No. 17298.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 17 Spaart,
Tweed© Blad. Armo 1318.
De „Tubantia" getorpedeerd
Ingezondm
Gemengd nieuws.
Br i's geen twijfel meer mogelijk: de „Tu
bantia" is getorpedeerdI
Het departement van marine deelt mede,
dat oit de beëedigde verklaringen van den
laten en den 4den officier en van den uit-
]qjk van de „Tubantia" is gebleken, dat het
stoomschip door een torpedo is getroffen,
tiaar de witte streep (bellenbaan) door een
gelanceerde torpedo veroorzaakt, duidelijk
door hen is waargenomen.
Toen deze streep op het midd.en van het
schip uitkwam, volgde de ontploffing.
De „Tubantia" werd getroffen op onge
veer twee meter beneden de waterlijn, aan
stuurboordzijde.
De ramp geschiedde te 2 uur in den af-
geloopeu nacht. Toen werd plotseling een
hevigen slag midscheeps gehoord; de ma
chinekamer stqnd onmiddellijk onder water
en het voorschip helde dadelijk naar be
neden.
Alle passagiers lagen te bed, maar werden
natuurlek met den meest mogelijken" spoed
gewaarschuwd. Er ontstond in de eerste
klasse eenige paniek, maar door het flinke
optreden van de bemanning was die direct
bezworen en ging verder alles zeer geregeld.
Er werden 34 sloepen uitgezet, terwijl er
een vrij hooge deining stond.
Drie sloepen koersten naar de Noord-Hin
der, waar de schipbreukelingen werden opge
komen, van brood en koffie voorzien en de
meest uitgeputten te kooi gebracht.
Men was over de ontvangst vol lof.
Torpedobcoten hebben de schipbreukelin
gen die in de sloepen een uur of drie
rondgedreven hadden weer van de Noord-
Hinder gehaald en hebben Aoen rondom do
plaats des onheils gevaren.
Men zag leoge sloepen en veel wrak
hout. Van de „Tubantia" was toen niets
meer te zien.
Toen de ramp geschiedde was geen en
kel schip in de nabijheid.
Later kwamen de marineschepen van Ylis-
singen, de raderboot van de maatschappij
„Zeeland", op weg naar Rotterdam, om ge
dokt te worden, de „Krakatau" en de
„Banka."
Do andere geredden zgn aan boord van
de „Breda" gegaan, 27 passagiers gingen
aan boord van de „Gorredyk" en werden
van daar afgehaald en eveneensnaar de
Noord-Hinder gebracht en met torpedo boo
ten naar VKssingen.
Medegedeeld wordt nog, dat men bg het
verlaten van de „Tubantia" een 2oeklichfc
zag, waarop de schipbreukelingen onmiddel
lijk seinen gaven met fakkels. Die seinen
werden met beantwoord.
Blijkens bij den marinestaf ingekomen be
richten, is het aantal te Vlissingen en te
Hoek win Holland aangebrachte schipbreu
kelingen van het stoomschip Tubantia 377,
terwijl volgens opgave van de maatschap
pij het totaal opvarenden 381 was. Het kleine
verschil fcueschen deze getallen kan zeer
goed aan vergissingen bij het tellen te wij
ten. wezen.
Verschillende schepen hebben schipbreu
kelingen opgenomen, zoo twee Nederland-
scho torpedojagers, de sleepboot „Seine",
het stoomschip „Breda" en het stoomschip
„La Caapina." Uit de to Hoek van Holland
binnengekomen mededeelingen zou blijken,
dat er één man verdronken is. Met ze
kerheid is hieromtrent niets te zeggen.
De mail is geheel verloren gegaan. De
passagiers hebben ook niets kunnen redden.
Ze moesten zoo spoedig mogelijk zich in de
booten begeven. Sommige sloepen werden di
rect stukgeslagen en bij het strijken moe
ten er nog vier omgeslagen zijn. De inzit
tenden kenden allen worden gered.
Door een der sloepen werd de eerste kok',
Bos, na ongeveer anderhalf uur in het .wa
ter te hebben rondgedreven, opgepikt Deze
Bos was ep de „Juliana" toen deze op een
m£n liep en kater op de „Mecklenburg" toen
flit schip hetzelfde lot trof. Aan boord van
do „Breda" zgn de gereddon verzorgd op een
wijze, die allen tot dankbaarheid stemde.
In het station te Hoek van Holland werden
de geredden van voedsel voorzien. Te kwart
over acht vertrok een extra-trein vandaar
met het grootste deel der geredden naar Den
Raag, L e i d enHaarlem en Amsterdam.
Onder de opvarenden waren twee Lei den aars
n.l. de heeron Erades en Laverman.
De zich onder de passagiers van de Tu
iten tia" bevindende gebroeders De Beaufort,
werden* brj. kot °P een mifn l*>open van de
„Mecklenburg" door de „Tubantia" opgeno
men en hebben dus in twee reizen tweemaal
een ramp meegemaakt. Voorts waren aan
boord Ernesto Garcao, de consul van Uru
guay, to Amsterdam, de Amerikaan Schil
ling met z£n vrouw, dochter en dienst
bode, de heer Alejandro Ortiz, een Argen-
tgnsoh Kamerlid, en Carl de Brun, een rijk
Zweedseh farmer in Argentinië. Er was ook
een dame aan boord, die de zuster is van
een officier van een Duitsche duikboot.
Do heer K. H. K. Wijtsma, de gezag
voerder van- de „Tubantia", heeft te Hook
van Holland eenige mededeelingen gedaan
omtrent den ondergang van zijn schip.
TeJ 2 o. 20 mm. in de® nacht, van Woens
dag op Donderdag, even voor men ten an
ker zou gaan, en terwijl de kapitein zich
in do kaartenkamer bevond, werd men op
het schip door een ontzettend en schok opge
schrikt, ton gevolge waarvan alle glaswerk
aan boerd in splifiters werd geslagen, de
haartenkaaier, de rookkamer en de biblio
theek een ruïne werden. Het schip was
aan stuurboordzijde^ midscheeps getroffen;
de sloep, <üo boven de getroffen plaats hing,
jvaa verdwoBen en de brokken hout daarvan
hingen fn de marconi-draden. Het brughuis
^as aan splinters geslagen.
Ho „Tubantia" helde onmiddellijk naar
stuurboord over; de passagiers, uit hun slaap
?P ge schrikt, waren naar het dek gesneld
J'rl plaatsten zich b$ de booten, leider bij de
J^ot, die hem of haar was aangewezen voor
Jtet geval er i*?ts zoo gebeuren. De bak-
j°°rds3loepen werden het-eerst te water ge-
L" °n; de bemamifngj gedroeg zich, even
als de passagiers, ordelijk en flink. Gelei
delijk werden vervolgens de stuurboords-
sloepen gestreken en bemand, zoodat ten
slotte de kapitein met ongeveer twintig man
aan boord bleef.
Het schip was, nadat het was overgeheld,
weer recht gekomen, en de kapitein hoopte
dan ook, dat het zou blijven drijven. Deze
hoop is helaas niet vervuld. Te 6 u. 55 min.
verdween de „Tubantia", nadat het schip
naar bakboord was overgeheld, in de diepte,
een kwartier ongeveer nadat de heer
Wijtsma het met de laatste menschen van
de bemanning in twee booten had verlaten,
hetgeen toen door het scheef vallen van het
schip reeds moeilijk ging.
Over de vraag, of de „Tubantia" op een
mijn is geloopen of getorpedeerd is, schijnt
geen twijfel te behoeven bestaan.
De eerste stuurman, de vierde stuurman
en de uitkijk zeggen met groofco stelligheid,
dat zij de bellenbaan van de tor
pedo, die het schip heeft getroffen, d u i-
delijk hebben gezien. Bovendien is
dit twee meter onder de waterlijn geraakt.
Niet alleen is dit gerapporteerd door twee
stokers, die zich in de bunkers bevonden,
de kapitein heeft dit bij het overhellen van
het schip ook gezien.
De machinekamer liep direct vol water;
het schip is eenigen tijd na de torpedeermg
voor anker gegaan en heel langzaam ge
zonken.
De heer Wijtsma was zeer onder den
indruk van het verlies van zijn mooi, nieuw
schip, zoowel als van het gebeurde. Men
kon het hem aanzien, welk een diepen in
druk dit alles op hem had gemaakt, en hij
zeide ons: ik heb nu achttien maanden in
den oorlog gevaren; het heeft mij vijf jaar
ouder gemaakt
Kapitein W. K. de Wit, van dö „Breda",
een klein schip van de maatschappij „Stoom
schip Breda", reeder de heer J. J. A. van
Meel, te Rotterdam, heeft medegedeeld, dat
hij den avond te voren te 6 uur uit Rot
terdam was vertrokken met bestemming naar
Londen. Te 8 uur had hij don loods afge
zet aan den Hoek van Holland en was daar
na doorgestoomd. Toen hg tusschen 6 en
7 uur den volgenden morgen in den om
trek van den Noord-Hinder kwam, 'hoorde
hij noodsignalen. Hij dacht, dat het knallen
afkomstig was van vurende schepen, maar
kon door den mist niets ontdekken, tot hij
zich plotseling bevond te midden van .een
aantal reddingbooten, waarin zich passagiers
en bemanning van de „Tubantia" bevonden.
Een oogenblik daarna zag hij het schip,
maar hg begreep toen nog niet dadelijk,
dat het in nood verkeerde. Uit de sloepen
nam hij een groot aantal menschen aan
boord; er stond een moeilijke zee en telkens
vreesde hg, dat een sloep op zijn dek zou
geslagen worden. Alles ging echter naar
wensch, maar hij verloor de „Tubantia" uit
het oog. Hij zocht het schip echter weer
op, nam nog een aantal personen aan boord,
raakte de „Tubantia" weer kwijt, maar wist
nu de plaats, waar zi)'lag. Hij stoomde ér
weer heen, maar het schip was verdwenen.
Do laatste belde booten trof hrj nog aan,
en hij nam de inzittenden, onder wie de
gezagvoerder zich bevond, eveneens aan
boord.
Kapitein De Wit heeft niet minder dan
242 personen aan boord van de „Breda"
genomen. Als men nu weet, dat dit schip
350 ton laadvermogen heeft, kan men zich
voorstellen, hoe daar aan boord de toestand
is geweest met al deze hevig verschrikte^
hongerige menschen, die niets dan het veege
lgfl hadden kunnen redden en voor een
groot gedeelte slechts zeer onvoldoende wa
ren gekleed. De „Breda" was dan ook, fcoeQ
zrj te Hoek van Holland aankwam, waarheen
kapitein De Wit onmiddellijk terug was ge
keerd, nadat hij eerst naar den Noord-Hin
der was gestoomd, om draadloos om hulp
te laten seinen, totaal leeggegeten, en alles
wat aan boord aanwezig was en maar
eenigszins tot dekking van de schipbreuke
lingen kon dienen, was tot dat doel aange
wend. Voor alle zekerhefcl had kapitein De
Wit nog twee sloepen op sleeptouw mee
genomen; toen lig tegen zeven uur de terug
reis aanvaardde, kwamen juist twee tor
pedobooten uit Wesfc-Kapelle op de plaats
van het onheil.
Zijn- reis kon de kapitein des avonds niet
vervolgen; de bemanning van de „Breda"
was zoo uitgeput van vermoeienis, dat dit
niet mogelijk was en het schip eerst heden
avond naar Londen zal vertrekken.
Kapitein Do Wit zeide ten slotte nog,
dat hij, hoewel hij evenmin als iemand van
de „Tubantia" een duikboot heeft gerien,
in' de vaste meenmg is, dat hij het kiel
water van een onderzeeër heeft opgemerkt
loodrecht gaande op een kwart mijl afstand
van het getorpedeerde schip.
De Pers ovor de
T o r p e d e e r i n g.
Of de „Tubantia'' op een mijn geloopen
is, dan wel getorpedeerd, noemt de „Nieu
we Rett. Ct." al even etc en ergerlijk.
Is het schip getorpedeerd, dan kan aan
opzet of met opzet gelijkstaande verregaan
de onkunde of nalatigheid, nauwelijks wor
den getwijfeld. Aanroeping, onderzoek,
waarschuwing, niets daarvan schijnt te
hebben plaats gehad. Het is bar, erger dan
tot nu toe nog ten aanzien van een Neder-
landsch schip plaats gehad heeft. Met de
grootst mogelijke onverschilligheid omtrent
de gevolgen moet het schot maar gelost
zijn. Er zijn geen woorden te vinden, om
deze wandaad, die tegen alle herhaalde
Duitsche verzekeringen en toezeggingen in-
druischt, te qualifioeeren. Geen uitvluch
ten kunnen baten; het Duitsche marine-
bestuur moet ervoor verantwoordelijk wor
den gesteld.
Is het schip op een mijn geloopen, dan
is het. feit niet minder ergerlijk. Bij ge
bruik van verankerde zelfwerkendo oon-
tractmijnen moeten alle mogelijke voor
zorgsmaatregelen genomen worden voor de
veiligheid der vreedzame scheepvaart is
bij de laatste vredesconferentie zwart op
wit vastgesteld. Niettegenstaande dat-, wor
den er in het vaarwater, dat het algemeen
gebruikte vaarwater is van de vreedzame
Nederlandsche scheepvaart, zonder dat van
eenigen om van „alle mogelijke" maar
niet te spreken voorzorgsmaatregel in
het belang van de vreedzame scheepvaart
iets blijkt-, mijnen geplaatst. Dit toont een
onverschilligheid voor het lot van de neu
trale vaart en een minachting voor con
tractuele verpliohtingen, die met opzet
gelijk staan.
De „N. R. Ct." hooplk, dat onze Regee
ring zich in zeer krachtige termen tot de
Berlijnsche autoriteiten zal richten, en be
sluit haar artikel aldus:
„De positie Tan kleine landen wordt
langzamerhand ellendig in dozen strijd vóór
de kleine natiën en vóór de vrije zee. Het
is reeds maanden geleder dat wij hetgeen
van twee zijden tegen ons land wordt ge
daan, als een „wedstrijd in onrecht" be
titelden, en de to'estand is er sedert niet
beter op geworden. Do strijder voor het
recht van de kleine nariën houdt onze
schepen aan, gapt eruit wat van zijn ga
ding is, belet de oevoeren na. r ons land,
en dwingt onze industriA hoe langer hoe
meer tot stilstand. De strijder voor de vrije
zee boort onze schepen zonder meer in den
grond, en track# rp die wij onze scheep
vaart en handel onmogelijk te makén.
Wij dreigen onder de belangelooze lief
de van de twee-strijdenden te worden vcr-
morseld
„De Noordzee wordt voor Nederland on
bevaarbaar. Onze „Zeeland" zag ree da het
eene na het andere van haar geregeld op
Engeland varende schepen vergaan. Zg lie
pen op mijnen en verdwenen in de diepte."
Over de „Tubantia/' sprekende, zegt het
blad
„Menschenlevens zijn, naar men moet aan
nemen, ook ditmaal bg de vernietiging van
het Nederlandsche schip niet verloren ge
gaan. Maar het gebeurde is niettemin af
schuwelijk. En men zou bijna geneigd zijn
te vragen: is dit admiraal Von Tirpitz' af
scheidsgroet aan het bevriende Nederland?
Dat het een andere dan een Duitsche tor
pedo zou zgn die het schip trot is niet aan
te nemen. De Engelsche vioot vernielt geen
koopvaardijschepen van onzijdige naties,
allerminst in-de Noordzee. Indien de kapi
tein van dé „Tubantia" zich niet vergist (en
hoe kan men dat geloove®?}- is opnieuw een
Nederlandsch schip het slachtoffer van dsn
Duitscken duikboot-oorlog geworden.
Het ia zes weken geleden, dat de Neder
landsche Artemis" in de Noordzee verzonk.
Hot is een maand geleden, dat de Duitsche
Regeering officieel tegenover de Nederland
se tie erkende, „dat,de torpedeering (van dit
schip) een fout van den torpedoboot-com
mandant is geweest, de kacdelwgze "van dien
commandant veroordeelde en dienovereen
komstig maatregelen trof"dat zij haar leed
wezen over het voorgevallene betuigde en
zich bereid verklaarde de geleden Schade
fce vergoeden.
Met de zoogenaamde „verscherping van
den duikbooten-oorlog'', die Duitschland op
8 Februari j.l. aankondigde," én die den
29sten in werking trad, heeft de ramp van
de „Tubantia" niets te maken. De Duitsche
marine, zoo werd bekend gemaakt, zou na
dien korten, „met de belangen der neutra
len rekening houdenden" tenngn, het bevel
krijgen „vijandelijke koopvaardijschepen, die
met geschut bewapend zgn" als oorlogvoe
rende te behandelen.
En verder lezen we
„Nederland is niet met heb Duitsche Rgk
in oorlog en dat de „Tubantia" bewapend
zijn zou, is uitgesloten. Evenwel schijnt
Nederland voortaan personen en vermogen
van zijn onderdanen, voor zoover 'tvan de
Duitsche marine afhangt, ook aan zgn
eigen onbewapende koopvaardijschepen niet
meer te kunnen toevertrouwen.
Wat zal men hier te lande nu moeten
denken, wanneer straks, al da/n niet op het
protest van onze Regeering, uit Berlijn de
„gebruikelijke" nota komt van erkenning,
verontschuldiging, bereidverklaring, maat
regelen enzoo voorts?"
De „Nieuwe Ct"" besluit
„De anti-Du itsche stemming ki ons land
was langzamerhand wat aan 't afnemen
wij hielden dat voor een verschijnsel, het
welk in Duitschland waardeering vond. Maar
de Duitsche marine schiet er op los
„Het Vaderland" meent, dat er reden
is om er op te wijzen, dat, indien ook nu
een Duitsche duikboot het ongeval mocht
hebben veroorzaakt, het gevaar toeneemt,
dat Duitschland tegen zijn eigen wensch,
in conflicten met neutrale Staten zal wor
den gewikkeld door het ptreden van de
gezagvoerders zijner onderzeeërs.
„Bij herhaling (de „Katwijk", de „Arte-
mis", de „Bandoeng") is daarop gewezen,
en het behoeft geen verdere toelichting.
Mocht de ondergang van de „Tubantia"
aan dezelfde oorzaak te wijten zijn, dan
is er alle reden om dit herhalen.
Welidbt wordt, ondanks de (trouwens
niet officieele) berichten, dat slechts ver
scherping van den duikbootenoorlog te ver
wachten zou zijn door de personenver-
andering aan het Duitsche departement van
Marine de gelegenheid boden om ten
dezen andere, betere en meer bindende
regelen voor de j©zagvoerders der duik-
booten te stellen regelen, die onbesuisd
heden als met de „Katwijk", de „Artomis"
en de „Bandoeng" (aangaande de „Tu
bantia" waohton wij noj af) in de toe
komst onmogelijk maketn".
Het „Nieuws v. d. Dag" vraagt zicdi af,
waar 'b heen moet, indien die Ehdteohe ma
rine-officieren telkens opnieuw dingen
doen, waarvoor de Duitsche regeering ach
terafverontschuldigingen aanbiedt.
„De enorme schade en last, die worden
toegebracht aan een neutrale bevolking en
het gevaar voor mensohcnlevens, troffen
niet minder pijnlijk, al hebben we de ze
kerheid, da, mits de zaak voldoende
vastgesteld kan worden de regeering
te Berlijn bereid is, ook voor de fcorpedee-
ring dor „Tubantia"verontschuldigin
gen aan te bieden.
Of hebben wij ier te doen met de aan
gekondigde verscherping van den duikboo
tenoorlog? Zeker is deze nieuwe ramp geen
uitvloeisel van do „Denkschrift" van S Fe
bruari 1916, waarbij de neutralen gewaar
schuwd werden, niet aan boord van (aan
Duitschland) vijandelijke schepen te gaan.
Maar toch is rcods, den 9ra Maart, een
Noorsch schip, de „Sirius", getorpedeerd.
En hu de „Tubantia". Indien dit inder
daad in den nieuwen koers ligt, zou het
„vrijwel neerkomen op het stopzetten van
onze geheele scheepvaart.
Gelukkig is 't uverbodig, onze regeering
tot waakzaamheid en-toi- krachtige hand
having van onze rechten aan te sporen".
Onder het opschrift „Ter Ecre van Von
Tirpitz" zegt „De Telegraaf"
„In den nacht, volgende op den dag,
waarop admiraal Von Tirpitz als leider
der Duitsche vloot terugtreedt en opge
volgd wordt door admir al Von Capelle,
„die den duikbootoorlog op onveranderde
wijze zal voortzetten", zooals Wolff er ge
ruststellend bij telegrafeert, wordt op wa
re sluipmoordenaarswijze een Ned'erl. pas
sagiersschip moedwillig getorpedeerd. De
mededeelingen omtrent de ramp, die de
„Tubantia" getroffen heeft, laten geen
twijfel over. Het schip is in den grond ge
schoten. Het geval is geheel analoog met
dat der „Katwijk". Ook dit schip lag op
ongeveer dezelfde hoogte voor anker; ook
dit schip droeg cp alle mogelijke wijzen de
kenteekenen, dat het een Nederlandsch
sohip was en ook dit schip werd laaghar
tig beslopen en ten ondergang gedoemd.
Nog schijnt niet vast to staa?, dat geen
verlies van menschenlevens te betreuren
js, maar wel staat vast, dat de duikboot
oorlog op onveranderde ijze zal worden
voortgezet.
Welke houding zal de Nederlandsche re
geering tegenover deze nieuwe misdaad
dienen aan te nemen? Z;men een beroep
doen op President Wilson, opdat deze een
zijner bekwaamste machineschrijvers naar
Den Haag zendt en onze regeering zijn hulp
verleent bij het opstellen eener nieuwe no
ta, de zooveelste, die voor de zooveelste"
maaJ gevolgd zal orden door een veront
schuldiging van Duitsehen kant?
Zal de regeering zich eindelijk eens
plaatsen op het standpunt, dat, waar bet
opzet of de misdadige schuld zoo duidelijk,
gebleken is, van verontschuldigingen geen
sprake kan zijn Of moe' men als eenige
verontschudiging misschien aannemen, dat
de officieren van deze Duitsche duikboot,
ter eere van het aftreden van Von Tirpitz,
stomdronken waren en als aangename af
wisseling te midden van het knallen van de
kurken der champagnefh chen een torpe
do afschoten op het eerste het beste schip,
dat hen in den weg kwam?
Zelfs aan het geduld van liet geduldigste
volk ter wereld en in lankmoedigheid
zijn wij zeer moeilijk te slaan komt ein
delijk een „inde en de Nederlandsche re
geering vergete niet, dat in oogenblikken
als deze het geval met de „Katwijk"
bracht het schitterend bewijs heel de na
tie vastbesloten achter haar staat. Zwak
heid zou misdaad zijn".
„De Maasbode" schrijft o. m.
„Het lijdt geen twijfel of ook dit keer
zullen verontschuldiging en aanbieding
van schadevergoeding vanwege het Duit
sche gouvernement niet achterwege blij
ven. Maar de vraag dringt, of bij zoo veel
vuldige recidive van den kant cler Duitsche
-zee-offioieren de Nederlandsche lijdzaam
heid dient te blijven berusten in dezen
toestand én er. ook niet mag gevorderd
worden van de bevriende Duitsche regee
ring, dat zij de noodige waarborgen stelt
tegen herhaling van soortgelijke „vergis
singen", wder frequentie doet vermoeden,
dat het met die gewenschte omzichtigheid
ten déze weinig ernst is.
Zoo het werkelijk blijken mocht, dat do
instructies der U-boot-ccmman danten hup
de vrije hand laten ten opzichte van de
neutrale scheepvaart, wat na dezen nieu
wen onverhoedsohen aanval op een Ne
derlandsche passagiersboot den schijn
voor zich heeft, dan mag toch van onze
Regeering een zeer serieuze stap worden
verwacht bij het gouvernement te Berlijn,
om op onverwijlde wiizigrag van zulke
tactiok aan te dringen. Wij weigeren voor
alsnog te gel ooven aan zoodanige bedoe
ling bij den Duitsolie marine-staf; doch
men mag zich niet ontveinzen, -dat voor de
neutrale landen een diergelijke evolutie
Van den zee-oorlog ontoelaatbaar is."
De Toestand bij het IVc Depot-Bataljon.
Mijnheer dé Redacteur.
De „onthullingieïi", gedaan in Uw blad van
14 Maart, door milicien-soldaat G. van
Overbeek, nopen mg er toe tegen enkele
uitlatingen ernstig te protesteeren.
Wat velen bg het veldleger niet wisten,
zoo Overbeek „onthult", is, dat daar
dé Officier van Gezondheid heult met den
Sergeant-majoor. Want heulen noem ik het,
als de Sergeant-majoor den Officier van
Gezondheid zoodanig weet te beïnvloeden,
dat deze, (de Officier van Gezondheid) op
zgn „trachten" den man als niet nor
maal naar het Depót afvoert Dat de macht
van den Sergeant-majoor over den Officier
van Gezondheid zóó groot is, „dat een
voortdurende trek van ongun
stige elementen naar het Depot
plaats "heeft", door zijn 'toedoen, is
voor mg en misschien velen, waarjgk wol
een „onthulling".
Maar dan vraag ik mg af: „Zouden dan
van eeD dergelijken scheeven toestand, de
Officierenrbg-het-Depót al dien tijd on
kundig rijn gebleven? £ie dan too*
dac g<nzorrie c. q. „oirgunstige elementen"
bij hot z.g.Zieka-Deji wor Ion gepLatet 1
'/inden die dasi jjó-ri, dut de discipline bij
hun abnormale minderen" ondermijnd
wordt dour „ongunstige clemente:"', zoodot,
in verhouding, tot andere legeromLrdeelon,
het fltraifeiipercenkago hoe» gei* moet zijn?
Mijnheer de Redacteur, ebt kan immers
niet zoo zijn? Daar zouden dis Officieren
zio „Het Volk" toch zelf de wrange
vruchton van plukken! Wg kunnen c-n
mogen dat dan ook niet aannemen, dat
zou voor die Officieren en Officieren van
Gezondheid en Sergeanten-majoors een te
groo te beleediging zijn. Wel willen wij
gelooven, dat die milicien G. van Overbeek
in zijn vurige verdediging van Majoor Van
Meurs, zich heeft laten verleiden, zinnen
neer te. schrijven, die niet alleen ip hoogo
mate brutaal zijn, maar waar t.vens twee
categorieën Militairen als „Plich-v rzaken-
den" ïn worden aan de kaak gesteld, en die
hij ook niet behoorlijk kan verantwoorden.
Daarom zou ik U beleefd willen verzoe
ken, Mijnheer de Redacteur, voortaan der
gelijke leugenachtige P- ^ag s. die voor den
eenen Officier als verdedigend bedoeld, maar
voor hemzelf en andere Officieren en Onder
officieren beleedigend zijn, uit de kopjj te
schrappen.
Hoogachtend, -
RIMA,
Fourier 4 I15 R. L,-
Veld leger.
Mijnheer do Redacteur'.
Een milicien-soldaat, die het ^oor
joor Van Meurs opneomt! Dat is mooi, dat
ia prachtigl Een bataljon met zulko ele
menten doet iets verwachten, belooft
ietsEen soldaat, die reeds in vol
den vrede voor zijn strengen chef in. 't vuur
gaat, zal zeker, a la de oorlogsfakkel
brandt, dat vuur niet mijdenJammer,
doodjammer, dat die man nu juist voor den
velddienst is afgekeurd. Spijtig, dab liij
bohoorb tot een af deeling van. menschon, die
hij zelf niet normaal durft noemen.
Intusschen, "zoolang milicien Van Over
boek nog niet officieel voor abnormaal
verklaard is, mag hij daarom nog niet alles
zeggen, zelfs niet, als hij, naar heb sohijnt,
omgang heeft met personen, die zoo met
grond kunnen vermoeden, dat ook officie
ren het Depót zullen verdedigen.
Want wat durft de man, dio maar een
maand bij heb Veldleger gediend hoeft, zeg
gen? Do abpormalo elementen komen op
rekening' van de sergeant-majoors van het
Veldleger
Die trachten* n.l. op de oen of andere ma
nier deze luitjes ongeschikt te doen verkla
ren
Mijnheer do Redacteur, deze aantijging
houdb een Ijcleediging in voor de officieren
van gezondheid, zoowel als voor die serge
ant-majoors Do off. v. gez. is dé autori
teit, dio „verklaart", en van een advies
van onderofficieren kan natuurlijk geen
sprake zijn. Deze soldaat, met zijn zwak
voor officieren, (wat hij zelf moet weten)
schijnt tc-vens oen minder goed vriend van
„gegradueerden" te zijn. „Gegradueer
den" schijnen immers ook „Hcd> Volk" in
gelicht te hebben? Vermoedelijk een ge
volg van 's 'mans connecties.
Ten slotteik héb geen connecties,
waardoor ik zou weten, dat ook dokters
zich zullen verdedigen wel mocn ik te we
ten, dat oen administrateur., Langs den mi
litairen weg, den soldaat Van Overbeek
zal rapporteoren voor rijn inchsriplinairo
uitlatingen over zijn meerderen.
A. GORISSEN,
s. in. i. 15 R. I. Veldleger.
Uithalen van vogelnestjes.
De heer Jan Verwey, to Noordwijk-aan-
Zee, zet in „De Levende Natuur" zijn over
zicht voort van de vogels, bij zijn woou-
plaats voorkomende.
Daarbij komt hij tot het droevig resul
taat, dat. zeer veel nesten, om allerlei rede
nen worden uitgehaald
Is 't wonder, dat de jachtopzieners alles
weren, als een troepje van een sfuk of vier
schooiertjes op een Zondagmorgen drie pa-
trijzennesten, ieder met ongeveer 18 aan
gestoken of zwaar bebroede eieren mee naar
huis neemt voor de varkens?
Komt 't niet voor, dat de jongens, omdat
zo kwaad zijn, dat ze niets „schoons" vin
den. elkaar met dc vuile eieren van kievit
of eend om de ooren gooien, of aan het
knikkeren zijn met kwikstaart- of tap uitleg-
seis
Eén jongen had half Juni 77 waterhoen-
tjesr-eieren, allemaal dit jaar verz-mold in
de slootjes om zijns vaders land en als dan
nog op een Zondag een paar verzamelaar-
tjes ,uit de stad komen met zakken vol
doosjes, fleschjes en watten, blijft er heele-
maal niets over. Zondag is de kwaadste
dag en het gebeurde wel, dat ik 's Maan
dagsmorgens naar sommige nesten met
meer omkeek, omdat ik wist, üat ze toch
waren uitgehaald.
En dan is 't nog het mooiste, dat die ver-
zamelvrinden beweren, dat het niets geeft,
want dat ze uit elk nest toch nooit meer
dan één ei nemon en dat er toch meestal
éón der eieren onbevrucht is en er dus toch
al een jong minder komt.
Maar ze verget-m, dat een uur later twee
andere vrinden komen; er ook ieder één
uitnemen zoodat or dan al vier minder zijn.
Heeft de vogel er nu in 't geheel vijf,
dan blijft er maar één over, en dan denkt,
of de jongen, op één ei komt de vogel toch
niet t-erug. dus dat neem ik ook, of de vogel
schrikt zoo, dat hij er niet op terug komt
en weg is heb broedsel.
Gelukkig maakt hij dan in veel gevallen
een tweede, maar sommige, doen. dat niet en
dat is juist 't gemeeno. Pasten de jongens
nu nog goed op die eieren, maar de dorps
jongens hier hangen zo, aan een draad ge
regen, naast het raam of slingeren z© ©m