
tokken laten, maar op dit punt gaf tooh
bjjna heel de Roomsche pers een vrij zuiver
en doordringend geluid.
Te ernstiger bedenking zou toegeven dit
maal vooral insluiten, omdat het Kabinet
Ier geen barsten of buigen van maakt, en
zelfs vrij duidelijk liet doorsoheineren, dat
het o. q. ook zelf tot een simpele verze
kering wil terugkeeren.
De erfenis van den oud-minister Treub
kan het Kabinot niet binden. Vanzelf was het
leen fout van den Kabinetsformateur, dat
hij Treub van landbouw naar Financiën
deed overgaan, em toen hij 'daar eenmaal
zat, hem in heel het Kabinet den baas
liet spelen.
Hierin lag een zwakheid, die in een Pre-
sident-Minister steeds onvergeeflijk blijft.
Hier vooral, omdat Treub zelf vroeger in
zake de Verzekering aan onzen kant stond.
Maar nu Treulj, hoe dan ook, ten leste
dan toch weer vrj man is geworden, toone
ook het Kabinet, dat bet zpn vrjheid her
wonnen heeft, en zij de Eerste Kamer het
hierin behulpzaam.
In „VAN ONZEN TIJD" wijst prof. Struy-
oken er op, hoe noodwendig bj de behan
deling der ouderdomsrente de partijstrijd
moet losbarsten, omdat liet gaat tusschen
het tweeërlei beginsel van pensioenbedeeliog
en pensioenverzekering. Vruchteloos poogt
de Premier dit fpit te verdoezelen door
een gemoedelijke voorstelling te geven van
'de tegenstelling, die het hier geldt.
De schrjver vat dan den loop van jaken
nog eens korteljk aldus saam:
„Aan het einde van dit jaar zoude .de
Wetgeving-Tal ma in werlring treden. Er blijkt
Nnog niet de eerste hand aan de voorberei
ding der uitvoeringsmaatregelen te zjn ge
legd. Daarom is thans een wetsvoorstel in
gediend, om het in-werking-treden te ver
schuiven tot einde 1919. De Minister schijnt
hierin een tegemoetkoming aan de rechter-
zjde te willen zien, immers lij prjst het ale
een voordeel, dat „de Eerste Kamer het
ontwerp ouderdomsrente geheel vr j zal kun
nen beèordeelen en geheel vrj zal kunnen
verwerpen, zonder eenige vrees, dat dien
tengevolge ongelegenheden zullen ontstaan,
ongelegenheden ten opzichte van de invoe-
I ring der verzekeringswetten-Talm, en voegt
allervriendelijkst daaraan toe, dat, „wan-
af neer de reohterzjde bj' de verkiezing een
i meerderheid krjgt, zj die verzekeringswet-
1 ton dan rustig kan invoeren."
fel dat uitstelwetje, hoe onvermijdelijk
ook, door de reohterzjde zoo vriendelijk
worden ontvangen, als de Minister meent?
Of zal het haar niet veeleer de treffende il
lustratie zjn van het feit, dat de linkerzijde
en met haar de extra-parlementaire Regeo-
ring, steunende op den volkswil, den eerbied j
voor de wet heeft op zj gezet om in haar
plaats zich te laten verleiden door p a r t j-
politiek? Drie jaren Jang is nagelaten,
aan den wetteljken plicht, om de uit
voeringsmaatregelen der wetten-Talma 'tot
biand te brengen, gevolg te geven, in de
verwachting, dat binnen dien tjd die wetten
door andere zouden zjn vervangen; nn bijkt,
dat die verwachting niet In vervulling kan
treden, zet men zioh niet aan den arbeid,
om zoo spoedig mogeljk in te halen, wat
men verzuimde, maar acht men den aan
de wet verscfiuldigden tol voldoende gekwe
ten door de indiening van een voorstel tot
verlenging van dien termjn, zonder eenige
zekerheid to hebben, dat dit voorstel wet
zal worden. En wat gebeurt intusschen met
den overgangsmaatregel, op grond waarvan
thans geregeld uitkeeringen aan zeventigja
rigen worden toegekend? Ook do \yerking
daarvan wordt met 3 jaren verlengd, zoo
dat 6 jaren lang een systeem van kostelooze
ren te-ui tkeering zal gelden, dat met de
grondgedachte der wetgeving-TaJma in lijn
rechten strjd is, en bj loyale toepassing
der wet reeds het eerste jaar, op grond
der in de praktjk gebleken gebreken de
veel te ruime omvang van het begrip „ar
beider", en de toekenning der kostelooze pen
sioenen aan niet behoeftige arbeiders, die
aan behoeftige niet-arbeidera worden ont
houden had behooren te zjn beperkt en
verbeterd."
De linksohe partj-politiek heeft het Ka
binet op verkeerde wegen gevoerd. Met
mooi praten valt dat niet weg te werken.
Men had daden verwacht van dit bulten de
parijen staande* immers extra-parlementaire
kabinetDaden van wetsmtvoering.
De kerk, de Armen en het
Ruitenlandsoh Gevaar. On
der dit hoofd schrijft „DE TELEGRAAF":
Is het te sterk uitgedrukt, wanneer wj
de houding van de rechterzijde der Twee
de Kamer weerzinwekkend noemen?
Men in een periode, waarin oorlogsge
vaar sohijnt te dreigen voor ons land. De
dag breekt aan, waarop de Regeering me-
dedoelingen zal doen over den toestand
in geheime zitting der Tweede Kamer. Die
mededeeliigen aohjnen geen onmiddellijk
gevaar aan te kondigen. Er is dus geen
enkele reden, waarom de Tweede Kamer
niet gewoon zal voortgaan met haar werk
zaamheden. Evenwel komt de heer Loh-
msa verlangen, dat vanwege den ernét
van" den toestand het wetsontwerp Ouder
domsrente niet zal worden behandeld.
Redende politieke hartstoohten zullen
daardoor worden opgewekt. De heer No-
lenB voegt daarbij, dab hij het voorstel,
dat de heer Lohman deed, niet gedaan zou
hebben. Maar hij blijkt er dan toch maar.
zoo hevig voor te zjn, dat hj, de altjd
kalme man, zich ditmaal sterk opwindt.
Dat gebeurt meer bij kalmon, wanneer het
geweten niet zuiver is. Of moest de poli-
tdeko hartstocht al vac t getoond worden?
Verschillende sprekers der linkerzijde blij
ken zeer verraat en ontraden deze wijzi
ging van werkzaamheden, die natuurlijk
onrust in het land zou hebben gewekt. De
Regeering ontraadt haar eveneens. Dan
stemmen links tegen rechts. Daaruit blijkt
duidelijk, dat het ter reohterzjde afge
sproken werk was. Do heer Nolens, die het
voorstel niet zou hebben gedaan, wist er
tooh blijkbaar alles van en evenzoo alle
kerkejke heeren. Nu is dan het ontwerp
in behandeling en meer dan van politieke
hartstochten fs in het debat van politieke
berekening te bespeuren. De Kerk, zoo
heeft baron Creutz pas verklaard, kan de
armen niet missen. Dat is het. Men wal zjn
maoht tyver de lagere volksklassen niet
zien verminderen. Men durft beweren, dat
liet Staatspensioen vernederend is.
De gang naar het postkantoor zou ver
nederend zijn, niet die naar de diaoonie.
Neen, mijne heeren, vernederend ia het
te moeten afhangen van de gunst en de
-lemmingen en de nukken van in welda
digheid doende heeren en dames, en bijzon
der vernederend voor ons land is het
sohouwapel, dat gij in de Tweede Kamer
vertoond hebt In een tjd als üeze. Maar uw
berekening zal een misrekening biy^en. De
reohterzjde kon zich niet meer kwaad heb
ben gedaan in de oögen der natie dan door
dezo weerzinwekkende poging tot' uitbui
ting van het nationaal gevaar ten behoeve
van kerkeljk overwioht.
De geruchten Tan <te vorige week.
De „Tel." komt nog ©eng terug o-p wat rij
noemt ,,Eon Duitsche intrige", daarbij wij-
ziend op het groote gevaar, dat hierdoor
ontstond. Hefc blad schrijft o.m.
„Dit staat düa vastHet gerucht omtrent
een ultimatum van Engeland, waarvan
Vrijdag, als bij tooverslag, geheel Neder
land vol was, vond zijn oorsprong in het
Duitsohe gezantschap te 's-Gravenhage.
De Duitscbe consul-generaal te Amster
dam heeft bekend, dat hij zélf aan een be
kenden Duitschgezinde© boekhandelaar het
berioht ter verspreiding mededeelde, dat
hij het uit Den Haag vernomen had en alle
aanleiding meende te hebben om de juist
heid er van aan te nemen. Als een consul-
generaal te Amsterdam „alle aanleiding
meent te hebben" om de juistheid aan te
nemen van een berioht, dot hij uit Den
Haag ontvangt, dan beteekent zulks, dat
hij dit bericht van zijn gezant ontvangen
heeft, of't beteekent niemendal
Wij mogen het er due gerust voor hou
den, dat tegelijkertijd als de consul te Am
sterdam, ook al de andere consuls en Duit
sohe agenten, officieel-aangestelde en ver
kapte, het bericht zullen ontvangen heb-
men met bevel om er zooveel mogelijk
ruchtbaarheid aan te geven.
Naar we vernemen, werd het hier te Am
sterdam telefonisch medegedeeld aan al de
portiers dar hotels, die natuurlijk prachtig
geplaatst zijn om het „voort-te-zeggen" aan
den gaanden en komenden man.
Wij hebben hier dus hoc feit te consfcatee-
ren, dat de Duitsche gezant in Nederland
een poging heeft gedaan, om Nederland in
oorlog te brengen met Engeland.
Dat deze poging mislukt is, ligt niet aan
hóm, maar aan het kalme, niet zoo licht
ontvlambare karakter van ons volk. Want
wat hadden we, onder dezelfde omstandig
heden in 'n wormbloediger land beleefd?
De zenuwachtigheid, die de beriohten
over de opschorting der militaire verloven
gewekt hadden, ware, bij 't ontvangen van
ziilk stellig nieuws over een ultimatum van
Engeland, allicht overgeslagen tot publie
ke demonstraties tegen de Britten."
Verder schrijft de „Tel." nog:
„Heb laat zich begrijpen, dat de Duib-
eohers en hun agenten woedend zijn over
de mislukking van die zoo vlug en zoo han
dig opgezette list; des te meer, doa-r ze
nu met hun zwarte ziel open en bloot staan
voor het Nederlan dsche volk, en dezes
wantrouwen tegenover hen verduizend-
vaudigd is. Maar 't is wel merkwaardig,
dat deze woede zich het felst en het klaarst
uit bij een Nederlander, en dan nog wel
bij een Nederlander, die eenmaal met de
zwaarste verantwoordelijkheid beladen was
en op 't oogenblik nog steeds meent, een
zeer gezagvolle positie te bekleeden.
Wij bedoelendr. Kuyper.
In zijn bitfceTe teleurstelling over het
naar-den-verkeerden-kant ontploffen van de
mijn, die Herr von Kühlmann onder de pu
blieke meening in Nederland had gelegd,
vergeet hij geheel en al zijn gewone sluw
heid, en buldert hij uit, dat Nederland aan
Engeland den oorlog moet verklaren 1
Andere bedoeling heeft zijn driestar „De
kleine staten" in ,De "Standaard" van gis
teren niet.
Eerst sleept hij, zonder de minste aan-
lèiding of reden, Griekenland bij de haren
in 't dJebah; vertelt, dat „de historie geen
tweede voorbeeld weet aan te wijzen van
den niets ontzienden overmoed, waarmee te
Saloniki een kleine staat door twee groote
mogendheden overrompeld: is" (van België,
waar hij destijds zulke lekkere luchtboden
nam, is de heilige man zelfs de herinne
ring kwijtgeraakt I) en 6cbreeuwt dan, op
'n toon van „Aux: armos, cd toy ens 1":
„Doch wee de mogendheid, die zich mocht
inbeelden, dut we als een tweede Grieken
land, ten slotte alles gedoogen zouden.
Dit doet onze regeering niet, en hierbij
staat, heel 't volk achter haar.
Eisoht men van ons, dat wij als Grie
kenland zouden worden, dUn nog tienmaal
liever oorlog."
Dot is duidelijk genoeg. Duitschland mag
onze schepen torpecleeren, maar bij de eer
ste Britsohe hand, die nog naar een Neder-
landsohe postzak uitgestoken wordt, moet
onze regeering aan Engeland den oorlog
verklaren
Nu Von Kühlmann er niet in gelukt is,
ons door Engeland te doen aanvallen nu
zal dr. Kuyper er voor zorgen, dat Enge
land aangevallen wordt door óns!"
In hetzelfde blad schrijft mr. H. J. Bio-
clerlock onder het hoofd „Don Basile Teu-
toboos" o.a. het volgende:
„Wie zou er "nog boos kunnen zijn op
dien snuggere© boekhandelaar daar ergens
aan het Spui? Hij had zioh verleden Vrij
dag door de© poeslief-glim lachen den kan
selarij-secretaris van het Duitsche consu
laat het bericht van een Engelsch ultima
tum aan de Nederlandisohe regeering op de
mouw laten spelden. Hij was daar zóó lek
ker mee, dat hij zich haastte, heel het aan
zijn winkel voorbijgaand publiek deelge
noot te maken van zijn gratis-voor-niets
verkregen wetenschap. Ja, wie zou er nog
boos op hem kunnen zijn? In zijn onnoozed
goed vertrouwen, heeft hij, zonder cr iets
van te vermoeden, don lande een grooten
dienst bewezen. Toen men hem ging hard
vallen over zijn lichtzinnig handelen, toen
heeft hij, ter eigen verschooning, zijn zegs
man moeten "noemen. Aldus zijn wij kun
nen opklimmen tot de bron van het een-
sa/tioneele, het alarmeerende nieuwtje. En
aldus zag ten slotte de Duitsche consail-
geüeraa-1 in hoogsfc-eigen-exoellentde per
soon zich gedwongen tot de bekentenis,
dat hij het is, die het valsche bericht het
eerst in Amsterdam heeft gelanceerd. La
oalunnda un venticello, un' ouretta assai
genialeDe bekentenis van baron Von
Humboldt is kostelijke winst voor de vader-
landsohe belangen. Zij werpt schel licht op
de geheime bedoelingen van Duitschland te
onzen opzichte. Wie er nog blind waren m
ons goede vaderland, zijn thans gedwongen
te zien.
Velen, zoo niet de groote meerderheid
onzer hadden geen behoefte meer aan dat
schelle licht. Zij zagen, zij doorschouwden
reeds. Zij wisten het dadelijk, reeds verle
den week, van welke rijde de .elkaar opvol
gende alarmeerende berichten kwamen. Ge
lijk zij met intieme, geen tegenspraak dul
dende verzekerdheid dadelijk wisten, welke
vlag er in dien gniwelnachfc bij den Noord-
Hinder verborgen gehouden werd en welke
uniform de laaghartige zeeschuimer droeg,
die het bevel giaf de „Tubaet-ia" te torpe-
deeren, zóó en met dezelfde intieme ver
zekerdheid wisten zij het dadelijk wel, wie
ons Nederlanders poogde te bedriegen en
wie in Nederland stemming zocht te make©
tegen Engeland. Voor deze allen was de
Uit het Engelsch van Miss YONGE.
(Nadruk Vorboden).
1ST)
„Heb daar "geen zorg voor! Wij zulLen
groote wandelingen maken, dan komen wij
'tooh in de lucht, en dk zal den raad' va©
Percy volgen, wat aan het lezen gaan, en
volstandig worden. Zoo dra wij op orde
rijn, wtil ik beginnen met Johnnie les in
het Latijn te geven. Wel, ik kan u zeggen,
dat ik mij reedö verheug in het vooruit
richt."
„Wat zal Johnnie verrukt zijn!"
„En hoo fameus knap zullen wij worden
met one beiden", voegde hij er lachend bij
„Zoo riet gij, alles komt terecht, en er
gaat tooh maar niets boven thuis."
Violette dacht bij zichzelven, dat hij mo
gelijk niet geheel wist, wat hij op rich nam,
en da moed ontzonk haar een weinig, a/ls zij
er aan dacht, dat hij den geheelen winter
in Londen zou moeten doorbrengen. Hij
verbeeldde zioh, #at hij volkomen hersteld
was, doch toen hij zich den volgenden dag
aan den dokter ging vertoonen, bracht de
stethoscoop aan den dag, dat de kwaal niet
zoo volkomen genezen was, dan dat zij niet
nog gedurende een goruimen tijd de groot
ste zois zou vereisdhen. Die waarschuwing
verontrustte hem niet bijzonder, want alles
hing bij hem va© de stemming van het
oogenblik af, on hij twijfelde or volstrekt
ndet aan, of hij zou bannen en paar maan
den dat govaar wel te boven zijnen Vio
lette wachtte zioh wel, hem tegen te spre
ke©, en bracht evenmin bezwaren in tegen
zijn plan, om zijn levenswijze eenvoudiger
in te richten, want zij gevoelde, dat zij hem
daardoor .af zou leiden va© den weg va©
zelfverlooohening, welken hij zoo vastbera
den was ingeslagen.
HOOFDSTUK XVIL
„Vijf jaren! Hoe weinig kunnen brieven
ons met den waren stand der zaken be
kend maken! Zg kunnen wel de gebeur
tenissen vermelden, maar niet.hun gevolgen,
niet de onmerkbare veranderingen, welke
er hebben plaats gegrepen. Van den dood
mijner tante weeb ik, doch niet hoe mgn
moeder het zonder haar stelt Mgn vader
schrijft mg wel over, zijn zorgen; maar hg
zegt niet of 1$ verouderd en Vervallen is.
En Theodora» die zoovele tegenspoeden on
dervonden heeft, zal wellicht het meest ver
anderd zijn, als het waar is, wat men mft
schrijft, dat zg zoo zachtzinnig en bedaard
is geworden. Het spgt ing, dat Ik niot over
Londen gegaan bon om Arthur en Violette
even te gaan zien. Wat hem aangaat, rgst
do angstige vraag in mij, op, of zgn berouw
inderdaad zoo oprecht gebleven is, als zgn
aandoenlijke brief mg reden gaf te hopen.
Eén ten minste vertrouw ik, dat ik niet
veranderd zal vinden, mijn zachtaardige
schoonzuster, mgn 'getrouwste correspon
dente, ofschoon ik weet, dat het een on
gerijmdheid zou zrjn ,te verwachten, dat Ik
haar weer zal vinden als dat ideaal van
bevalligheid, dat liefderijke, eenvoudige we
zen, dat voor het eerst weder den moed
om to leven in mij opwekte. En die knaap,
dien ik mg in mijn eenzaamheid zoo dikwijls
heb voorgesteld! Daar is eindelek het dorp.
[Wat is het lief om te zien op zulk- een
schoonen zomeravond. Het schijnt mg een
vriendelijk welkom toe te roepen! Bekende
gezichten! Mogen dia thuis even weinig ver
anderd zijn! Doch daar ginds is verandering
genoeg! Zelfs op -dezen afstand zie ik den
puinhoop; maar hoe heerlijk groen is het
park! Hoe frisch staan die boom en in de
heerljjke, schaduwrijke oprijlaan! Eindelgk
ben ik thuis, dank zg Hem, die mg in
veiligheid heeft teruggeleid. Wie rie ik
daar ginds in de allée? Een kleine -jongen
op een hit en een heer, (Be het dier bg den
toom leidt. Kan dat Arthur zgn? Onmoge
lijk! En toch is het zgn stap en juist de
manier, waarop hg Violette's paardje be
stuurde. Hg is het stellig. Ik wil maken,
dat ik hem zie en alles van hem. verneem,
voordat ik bg het huis be©. Houd hier op,
koetsier!"
John was in een oogenblik uit het rijtuig
en wandelde de laan op, gevoelende, dat
hg nu eerst op den reohten weg naar huis
was, doch toen hg nabg de twee personen
kwam, welke hg in de verte gezien had,
meende hg rich vergist te hebben; van nabij
gezien, geleek die heer veel minder op
Arthur dan in de verte.
Een uitroep van verwondering en wel
komst maakte een eind aan allen twijfel.
„Arthur! zgt gg het?" En de broeders
drukten elkander de hand.
„Hier is een he:rtje, waarvan g^j wel zult
gehoord hebben en dat niet weinig aan u
g'edacht heeft," zeide Arthur met zekeren
trots. „Zie eens, gelijkt hg niet op zgn
moeder?" En dit zeggende deed kg rijn
best om den neerhangenden rand van den
atroohoed op te houden, onder welks scha
duw Johnnie tot boven de ooren kleurde.
„Volmaakt haar oogopslag!" zeide John
„hoe maakt zft het, Arthur? En aJ de
overigen?"
„Allen wel. Zgt g*g nog niet thuis ge
weest?"
„Neen, ik zag u in de laan en kon niet
nalaten naar u toe te komen om van u
te hooren of alies wel is."
„Gij aoudt niemand in huis gevonden heb
ben, of mama en Violette moesben daar
even naar binnen gegaan zgn; die twee
zgn altgd bg elkander."
„Waar is papa?"
„Hg is in de boerdorg, waar hg alles
naziet. Wel, John, wat ziet gij er verbrand
uit en wat zgt gg deftig geworden! Was
het niet verwonderlijk slim van mg, dat ik
u herkende?"
„Dat geloof ik," antwoordde John, „gg
waart knapper danik, want mgn instinct
zeide mg, dat gg het waart, en tooh twij
felde ik, toen Ik dicht bh u was. Zgt gg
inderdaad geheel hersteld:"
„Ik ben nooit zoo wel geweest. Wanneer
z$t gij aan wal gekomen?"
„Dezen morgen, Hoe gaat het mama? Zg
is niot wel geweest, nietwaar?"
„Zg heefteden geheelen winter gesukkeld,
maar nu zg haar huis vol klemkinderen,
heeft, schijnt zg volkomen genezen te zgn.
Gg zult er verbaasd over staan te zien,
hoe zg geheel de slavin is van onze
oudste dochter," zeide Arthur,
„Wel, Johnnie, houdt gij veel van rgden?"
;,Al8 papa den teugel houdt."
„Nu, het is te hopen, dat uw oom in
i^jn petekind geen hold venvacht te vin
den gelijk uw oierbare Coeur de Lion, van
wien gg mg den geheelen weg over ver
halen gedaan hebt. Hoe heet het land, waar
uw oom geweest ie en dat gg zoo gaarne
zien zoudt?"
„Och, papa, ik wilde het nu niet graag
zeggen," fluisterde hét kind, geweldig kleu-
ontmaskering van Don Basile onnoodig.
Thans weeb ons heele land, thans ver*
neemt de heele beschaafde wereld, door
welke grove middelen Duitschland de se
dert de trouweloos© overweldiging van
België schier totaal verloren gegane sym
pathieën van Nederland zoekt te herwin
nen."
In Duitsclie gevangenschap.
De heer W., behoorende. tot een der no
tabele families van Roermond, was gedu*
rende den oorlogstijd herhaaldelijk voor
zaken in Duitschland en ondervond daar
nooit moeilijkheden.
In het begin van Maart begaf hij rich
weder naar Keulen, om zijn afnemers te
bezoeken. Zijn pas was als steens volkomen
in orde en bij de aanmelding bij de politie
te Keulen werd hem ook nergens de min
ste aanmerking gemaakt.
Nadat dóze formaliteit vervuld was, nam
hij zijn ihtrek ia zijn gewoon hotel en be
gaf hij zioh den volgenden morgen op weg,
om zijn zaken af te doen. Bij den uitgang
van heb hotel werd hij echter tot zijn groo
te verwondering aangyehouden door twee
personen, in burgsrkleeding, die zien be
kend maakten a-ls inspecteurs van politie.
Zonder een%e opheldering verzooiitcn zij
hem op een toon van bevel nen te volgen
naar zijn kamer, waar zijn bagage aan een
nauwkeurig onderzoek werd onderworpen.
Niete verdachts werd daarin gevonden,
maar toch werd hij genoodzaakt de inspec
teurs te volgen naar de gevangenis, waar
men hem kortweg in een cel opsloot en
hem op zijn vraage waarom hem die be
handeling ten deel viel, slechts dit werd
geantwoord: „Uw zaak zal onderzocht
worden, wat weken, misschien zelfs maan
den kan duren, en dan zult u wel nader
hooren." Yerder niets.
's Morgens bestond het ontbijt uit een
stun onsmakelijk Kriegsbrot en een kruis:
water, 's middags vormde een slappe soep
met een stukje brood het diner, terwijl hij
voor zijn souper weer een stuk brood en
een kruik water opgedïscht kreeg.
Zoo verliep de eene dag na den andere.
Op alle vragen om opheldering ontving
hij geen antwoord; alleen werd hem op
herhaald aandringen toegestaan een brief
aan zijn zwager, advocaat, te Roermond,
te zenden. Zijn verzoek, om verhoord te
worden, bleef oningewilligd. Zoo duurde
dit drie weken, tob op een morgen de
gevangenbewaarder verscheen, die hem
heel laconiek mededeelde: „Hente werden
Sio en tl assen."
Door twee politie-agenten werd nij ge
bracht tot aan de grens >-.j Yenlo, waar
hem gezegd werd: „Jetzt. können Sic
gehen." Tevens kreeg hij nog een getypte©
brief, waarin vermeld stond, dat het hem
op straffe van gevangenis verboden was.
gedurende den duur van den oorlog hei
Duitsche gebied te betreden.
Thans, na deze wederwaardigheden, be
vindt z?ch de heer W. wedër te Roermond,
alwaar ook na zijn aankomst, de aan rijn
zwager gerichte brief arriveerde.
Naar wij vernemen, mag een ander inge-
eetene van Roermond, de heer D., oud
wethouder, een man van ruim 74 jaren,
die zich voor zaken naar Maaseyck had
begeven, voorloopsg België nüat verlaten.
Nadere bijzonderheden hieromtrent rijn
ons op het oogenblik nog niet bekend.
C,Tel.")
Bij Bloemen is over de Duitsche grens
gekomen de Nederlander De Jongh, van be
roep eleetricien, 33 jaar oud, die indertijd
in Duitschland onder verdenking van spion-
nage was gevangengenomen. Hij had een
rende. i
,,'t Is goed, 't is goed, gg suit het dan
wel zeggen, wanneer gg beter kennis met
uw oom hebt gemaakt, nietwaar?" zeide Ar
thur. „Welnu, John, is de jongen zooals
gg hem verwachtte?"
John glimlachte en wilde antwoorden, toen
Oen stem hem deed omzien.
„Percy! Ik wist niet, dat gg hier waart!
En met Theodora?"
Theodora kreeg een kleur en moest hef
aan Percy overlaten om hem den eersten
bigden welkomstgroet te geven, doch een
oogenblik daarna trad hij, meer op den ach
tergrond, en 'zorgde voor Johnnie, terwföl
de andere drie te zamen voortwandeldën,
„Ik dank u^ivoor uw brief," zeide Arthur,
„hij heeft mg veel goed gedaan."
„Mgn eerste idee was, dadelijk te vertrek
ken, toen ik uw brief ontving, maar ik vond
ïng genoodzaakt nog te vertoeven tot de
zaken zoo ver gevorderd waren, dat zg"
zonder mg aan den gang konden gehouden
worden, en later heb ik oponthoud gehad,
doordat de stoomboot niet voer."
„Gg hadt op geen beter tijdstip kunnen
komen. Wg wachtten slechts op u om ge
heel voltallig te zgn."
Arthur, werd iu de rede gevallen door
een vroolgk geroep van „Papa!" door een
troepje kinderen aangeheven.
„Zoo, zgt gg daar allemaal? Zie mg dien
jongen eens!' riep hg, van Sara's arm een
kabouter nemende.
„Wel, hebben wg niet gewonnen in kin
deren? Die kleine noemt zich Anna, en dat
ding is grootmama's lieveling, het evenbeeld
van Theodora."
Die^ fonkelende zwarte oogen beantwoord
den niet aan het ideaal, dat John rich had
voorgesteld van een, die den naam droeg»