No. 17198. LE8DSCH DAGBLAD, baandag 20 Maart. Tweede Blad. Anno 1016. De ondergang van de „Tubantia" en de „Palembang". FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. Nog houdt de torpedeering van de „Tu bantia" de gemoederen bezig of een^an- dër schip van de Nederlandsohe handels vloot ia het slachtoffer geworden van den monsteracshtigsten zeeoorlog, die ooit ge streden werd. Nog beschikt men niet om een positief oordeel to vellen, over de noodige gege vens, maar het lgkt zeer waar schijnlijk, dat een der Rotterdamsche Uoyd-booten is ondergegaan gelijk de „Tu bantia". Het departement van marine heert nog geen officioele mededeling ontvangen, maar gistermorgen vroeg kwam hier reeds het telegram van Reuter, dat volgens een Lloyds's bericht de „Palembang" in de Noordzee getorpedeerd was. Een gerust stellende mecfiedeeling was, dat de beman ning wa3 gered, zij 't dan ook niet allen in goeden staat. Vrijdagnacht was het schip van Rotter dam naar Java uitgevaren en Zaterdag ochtend wf^s 't de Noord-Hinder gepas seerd En met veel verder is het in 1911 gebouwde, 6674 ton groote schip binnen ze ven minuten gezonken, nadat drie ontplof fingen het vaartuig hadden opengereten, daarbij nog negen der opvarenden verwon dend. Toen de ontploffingen plaats hadden, snelden de matrozen onmiddellijk naar de aangewezen posten, waarna de booten snel gestreken werden. Allen werden gereddo gewonden werden voorzichtig in de booten .geplaatst en naar het ziekenhuis gebracht zoodra men geland was. Verschillende leden van de bemanning verklaarden, dat een duikboot drie torpe do's had afgesöhotetn, waarvan de eerste het schip aan den achtersteven trof, de tweedo aan den voorsteven en de derde midscheeps De kapitein, de passagiers en de ongekwetste leden van de bear arming zijn naar Londen vertrokken. Verder werd bericht, dat twintig leden van de bemanning gisteravond in het Zee manshuis te Londen zijn aangekomen. Het schip zonk zoo snel, dat er geen tijd was iets van de bezittingen te redden. De bemanning werd door de inwoners van Harwich van de noodige kleeren voorzien. Jan Eversen van Rotterdam, door Lloyds News' geïnterviewd, zeide Niemand kan met zekerheid zeggep of de „Palembang" werd getorpedeerd of op een mijn Hep niemand zag en duikboot noch zelfs oen periskoop. De „Palembang" stoomde vrij snelhet weer was mooi en helder, toen een lichte ontploffing plaats vond, spoedig gevclgd door twee ernstiger ontploffingen midscheeps De „Palembang" helde dadelijk over en verdween na onge- yeer zes minuten met den kop vooruit in de golven. Eenigo officieren en matrozen waren in het water gesprongen, waaruit zij werden opgepikt. Loyds, de ramp besprekend, stelt de vraag of Duitschland oorlog wil zoeken met Nederland, in de boop van Rotterdam een vlootbasis tegen Engeland te maken. Aan boord van de „Palembang" was ook een in de Leidsdhe voetbalwereld bekend jongmensch, n.l. do stuurmansleerling Kemoen, dié. ernstig gewond werd. Kem pen was indertijd lid van „Beresteijn" uit Voorschoten. Duit.schlands verweer. Wolff seint het volgende officieele bericht uit Berlijn: Naar aanleiding van de officieele bekend making van het Nederlandsche ministerie van marine over het zinken van bet s.s. „Tubantia", dat blijkens onder cede afge legde verklaringen van den eersten en den vierden stuurman en don uitkok do belle- baan van èen torpedo duidelijk is gezien, I wordt bier vastgesteld: dat een Duitsche luikboot niet in aanmerking komt, aange zien de plaats, waar het ongeval is ge~ beurd, minder dan 30 zeemijl van de Ne- derlandsche kust is verwijderd en bij ge volg binnen het gebied ligt, dat blijkens de bekendmaking van 4 Februari 1915 als >oor de scheepvaart niet gevaarlijk is aan gegeven- Voorts kan worden verklaard, dat daar geen Duitsche mijnen zijn gelegd- De D uitsche pers beschuldigt Engeland. Verscheiden Berlrjnscho bladen knoopen aan de verklaring van de Duitsche admirali teit, dat geen Duitsche duikboot en geen Duitsche mgn bij het zinken van de „Tu bantia" betrokken is, de opmerking vast^ dat de torpedeering van de „Tubantia" door een _Engelscbe duikboot, die vervolgens het ruime sop koos, als waarschijnlijk moet worden aangenomen. De „Deutsche Tagesztg." zegt, dat er al lang dergelijke voorvallen zijn geweest, waarbij bet hoogstwaarschijnlijk Engelsche vaartuigen waren, die onzijdige handelssche pen vernielden. De „Köln. Volksztg." en de „Köln. Ztg." spreken over de tegenwoor digheid van een Engelsche duikboot in de buurt van den Noord-Hmder" ten tijde van de ramp. De Duitsche pers zit bepaald wat verlegen met het geval, want de „Köln. Ztg." vertelt ook en ze doet dat nog dat een ontpltoffing aan boord de ramp veroorzaakte. Ze gronden die verhalen op verklaringen van opvarenden, wier namen niet worden genoemd, aan den correspondent te Am sterdam. Engelands verdediging. Reuter seint ons uit London: Met betrekking tot de officieele Duitsche verklaring, dat de „Tubantia" nieit door een Duitsche duikboot of een Duitsche mijn ge zonken kan z\jn, verklaart de secretaris van de Britsche admiraliteit^ dat op het tijd stip, dat de „Tubantia' 'gezonken is, geen Engelsche duikboot in die uubrt is geweest De „Palemban Een volledig verhaal van het gebeurde geeft de Londensohe correspondent van de „Tol.". Deze seint aan zijn blad d.d. 19 Maart: Vanmorgen om elf uur en vanmiddag om Vijf uur ben ik op onderzoeik uit geweest in verband met de „Palembang". Hoewel het onmogelijk is, defipitief iets vaat to stel len, wijzen zekere omstandigheden er op, dat het stoomschip ia getorpedeerd. De zaak is zoo ernstig, dat men het of ficieele onderzoek rustig voortgang moet laten hebben, opdat de feiten volledig aan het licht komen, maar het schijnt mij toe, dat ons publiek het recht heeft, reeds eeni- ge omstandigheden te ervaren, dié werker- lijk ontzettend zijn. Het schip ging binnen een kwartier ten onder,-ten gevolge van drie ontploffingen. G-eTukkig-ia bet leven van 55 leden der bemanning en dé twee passagiers, dank zij de bewonderenswaar dige koelbloedigheid van kapt. Viseer en de andere officieren, gered. Er heerschte tot vanavond nog onzekerheid omtrent een van de zes Javaansohe bedienden. On geveer zeven leden van de bemanning wer den gewond-door de derde ontploffing, die het schip aan stuurboordzijde spleet en het drie minuten later deed zinken. Gelukkig zijn de meesten niet ernstig gewond. De jonge stuurmansleerling, Kean- pe, wiens moedig gedrag ten zeerot© werd geroemd door den kapitein en den lsten officier, is aan het hoofd gewond. Eenige tanden en zijn tong werden hem uitgerukt. De 2de officier, Metselaar, is licht gewond. De hofmeester, Van den Berg, heeft een hoofdwond gekregen, de magazijnmeester Bal insgelijksde stoker Ladenberg is aan den voet gewond, dé stokers Ladenberg en De Br inker aap liet hoofd. Ik heb den kapitein, de officieren en pas sagiers en eenige_Jeden van de bemanning opgezocht in het Great Eastern Hotel, twintig anderen in het Sailors Home in East End Ik ving uit de gesprekken het volgende op: De eerste ontploffing had plaats Zater dagochtend om 11 uur 25, nabij de Gallo- perhoei, niet bij het Galloperliohtsohip. Sommige berichten zeggen, dat het achter schip toen betroffen werd. Drie leden van do bemanning, die op het achterschip ston den, zagen voor do explosie een witte sohuimstreep op liet. water, d£e uitkwam tussohen het eerste en het tweede ruim. An- deren hoorden een suizend geluid. Onmid dellijk daarna peilde ,de kapitein heb schip en bevond alles normaalhij trof echter de noodige voorzorgen. De kapitein had de scheepspapieren, de eenigo zaken die ge red zijn, in zijn boot gebracht. Bij het pas- eeeren van het Noord-Hinder-lichtsohip had de kapitein wijselijk alle vier reijdings- booten buiten boord gehangen en elkeen een reddingsgordel gegeven. De tijdige voorzorgsmaatregelen van den kapitein hobben ongetwijfeld alle men- schenlevens gered. Na de eerste ontplof fing gaf de kapiten onmiddellijk last, de machine achteruit te doen stoomon en ver volgens stop te zetten Het stoomschip was bijna een halve mijl verder gekomen en lag absoluut stil, toen eon tweede, zeer zware, expiosi^ gehoord werd. Do „Palembang" bleek getroffen te zijn. Twee booten werden neergelaten, en het kan ab bewijs, toen het schip ge heel stil lag, gelden, dat deze boo ten met de riemen werden afgeduwd. De booteoi drie en vier werden nu vlug uit gezet, wamt. het schip maakte mei slagzij naar stuurboord en zonk ook met den voor steven. Tob na de tweede ontploffing .bleef de gezagvoerder op do brug; toen daalde hij af naar dek, en stond daar met den der den officier en een der manschappen, or ders gevend voor het uitzetten der booten. Juist toen de derd'e boot werd neergelaten klonk de derde ontploffing. Dat was om 11 uur 32, dus juist 2 minuten de tweede. De „Palembang" werd midscheeps getroffen, even als de twee eerste malen aan stuurboord. Dit feit schijnt wel absoluut uit te sluiten, dat mijnen de ramp teweeg gebracht heboen. Sommige leden dér bemanning hebben de veronderstelling geuit, dat de derde explosie door het 8pringen van een stoomketel veroorzaakt werd, maar dit wordt onwaarschijnlijk door het fedt. dat gjeenerl'eS stoom-ont- wikkeling werd waargenomen. De kapitein, die zich op dit moment op het middendek bevond, zag die evenmin, maar verklaarde, dat na de derde explo sie brokken ijzer, hout en steenkolen over hom en de twee anderen hcenvlogen, zoo dat zij zich m&t jassen trachtte te beschut ten. De matroos werd niettemin gewond, waarna de kapitein en de derde officier bem aan een touw neerlieten in de boot, diè nog bij het semp lag. Vijf minuten na de derde ontploffing, dus om 11 uur 37, zonk de Palembang. De schroef, cfie het laatst gezien werd, was niet in beweging, waaruit opnieuw blijkt, dat het schip geheel stil lag op 't mo ment, dat het omlaag ging. Eerst op dit allerlaatste oogenblik liet de kapitein zich omlaag glijden isi zijn boot. Z'n hond, die negenr jaar lang zijn trouwe metgezel geweest was, kon hij niet meer redden. De derde explosie moet ontzettend ge weest zijn. De eerste officier, vertelde mij, u-afc door de ontploffing zijn boot, waarin twaalf man zaten, hoog opgeheven werd, terwijl alle losse voorwerpen er uit ge slingerd werden. „De boot kwam neer en werd onder wa ter gedrukt I In uig oogenblik dacht ik, dat wij verloren waren, maar de boot kwam weer boven, vol water. De mannen, die er uit geslingerd waren, werden gered." Do koelbloedigheid van den eersten of ficier op <iat vreeselijk oogenblik, redde de monschen in zijn boot, waarvan er sommi gen gewond waren door vallend hout, door de ontploffing losgerukt. Onder hen was de leerling Kempen, die niettegenstaande zijn ernstige hoofdwonden, roeien bleef. „Zijn gedrag was schitterend", zeide de eerste officier, terwijl dé kapitein ver klaarde: „Uit cüen Kempen zal" een prach tig zeeman groeien." Spoedig kwam ^r hulp van de „Neder- landsche kolenboot „Merak", wier dien- »ten echter niet noodig waren. Alle Ne derlanders werden snel aan boord geno men,, en wij werden met de grootste vrien delijkheid behandeld, zeide kapitein Vis ser. Enkele doornatte Nederlandera kre gen droge kleeren, en allen werden later overgebracht naar een Engelsch sohip, waar zij ook uitstekend behandeld werden. Ten alotte werden zij allen te Harwich aan land gebracht. Vele stokers waren barrevoets, en de geheele bemanning Verloor al haar bezit tingen. Dat zij hun leven althans konden redden is wel een groot wonder. Geluk kig was er, toen de tweede ontploffing plaats had, niemand beneden in het voor- ruim, andera waren zij stellig gedood. 'De geheele bemanning uitte haar dank en lof wegens het schitterend gedrag van kapitein Visser. Iedereen was onder den indruk van het vreesolijke schouwspel, toen de derde ontploffing het schip laDgs ae ge- hee'.stuurboordzijde deed splijten. Men huivert van de verschrikkelijke er varingen der bemanning, welker schip bin nen 12 minuten -nietigd werd. De drie ontploffingen hadden alle aan stuurboord zijde plaats, twee terwijl het schip stil lag. De» pers en D uitschlandiB verweer. Het „Alg.- Hbld." schrijft naar aanlei ding van het Duitsche marine-heridht, waarin Doiitsche onderzeeërs worden vrij gepleit van de schuld van de torpedeering van de „Tubantia" het volgende „Het Duitsche marine-bericht, waarin verklaard wordt dat geen Duitsche onder zeeboot de misdaad op de „Tubantia" be dreven kan hebben, moet klaarblijkelijk be rusten op een onderzoek ingesteld voor de in de Noordzee agèerende onderzeebooten gehoord konden worden. Wij zijn overtuigd dat een werkelijk en degelijk onderzoek tot een ander resultaat zou leiden. Het staat vast, dat Duitsche onderzee- booten vaak en haast als regel zonder on derzoek naar de nationaliteit torpedo's op handelsschepen afvuren. Het staat vaat, dat een nieuwe en krach tige actie van Duitsche onderzeebooten was aangekondigd en, zooals een Duitsch offi cieel bericht luidde, reeds aan den gang was. Het staat vast, dat de Duitsche marine het in Duitschland's belang acht zooveel mogelijk de op die wereld beschikbare laad ruimte te verminderen. Omdat ook de ver mindering der neutrale scheepsruimte de proviandeering van» Engeland moeilijker maakt, èn omdat <3e relatieve positie van Duitsobland's handelsvloot na den oorlog daardoor beter wordt. En -het staat- vast, dat de Duitsche re geering zich door geen sentimenten of ge voeligheden heeft laten weerhouden, en zooals officieel verklaard is, zal laten weer houden, om in dezen oorlog te doen, wat in Duitschland's belang is. De mededeeling vaD de Duitsche regee ring moet bedoelen te doen aannemen, dat niet een Duitsch doch en Engelsche. onder zeeboot de misdadiger is. Is het nog noodig aan te toonen, dat de onwaarschijnlijkheid daarvan zóó groot is, dat wij wel van onmogelijkheid spreken kunnen Een vermindering van de neutrale saheepsruiinte is in diréeten en flagranten strijd met Engeland's belang. Zelfs indien men de mogelijikbeid aan neemt en wij weigeren pertinent aan die mogelijkheid te &elooven dat een Engelsch oorlogsschip een groot Nedex- landsah passagiersschip in den grond zou boren, alleen in de hoop dat tussohen Duitschland en Nederland moeilijkheden zouden komen, dan is het nog niet aan te nemen, dat zij daarvoor een groot passa giersschip zou kiezen, de ,,Lusitama"-mis- daad plegen zou, zonder eenige verzachten de omstandigheid. Indien zoo iets duivelachtigs in het brein van een Engelschman_zou opkomen, zou hij wel zorgen zijn slag beter te slaan en een Nedérlandsdh schip kiezen, waarop tal rijke Amerikaansoke onderdanen waren. Maar nog eens, wij achten de mogelijkheid, dat e-enig verantwoorde li ik staatsman of vlootvoogd zulk een middel, even kaag, klein als- dom, zou toepassen, geheel uitge sloten." De „Nieuwe Ot." concludeert: „Aan het officieele bericht valt naar on ze meeniag geen andere beteekenis te hechten dan dat de Duitsche Regeering daarmee den bewijslast op Nederland legt. De bekendmaking is dan als een diplo matieke daad te beschouwen, die scherp afsteekt tegen de geruststellende voorloo- pige verklaring, welke indertijd binnen en kele dagen na de torpedeering van de „Katwijk" uit Berlijn ons land bereikte en bij een dergelijke voorloopige toezegging van onderzoek en eventueel© schadeloos stelling, die ons n week de vernieti ging van cTe Artemis" uit Berlijn gewerd. Yoor het oogenblik zullen wij er nieta anders van zeggen dan dat deze niet op f#iten berustende ontkenning niet zal bij dragen tot het bedaren van de verbittering door het vernielen van het praehtschip on zer handelsvloot hier te lande gewekt. Een ramp, die, terwijl. w:' dit schrijven, gevolgd wordt door het verbijsterende be richt, dat de Zaterdag uit Rotterdam ver trokken vrachtboot van den Rotterd. Lloyd „Palembang" tegen den avond eveneens 'in de Noordzee zou zijn verzonken, weder om door een geheimzinnig torpedo-schot getroffen. Ook „Het .Vaderland" schrijft over heö Duitsche marine-bericht en zegt daarvan o. m. „De Duitsche Regeering is.met haar ent- woord in zake de schuld voor den onder gang der „Tubantia." verre van gelukkig geweest, en indien zij meent, dat het ook maar in de geringste m. er toe zal bij dragen om den in Nederland ontstanen wrevel en spanning weg te nemen, dan kent zij den Nederlandsohen volksaard niet. Deze is veel te nuohter en te critisch en zij is te weinig geneigd tot geloovea op gezag, om te slikken wat haar in den vorm van Wolff's officie communiqué wordt voorgezet. De inhoud daarvan heri nert aan den vader van eenige om h ongehoorzaam' heid cn baldadigheid beruchte zoontjes, die, toen ze op goede gronden verdacht werden' ergens in een straat in het don ker de ruiten te hebben stuk gegooid, door hem verdedigd werden met het ar gument, dat z ij de schuldigen niet kon den zijn, want hij had immers een jaar ge leden nog aan de bewoners verzekerd, dat zij veilig zouden wezen voor zijn ongezeg- gelijke spruitenEen ander moest dus de dader zijn. Deze laatste gevolgtrekking heeft de steller -van het Duitsche communiqué in de pen gehouden, ma: r de uitnoodiging aan ons, om ze z e 1 f te maken, ligt er dik op. Wie die anderen dan zijn, vereischt geen toelichting. Maar nog eensmen vergist zich ten op zichte van onzen volksaard, indien men ook maar een oogenblik gedacht heeft, dat zulk een verklaring op iemand hier te lande in druk zou rmken. Wij weten immers en wel uit de hou-llny der Duitsche Regeering zelf bij gelegen heid van de torpedeering der „Katwijk" en der Artemis", dat de gezagvoerders der Duitsche duikboofcen bij herhaling hun boekje te bi.iten gaan. Zij torpedeereo er maar op los, en als het ongeluk gebeurd is, laten zij hun Regeering er voor op draaien ia den vorm van excuses en toe zegging van schadeloosstelling. Wat er daD verder intra muros usschen die hoe ren en hun chefs gebeurt, is iets wat bui ten beschouwing an blijven. Maar in die twee gevallen hebben wij het bewijs, dat de Duitsche Regeering zich op de gehoo:- zaamheid van die gezagvoerders aan de hun gegeven instructies niet beroepen kan of mag. Wat heeft het dan voo: .in, thaj.3 te ver zekeren, da' geen Duitsonderzeeër de dader kan geweest zijn, omdat een publi catie vail de Duitsohe Regeering van een jaar geleden de zóne van 30 zeemijk a uit de kust voor veilig heeft verklaard 1 Er niet de geringste zekerheid, dat zij zich aan die bekendmaking iets meer sturen dan aan de overige instructies hunner supe rieuren. Het is belaas, maar al c© vaak gebleken, papa heeft den niets ontzienden baldadigi i troep niet in de ha-nd, en is uit den aard der zaak zelfs niet op de hoogte van at zij ter zee uitvoeren." Uit het Engelsch van Miss YONGE. (Nadruk Varboden). 120) „Dat is heel ondeugend van je, om dat te^ zeggen, als je ziet, dat papa zulk een pijn heeft en dat het hem zoo erg veel moeite kost om adem te halqji. Je moest liever wenschen, dat hij gauw beter was, Helena!" „Ja, als hg dan lief voor mg wilde ble ven." „0, je weet niet welk een naar gevoel liet is zoo ziek te zijn," zeide Johnnie weer. „Ik zou zoo graag hebben, dat hg weer gezond en sterk was en te paard kon zitten weer naar zijn soldaten kon gaan. Ik hoop, dat hg dan toch wel vriendelgk voor cms zal blijven en dat hg niet meer weg zal gaan en mama bedroefd maken." „Als hg mg dan ook een hand gaf en ffiet mg ging wandelen, zooals de papa van lat kleine meisje, dat in het huis van den papegaai woont! Dien papa zou ik graag ballen hebben, als het niet zulk een klein, frag'er, leelgk mannetje was. Z-oudt gg hem voor papa willen heb oen, Johnnie?" „Welneen! ik houd van geen mensch zoo- J^el als van mijn eigen papa. Ik heb, hem hef met mgn heele hart! En ik ben zoo hlüde, dat hg nu ook wil hebben, dat wg VaQ hem houden! Zoodra als ik wakker ff°rd, denk qj. aan, en o, dan ben ik *00 blij!" (Violette was opj het punfl geweest on een eind aan het gesprek te maken, doch Arthur wilde het haar niet toelaten, en luisterde met tranen ia de oogen naar het geen de kinderen zeiden. „Wat hebt gij toch aan dien kuaap ge daan?" mompelde hg. „Niets; het ligt in zijn eigen liefhebbenden aard," zeide zij. Arthur drukte haar hand aan zijn lip pen. „Mgn arme kinderen! Ala papa ooit weer beter wordt. En Violette had er toch spgt van, dat hjj die samenspraak gehoord had, want zijn ontroering maakte hem gedurende het overige van den avond weder veel zieker dan hg den geheel en dag geweest was. HOOFDSTUK XI. Intusschen waren Theodora en haar vader weder met de buitenwereld in aanraking gekomen, en hadden eenige bezoeken ont vangen. Op zekeren morgen onder anderen bracht James hot kaartje van Lord St.-Erme binnen, die liet vragen hoe het met den kolonel was en of hg Lord Martindale ook voor een oogenblik belet zou doen. Theo dora had maar even den tgd gehad, om te denken hoe belaohelgk het van haqr was, zich te bekommeren over den indruk, dien haar veranderd voorkomen op haar twee den gewezen minnaar zou maken, toen hij reeds, hoog kleurende en een diepe buiging voor haar makende^ binnentrad. Hij scheen •geen plan te hebben haar de hand te geven, doch toen zg hem de hare toestak, vatte hg die met zekere drift en verlegenheid tevens. Nadat de hartelgkste welkomstgroeten tus- schen hem en haar vader gewisseld waren, bekende hg, nog niet geheel hersteld te zgn van de gevolgen van het ongeval, dat hem was overkomen, en naar Londen te zijn gegaan om een geneesheer te raad plegen. Hg had een pakje voor mevrouw Martindale uit Wrangerton medegebracht en aan de familie Moss beloofd hun de laatste tijdingen van den kolonel t9 brengen. Tenvgl zg hierover spraken, en Lord Mar tindale hem van den toestand van Arthur verhaalde, had Theodora tgd hem gade te slaan. Zijn vreemde kleeding en de zonder linge manier van zgn haar te dragen was verdwenen, en hg zag er nu geheel als een Engelsohnian, of liever als een Engelsch jongeling uit, want het jeugdige in zgn gelaat en houding was nog geheel hetzelfde; het eenige verschil met vroeger bestond in de meerdere levendigheid van den opslag van zgn oog en de meer dere vastheid, die de trek om den mond verried. Toen de bloa, die bg het binnenkomen zijn gelaat overtogen had, ver dween, was heb aan zijn kleur te zien, dat hg nog kprtelinga ziek was geweest, en ook zgn wangen waren ingevallen en zgn handen zeer vermagerd. En toen Theodora zich den heldenmoed voor den geest bracht, dien hjj betoond had, haar slechte behan deling te zgn on aanzien, en de w$zè, waarop h^j in het uiterste van het gevaar nog aan haar gedacht had, kon rij hem niet aan zien, zonder meer ontroering te laten blij ken, dan zg wel gewenscht had. Het was haar, alsof hg als een getuige tegen haar opstond, en hoe zg er zich ook tegen ver zette, zfi gevoelde, dat zgn verlegenheid' aanstekelijk was. Zij deed haar best om op denzelfden koelen toon, die haar met Percy zoo gemakkelijk gevallen was, te spreken, en toen zrj met moeite de vraag uitte, hoe het met Lady Luoy was, bracht hg haat opnieuw in verwarring dooi; de snelle èn levendige manier, waarop hij zich tot haar keerde, zoodra hg het geluid harer stem hoorde. „Lucy is zeer wel, dank u; ik heb haar bg mgn neef en nicht Delaval gelaten. Het kostte veel moeite, haar van huis te krggen, en zij heeft mij reeds gewaarschuwd, er niet op te rekenen, dat zg een enkelen dag na mgn vertrek daar zal blgven." Hij sprak op gejaagden, verlegen icon, als verlangde hg reeds om haar antivoord te hooren en ■daardoor gelegenheid te vinden om het ge sprek zoo lang mogelgk te rekken. „Hoe lang blijft gij in de stadT' vroeg zij, pogende een onderwerp te, vrinden, dat zij zonder dat lastige blozen kon aanroeren. „Dat kan ik niet bepalen. Ik heb^nog veel te verrichten. Zoudt gij zoo goed willen zijn" zich tot Lord Martindale weadende „mij te zeggen, waar een goed magazijn van landbouwgereedschappen te vindoa „Eere zij den ploeg 1 De landbouw werkt als een bedarend geneesmiddel op de he- dendaagsche edellieden/' sprak Theodora in zichzelve, toen zij hun gesprek over on dergrond en grint en dergelijke onderwer pen me-er aanhoorde. „Ik denk, dat, nu de dichter in een heereboer verande *d is, hij zijn liefde en beschroomdheid ook wel ver geten zal 1" Met dat al smaakte rij toch de voldoening te hooren: „Neen, dat plr kunnen wij niet doorzetten, of wj moeten de rotsen doen springen, en ik wil het niet op mijn geweten hebben, de latuur zoo te verminken." „Als gij daartegen opziet, zult gij nim mer een echt landbouwer worden." „Daar heb ik ook de middelen nierfc toe, en ik zou er ook geen lust in hebben. Ik houd er mij slechts mede bezig om aan mijn pachters te toonen, dat ik niet geheel van den geest der eeuw verstoken ben." Landeclelliedon zijn nergens zoo gelukkig als in een magazijn van landbouwgereed- schappen; Lord Martindale haastte zich dan ook, om zijn vriend zijn gezelschap en goe den raad aan te bieden. Hij wilde vooraf even naar boven gaan, om te zien, hoe Ar thur het maakte, en dat pakje aan "Violette te geven. ,,Mag ik u verzoeken aan mevrouw Mar tindale te zeggen, dat haar moeder en zus tors haar hartelijk laten groeten 1 't Is 'n zeer lieve familie," zei Lord St.-Erme, „Me vrouw Mos3 is zoo vriendelijk .oor mijn ar me zuster geweest, dat wij waarlijk niet we ten hoe wij onze dankbaarheid zullen toonen „Ik heb nooit een der leden van de fami lie gezien, uitgezonderd Violette's broe der," hernam Theodora. „Dat ia het beste staaltje niet/ antwoord de Lord St.-Erme. „Verscheidene >an de- jongere dame3 zijn bijzonder L'ooie en lieve meisjes, eD Lucy ontdekt gedurig weer nieuwe bewijzen van haar weldadigheid je gens de armen. En zie, dat brengt mij in ge dachten. u te vragen, of gij ook bekend zijt met de school van Whitford, daar men mij een der meesters van die school heeft aan bevolen." „Ik weet er weinig van; ik geloof, dat de predikant er veel werk vaü maakt." „Onze fondsen laten ons nog niet toe om iemand van uitstekende bekwaamheid te zoeken"; voor het oogenblik zou het ons vol doende zij, iemand te vinden, die genoeg kunde had om het onderwijs, op do hoogte te houden, waarop het thans gebracht is, en die voor kon lezen op de leesavonden, als ik niet tegenwoordig ben." „Hebt-gij leesavonden ingesteld 17;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5