No. 17198.
LE8DSCH DAGBLAD, baandag 20 Maart.
Tweede Blad. Anno 1016.
De ondergang van de
„Tubantia" en de
„Palembang".
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
Nog houdt de torpedeering van de „Tu
bantia" de gemoederen bezig of een^an-
dër schip van de Nederlandsohe handels
vloot ia het slachtoffer geworden van den
monsteracshtigsten zeeoorlog, die ooit ge
streden werd.
Nog beschikt men niet om een positief
oordeel to vellen, over de noodige gege
vens, maar het lgkt zeer waar
schijnlijk, dat een der Rotterdamsche
Uoyd-booten is ondergegaan gelijk de „Tu
bantia".
Het departement van marine heert nog
geen officioele mededeling ontvangen,
maar gistermorgen vroeg kwam hier reeds
het telegram van Reuter, dat volgens een
Lloyds's bericht de „Palembang" in de
Noordzee getorpedeerd was. Een gerust
stellende mecfiedeeling was, dat de beman
ning wa3 gered, zij 't dan ook niet allen in
goeden staat.
Vrijdagnacht was het schip van Rotter
dam naar Java uitgevaren en Zaterdag
ochtend wf^s 't de Noord-Hinder gepas
seerd En met veel verder is het in 1911
gebouwde, 6674 ton groote schip binnen ze
ven minuten gezonken, nadat drie ontplof
fingen het vaartuig hadden opengereten,
daarbij nog negen der opvarenden verwon
dend.
Toen de ontploffingen plaats hadden,
snelden de matrozen onmiddellijk naar de
aangewezen posten, waarna de booten snel
gestreken werden. Allen werden gereddo
gewonden werden voorzichtig in de booten
.geplaatst en naar het ziekenhuis gebracht
zoodra men geland was.
Verschillende leden van de bemanning
verklaarden, dat een duikboot drie torpe
do's had afgesöhotetn, waarvan de eerste
het schip aan den achtersteven trof, de
tweedo aan den voorsteven en de derde
midscheeps De kapitein, de passagiers en
de ongekwetste leden van de bear arming zijn
naar Londen vertrokken.
Verder werd bericht, dat twintig leden
van de bemanning gisteravond in het Zee
manshuis te Londen zijn aangekomen.
Het schip zonk zoo snel, dat er geen tijd
was iets van de bezittingen te redden. De
bemanning werd door de inwoners van
Harwich van de noodige kleeren voorzien.
Jan Eversen van Rotterdam, door
Lloyds News' geïnterviewd, zeide
Niemand kan met zekerheid zeggep of de
„Palembang" werd getorpedeerd of op een
mijn Hep niemand zag en duikboot noch
zelfs oen periskoop. De „Palembang"
stoomde vrij snelhet weer was mooi en
helder, toen een lichte ontploffing plaats
vond, spoedig gevclgd door twee ernstiger
ontploffingen midscheeps De „Palembang"
helde dadelijk over en verdween na onge-
yeer zes minuten met den kop vooruit in de
golven.
Eenigo officieren en matrozen waren in
het water gesprongen, waaruit zij werden
opgepikt.
Loyds, de ramp besprekend, stelt de
vraag of Duitschland oorlog wil zoeken met
Nederland, in de boop van Rotterdam een
vlootbasis tegen Engeland te maken.
Aan boord van de „Palembang" was ook
een in de Leidsdhe voetbalwereld bekend
jongmensch, n.l. do stuurmansleerling
Kemoen, dié. ernstig gewond werd. Kem
pen was indertijd lid van „Beresteijn" uit
Voorschoten.
Duit.schlands verweer.
Wolff seint het volgende officieele bericht
uit Berlijn:
Naar aanleiding van de officieele bekend
making van het Nederlandsche ministerie
van marine over het zinken van bet s.s.
„Tubantia", dat blijkens onder cede afge
legde verklaringen van den eersten en den
vierden stuurman en don uitkok do belle-
baan van èen torpedo duidelijk is gezien,
I wordt bier vastgesteld: dat een Duitsche
luikboot niet in aanmerking komt, aange
zien de plaats, waar het ongeval is ge~
beurd, minder dan 30 zeemijl van de Ne-
derlandsche kust is verwijderd en bij ge
volg binnen het gebied ligt, dat blijkens
de bekendmaking van 4 Februari 1915 als
>oor de scheepvaart niet gevaarlijk is aan
gegeven-
Voorts kan worden verklaard, dat daar
geen Duitsche mijnen zijn gelegd-
De D uitsche pers
beschuldigt Engeland.
Verscheiden Berlrjnscho bladen knoopen
aan de verklaring van de Duitsche admirali
teit, dat geen Duitsche duikboot en geen
Duitsche mgn bij het zinken van de „Tu
bantia" betrokken is, de opmerking vast^
dat de torpedeering van de „Tubantia" door
een _Engelscbe duikboot, die vervolgens het
ruime sop koos, als waarschijnlijk moet
worden aangenomen.
De „Deutsche Tagesztg." zegt, dat er al
lang dergelijke voorvallen zijn geweest,
waarbij bet hoogstwaarschijnlijk Engelsche
vaartuigen waren, die onzijdige handelssche
pen vernielden. De „Köln. Volksztg." en de
„Köln. Ztg." spreken over de tegenwoor
digheid van een Engelsche duikboot in de
buurt van den Noord-Hmder" ten tijde van
de ramp.
De Duitsche pers zit bepaald wat verlegen
met het geval, want de „Köln. Ztg." vertelt
ook en ze doet dat nog dat een
ontpltoffing aan boord de ramp veroorzaakte.
Ze gronden die verhalen op verklaringen
van opvarenden, wier namen niet worden
genoemd, aan den correspondent te Am
sterdam.
Engelands verdediging.
Reuter seint ons uit London:
Met betrekking tot de officieele Duitsche
verklaring, dat de „Tubantia" nieit door een
Duitsche duikboot of een Duitsche mijn ge
zonken kan z\jn, verklaart de secretaris van
de Britsche admiraliteit^ dat op het tijd
stip, dat de „Tubantia' 'gezonken is, geen
Engelsche duikboot in die uubrt is geweest
De „Palemban
Een volledig verhaal van het gebeurde
geeft de Londensohe correspondent van de
„Tol.". Deze seint aan zijn blad d.d. 19
Maart:
Vanmorgen om elf uur en vanmiddag om
Vijf uur ben ik op onderzoeik uit geweest in
verband met de „Palembang". Hoewel het
onmogelijk is, defipitief iets vaat to stel
len, wijzen zekere omstandigheden er op,
dat het stoomschip ia getorpedeerd.
De zaak is zoo ernstig, dat men het of
ficieele onderzoek rustig voortgang moet
laten hebben, opdat de feiten volledig aan
het licht komen, maar het schijnt mij toe,
dat ons publiek het recht heeft, reeds eeni-
ge omstandigheden te ervaren, dié werker-
lijk ontzettend zijn. Het schip ging binnen
een kwartier ten onder,-ten gevolge van
drie ontploffingen. G-eTukkig-ia bet leven
van 55 leden der bemanning en dé twee
passagiers, dank zij de bewonderenswaar
dige koelbloedigheid van kapt. Viseer en
de andere officieren, gered. Er heerschte
tot vanavond nog onzekerheid omtrent
een van de zes Javaansohe bedienden. On
geveer zeven leden van de bemanning wer
den gewond-door de derde ontploffing, die
het schip aan stuurboordzijde spleet en
het drie minuten later deed zinken.
Gelukkig zijn de meesten niet ernstig
gewond. De jonge stuurmansleerling, Kean-
pe, wiens moedig gedrag ten zeerot© werd
geroemd door den kapitein en den lsten
officier, is aan het hoofd gewond. Eenige
tanden en zijn tong werden hem uitgerukt.
De 2de officier, Metselaar, is licht gewond.
De hofmeester, Van den Berg, heeft een
hoofdwond gekregen, de magazijnmeester
Bal insgelijksde stoker Ladenberg is aan
den voet gewond, dé stokers Ladenberg en
De Br inker aap liet hoofd.
Ik heb den kapitein, de officieren en pas
sagiers en eenige_Jeden van de bemanning
opgezocht in het Great Eastern Hotel,
twintig anderen in het Sailors Home in
East End Ik ving uit de gesprekken het
volgende op:
De eerste ontploffing had plaats Zater
dagochtend om 11 uur 25, nabij de Gallo-
perhoei, niet bij het Galloperliohtsohip.
Sommige berichten zeggen, dat het achter
schip toen betroffen werd. Drie leden van
do bemanning, die op het achterschip ston
den, zagen voor do explosie een witte
sohuimstreep op liet. water, d£e uitkwam
tussohen het eerste en het tweede ruim. An-
deren hoorden een suizend geluid. Onmid
dellijk daarna peilde ,de kapitein heb schip
en bevond alles normaalhij trof echter
de noodige voorzorgen. De kapitein had de
scheepspapieren, de eenigo zaken die ge
red zijn, in zijn boot gebracht. Bij het pas-
eeeren van het Noord-Hinder-lichtsohip
had de kapitein wijselijk alle vier reijdings-
booten buiten boord gehangen en elkeen
een reddingsgordel gegeven.
De tijdige voorzorgsmaatregelen van den
kapitein hobben ongetwijfeld alle men-
schenlevens gered. Na de eerste ontplof
fing gaf de kapiten onmiddellijk last, de
machine achteruit te doen stoomon en ver
volgens stop te zetten
Het stoomschip was bijna een halve mijl
verder gekomen en lag absoluut stil, toen
eon tweede, zeer zware, expiosi^ gehoord
werd. Do „Palembang" bleek getroffen te
zijn. Twee booten werden neergelaten, en
het kan ab bewijs, toen het schip ge
heel stil lag, gelden, dat deze boo
ten met de riemen werden afgeduwd. De
booteoi drie en vier werden nu vlug uit
gezet, wamt. het schip maakte mei slagzij
naar stuurboord en zonk ook met den voor
steven.
Tob na de tweede ontploffing .bleef de
gezagvoerder op do brug; toen daalde hij
af naar dek, en stond daar met den der
den officier en een der manschappen, or
ders gevend voor het uitzetten der booten.
Juist toen de derd'e boot werd neergelaten
klonk de derde ontploffing.
Dat was om 11 uur 32, dus juist 2 minuten
de tweede. De „Palembang" werd
midscheeps getroffen, even
als de twee eerste malen
aan stuurboord. Dit feit schijnt
wel absoluut uit te sluiten,
dat mijnen de ramp teweeg
gebracht heboen. Sommige leden
dér bemanning hebben de veronderstelling
geuit, dat de derde explosie door het
8pringen van een stoomketel veroorzaakt
werd, maar dit wordt onwaarschijnlijk
door het fedt. dat gjeenerl'eS stoom-ont-
wikkeling werd waargenomen.
De kapitein, die zich op dit moment op
het middendek bevond, zag die evenmin,
maar verklaarde, dat na de derde explo
sie brokken ijzer, hout en steenkolen over
hom en de twee anderen hcenvlogen, zoo
dat zij zich m&t jassen trachtte te beschut
ten. De matroos werd niettemin gewond,
waarna de kapitein en de derde officier
bem aan een touw neerlieten in de boot,
diè nog bij het semp lag.
Vijf minuten na de derde ontploffing,
dus om 11 uur 37, zonk de Palembang. De
schroef, cfie het laatst gezien werd, was
niet in beweging, waaruit opnieuw blijkt,
dat het schip geheel stil lag op 't mo
ment, dat het omlaag ging.
Eerst op dit allerlaatste oogenblik liet de
kapitein zich omlaag glijden isi zijn boot.
Z'n hond, die negenr jaar lang zijn trouwe
metgezel geweest was, kon hij niet meer
redden.
De derde explosie moet ontzettend ge
weest zijn. De eerste officier, vertelde mij,
u-afc door de ontploffing zijn boot, waarin
twaalf man zaten, hoog opgeheven werd,
terwijl alle losse voorwerpen er uit ge
slingerd werden.
„De boot kwam neer en werd onder wa
ter gedrukt I In uig oogenblik dacht ik, dat
wij verloren waren, maar de boot kwam
weer boven, vol water. De mannen, die er
uit geslingerd waren, werden gered."
Do koelbloedigheid van den eersten of
ficier op <iat vreeselijk oogenblik, redde de
monschen in zijn boot, waarvan er sommi
gen gewond waren door vallend hout, door
de ontploffing losgerukt. Onder hen was
de leerling Kempen, die niettegenstaande
zijn ernstige hoofdwonden, roeien bleef.
„Zijn gedrag was schitterend", zeide de
eerste officier, terwijl dé kapitein ver
klaarde: „Uit cüen Kempen zal" een prach
tig zeeman groeien."
Spoedig kwam ^r hulp van de „Neder-
landsche kolenboot „Merak", wier dien-
»ten echter niet noodig waren. Alle Ne
derlanders werden snel aan boord geno
men,, en wij werden met de grootste vrien
delijkheid behandeld, zeide kapitein Vis
ser. Enkele doornatte Nederlandera kre
gen droge kleeren, en allen werden later
overgebracht naar een Engelsch sohip,
waar zij ook uitstekend behandeld werden.
Ten alotte werden zij allen te Harwich
aan land gebracht.
Vele stokers waren barrevoets, en de
geheele bemanning Verloor al haar bezit
tingen. Dat zij hun leven althans konden
redden is wel een groot wonder. Geluk
kig was er, toen de tweede ontploffing
plaats had, niemand beneden in het voor-
ruim, andera waren zij stellig gedood.
'De geheele bemanning uitte haar dank
en lof wegens het schitterend gedrag van
kapitein Visser. Iedereen was onder den
indruk van het vreesolijke schouwspel, toen
de derde ontploffing het schip laDgs ae ge-
hee'.stuurboordzijde deed splijten.
Men huivert van de verschrikkelijke er
varingen der bemanning, welker schip bin
nen 12 minuten -nietigd werd. De drie
ontploffingen hadden alle aan stuurboord
zijde plaats, twee terwijl het schip stil lag.
De» pers en D uitschlandiB
verweer.
Het „Alg.- Hbld." schrijft naar aanlei
ding van het Duitsche marine-heridht,
waarin Doiitsche onderzeeërs worden vrij
gepleit van de schuld van de torpedeering
van de „Tubantia" het volgende
„Het Duitsche marine-bericht, waarin
verklaard wordt dat geen Duitsche onder
zeeboot de misdaad op de „Tubantia" be
dreven kan hebben, moet klaarblijkelijk be
rusten op een onderzoek ingesteld voor de
in de Noordzee agèerende onderzeebooten
gehoord konden worden. Wij zijn overtuigd
dat een werkelijk en degelijk onderzoek
tot een ander resultaat zou leiden.
Het staat vast, dat Duitsche onderzee-
booten vaak en haast als regel zonder on
derzoek naar de nationaliteit torpedo's op
handelsschepen afvuren.
Het staat vaat, dat een nieuwe en krach
tige actie van Duitsche onderzeebooten was
aangekondigd en, zooals een Duitsch offi
cieel bericht luidde, reeds aan den gang
was.
Het staat vast, dat de Duitsche marine
het in Duitschland's belang acht zooveel
mogelijk de op die wereld beschikbare laad
ruimte te verminderen. Omdat ook de ver
mindering der neutrale scheepsruimte de
proviandeering van» Engeland moeilijker
maakt, èn omdat <3e relatieve positie van
Duitsobland's handelsvloot na den oorlog
daardoor beter wordt.
En -het staat- vast, dat de Duitsche re
geering zich door geen sentimenten of ge
voeligheden heeft laten weerhouden, en
zooals officieel verklaard is, zal laten weer
houden, om in dezen oorlog te doen, wat in
Duitschland's belang is.
De mededeeling vaD de Duitsche regee
ring moet bedoelen te doen aannemen, dat
niet een Duitsch doch en Engelsche. onder
zeeboot de misdadiger is.
Is het nog noodig aan te toonen, dat de
onwaarschijnlijkheid daarvan zóó groot is,
dat wij wel van onmogelijkheid spreken
kunnen
Een vermindering van de neutrale
saheepsruiinte is in diréeten en flagranten
strijd met Engeland's belang.
Zelfs indien men de mogelijikbeid aan
neemt en wij weigeren pertinent aan
die mogelijkheid te &elooven dat een
Engelsch oorlogsschip een groot Nedex-
landsah passagiersschip in den grond zou
boren, alleen in de hoop dat tussohen
Duitschland en Nederland moeilijkheden
zouden komen, dan is het nog niet aan te
nemen, dat zij daarvoor een groot passa
giersschip zou kiezen, de ,,Lusitama"-mis-
daad plegen zou, zonder eenige verzachten
de omstandigheid.
Indien zoo iets duivelachtigs in het brein
van een Engelschman_zou opkomen, zou
hij wel zorgen zijn slag beter te slaan en
een Nedérlandsdh schip kiezen, waarop tal
rijke Amerikaansoke onderdanen waren.
Maar nog eens, wij achten de mogelijkheid,
dat e-enig verantwoorde li ik staatsman of
vlootvoogd zulk een middel, even kaag,
klein als- dom, zou toepassen, geheel uitge
sloten."
De „Nieuwe Ot." concludeert:
„Aan het officieele bericht valt naar on
ze meeniag geen andere beteekenis te
hechten dan dat de Duitsche Regeering
daarmee den bewijslast op Nederland legt.
De bekendmaking is dan als een diplo
matieke daad te beschouwen, die scherp
afsteekt tegen de geruststellende voorloo-
pige verklaring, welke indertijd binnen en
kele dagen na de torpedeering van de
„Katwijk" uit Berlijn ons land bereikte
en bij een dergelijke voorloopige toezegging
van onderzoek en eventueel© schadeloos
stelling, die ons n week de vernieti
ging van cTe Artemis" uit Berlijn gewerd.
Yoor het oogenblik zullen wij er nieta
anders van zeggen dan dat deze niet op
f#iten berustende ontkenning niet zal bij
dragen tot het bedaren van de verbittering
door het vernielen van het praehtschip on
zer handelsvloot hier te lande gewekt.
Een ramp, die, terwijl. w:' dit schrijven,
gevolgd wordt door het verbijsterende be
richt, dat de Zaterdag uit Rotterdam ver
trokken vrachtboot van den Rotterd. Lloyd
„Palembang" tegen den avond eveneens
'in de Noordzee zou zijn verzonken, weder
om door een geheimzinnig torpedo-schot
getroffen.
Ook „Het .Vaderland" schrijft over heö
Duitsche marine-bericht en zegt daarvan
o. m.
„De Duitsche Regeering is.met haar ent-
woord in zake de schuld voor den onder
gang der „Tubantia." verre van gelukkig
geweest, en indien zij meent, dat het ook
maar in de geringste m. er toe zal bij
dragen om den in Nederland ontstanen
wrevel en spanning weg te nemen, dan
kent zij den Nederlandsohen volksaard
niet. Deze is veel te nuohter en te critisch
en zij is te weinig geneigd tot geloovea
op gezag, om te slikken wat haar in den
vorm van Wolff's officie communiqué
wordt voorgezet.
De inhoud daarvan heri nert aan den
vader van eenige om h ongehoorzaam'
heid cn baldadigheid beruchte zoontjes,
die, toen ze op goede gronden verdacht
werden' ergens in een straat in het don
ker de ruiten te hebben stuk gegooid,
door hem verdedigd werden met het ar
gument, dat z ij de schuldigen niet kon
den zijn, want hij had immers een jaar ge
leden nog aan de bewoners verzekerd, dat
zij veilig zouden wezen voor zijn ongezeg-
gelijke spruitenEen ander moest dus
de dader zijn.
Deze laatste gevolgtrekking heeft de
steller -van het Duitsche communiqué in
de pen gehouden, ma: r de uitnoodiging
aan ons, om ze z e 1 f te maken, ligt er dik
op. Wie die anderen dan zijn, vereischt
geen toelichting.
Maar nog eensmen vergist zich ten op
zichte van onzen volksaard, indien men ook
maar een oogenblik gedacht heeft, dat zulk
een verklaring op iemand hier te lande in
druk zou rmken.
Wij weten immers en wel uit de hou-llny
der Duitsche Regeering zelf bij gelegen
heid van de torpedeering der „Katwijk"
en der Artemis", dat de gezagvoerders
der Duitsche duikboofcen bij herhaling hun
boekje te bi.iten gaan. Zij torpedeereo er
maar op los, en als het ongeluk gebeurd
is, laten zij hun Regeering er voor op
draaien ia den vorm van excuses en toe
zegging van schadeloosstelling. Wat er
daD verder intra muros usschen die hoe
ren en hun chefs gebeurt, is iets wat bui
ten beschouwing an blijven. Maar in die
twee gevallen hebben wij het bewijs, dat
de Duitsche Regeering zich op de gehoo:-
zaamheid van die gezagvoerders aan de
hun gegeven instructies niet beroepen kan
of mag.
Wat heeft het dan voo: .in, thaj.3 te ver
zekeren, da' geen Duitsonderzeeër de
dader kan geweest zijn, omdat een publi
catie vail de Duitsohe Regeering van een
jaar geleden de zóne van 30 zeemijk a uit
de kust voor veilig heeft verklaard 1 Er
niet de geringste zekerheid, dat zij zich
aan die bekendmaking iets meer sturen dan
aan de overige instructies hunner supe
rieuren.
Het is belaas, maar al c© vaak gebleken,
papa heeft den niets ontzienden baldadigi i
troep niet in de ha-nd, en is uit den aard
der zaak zelfs niet op de hoogte van at
zij ter zee uitvoeren."
Uit het Engelsch van Miss YONGE.
(Nadruk Varboden).
120)
„Dat is heel ondeugend van je, om dat
te^ zeggen, als je ziet, dat papa zulk een
pijn heeft en dat het hem zoo erg veel
moeite kost om adem te halqji. Je moest
liever wenschen, dat hij gauw beter was,
Helena!"
„Ja, als hg dan lief voor mg wilde ble
ven."
„0, je weet niet welk een naar gevoel
liet is zoo ziek te zijn," zeide Johnnie weer.
„Ik zou zoo graag hebben, dat hg weer
gezond en sterk was en te paard kon zitten
weer naar zijn soldaten kon gaan. Ik
hoop, dat hg dan toch wel vriendelgk voor
cms zal blijven en dat hg niet meer weg
zal gaan en mama bedroefd maken."
„Als hg mg dan ook een hand gaf en
ffiet mg ging wandelen, zooals de papa van
lat kleine meisje, dat in het huis van den
papegaai woont! Dien papa zou ik graag
ballen hebben, als het niet zulk een klein,
frag'er, leelgk mannetje was. Z-oudt gg hem
voor papa willen heb oen, Johnnie?"
„Welneen! ik houd van geen mensch zoo-
J^el als van mijn eigen papa. Ik heb, hem
hef met mgn heele hart! En ik ben zoo
hlüde, dat hg nu ook wil hebben, dat wg
VaQ hem houden! Zoodra als ik wakker
ff°rd, denk qj. aan, en o, dan ben ik
*00 blij!"
(Violette was opj het punfl geweest on
een eind aan het gesprek te maken, doch
Arthur wilde het haar niet toelaten, en
luisterde met tranen ia de oogen naar het
geen de kinderen zeiden.
„Wat hebt gij toch aan dien kuaap ge
daan?" mompelde hg.
„Niets; het ligt in zijn eigen liefhebbenden
aard," zeide zij.
Arthur drukte haar hand aan zijn lip
pen. „Mgn arme kinderen! Ala papa ooit
weer beter wordt.
En Violette had er toch spgt van, dat hjj
die samenspraak gehoord had, want zijn
ontroering maakte hem gedurende het
overige van den avond weder veel zieker
dan hg den geheel en dag geweest was.
HOOFDSTUK XI.
Intusschen waren Theodora en haar vader
weder met de buitenwereld in aanraking
gekomen, en hadden eenige bezoeken ont
vangen. Op zekeren morgen onder anderen
bracht James hot kaartje van Lord St.-Erme
binnen, die liet vragen hoe het met den
kolonel was en of hg Lord Martindale ook
voor een oogenblik belet zou doen. Theo
dora had maar even den tgd gehad, om
te denken hoe belaohelgk het van haqr was,
zich te bekommeren over den indruk, dien
haar veranderd voorkomen op haar twee
den gewezen minnaar zou maken, toen hij
reeds, hoog kleurende en een diepe buiging
voor haar makende^ binnentrad. Hij scheen
•geen plan te hebben haar de hand te geven,
doch toen zg hem de hare toestak, vatte
hg die met zekere drift en verlegenheid
tevens.
Nadat de hartelgkste welkomstgroeten tus-
schen hem en haar vader gewisseld waren,
bekende hg, nog niet geheel hersteld te
zgn van de gevolgen van het ongeval, dat
hem was overkomen, en naar Londen te
zijn gegaan om een geneesheer te raad
plegen. Hg had een pakje voor mevrouw
Martindale uit Wrangerton medegebracht
en aan de familie Moss beloofd hun de
laatste tijdingen van den kolonel t9 brengen.
Tenvgl zg hierover spraken, en Lord Mar
tindale hem van den toestand van Arthur
verhaalde, had Theodora tgd hem gade te
slaan. Zijn vreemde kleeding en de zonder
linge manier van zgn haar te dragen was
verdwenen, en hg zag er nu geheel als een
Engelsohnian, of liever als een Engelsch
jongeling uit, want het jeugdige in zgn
gelaat en houding was nog geheel hetzelfde;
het eenige verschil met vroeger bestond
in de meerdere levendigheid van
den opslag van zgn oog en de meer
dere vastheid, die de trek om
den mond verried. Toen de bloa, die bg het
binnenkomen zijn gelaat overtogen had, ver
dween, was heb aan zijn kleur te zien, dat
hg nog kprtelinga ziek was geweest, en
ook zgn wangen waren ingevallen en zgn
handen zeer vermagerd. En toen Theodora
zich den heldenmoed voor den geest bracht,
dien hjj betoond had, haar slechte behan
deling te zgn on aanzien, en de w$zè, waarop
h^j in het uiterste van het gevaar nog aan
haar gedacht had, kon rij hem niet aan
zien, zonder meer ontroering te laten blij
ken, dan zg wel gewenscht had. Het was
haar, alsof hg als een getuige tegen haar
opstond, en hoe zg er zich ook tegen ver
zette, zfi gevoelde, dat zgn verlegenheid'
aanstekelijk was. Zij deed haar best om op
denzelfden koelen toon, die haar met Percy
zoo gemakkelijk gevallen was, te spreken,
en toen zrj met moeite de vraag uitte, hoe
het met Lady Luoy was, bracht hg haat
opnieuw in verwarring dooi; de snelle èn
levendige manier, waarop hij zich tot haar
keerde, zoodra hg het geluid harer stem
hoorde.
„Lucy is zeer wel, dank u; ik heb haar
bg mgn neef en nicht Delaval gelaten. Het
kostte veel moeite, haar van huis te krggen,
en zij heeft mij reeds gewaarschuwd, er niet
op te rekenen, dat zg een enkelen dag na
mgn vertrek daar zal blgven." Hij sprak
op gejaagden, verlegen icon, als verlangde
hg reeds om haar antivoord te hooren en
■daardoor gelegenheid te vinden om het ge
sprek zoo lang mogelgk te rekken.
„Hoe lang blijft gij in de stadT' vroeg
zij, pogende een onderwerp te, vrinden, dat
zij zonder dat lastige blozen kon aanroeren.
„Dat kan ik niet bepalen. Ik heb^nog veel
te verrichten. Zoudt gij zoo goed willen
zijn" zich tot Lord Martindale weadende
„mij te zeggen, waar een goed magazijn
van landbouwgereedschappen te vindoa
„Eere zij den ploeg 1 De landbouw werkt
als een bedarend geneesmiddel op de he-
dendaagsche edellieden/' sprak Theodora
in zichzelve, toen zij hun gesprek over on
dergrond en grint en dergelijke onderwer
pen me-er aanhoorde. „Ik denk, dat, nu de
dichter in een heereboer verande *d is, hij
zijn liefde en beschroomdheid ook wel ver
geten zal 1" Met dat al smaakte rij toch de
voldoening te hooren: „Neen, dat plr
kunnen wij niet doorzetten, of wj moeten
de rotsen doen springen, en ik wil het niet
op mijn geweten hebben, de latuur zoo te
verminken."
„Als gij daartegen opziet, zult gij nim
mer een echt landbouwer worden."
„Daar heb ik ook de middelen nierfc toe,
en ik zou er ook geen lust in hebben. Ik
houd er mij slechts mede bezig om aan mijn
pachters te toonen, dat ik niet geheel van
den geest der eeuw verstoken ben."
Landeclelliedon zijn nergens zoo gelukkig
als in een magazijn van landbouwgereed-
schappen; Lord Martindale haastte zich dan
ook, om zijn vriend zijn gezelschap en goe
den raad aan te bieden. Hij wilde vooraf
even naar boven gaan, om te zien, hoe Ar
thur het maakte, en dat pakje aan "Violette
te geven.
,,Mag ik u verzoeken aan mevrouw Mar
tindale te zeggen, dat haar moeder en zus
tors haar hartelijk laten groeten 1 't Is 'n
zeer lieve familie," zei Lord St.-Erme, „Me
vrouw Mos3 is zoo vriendelijk .oor mijn ar
me zuster geweest, dat wij waarlijk niet we
ten hoe wij onze dankbaarheid zullen
toonen
„Ik heb nooit een der leden van de fami
lie gezien, uitgezonderd Violette's broe
der," hernam Theodora.
„Dat ia het beste staaltje niet/ antwoord
de Lord St.-Erme. „Verscheidene >an de-
jongere dame3 zijn bijzonder L'ooie en lieve
meisjes, eD Lucy ontdekt gedurig weer
nieuwe bewijzen van haar weldadigheid je
gens de armen. En zie, dat brengt mij in ge
dachten. u te vragen, of gij ook bekend zijt
met de school van Whitford, daar men mij
een der meesters van die school heeft aan
bevolen."
„Ik weet er weinig van; ik geloof, dat de
predikant er veel werk vaü maakt."
„Onze fondsen laten ons nog niet toe om
iemand van uitstekende bekwaamheid te
zoeken"; voor het oogenblik zou het ons vol
doende zij, iemand te vinden, die genoeg
kunde had om het onderwijs, op do hoogte
te houden, waarop het thans gebracht is,
en die voor kon lezen op de leesavonden,
als ik niet tegenwoordig ben."
„Hebt-gij leesavonden ingesteld 17;