r. 17149 Zaterdag 92 Januari. Eerste JBIacl. A°. 1918. Brieven van een Leidenaar. üngezondest. Rechtzaken. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. DLVX Bleven wij tot aan do jen tijd, voor het oor logsleed, dat een groot doel van Europa teis tert, bewaard, oen andore eeuwenoude yjj- and is plotseling opgestaan en heeft zyn geduchte kracht doen gevoelen. Het water, m samenwerking met den noord-westen storm, in oorlogstijd onzen bondgenoot en helper, heeft thans belangrijke gedeelten onaer vruchtbare poldtTjanden overstroomd en een ramp veroorzaakt, die we in geen jaren te boven zullen komen. Menschenle- vons zijn er bjj verloren geraakt, bittere angst iB er doorstaan, groote ellende gele don, en nog verkeeren honderden menschep van huis en hof verjaagd, van have en goed beroofd, in groote zorg, t&rwyl de vrees voor herhaling in deze dagen van wind en storm, de bewoners dor geteisterde streken aldoor vervult. Wy zelf zitten hier veilig, kans voor over strooming beslaat er niet, voor eigen levens gevaar en voor het verlies van havo en good, hebben wy niet te vrcezen, maar juist aa* gevoel van veiligheid by het besef dat onze medemenschen, zoo dicht by ens, in hetzelfde land en dezelfde provincie zelfs, zulke zware slagen treffen, zooveel leed wordt berokkend, stemt onwillekeurig tot dieper medelyden. Het was dan ook een goed denkbeeld van de administratie van bot „Leidsch Dagblad", om, zoodra men eenig overzicht van den onfc- *ettenden watersnood had, oen oproep te richten tot de' bevolking van Leiden en omliggende gemeenten, waarin zij haar lo zers heeft, om voor dit dool een off or to brengen op het altaar der algemeene liefda digheid. Wij hebebn onzo gTOote en kleine bydragen gegeven aan bet Steuncomité, voor de Belgische vluchtelingen, voor het mooio werk van het Roode Kruis en voor zooveel meer goede zaken, waarvoor in dezen tijd van groote "behoefte gelden werden ge vraagd, zouden we dan nu onze eigene, in nood verko&rende kmdgencoten niet bijsprin gen, elk naar zijn vermogen? Er moest echter een centraal punt^svezen, waar de grootere en kleinere giften bijeengebracht .--onden worden, ook voor Leiden. Welnufc do administrate van befc „Leidsch Dagblad" stelde zich er voor beschikbaar en het doet mij genoegen, dat het resultaat zeer bevre digend is, terwyl de bijdragen nog altijd blyven vloeien. Doch daarby bleef het niet Leiden was een der eerste gemeenten van ons land, waar een plaatselijk oomité werd opgericht, om meer stelselmatig gelden byeen te bren gen. Uitnemend. By vélen, en dat zijn de minsten niet, komt het verlangen om naar zyn financieel© kracht medewerking te ver- leenen spontaan op; zij hebben niet den zach- ten drang van een inteekenlyit noodig, be hoeven niet door een collectant te worden aangespoord; als zij des avonds do hart roerende verhalen in hun krant lezen, gty- pen ze naar hun beurs en brengen den vol- nden morgen hun gave aan het bureau van krant, of zenden er een postwissel naar toe. Laten zy er mee doorgaan. Elke ge- teel vrijwillige gift in het „Leidsch Dag blad verantwoord, eert den gever of de geefster. Maar zoo zyn de menschen niec allern De mees ten laten het op een verzoek aan komen. En daarom juich ik de oprichting van heti Leidsch Comité van harte toe. Alleen trof het mij niet aangenaam in den oproep van het Comité uitgaande, de uitnoodiging tot de burgerij te lezen, haar giften uit sluitend aan het Comité af te dragc«, alsof er sprake van concurrentie ware en de gelden ten slotte niet zouden wórden besteed voor een en hetzelfde doel, en zul len worden gezonden naar hetzelfde hoofd comité. Ik voor my hoop, dab de bydragen aan het „Leidsch Dagblad" nog lang blyven bloeien en dat tegelijk ook het Comité zeer tevreden zal kunnen zyn. Ik heb daarop goeden moed. Reeds werden door den pen ningmeester eenige duizenden ontvangen. Ik zag op een voorloopigo intoekenlijst reed3 aaozienlijke inschrijvingen, tot zelfs één van f 2000. Mooi zool Goed voorgaan, doet goed volgen. Doch met lijsten worden niet allen be reikt, die behoefte gevoelen voor hun zwaar- getroffen medemenschen iet3 to doen, al kunnen zy nieb een zoo groote bijdrage mis sen, dat deze een plaats zou moeten hebben op een inteekenlijst. Voor hen dienb een collecte langs de huizen. Zoo zal niemand rich hier behoeven te onttrekken hulp te verloenen aan de waters nocd-slachtofiers. Er is door den burgemeester in zijn Nieuwjaarsrede op gewezen, dat de plaatsen voor puBlieke vermakelijkheden, ondanks deze ernstige tyden, nog altyd druk worden be zocht en d9 jaarfeestjes der werklieden- vereen igingen, die in den -winter van 1914 1915 voor 'ti moerendeel opgesohort werden, thans weder op do gewone wijze worden gevierd. Voor zoover daarin een zacht verwijt moest liggen, geloof ik, dab dit niet geheel en alolilyk is. Zeker, wy hebben ons zooveel mogeiyk aan do tijdsomstandigheden aan gepast; ook do werklieden hebben dat ge daan, doch als men, zooais ik, hun jaar feestjes geregeld kan waarnemen, zou men moeten constateeren, dat zjj veel minden en tevens op veel bescheidener voet worden gevierd. En wat do goedbezochte openbare vermakelykheden aangaat, die zouden zoker veel minder druk bezochb zijn, als hier niet zooveel militairen in garnizoen lagen. Doch wio er dan mogen zyn, die in deze dagen veel of weinig kunnen missen voor genot en vermaak, laten ze than3, nu ec van zoo nabij nooden zyn te lenigen, zich daarvan oens spenen en dezö gelden, 't zy veel of weinig, voor dit goede doel afzon deren. De zelfvoldoening, die zy daarvoor smaken, w&egb zeker ten volle op te ;en het genot van 'een komedie- of oen bioscoop- vertooning, of welk ander vermaak ook. Over den watersnood zelf behoefde ik nieb te schrijven. Hot terrein, waarop dezo wordt geleden, ligt gelukkig to ver uit do buurt van Leiden, dan dat ik or beerohouwingim over zou moeten houden. Doch waar dezo ramp zelf alle landge- nooten en ook de Leidenaars geheel vervult, meende ik niot to mogen nalaten tot myn etadgenooten eon opwekking to rtehten, naar hun financieel© krachten zoo mild mogelijk tot leniging van den grooten nood by te dragon. Onze gemeente moet een goed figuur ma ken onder de Nederlandse!» gemeenten, waar het geldt een blijk to kunnen geven van algomeene monschlievendhefcL Bekeuring van P. Hagenaar. Mynheer de RedacteurI Beleefd verzooken onder ge beekend sn U het volgende te willen plaatsen in Uw geacht Dagblad. Eenigo dagen geleden is in do courant meegedeeld, dab er opnieuw een bekeuring heeft plaats gehad van P. Hagenaar, wegens heb onbevoegd uitoefenen van (te genees kunde. Dab dezo vervolging door eon aantal per sonen, dio by Hagenaar hulp hebben ge vonden in hun smart, met leode oogen wordt aangezien, wordb begrepen door ieder, die eenig gevoel hoeft voor het leed van een lydende. Ook ondergeteekonden hebben zich mogen verb 1 yd en over de hulp, door Hage naar hun verleend. Om alleen het geval van één van hen te noemen. Hy liep dagen en nachten met onduldbare pijnen; kon geen oogenblik rust verkrygen. De dokter gaf een drankje, doch heb bracht geen uitkomst. Toon hij opnieuw geroepen werd, had hij geen anderen troost, dan dat er met het gebruik van het drankje voortgegaan moeot worden. De pyn nam ondertusschen too, waarom er in radeloos heid gezonden b om Hagenaar, die aanstonds kwam, en in korton tijd verlichting van do pijn wist aan to brengen. Na enkele dagen was er volkomen hars.eliing. Al wat by Hagenaar komt, b bij den dokter geweest, en die hun toevlucht tot hem nomen, doen heb, omdat d3 geneesmid- dolon van den dokter geen succes hebben. Verdienen doob Hagenaar er niet aan; hy blijft even arm sis hy was. Dat Hagenaar do geneeskunde zou uitr oefonon sis beroep of bodrijf, daarvan is geen sprake. Hij wordt alleen geroepen, en strekt zijn helpend o hand uit, waar noodstand is, en de krachten van anderen to kort schieten om hulp te verleaoen. Men kan bij hem ge rust zeggen, dat menachelrjke piicht hem gebiedt, rich aan do gevraagdo hulp niet te onttrekken. Of het nu do bedoeling ia met dit schrij ven iots to kort te doon aan do betoekenb en waardo van de geneeskundige weten schap? Integendeel, ondergefceekenden achten dio hoog, en hun ©erston gang by riokte- gelegenhodon b en blijft naar hun dokter. Toch heeft de ervaring gonoeg geleerd, dat de geneeskunde nog nieb over alle mid delen beschikt, die voor zeker o gelegenheden te baat kunnen worden genomen, of ook, dab niet iedero geneeskundige altijd het rechte inricht In de oorzaak van de voor komends ongesteldheid hééft. Doal van dit schrijven is, aan to toonen, dab bij Hagenaar feitelijk geen wetsover treding plaats heeft), omdat, wat hy doot, gerangschikt moot worden in do rubriek: „Hulp in Nood". Mocht do Rechter zich echter verplicht reken en to straffen, omdat de letter der wet b overtreden, dan zouden wij toch een be roep willen doen op zijn mensohelijk gevoel, clementie inroepen, om do lichtste straf op to leggen, dio te. vinden is, wy] hier in geen geval sprake is ran een wetsovertreding uit boosaardigheid, lichtzinnigheid, eigenbelang of wat dan ook. Met dank voor do plaatsing, Hoogachtend, Uw Dw. Dn., G. GROENE WEGEN Jr. J. v. 4 LINDEN Jr. IteiScn, 19 Jan. 1916. GpsnbaarhsSd gewen schi. Geachte Radactie! Onder bovenstaand opschrift^ komt in Uw* blad van gisteravond een stukje voor, inge zonden door een lid der Ghr. Werkliedea- vereeniging „Woes Getrouw"v waarin de in zender zijn meening uiteenzette omtrent het al of niet betamelijke van het openbaar ma ken ran hetgeen op onze vergadering wordt behandeld. Die kwestie wos ook ter sprake gebracht op de vergadering van 14 dezer. Waarom heefb dat lid toen zyn meening niet gezegd? En waarom verschuilt hy zich nu achter de vage aanduiding: „een lid", zonder zyn naam te vermelden? Is daar do omstandigheid dat hy openbaarheid wenscht zoo geheimzinnig? Het b niet vree3 voor openbaarheid ge weest, dia het ons wenschelyk deed voor voorkomen, doch omtrent het verhandelde op onze vergaderingen geen berichten in een krant te plaatsen. Meestal zal hetgeen, op onze vergaderingen gedaan wordt, voor an deren zoo weinig van belang zijn, dat do kolommen van dagbladen er niet mee behoe ven te worden bezet. Met dank voor de plaatsing, A. DE JONG, Secr. der Chr. Werk'.i eden-ver- eeniging „Wees Getrouw", Kat wijk aan den R-ijn. HAAGSCHE EECHTBANÏL Gevaarlijke Dieven. Voor deze rechtbank stonden terecht de 32-jarige koopman P. J. M. van der K. en A. £L, 31 jaar, eveneens koopman, beiden wonende to 's-Gravenhage, thans geletteeerd en reeds vroegor tot langdurige gevangenis straffen veroordeeld. Thans werd hun ton laste gelegd, dat zij 21 October j.l. zyn binnengedrongen in de glasriypery van den heer J. v. d. E., aan den Lufche-rschen Burgwal 11, te 's-Graven- hage en daar binnen rich hebben laten in sluiten, met het doel diefstal to plegen in genoemd perceel of in heb perceel daar naast, waarin een goudsmidswinkel 13 ge vestigd, en welk perceel gemakkeiyk van uit eerstgenoemd perceel te bereiken is. Beido bekl. ontkenden -pertinent in hot genoemde huis geweest to zyn. O. m. word als getuigo gehoord de werk man B. v. <L S., workzaam bij den hoor v. d. E. Deze man verklaarde, dat hy in den avond van 21 Oct. moest overwerken. In de werkplaats komende, jmteto hij rijn sloof, dio niet op do gewone plaats, zijn werk bank, hg. Zookondo keek hij ook onder do werkbank en zag daar een paar rygbottines. Tot zyn schrik zag hy, dat dezo rygbofctineo aan een paar marmer.boenen zaten. Aan- vankMyk denkende, meb een „lollotjo" to doen to hebben, zoi hij: „Kom er nou onder uit". Zwakjes word er geantwoord „ja", on kort daarop verscheen van onder do bank" een man, dien hij teeb kende on dadelyk daarna een tweede. „Wat doon jullie hier?" zei botuige. „Nou, je kunt Lior toch betor slapen dan in do Maliebaan", kreeg hij ten antwoord. Tegelijkertijd echter namen beido mannon Areieondo houding aan en grepen rij hem vast. Eén hunner, do iangsto, groep zyn handen vast on hi old dio op getuigen rug byeen, zoggondo: „Kom, laat ons er uil". Getuige was zóó ontdaan, dat hy niets kon doen en zelfs niets koa zeggen. Beide mannon verlieten het huis, zonder getuige verder iets te doen. Thans herkent hij do beide beklaagden als do mannen, door hom in de werkplaats aan getroffen. Toen den volgenden dag do politie gc- waarsohuwd werd, stolden een paar recher cheurs een onderzoek in. Zij kwamen daartoe op het kantoor van don heer v. d, E. Ter wyl zy daar stonden to prat on, kwamen een paar mannen in do poort, dio toegang geeft tot de werkplaats, van uit do Boekhorst- straat binnen. Dezo mannen, dio daar evon bleven staan kijken, vertrokken toen de heer v. d. E. een deur open deed, zeggende: „Daar heb jo weer zoo'n paar vreemde ko- rels". De rechercheurs, die hen kenden, zet ten do mannen na en grepen hen. 1 By den heer v. d. B. binnengebracht, herkende do werkman v. d. Sk dadelyk do beido mannon als de personen, die hl) den vorig&n dag in do werkplaats vond 011 hom dreigden. Na dezo verklaring werden da aangehou denen naar het politiebureau aan de Rivier- vischmarkb geieid, waar' hun het eerste ver hoor word afgenomen. Dü rechercheur Henderson zag daar op de jas van een der mannen, H., een rooden draad, dien hy er al nam en zuinig be waarde. Later bleek, dat dezo draad afkom stig was van een poetedoek uit de slypery van den heer v. d. E. Aan IL's schoenen zat een rood poeder, dat daar gebruikt wordt. Eén der werklieden van den hoer v. d. E. heeft den dag na het geval in een vuil- nisbergplaats in meergenoemde poort, een pak gevonden, waarin .twee nieuwe, breed© steekooitels, benevens een bvor, die daan blykbaar vers opt waren. Een andere werk* man heeft in den vooravond van den 21sten,; twee mannen de poort binnen zien komen, boen hy er uit ging. Bij zyn nadering gin gen zij terug. In den een kent hy met zeker- heid bekl. Da rechercheur Lemson. die bek!. H. aan hield en hem fouilleerde, ~oud o.ül op hem een lcoper en een beiteltje. H. gaf toon op, dat hy de meergenoemde poort was binnen gegaan, denkenue daar een slijperij te vin den om dat beiteltje te laten s.yperu Bij het verder getuigenverhoor verklaar den de rechercheurs, dat de werkman v. d. Sb. san hen dadelyk een zoo duidelijk signa lement gaf van de mannen, dat zij direct aaarin de beido bekl., hun zeer goed be kend, herkendon. Niettegenstaande dez9 getuigenverklarin gen, bleven beklaagden hardnekkig bn ken nen. Hun aanwezigheid in de poort verklaar den zy, door fco zeggen, dat zij daar iets hoorden wat hun aandacht trok. Hat gevon den gereedschap was niot van hen, beweer den ze. De officier van justitie, mr. De! Campo, wys&nde op de verzwarende getuig®11176^ klaringen, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten, waartegeno er staan de tegenstrijdige verklaring van b.ide beklaag den, was van oordeel, dat het wettig en overtuigend bewijs geleverd is voor hun schuld en requireerde hun veroordeelingj tob 5 jaren gevangenisstraf ieder. Mr. M. B. Vos, uit Lei ion, voor beide bekl. als verdediger optredend, wenschte dadelijk het overtuigend bewijs, dat het 0. M. aanwezig acht, uit t-o schakelen, omdat dit iets zeer subjectiefs is. De een i3 veel spoediger overtuigd dan de ander. PI. bijv, is m dezo zaak geheel nieb overtuigd van do schuld van bokL Wat het wettig b?wya betreft, geeft pk dadelijk toe, dat am. de getuige v. d. S. zoer rustig en Kaun z,yu verklaring hoeft afgelegd en dat de maa een betrouwbaren indruk maakt: maar toch bestaat .volgons pk do mogelijkheid, dat de man zich in do herkenning van beklaagden vergist. Ook uit de overige getuigenverkla ring is niet uit te maken, dat beklaagden werkelijk in het perceel zijn geweest, zooiat geon wettig-bewys aanwezig is. Do dagvaarding besprekend, wijst pl. er op, dat daarin gesteld is, dat beklaagden in heb perceel zijn binnengedrongen om te stelen, maar dat is slechts een veronder stelling. Al zijn beide bekl. inbrekers van beroep, dan is nog nieb zeker, wanneer zo ergens gevonden worden, dat ze daar dan zijn om te Stelen. Alle aanwijzingen acht pl. zóó vaag, dat hy vermeent, dat de recht bank beklaagden nieb zal kunnen veroor deel en- Uitspraak 27 dezer. o- RECHTBANK TE GRONINGEN. De Wct-Aalbersc. Voor do rechtbank to Groningen heefb een zaak gediend, die onder de wet-Aal- berse (tegen oneerlijke mededinging) valt. Do firma A. J. ten Hope, te Rotterdam, Uit het Engelsch van Miss YONGE. (Nadruk Varboden). 69) En boem Sara, nadat zij eerst zorgvuldig in bet rond had gekeken, dat er niets voor de ha»od lag, waarmede hij zidli bezeoren kon, hem ten laatste "plat op den grond zotte en voor hei eerst van zijn lev&n alleen met zijn vacter 1/iet, zat hij dood-srfeil, en als 't ware in ernstige, diepzinnige beschou wingen verzonken, zijn papa aan to kijken, dio ovehzoo in stilto rich vermaakte en be nieuwd was, waar dat alles op uit zou loo- pen en wérkelijk verschrikte, toen hij ein delijk een deftig en duidelijk uitgesproken „papa!" hoorde. Daarop pakte hij het vont- je op en liep met hem heen om hem als een zeldzaamheid aan zijn moeder te laten zien. Op een anderen tijd zou Theodora verrukt zijn bij het zien, dat Arthur zijn kind lief koosde nu gevoelde zij slechts, dat nie mand haar noodig had en dat zij zelfs van do waardigheid van kindermeid ontzet was. Zij had niets anders te doen dan de bood schap te geven, wanneer men liet vragen naar cle zieke, on briefjes tc schrijven om voor do partijen, waar >ij gènoodigd waren, 0 bedanken, onder anderen voor het diner ->ij mevrouw Delaval; vant zij en Arthur esloten, om, zoo lang Vioietto riek was, niot uit to gaan. ^er écrigheid kwam mevrouw °in ^ss Gardner uij haa,r op bezoek, flarM i.aar °1^6e wonden toestand was do ong van de laatste^als olie in 't vuur. „En ging zij waarlijk uit, omdat rij u niet zondor haar vertrouwde?" zei mevrouw Finch„dat u inderdaad om te gillen van het lachen." „Ik geloof, dat gij Llijdo inoogt zijn, dat zij niet te Brogdon zijn komen wonen," voeg de Jane or to midden van het gelach harer zustor zeer bedaard bij. „Mon heeft haar in het hoofd gebracht, dat zij op mij moest passen," zei Theodora, „maar dat zal haar niét gelukken." „Weineen, gij rijt hier niet gekomen om nog minder vrijheid te hebben dan verlo den jaar, toen Lord en Lady Martin dale zei ven op u paston", hernam Goorgina. „AI3 ik in uw plaats waro, zou ik haar eens too nen wio rij voorhad, dan zou het uit zijn. Op dio wijzo wist gij uw gouvornantes da delijk naar uw hand to zetten." „Ik ben niet meer geheel dczolfdo, die ik toen was, Georgina!" „Maar wat wil zij daa toch van u? O, nu begrijp ik hot," vervolgde zij, toen Jano haar een wenk gaf, als wilde zij haar afra den verder to vragen. „Is zij or tegen, dat gij met mij uitgaat? Nu, ik moot zeggen, dat is nogal aardig, als men nagaat wio zij geweest in. Ik had iets beters van haar ver wachtzij met haar zachte stemmetje zy hield zich alsof zij dankbaar was voor ieder woord, dat men tot haar sprak: en dat nog wel nadat ik zoo veel notitie van haar heb gonomon!" „Stil stilIk zog u, dat zij dat nimmer uit ziohzelve bedacht zou hebbon, maar men heeft haar opgestookt, en wanneer zij een maal denkt, dat het haar plicht is, geeft zij het ook niet op." ,>Dat zullen wij dan eens zienl" zei Geor gina „Kom dezen avond bij ons, dan gaan wij te zamen naar de Freischütz." „'Dat is onmogelijk. Wij hebben hot diner bij do Dclavals afgezegi on ik heb geon plan om vanavond uit te gaan. Ik ben kier gokomen om haar op ta passen en ik hoop dax, ook to doen." „Zult gij dan in Let goheol niot meer uit gaan V' riep Georgina. „Ik heb eerbied voor Theodora," sprak Jano. „Ik houd er-voel meer van dos avonds een verstandig gesprek met haar te houden, dan in zulk een drom van mensehen te zijn zoo- als gisteren." „Mot haar alleen?'' vroeg Jano. Theodora werd vuurrood. Percy had Yio- letto aangespoord om haar tegen te stre ven, en zij was op dat oogonblik zeer boos op hem. Jano zag, dat or iots niet in don haak wa3 en veranderde van gesprek, vóór dat haar zuster verder kon gaan. Op haar stille manier had Jane de onstuimige Geor gina, die zij in schijn vleide on liefkoosde als een verwend kind, geheel in haar macht on wist haar aan haar oogmerken dienstbaar te maken. Zonder oigonlijk kwaad te spreken, bezat zij do kunst om haar inrichten bij an deren Ingang te doen vinden, zoodat zelfs de hooghartige en oprechte aard van Theo dora niet tegen haar inblazingen bestand was. Armo Violette! Terwijl zij zichzelve in gevaar bracht en de goede meening harer vrienden opofferde, werd het gemoed harer zuster tegen haar vooringenomen en ver giftigd. „Ik vree3," zeide Jane, „dat het dan goJc woinig baten zal, of ik u al vertel, wolk plannetje Georgina en ik afgesproken had den." „O daar moet Theodora in ieder geval bij zijn," riep Georgina, „of ik zal het haar noch mevrouw Martindale ooit vergeven I Weet gij nog wel, dat wij op verjaardagen altijd een buitenpartij te Richmond gaven?" „Wolzokerl" riep Theodora. „Dat waren do prottigsto dagen van mijn leven. Ik houd nu nog het ma^st van primulaveris, omdat het vroeger zulk een feest voor ons was, wanneer wij eens een dag uit dat nare Lon den, on van onze lessen bevrijd, die bloem pjes in het gezicht kregen! Wel, wel, dan wordt gij de volgende week reeds vior en twintig jaar, Georgina!" „Ik word al zoo oud, dat ik het haast niet moer zeggen durf," gaf zij ten ant woord. „Nu, ik heb dan mijn hart gezet op eon pic-nic to Richmond. Mark zal een stoom boot j 0 voor ons afhuren, en ik weet een mo- nigto menschon, cüo van de partij willen zijn." „Ik zou het prettiger vindon zonder al die vreemde menschen," zei Theodora. „Och kom, wat malligheid. Men kan op onzen leeftijd toch niet over groene velden mijmoren en madeliefjes loopen plukken, of men moet verliefd zijn!" zei Georgina. „In dien gij uw Percy wilt medebrengen, zullen wij uw landelijk geluk niet storen." „Wij zullen iemand anders medebrengon," zei Jane. „Nadat die goede mevrouw Martin dale weg was gedragen, vond ik den goeden Lord met de wa-nhoop op zijn gelaat getee- kond in een hoek ritten, on toen het zoo ter sprake kwam, dat wij zulk een plannetje hadden en dat gij wel mede zoudt. doen, zag hij ons zoo smeekend aan, dat hij Georgina vast voor eeuwig dankbaar zal zijn wanneer zij hora modovraagt. ,^Dio arme lord St.-Erme!" zei Georgina. I,,JbLet is wezenlijk schande, zooala gij n\et hem omspringt, Theodora. Ik zal hem waar lijk onder mijn protectie moeUen nemen. Moet ik hem verzooken of niet?" „Dat i3 mij tamelijk onverschillig," gaf Theodora zoer koeltjes ten antwoord. „En ook of hij het meent, nietwaar 1" „Maar, Georgina, gij zijt nog in het ge heel niet zeker van Theodora zelve," zei Jano. „Zij is zoo innig gehecht aan mevrouw Llartindale. „indien mijn schoonzuster ongesteld is, zal ik haar niet verlaten; als zij beter is, kunt gij op mij rekenen." „Dan doe ik het in het geheel nietlaat Georgina doen wat zij wil," zei Jane. „Ik geloof vast, dat mevrouw Martindale ku- i'on heeft on in alles haar zin wil hebben." „Ik zal niet thuis blijven zonder gegron de reden." „En brengt gij den kapitein mede?" vroeg mevrouw Finch. „Dat is nogal twijfelachtig," fluisterde Jano. „Ja, ik geloof ook niet, dat gij hom zien zult," hernam Theodora, „maar ik ga stel lig mede, ten minste, wanneer Violette met erger wordt." „ik bon nogal goede maatjes met dat mooie zusjo vam u," zei Jane. „Ik zal een goedeD dag eens aankomen en trachten verlof /oor hem te krijgen." „Eens tweemaal hebt gij ons gefopt, zei mevrouw Finch, terwijl zij opstond oir afschoid te nemen. „Als gij het nu voor de derde ma-al doet, zal ik denken, dat iemand anders in de gedaante van Theoctora Mar- tindalo voor mij staat." ,ylk zal u niet foppen," herhaalde Theo dora. Zoodra zij weg waren, kwam Arthur be neden. „Wat zijn die menschen lang hier ge weest! Ik kwam u vragen om een uurtje bij Violette to gaan zitten, want ik ga een eind je omloopen." Het was een flauw besluit vf het alarm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5