r. 17149
Zaterdag 92 Januari.
Eerste JBIacl. A°. 1918.
Brieven van een Leidenaar.
üngezondest.
Rechtzaken.
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
DLVX
Bleven wij tot aan do jen tijd, voor het oor
logsleed, dat een groot doel van Europa teis
tert, bewaard, oen andore eeuwenoude yjj-
and is plotseling opgestaan en heeft zyn
geduchte kracht doen gevoelen. Het water,
m samenwerking met den noord-westen
storm, in oorlogstijd onzen bondgenoot en
helper, heeft thans belangrijke gedeelten
onaer vruchtbare poldtTjanden overstroomd
en een ramp veroorzaakt, die we in geen
jaren te boven zullen komen. Menschenle-
vons zijn er bjj verloren geraakt, bittere
angst iB er doorstaan, groote ellende gele
don, en nog verkeeren honderden menschep
van huis en hof verjaagd, van have en goed
beroofd, in groote zorg, t&rwyl de vrees
voor herhaling in deze dagen van wind en
storm, de bewoners dor geteisterde streken
aldoor vervult.
Wy zelf zitten hier veilig, kans voor over
strooming beslaat er niet, voor eigen levens
gevaar en voor het verlies van havo en
good, hebben wy niet te vrcezen, maar juist
aa* gevoel van veiligheid by het besef dat
onze medemenschen, zoo dicht by ens, in
hetzelfde land en dezelfde provincie zelfs,
zulke zware slagen treffen, zooveel leed
wordt berokkend, stemt onwillekeurig tot
dieper medelyden.
Het was dan ook een goed denkbeeld van
de administratie van bot „Leidsch Dagblad",
om, zoodra men eenig overzicht van den onfc-
*ettenden watersnood had, oen oproep te
richten tot de' bevolking van Leiden en
omliggende gemeenten, waarin zij haar lo
zers heeft, om voor dit dool een off or to
brengen op het altaar der algemeene liefda
digheid. Wij hebebn onzo gTOote en kleine
bydragen gegeven aan bet Steuncomité, voor
de Belgische vluchtelingen, voor het mooio
werk van het Roode Kruis en voor zooveel
meer goede zaken, waarvoor in dezen tijd
van groote "behoefte gelden werden ge
vraagd, zouden we dan nu onze eigene, in
nood verko&rende kmdgencoten niet bijsprin
gen, elk naar zijn vermogen? Er moest
echter een centraal punt^svezen, waar de
grootere en kleinere giften bijeengebracht
.--onden worden, ook voor Leiden. Welnufc
do administrate van befc „Leidsch Dagblad"
stelde zich er voor beschikbaar en het doet
mij genoegen, dat het resultaat zeer bevre
digend is, terwyl de bijdragen nog altijd
blyven vloeien.
Doch daarby bleef het niet Leiden was
een der eerste gemeenten van ons land,
waar een plaatselijk oomité werd opgericht,
om meer stelselmatig gelden byeen te bren
gen. Uitnemend. By vélen, en dat zijn de
minsten niet, komt het verlangen om naar
zyn financieel© kracht medewerking te ver-
leenen spontaan op; zij hebben niet den zach-
ten drang van een inteekenlyit noodig, be
hoeven niet door een collectant te worden
aangespoord; als zij des avonds do hart
roerende verhalen in hun krant lezen, gty-
pen ze naar hun beurs en brengen den vol-
nden morgen hun gave aan het bureau van
krant, of zenden er een postwissel naar
toe. Laten zy er mee doorgaan. Elke ge-
teel vrijwillige gift in het „Leidsch Dag
blad verantwoord, eert den gever of de
geefster.
Maar zoo zyn de menschen niec allern
De mees ten laten het op een verzoek aan
komen. En daarom juich ik de oprichting van
heti Leidsch Comité van harte toe. Alleen
trof het mij niet aangenaam in den oproep
van het Comité uitgaande, de uitnoodiging
tot de burgerij te lezen, haar giften uit
sluitend aan het Comité af te dragc«,
alsof er sprake van concurrentie ware en
de gelden ten slotte niet zouden wórden
besteed voor een en hetzelfde doel, en zul
len worden gezonden naar hetzelfde hoofd
comité.
Ik voor my hoop, dab de bydragen aan
het „Leidsch Dagblad" nog lang blyven
bloeien en dat tegelijk ook het Comité zeer
tevreden zal kunnen zyn. Ik heb daarop
goeden moed. Reeds werden door den pen
ningmeester eenige duizenden ontvangen. Ik
zag op een voorloopigo intoekenlijst reed3
aaozienlijke inschrijvingen, tot zelfs één van
f 2000. Mooi zool Goed voorgaan, doet goed
volgen.
Doch met lijsten worden niet allen be
reikt, die behoefte gevoelen voor hun zwaar-
getroffen medemenschen iet3 to doen, al
kunnen zy nieb een zoo groote bijdrage mis
sen, dat deze een plaats zou moeten hebben
op een inteekenlijst.
Voor hen dienb een collecte langs de
huizen. Zoo zal niemand rich hier behoeven
te onttrekken hulp te verloenen aan de
waters nocd-slachtofiers.
Er is door den burgemeester in zijn
Nieuwjaarsrede op gewezen, dat de plaatsen
voor puBlieke vermakelijkheden, ondanks deze
ernstige tyden, nog altyd druk worden be
zocht en d9 jaarfeestjes der werklieden-
vereen igingen, die in den -winter van 1914
1915 voor 'ti moerendeel opgesohort werden,
thans weder op do gewone wijze worden
gevierd.
Voor zoover daarin een zacht verwijt moest
liggen, geloof ik, dab dit niet geheel en
alolilyk is. Zeker, wy hebben ons zooveel
mogeiyk aan do tijdsomstandigheden aan
gepast; ook do werklieden hebben dat ge
daan, doch als men, zooais ik, hun jaar
feestjes geregeld kan waarnemen, zou men
moeten constateeren, dat zjj veel minden
en tevens op veel bescheidener voet worden
gevierd. En wat do goedbezochte openbare
vermakelykheden aangaat, die zouden zoker
veel minder druk bezochb zijn, als hier niet
zooveel militairen in garnizoen lagen.
Doch wio er dan mogen zyn, die in deze
dagen veel of weinig kunnen missen voor
genot en vermaak, laten ze than3, nu ec
van zoo nabij nooden zyn te lenigen, zich
daarvan oens spenen en dezö gelden, 't zy
veel of weinig, voor dit goede doel afzon
deren. De zelfvoldoening, die zy daarvoor
smaken, w&egb zeker ten volle op te ;en het
genot van 'een komedie- of oen bioscoop-
vertooning, of welk ander vermaak ook.
Over den watersnood zelf behoefde ik nieb
te schrijven. Hot terrein, waarop dezo wordt
geleden, ligt gelukkig to ver uit do buurt
van Leiden, dan dat ik or beerohouwingim
over zou moeten houden.
Doch waar dezo ramp zelf alle landge-
nooten en ook de Leidenaars geheel vervult,
meende ik niot to mogen nalaten tot myn
etadgenooten eon opwekking to rtehten, naar
hun financieel© krachten zoo mild mogelijk
tot leniging van den grooten nood by te
dragon.
Onze gemeente moet een goed figuur ma
ken onder de Nederlandse!» gemeenten,
waar het geldt een blijk to kunnen geven
van algomeene monschlievendhefcL
Bekeuring van P. Hagenaar.
Mynheer de RedacteurI
Beleefd verzooken onder ge beekend sn U het
volgende te willen plaatsen in Uw geacht
Dagblad.
Eenigo dagen geleden is in do courant
meegedeeld, dab er opnieuw een bekeuring
heeft plaats gehad van P. Hagenaar, wegens
heb onbevoegd uitoefenen van (te genees
kunde.
Dab dezo vervolging door eon aantal per
sonen, dio by Hagenaar hulp hebben ge
vonden in hun smart, met leode oogen wordt
aangezien, wordb begrepen door ieder, die
eenig gevoel hoeft voor het leed van een
lydende. Ook ondergeteekonden hebben zich
mogen verb 1 yd en over de hulp, door Hage
naar hun verleend.
Om alleen het geval van één van hen
te noemen. Hy liep dagen en nachten met
onduldbare pijnen; kon geen oogenblik rust
verkrygen. De dokter gaf een drankje, doch
heb bracht geen uitkomst. Toon hij opnieuw
geroepen werd, had hij geen anderen troost,
dan dat er met het gebruik van het drankje
voortgegaan moeot worden. De pyn nam
ondertusschen too, waarom er in radeloos
heid gezonden b om Hagenaar, die aanstonds
kwam, en in korton tijd verlichting van do
pijn wist aan to brengen. Na enkele dagen
was er volkomen hars.eliing.
Al wat by Hagenaar komt, b bij den
dokter geweest, en die hun toevlucht tot
hem nomen, doen heb, omdat d3 geneesmid-
dolon van den dokter geen succes hebben.
Verdienen doob Hagenaar er niet aan; hy
blijft even arm sis hy was.
Dat Hagenaar do geneeskunde zou uitr
oefonon sis beroep of bodrijf, daarvan is geen
sprake. Hij wordt alleen geroepen, en strekt
zijn helpend o hand uit, waar noodstand is,
en de krachten van anderen to kort schieten
om hulp te verleaoen. Men kan bij hem ge
rust zeggen, dat menachelrjke piicht hem
gebiedt, rich aan do gevraagdo hulp niet te
onttrekken.
Of het nu do bedoeling ia met dit schrij
ven iots to kort te doon aan do betoekenb
en waardo van de geneeskundige weten
schap? Integendeel, ondergefceekenden achten
dio hoog, en hun ©erston gang by riokte-
gelegenhodon b en blijft naar hun dokter.
Toch heeft de ervaring gonoeg geleerd,
dat de geneeskunde nog nieb over alle mid
delen beschikt, die voor zeker o gelegenheden
te baat kunnen worden genomen, of ook,
dab niet iedero geneeskundige altijd het
rechte inricht In de oorzaak van de voor
komends ongesteldheid hééft.
Doal van dit schrijven is, aan to toonen,
dab bij Hagenaar feitelijk geen wetsover
treding plaats heeft), omdat, wat hy doot,
gerangschikt moot worden in do rubriek:
„Hulp in Nood".
Mocht do Rechter zich echter verplicht
reken en to straffen, omdat de letter der wet
b overtreden, dan zouden wij toch een be
roep willen doen op zijn mensohelijk gevoel,
clementie inroepen, om do lichtste straf op
to leggen, dio te. vinden is, wy] hier in geen
geval sprake is ran een wetsovertreding uit
boosaardigheid, lichtzinnigheid, eigenbelang
of wat dan ook.
Met dank voor do plaatsing,
Hoogachtend, Uw Dw. Dn.,
G. GROENE WEGEN Jr.
J. v. 4 LINDEN Jr.
IteiScn, 19 Jan. 1916.
GpsnbaarhsSd gewen schi.
Geachte Radactie!
Onder bovenstaand opschrift^ komt in Uw*
blad van gisteravond een stukje voor, inge
zonden door een lid der Ghr. Werkliedea-
vereeniging „Woes Getrouw"v waarin de in
zender zijn meening uiteenzette omtrent het
al of niet betamelijke van het openbaar ma
ken ran hetgeen op onze vergadering wordt
behandeld.
Die kwestie wos ook ter sprake gebracht
op de vergadering van 14 dezer. Waarom
heefb dat lid toen zyn meening niet gezegd?
En waarom verschuilt hy zich nu achter de
vage aanduiding: „een lid", zonder zyn naam
te vermelden? Is daar do omstandigheid dat
hy openbaarheid wenscht zoo geheimzinnig?
Het b niet vree3 voor openbaarheid ge
weest, dia het ons wenschelyk deed voor
voorkomen, doch omtrent het verhandelde
op onze vergaderingen geen berichten in een
krant te plaatsen. Meestal zal hetgeen, op
onze vergaderingen gedaan wordt, voor an
deren zoo weinig van belang zijn, dat do
kolommen van dagbladen er niet mee behoe
ven te worden bezet.
Met dank voor de plaatsing,
A. DE JONG,
Secr. der Chr. Werk'.i eden-ver-
eeniging „Wees Getrouw", Kat
wijk aan den R-ijn.
HAAGSCHE EECHTBANÏL
Gevaarlijke Dieven.
Voor deze rechtbank stonden terecht de
32-jarige koopman P. J. M. van der K. en
A. £L, 31 jaar, eveneens koopman, beiden
wonende to 's-Gravenhage, thans geletteeerd
en reeds vroegor tot langdurige gevangenis
straffen veroordeeld.
Thans werd hun ton laste gelegd, dat zij
21 October j.l. zyn binnengedrongen in de
glasriypery van den heer J. v. d. E., aan
den Lufche-rschen Burgwal 11, te 's-Graven-
hage en daar binnen rich hebben laten in
sluiten, met het doel diefstal to plegen in
genoemd perceel of in heb perceel daar
naast, waarin een goudsmidswinkel 13 ge
vestigd, en welk perceel gemakkeiyk van
uit eerstgenoemd perceel te bereiken is.
Beido bekl. ontkenden -pertinent in hot
genoemde huis geweest to zyn.
O. m. word als getuigo gehoord de werk
man B. v. <L S., workzaam bij den hoor v.
d. E. Deze man verklaarde, dat hy in den
avond van 21 Oct. moest overwerken. In
de werkplaats komende, jmteto hij rijn sloof,
dio niet op do gewone plaats, zijn werk
bank, hg. Zookondo keek hij ook onder do
werkbank en zag daar een paar rygbottines.
Tot zyn schrik zag hy, dat dezo rygbofctineo
aan een paar marmer.boenen zaten. Aan-
vankMyk denkende, meb een „lollotjo" to
doen to hebben, zoi hij: „Kom er nou onder
uit". Zwakjes word er geantwoord „ja", on
kort daarop verscheen van onder do bank"
een man, dien hij teeb kende on dadelyk
daarna een tweede. „Wat doon jullie hier?"
zei botuige.
„Nou, je kunt Lior toch betor slapen dan
in do Maliebaan", kreeg hij ten antwoord.
Tegelijkertijd echter namen beido mannon
Areieondo houding aan en grepen rij
hem vast. Eén hunner, do iangsto, groep
zyn handen vast on hi old dio op getuigen
rug byeen, zoggondo: „Kom, laat ons er uil".
Getuige was zóó ontdaan, dat hy niets
kon doen en zelfs niets koa zeggen.
Beide mannon verlieten het huis, zonder
getuige verder iets te doen.
Thans herkent hij do beide beklaagden als
do mannen, door hom in de werkplaats aan
getroffen.
Toen den volgenden dag do politie gc-
waarsohuwd werd, stolden een paar recher
cheurs een onderzoek in. Zij kwamen daartoe
op het kantoor van don heer v. d, E. Ter
wyl zy daar stonden to prat on, kwamen een
paar mannen in do poort, dio toegang geeft
tot de werkplaats, van uit do Boekhorst-
straat binnen. Dezo mannen, dio daar evon
bleven staan kijken, vertrokken toen de heer
v. d. E. een deur open deed, zeggende:
„Daar heb jo weer zoo'n paar vreemde ko-
rels". De rechercheurs, die hen kenden, zet
ten do mannen na en grepen hen.
1 By den heer v. d. B. binnengebracht,
herkende do werkman v. d. Sk dadelyk do
beido mannon als de personen, die hl) den
vorig&n dag in do werkplaats vond 011 hom
dreigden.
Na dezo verklaring werden da aangehou
denen naar het politiebureau aan de Rivier-
vischmarkb geieid, waar' hun het eerste ver
hoor word afgenomen.
Dü rechercheur Henderson zag daar op
de jas van een der mannen, H., een rooden
draad, dien hy er al nam en zuinig be
waarde. Later bleek, dat dezo draad afkom
stig was van een poetedoek uit de slypery
van den heer v. d. E. Aan IL's schoenen
zat een rood poeder, dat daar gebruikt
wordt.
Eén der werklieden van den hoer v. d.
E. heeft den dag na het geval in een vuil-
nisbergplaats in meergenoemde poort, een
pak gevonden, waarin .twee nieuwe, breed©
steekooitels, benevens een bvor, die daan
blykbaar vers opt waren. Een andere werk*
man heeft in den vooravond van den 21sten,;
twee mannen de poort binnen zien komen,
boen hy er uit ging. Bij zyn nadering gin
gen zij terug. In den een kent hy met zeker-
heid bekl.
Da rechercheur Lemson. die bek!. H. aan
hield en hem fouilleerde, ~oud o.ül op hem
een lcoper en een beiteltje. H. gaf toon op,
dat hy de meergenoemde poort was binnen
gegaan, denkenue daar een slijperij te vin
den om dat beiteltje te laten s.yperu
Bij het verder getuigenverhoor verklaar
den de rechercheurs, dat de werkman v. d.
Sb. san hen dadelyk een zoo duidelijk signa
lement gaf van de mannen, dat zij direct
aaarin de beido bekl., hun zeer goed be
kend, herkendon.
Niettegenstaande dez9 getuigenverklarin
gen, bleven beklaagden hardnekkig bn ken
nen. Hun aanwezigheid in de poort verklaar
den zy, door fco zeggen, dat zij daar iets
hoorden wat hun aandacht trok. Hat gevon
den gereedschap was niot van hen, beweer
den ze.
De officier van justitie, mr. De! Campo,
wys&nde op de verzwarende getuig®11176^
klaringen, die aan duidelijkheid niets te
wenschen overlaten, waartegeno er staan de
tegenstrijdige verklaring van b.ide beklaag
den, was van oordeel, dat het wettig en
overtuigend bewijs geleverd is voor hun
schuld en requireerde hun veroordeelingj
tob 5 jaren gevangenisstraf ieder.
Mr. M. B. Vos, uit Lei ion, voor beide
bekl. als verdediger optredend, wenschte
dadelijk het overtuigend bewijs, dat het 0.
M. aanwezig acht, uit t-o schakelen, omdat
dit iets zeer subjectiefs is. De een i3 veel
spoediger overtuigd dan de ander. PI. bijv,
is m dezo zaak geheel nieb overtuigd van
do schuld van bokL Wat het wettig b?wya
betreft, geeft pk dadelijk toe, dat am. de
getuige v. d. S. zoer rustig en Kaun z,yu
verklaring hoeft afgelegd en dat de maa
een betrouwbaren indruk maakt: maar toch
bestaat .volgons pk do mogelijkheid, dat de
man zich in do herkenning van beklaagden
vergist. Ook uit de overige getuigenverkla
ring is niet uit te maken, dat beklaagden
werkelijk in het perceel zijn geweest, zooiat
geon wettig-bewys aanwezig is.
Do dagvaarding besprekend, wijst pl. er
op, dat daarin gesteld is, dat beklaagden
in heb perceel zijn binnengedrongen om te
stelen, maar dat is slechts een veronder
stelling. Al zijn beide bekl. inbrekers van
beroep, dan is nog nieb zeker, wanneer
zo ergens gevonden worden, dat ze daar
dan zijn om te Stelen. Alle aanwijzingen acht
pl. zóó vaag, dat hy vermeent, dat de recht
bank beklaagden nieb zal kunnen veroor
deel en-
Uitspraak 27 dezer.
o-
RECHTBANK TE GRONINGEN.
De Wct-Aalbersc.
Voor do rechtbank to Groningen heefb
een zaak gediend, die onder de wet-Aal-
berse (tegen oneerlijke mededinging) valt.
Do firma A. J. ten Hope, te Rotterdam,
Uit het Engelsch van Miss YONGE.
(Nadruk Varboden).
69)
En boem Sara, nadat zij eerst zorgvuldig
in bet rond had gekeken, dat er niets voor
de ha»od lag, waarmede hij zidli bezeoren
kon, hem ten laatste "plat op den grond
zotte en voor hei eerst van zijn lev&n alleen
met zijn vacter 1/iet, zat hij dood-srfeil, en als
't ware in ernstige, diepzinnige beschou
wingen verzonken, zijn papa aan to kijken,
dio ovehzoo in stilto rich vermaakte en be
nieuwd was, waar dat alles op uit zou loo-
pen en wérkelijk verschrikte, toen hij ein
delijk een deftig en duidelijk uitgesproken
„papa!" hoorde. Daarop pakte hij het vont-
je op en liep met hem heen om hem als een
zeldzaamheid aan zijn moeder te laten zien.
Op een anderen tijd zou Theodora verrukt
zijn bij het zien, dat Arthur zijn kind lief
koosde nu gevoelde zij slechts, dat nie
mand haar noodig had en dat zij zelfs van
do waardigheid van kindermeid ontzet was.
Zij had niets anders te doen dan de bood
schap te geven, wanneer men liet vragen
naar cle zieke, on briefjes tc schrijven om
voor do partijen, waar >ij gènoodigd waren,
0 bedanken, onder anderen voor het diner
->ij mevrouw Delaval; vant zij en Arthur
esloten, om, zoo lang Vioietto riek was,
niot uit to gaan.
^er écrigheid kwam mevrouw
°in ^ss Gardner uij haa,r op bezoek,
flarM i.aar °1^6e wonden toestand was do
ong van de laatste^als olie in 't vuur.
„En ging zij waarlijk uit, omdat rij u niet
zondor haar vertrouwde?" zei mevrouw
Finch„dat u inderdaad om te gillen van
het lachen."
„Ik geloof, dat gij Llijdo inoogt zijn, dat
zij niet te Brogdon zijn komen wonen," voeg
de Jane or to midden van het gelach harer
zustor zeer bedaard bij.
„Mon heeft haar in het hoofd gebracht,
dat zij op mij moest passen," zei Theodora,
„maar dat zal haar niét gelukken."
„Weineen, gij rijt hier niet gekomen om
nog minder vrijheid te hebben dan verlo
den jaar, toen Lord en Lady Martin dale zei
ven op u paston", hernam Goorgina. „AI3
ik in uw plaats waro, zou ik haar eens too
nen wio rij voorhad, dan zou het uit zijn.
Op dio wijzo wist gij uw gouvornantes da
delijk naar uw hand to zetten."
„Ik ben niet meer geheel dczolfdo, die ik
toen was, Georgina!"
„Maar wat wil zij daa toch van u? O,
nu begrijp ik hot," vervolgde zij, toen Jano
haar een wenk gaf, als wilde zij haar afra
den verder to vragen. „Is zij or tegen, dat
gij met mij uitgaat? Nu, ik moot zeggen,
dat is nogal aardig, als men nagaat wio zij
geweest in. Ik had iets beters van haar ver
wachtzij met haar zachte stemmetje zy
hield zich alsof zij dankbaar was voor ieder
woord, dat men tot haar sprak: en dat nog
wel nadat ik zoo veel notitie van haar heb
gonomon!"
„Stil stilIk zog u, dat zij dat nimmer
uit ziohzelve bedacht zou hebbon, maar men
heeft haar opgestookt, en wanneer zij een
maal denkt, dat het haar plicht is, geeft zij
het ook niet op."
,>Dat zullen wij dan eens zienl" zei Geor
gina „Kom dezen avond bij ons, dan gaan
wij te zamen naar de Freischütz."
„'Dat is onmogelijk. Wij hebben hot diner
bij do Dclavals afgezegi on ik heb geon
plan om vanavond uit te gaan. Ik ben kier
gokomen om haar op ta passen en ik hoop
dax, ook to doen."
„Zult gij dan in Let goheol niot meer uit
gaan V' riep Georgina.
„Ik heb eerbied voor Theodora," sprak
Jano.
„Ik houd er-voel meer van dos avonds een
verstandig gesprek met haar te houden, dan
in zulk een drom van mensehen te zijn zoo-
als gisteren."
„Mot haar alleen?'' vroeg Jano.
Theodora werd vuurrood. Percy had Yio-
letto aangespoord om haar tegen te stre
ven, en zij was op dat oogonblik zeer boos
op hem. Jano zag, dat or iots niet in don
haak wa3 en veranderde van gesprek, vóór
dat haar zuster verder kon gaan. Op haar
stille manier had Jane de onstuimige Geor
gina, die zij in schijn vleide on liefkoosde als
een verwend kind, geheel in haar macht on
wist haar aan haar oogmerken dienstbaar te
maken. Zonder oigonlijk kwaad te spreken,
bezat zij do kunst om haar inrichten bij an
deren Ingang te doen vinden, zoodat zelfs
de hooghartige en oprechte aard van Theo
dora niet tegen haar inblazingen bestand
was. Armo Violette! Terwijl zij zichzelve in
gevaar bracht en de goede meening harer
vrienden opofferde, werd het gemoed harer
zuster tegen haar vooringenomen en ver
giftigd.
„Ik vree3," zeide Jane, „dat het dan goJc
woinig baten zal, of ik u al vertel, wolk
plannetje Georgina en ik afgesproken had
den."
„O daar moet Theodora in ieder geval
bij zijn," riep Georgina, „of ik zal het haar
noch mevrouw Martindale ooit vergeven I
Weet gij nog wel, dat wij op verjaardagen
altijd een buitenpartij te Richmond gaven?"
„Wolzokerl" riep Theodora. „Dat waren
do prottigsto dagen van mijn leven. Ik houd
nu nog het ma^st van primulaveris, omdat
het vroeger zulk een feest voor ons was,
wanneer wij eens een dag uit dat nare Lon
den, on van onze lessen bevrijd, die bloem
pjes in het gezicht kregen! Wel, wel, dan
wordt gij de volgende week reeds vior en
twintig jaar, Georgina!"
„Ik word al zoo oud, dat ik het haast
niet moer zeggen durf," gaf zij ten ant
woord. „Nu, ik heb dan mijn hart gezet op
eon pic-nic to Richmond. Mark zal een stoom
boot j 0 voor ons afhuren, en ik weet een mo-
nigto menschon, cüo van de partij willen
zijn."
„Ik zou het prettiger vindon zonder al die
vreemde menschen," zei Theodora.
„Och kom, wat malligheid. Men kan op
onzen leeftijd toch niet over groene velden
mijmoren en madeliefjes loopen plukken, of
men moet verliefd zijn!" zei Georgina. „In
dien gij uw Percy wilt medebrengen, zullen
wij uw landelijk geluk niet storen."
„Wij zullen iemand anders medebrengon,"
zei Jane. „Nadat die goede mevrouw Martin
dale weg was gedragen, vond ik den goeden
Lord met de wa-nhoop op zijn gelaat getee-
kond in een hoek ritten, on toen het zoo ter
sprake kwam, dat wij zulk een plannetje
hadden en dat gij wel mede zoudt. doen, zag
hij ons zoo smeekend aan, dat hij Georgina
vast voor eeuwig dankbaar zal zijn wanneer
zij hora modovraagt.
,^Dio arme lord St.-Erme!" zei Georgina.
I,,JbLet is wezenlijk schande, zooala gij n\et
hem omspringt, Theodora. Ik zal hem waar
lijk onder mijn protectie moeUen nemen.
Moet ik hem verzooken of niet?"
„Dat i3 mij tamelijk onverschillig," gaf
Theodora zoer koeltjes ten antwoord.
„En ook of hij het meent, nietwaar 1"
„Maar, Georgina, gij zijt nog in het ge
heel niet zeker van Theodora zelve," zei
Jano. „Zij is zoo innig gehecht aan mevrouw
Llartindale.
„indien mijn schoonzuster ongesteld is, zal
ik haar niet verlaten; als zij beter is, kunt
gij op mij rekenen."
„Dan doe ik het in het geheel nietlaat
Georgina doen wat zij wil," zei Jane. „Ik
geloof vast, dat mevrouw Martindale ku-
i'on heeft on in alles haar zin wil hebben."
„Ik zal niet thuis blijven zonder gegron
de reden."
„En brengt gij den kapitein mede?" vroeg
mevrouw Finch.
„Dat is nogal twijfelachtig," fluisterde
Jano.
„Ja, ik geloof ook niet, dat gij hom zien
zult," hernam Theodora, „maar ik ga stel
lig mede, ten minste, wanneer Violette met
erger wordt."
„ik bon nogal goede maatjes met dat mooie
zusjo vam u," zei Jane. „Ik zal een goedeD
dag eens aankomen en trachten verlof /oor
hem te krijgen."
„Eens tweemaal hebt gij ons gefopt,
zei mevrouw Finch, terwijl zij opstond oir
afschoid te nemen. „Als gij het nu voor de
derde ma-al doet, zal ik denken, dat iemand
anders in de gedaante van Theoctora Mar-
tindalo voor mij staat."
,ylk zal u niet foppen," herhaalde Theo
dora.
Zoodra zij weg waren, kwam Arthur be
neden. „Wat zijn die menschen lang hier ge
weest! Ik kwam u vragen om een uurtje bij
Violette to gaan zitten, want ik ga een eind
je omloopen."
Het was een flauw besluit vf het alarm