Woensdag 45 Ja,miajt>i. Tweede Blad A°. 1916. Persoverzicht. ingezonden. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. N°. 17134- 'T-* Het morgen verschonend nummer bevat o.a.: Een treffend beeld van ellende uit het veimoorde Servië. Type van een Hon- gaarsch soldaat In den dood vereenigd. Wereld-revue met 9 Oorlogsfoto's. Vertrek van do Oostenrijkse h-Duitsche Am bulance, onder voorloopige leiding van prof. Lanz, naar liet Oorlogsterrein. Voorts: Een Sportjubileum te Voorburg. Een tweetal interessante opnamen van het ge- VBngenis'.even in Amerika. Suiker en saccharine. Prof. Pekelharing schreef, naar aanleiding van 'n artikel in 't geneeskundig tijdschrift „M o- 1 esch o tl" over saccharine, waarvan de slotsom luiddemocht men dus in den tegen voordigen toestand sa-ccharine wil len gebruiken in plaats van suiker, dan h daar absoluut geen bezwaar tegen ter wijl even te voren was gezegd: ,,al$ re gel gebruiken wij eerder te veel dan te weinig suiker", o.m. het volgende in „De Suiker", maandblad van den Anti- Suikeracoijnsbond Dat fabrikanten van saccharine hu.a waar aanbevelen, is niet verwonderlijk. Maar het schijnt mij niet goed te begrijpen, dat zij worden gesteund door schrijvers, die zich ten doel stellen de volksgezondheid te bevorderen. Het eenige voordeel dc-r saccharine is, - voor gezonde menrohen dat daarmede voor minder geld een zoe te smaak wordt verkregen dan door sai kef. Dit voordeel behoeft voor welgestel- den niet in aanmerking te komen, wan neer men bedenkt hoe klein, in verhou ding tot andere voedingsmiddelen, het be drag is, dat aan snik? v wordt uitgege ven. Wie echter moeite heeft om aan den kost te komen, moet er naar streven iede- ren cent, dien hij voor zijn voedsel uitgeeft, aan deugdelijke waar te besteden. Het is toch wel aan ieder bekend, dat de uit spraak van den schrijver in „M o 1 e- s o h o 11", omtrent het te veel en in het bijzonder te veel suiker eten, op wat men gewoon is te noemen, den arbeidenden stand, niet mag worden toegepast. Wie op algemeene indrukken daarom trent niet wenscht af te gaan, leze maar eens het in 1907 Utrecht verschenen on derzoek van J. J. R. Moquette, over de volksvoeding in de gemeente Utrecht Het is voor de volkskracht van Nederland van het hoogste belang, dat naar middelen wordt gezocht, om den arbeider in de ge legenheid te stellen zich voor weinig geld voldoende voedsel tc verschaffen. Een van die middelen zeer zeker niet het eenige, ja, zelfs niet voornaamste, maar toch een middel van belang is hierin gelegen, dat suiker, door afschaffing, of althans aanzienlijke vermindering van den accijns, onder zijn bereik wordt gebracht, om daar mede niet alleen der smaak van zijn voed sel te verbeteren, maar ook het arbeids vermogen, dat het voedsel hem moet toe voeren, op een beter peil te brengen. Er zijn zieken, die geen suiker kunnen verdragen. Voor hen is saccharine wel, bij de kleine hoeveelheden, die zij er van gebruiken, een onschuldig surrogaat. De gezonde mensch heeft er geen behoefte aan en de minvermogende benadeelt zic-h- zelvec, zoo hij den zoeten smaak, in plaats van an suikei,. ontleent aan saccharine, con misschien ook op den duur onschade lijke, maar ais voedsel zeker geheel waa-r- delooze stof. Daarom wenscht de Anti-suikeraccijns- bond dat de verkoop van saccharine, behal ve in apotheken, zal worden verboden. Aan het artikel van prof. Pekelharing is als illustratie toegevoegd een magere Engelsohman, die per jaar zijn eigen ge wicht aan suiker eet, en een Nederlandsch boertje, dat per jaar nog geen derde deel van zijn lichaamsgewicht aan suiker eet. Verzekering van den veiligen loop der treinen. De heer W. F. J. H. Bonman, technicus (te Tilburg en Breda), heeft in een brochure (niet in den handel) een door hem gevonden en geoc- troieerde oplossing beschreven en door tee- keningen toegelicht van het vraagstuk, om het onmogelijk te maken, dat rijdende trei nen de g- stelde seinen ongemerkt pa&seeren. In een voorwoord schrijft hg: „De bekende catastrophe ta Beriijn, ge volgd door de krachtige opwekking van don Rijkskanselier in den Rijksdag, om zich meÜ moed te werpen op het verkrijgen v.s.n een goede oplossing tot afwering van zulke ons allen dreigende rampen, en de prijsvraag van het Franscho ministerie hebben tot ve lerlei uk working van dit vraagstuk aanlei ding gegeven. Verbaasd stond ik, toen ik in 1911 na indiening van mijn teekenïn- gen en beschrijving aan het octrooibureau, voor de bestudeering stond van wel tachtig in het buitenland verleende octrooien. Bg bestudeering daarvan vond ik niet mijn idee, n.l. het aanbrengen bij de rails van een met de optische signalen in de drie stan den draaiende, schuinoploopende verhooging, die bt, het passeeren 'van den trein daarin een van drie aan een as draaiende stangen achterwaarts oplicht, zoodat het bovenein de van die stang een van drie in kleur ver schillende seiüschijven, voorover werpt en een van drie in klank verschillende klokken- schalen aanslaat, aldus hoor- en zichtbaar aangevende in den trein de drie standen „veilig", „onveilig" en „voorzichtig". Het versterkte mij om het gevondene mei de daaruit ontstane registreering van sein- stand, vaart en dienst als een afgerend ge heel met hét drievoudig nut: „het voor komen'van rampen", „het onbetwistbaar con_ troleeren van vaart en dienst" en het uit bei de voortvloeiende resultaat „voordeeliger ex ploitatie" direct ter meer algemeene ken nis te brengen en niet te wachten tot de octrooien zichzelf den weg zouden gemaakt hebben. Mjn idee, ontstaan in het voor Neder land ig'eluklrige jaar 1909. deed mg alle stukken, betrekking hebbende op een lang verwachte goede oplossing van seinover. brenging op rijdende treinen, schreven on der den titel „veiligheidssein Juliana", on der welken naam ik hoop, dat mgn vinding een weg zal vinden. Vele werkzaamheden, zelfs de gedachte, dat het eenvoudige idee reeds lang hier of daar in praktijk zou zijn gebracht, hadden ten gevolge, dat het af gewerkt geheel eerst in 1914 ingediend is geworden. Moge in deze tijden, waarin honderd dui zenden door den oorlog plotseling uit het leven gerukt worden, het doel van deze uitvinding bereikt worden en jaar'ijks dui zenden meD3chenIeve*is gespaard bleven." In de brochure wordt.dan uitvoerig be schreven, hoe de machinist en ook de con ducteur (in den conducteurs-wagen) in den m volle vaart zijnden trein door drie in klank verschillende klokken en door drie in kleur verschillende seinschijven op den juis- ten stand der gepasseerde seinafgevers at tent worden gemaakt. Deze seinafgevers, ge plaatst in het langs buiten naast de rail, draaien met de bestaande optische signalen overwegafsluitingen en wissels en zijn op zoodanigen afstand daarvoor geplaatst, dat de trein vóór het thans bestaande onveilige optische signaal, vóór den opengebleven overweg of de opengebleven brug, vóór de kruising en vóór den wissel door den machi nist of bg abstractheid van dezen door den gewaarschuwden conducteur door middel van de rem tot stilstand kan worden ge bracht. De seinafgevers van wissels, overwegen, draai- en ophaalbruggen worden met de zen in den goeden stand zeer schuin weg getrokken, zoodat de seinopneemtoestellen van den trein niet geraakt worden; de goede stand toch van deze, zijnde geen blok- of wegsein, behoeft niet de bijzondere attentie van machinist en conducteur fee trekken. Door middel van een ornsteller is 'de over weg- en brugwachter in staat met gesloten overweg en gesloten bmg steeds onraiddel- l\k het onveilige of voorzichtige sein op den trein over te bréngen. Door korte, ruime wisseldraden, die bij de omplaatsing van den seinopnemer of wis sel van den onveiligen in den veiligen stand strak komen 'te Staan, wordt het onmogelijk gemaakt om m m.eer dan óén richting ot oj> meer dan ééa lijn het sein veilig te stellen, hoe groot het aantal nitloopende of kruisen de lijnen ook moge wezen. Het idee, van deze korte ingeschakelde wisseldraden, hoe een voudig. ook, is geheel nieuw. Verder bevat de brochure een door pen uurwerk /gedreven registreer-inrichting in den conducteurswagen, waar bet seïnop- neemtoestel van den trein den juisten stand der gepasseerde seinafgevers noteert in den minuufctgd der passeering en door welke geregistreerde strooken een blijvend over zicht wordt gegeven van Hen loop van (le*i trein in aa zijn onderdeelen, ata den stand der seinen, vlugge en langzame vaart, ver toef op de stations, enz. De heer Bouman laat zgn brochure, die met uitvoerige schetsteekeningen in vier uit slaande platen i3 toegelicht, voorafgaan door een critische beschouwing van hetgeen op dit gebied in het buitenland bekend is. Mond- ên klauwzeer. E. M. T.(eenstra) schrijft in „DB VRIJZINNIG DEMOCRAAT" over de. na. aanneming in de Tweede Kamer van de motie-Teenstra- De Wgkerslootfi, door den "Minister van Landbouw, Np verheid en Handel uitgevaar digde circulaire en het op 28 Dea inge diende wetsontwerp o. m.: De Minister, die tijdens de behandeling der motie en ook daarna te pas en te onpas te kennen gaf van de gewone be strijd', ngs met hod en niet veel succes te ver wachten. heeft onverwijld een circulaire uit gevaardigd, ten einde de in het vervolg te nemen maatregelen goed voor te be reiden. Voor dezen bekwamen spoed hebben we niets dan lof en we hopen, dat de door don Minister zoo' herhaaldelijk uitgesproken meening, dat deze maatregelen niets zouden baten, niet door den veeartseaijkundigen dienst sullen worden opgevat als te zgn een wenk, om de zaak maar te doen misluk ken. De Minister zou daarmede een groote verantwoordelijkheid op zich laden. Ook vergeven we den Minister, dat, zoo lang bedoelde maatregelen niet behcojljjk zjjn overwogen en voorbereid, hg van zijn bevoegdheid, in buitengewone omstandighe den af te maken, een ©enigszins ruim ge bruik maakt, indien slechts worde gezorgd, dat die voorbereiding niet al te lang duurt We kunnen ons begrepen, dat de Minister het niet voor zijn rekening wil nemen, dat er een periode is, zg het dan ook van korten duur, dat er niet wordt afgemaakt en ook niet of nagenoeg niet geïsoleerd. Wat wg echter niet bagrgpen, i3 het wetsontwerp, dat de Minister 28 Dec. j.l. heeft ingediend en da,t reeds 29 Dec. in de afdeelingen ,der Kamer i3 onderzocht. De Minister vraagt daarin aan een som van twee millioen voor de „kosten, verband houdende met het afmaken van vee, igdende aan of verdacht van mond- en klauwzeer/" Bedoelt de Minister liiermede? dat hg zich in het vervolg bg de bestrijding van het mond- en klauwzeer wil houden binnen de perken der wet, dan lijkt het wetsontwerp ons overbodig; het betreffende b-grootings- artikei is toegestaan en bjj overschrijding kon de Minister komon met/Oen suppletoir© begreotingj zooals telken jare geschiedt. Groot zijn onze bedenkingen dan echter niet; integendeel meenen we, dat ook bg den geneeskundigen dienst de raming zoo veel mogelgk in overeenstemming moet zgn rnet de werkelijkheid. Bedoelt de Minister echter nogmaals een discussie en een votum van de Kamer uit t?e lokken over de zaak, waarover de motie liept dan lijkt het ons toe* dat Zijne Excel lentie geen hoog idee heeft van de waar digheid der Kamer. We voorspellen alsdan den Minister bg de behandeling van zgn wetsontwerp een wur men dag. Patroon en Visschor. Mgnheer de Redacteur! Vergun mg s,vj>. een plaatsje in Uw Blad, Hoewol ik geen schrijver ben, wil ik toch 09ns wagen om mijn gedachten te kennen te geven over dingen, waar ik zelf mee omga, dus ook met meeleef. Enkele dagen geleden las ik o.a. een monsterrol, opgemaakt door do Chr. Vis- schersvereeniging Vrede door Recht", die wel oen beetje scheen te verschillen van de vorige, waarop altijd gemonsterd is, die ik wel is waar niet van buiten kan opzeg gen, die ik, zoo ik meen, een3 heb hooren voorlezen en voorts dezelfde was gebleven, zooals mij gezegd werd. Ivlaar ik dacht zoo bg me zelf: Zou het niet noodig zijn, dat de visschers wat meer recht hadden op hun verdiend loon, want ik wist toch heusch niet, dat de reeder het recht had, wat nu op Katwijk blijkt, dat het heele loon vat de visscher verdient, mag worden Ingehouden. Dat loopt toch wel een beetje in de gaten, dunkt mij: want a's men toch denkt {aardig wat te goed te hebben en je krijgt dan geen cent, nm ik meen, dat het toch wel wat zeggen wi. Nu zal misschien worden uitgezocht, zoo- als ik hoor, of die menschen, die, zoo ik niet beter weet, de vorige week hun geld nog niet hadden, al dan niet krijgen; ik wil nu juist niet uiteenzetten waardoor dit is ontstaan, want ieder op deze plaats, die er mee te maken heeft, weet er wel iets van, en mensehen, die dit hooren van andere plaatsen, zullen misschien denken: Nu, dat zullen toch wel beruchte mannen zijn, die meer op hun kerfstok hebben, als de pa- j troon toch al hun geld inag inhouden, dat in een gezin over de duizend galden loopt; maar wie de lui eon beetje kent, denkt het tegendeel en waarom het gaat, is in dezen oorlogstijd een gewoon verschijnsel, waar ook van sommige varensgezellen ook wel eens misbruik wordt gemaakt Maar ik zou zoo zeggen, laat dat de patroons uitmaken, als zij gered zijn met een matroos uit een ander schip, dis er rich zoo iets voordoet, want als een schip soma twee of drie weken op enkele matrozen ligt te wachten en er schijnt dan geen ksns meer te zijn weg to gaan en nu en dan gevraagd wordt met een ander mee te gaan en een goede fooi en meer verdienste' wordt geboden, hetwelk toch ook van den reeder uitgaat, dan is te begrijpen, dat het ten laatsten gezegd wordt: Als ik met mijn eigen schip niet kan varen, ga ik met een. ander; al dien tijd thuisblijven, dat gaat niet. En de andere raenschen, die uic ons schip gingen, die misschien niet meer durfden varen, hebben werk aan den wal en verdie nen een goed weekgeld; dus die kunnen wel bang zijn, want ik denk, als ik altijd een goed weekgeld kon verdienen, dat ik altgd bang was, Manheer de Redacteur. Ik zou van uw ruimte, die u mij afstaat, misbruik maken, -want ik zou zoo kunnen voortgaan over vis- sphers, die ook deerlijk gestraft zijn in hun geld, en er staan er in hun volste recht, en die maar denken moeten ik heb gelukkig, een stuk brood verdiend, en kan toch te gen geen paard gapen. Maar dat is toch niet zoo het hoort. Daar in dient in de eerste plaats verandering gef 'bracht en die zou stellig wel te vinden zgn, ten minste beter regeling dan nu, want al? het weer zoo moet komen, en er loopen er van ieder schip, dat binnenkomt, een paar weg, die een uitweg weten, dan is de zee^ man vanzelf van de hand en kan zijn boellje pakken. Dus zou het beter rijs, dat pa tram en visscher elkander beter verstonden, dan konden de zaken voor beiden beter geregeld worden. Hopende dat de rechten van den visscher "man wat meer in achting komen, noem ik mij, dankend voor de ruimte, die u mg af- stondty Een o v e r 1 o o p e r. Doortrekking van de Electrische Tram Mijnheer de Redacteur 1 Sta mij s. v. p. ecnigo ruimte toe voor onderstaand stukje. Gaarne betuig ik u mijn da<nk bij voorbaat. Sinds de Elecfcr. tram door Leiden ga-ap en ik mag wel zeggen ingeburgerd is, is zij geworden een „behoefte". Troteoh rijD wij op het snelle en gemakkelijke verkeer, d'a/b daarenboven betrekkelijk Laag van prijs is. De (ongewensohte) op- en aanmerkin gen zijn sin cis Lang verstomd, en niets dan lof is het, wat. de „tram" oogst. Ia het daarom te verwonderen, dat de bewoners van den Hoogen Rijndijk, alsme de die van Leiderdorp, met verlangen wachten op het oogenblik, dat de lijn zaïl worden doorgetroken, zoodat ook zij uit hun isolement worden verlost. Steeds meer huizon komen or aan den H. Rijn dijk, en steeds meer bowonera komen rich er vestigen. Een bezwaar echter, dat den lust tot buiten wonen oen beetje remt, ia hot feit, dat die train niet verder loopt dan de Rij nchjkstraafc, en men dus genood zaakt is een 10 of meer minuten te wande len. Op zichzelf is dat op een zomeravond nieta onaangenaams, doch met guur weer (en Holland telt 7 wintermaanden, 2 over man gsmaand-en en slechts 8 zomermaandon) is men vaak genoodzaakt een rijtuigje to nemen, of kletsnat thuis te komen. Steeds hooren wij doik zou-haast gaan zeg gen... legend©dat de tram nu toch wel gauw zal doorgetrokken worden, enwij waohten maar woor met oem kinderlijk vertrouwen vanwie zijn beurt wacht, krijgt het meest". Mooht de directie beoluiten spoedig de lijn door te trekken, dan kan rij rekenen op veel reizigers niet alleen, maar ook op de dankbaarheid van deze geheele streek, en zéér zeker van Uw dw. dr. Hoog on Rijndijk Bewoner. Uit het Engelsch van Miss YONGE. (Nadruk Verboden). 68) Theodcyra liep nu driftig en als radeloos heon, in het voorbijgaan en blik vol min achting op Violette werpende, toen deze haar volgde en haar smeekte, toch een oogenblikje naar haar te luislferen. Zij stond stil, dewijl zij haar laatste hoop niet wilde laten varen. Violette bood haar nu een floschje met droppels aan, hetwelk voor Johnnie was klaar gemaakt en die zij zeker wist, dat geen nadtiol konden doen, en gaf haai* nog eenige aanwijzing hoo zij het kind moest behandelen Misschien voeede zij te vee) verontschuldigingen en klachten, oafc zij niet durfde medegaan, bij haar goedeo raad ten minste Theodora zag haatr schoon zuster voor een grilziek wezen aan, dat zich- zelve al voor zèer belangrijk hield met die ingebeelde zwakke gezondheid. „Ziel daar gaat het rijtuigI" riep Violet te, terwijl zij dit door de laan zag rijden. .,Ja, men "gaat John halen," zei Theodora kortaf „Waar is John?" „Aan biet naaste t-olhuis, waar hij voor den regen is gaan schuilen, tctrwijl Percy hier is gekomen om hem het rijtuig te zen- don Percy'is n-aar Whitford gogaaD om dr. Legh to hallen." „Hoe jammerIk had mij zoo goed mab het rijtuig naar de portierswoning kunnen laten brengen Theodora wie het hinderde, dat zij door haar ongeduld die gelegenheid vierzuimd j had, liep thans zonder verdijr antwoord to geven heen en vloog de trappon af; zij werd bijna opgenomen en door de oprijlaan voort gedreven door cÜ3D wind, die de boomen deed kraken, in de takken gierde en de bla deren om haar heen deed ronclatuiven. Zij bemerkte dit nauwelijks, zoozeer was baar geheele ziel met het armle weesje vervuld en met het treurig denkbeeld van het te moeten zien lijden zonder het te kunrJen hel pen, terwijl zij innig verstoord was op haar vader en haar schoonzuster, die er volgens haar meening zoo weinig belang instelden. Slechts Percy Fotheringham had, toen hij een oogenblik bij den portier was gewleesfc, zich behoorlijk gedragen en rijn mensch- liovendhoïd aan den- dag gelegd Hij had ten minste in haar angst gedeeld, haar een woord van broost toegesproken, haar aange raden om mbvrouw Martindale om raad te vragen, en was eindelijk vijf mijlen ver naar Whitford gereden om den dokter te gaan halen Het bleek weldra, dat Violette's raad niet verwerpelijk was; de droppels sche nen het kindje verlichting geschonken te hebben, en toen Percy en de apotheker binnentraden, lag het wicht gei op Theodora's schoot te slapen, zoodat dr. Legh te kennen gaf, dat het op den weg van beterschap was. Zij zou er gaarne den geheel en avond bij gebleven zijn, doch het was reeds laat en Percy wachtte haar. Zij legde dus het kindje im zijn krib, gaf aan- wijzingen aan de oude vrouw, die het moest verzorgen, en deed haar mantel met en kap om, waarin zij door alle weer en wind liep, zonder een parapluie te gebrui ken, waarvooi zij, evenals voor parasols, de diepste minachting koesterde. Dr. Legh verzocht haar in zgn wagentje thuis te brengen, doch daar wilde zij niet» van hooren. Peroy etak zijn parapluie op en wilde die boven haar hoofd houden, doch zij ging op zijde. „Nesn, dank u Waar hebt gij die ele gante katoenen machine vandaan ge haald V ,,Van den tolgaarder." ,,En hebt g' die opgehouden, toen gij op Arthurs schimmei reedt?" „Natuurlijk. Ik was niet van plan door- i nat te worden." „Maar ik begrijp jij niet, dat de schim mel dat toeliet. Hij wi'l soms niet- eens hebben, dat men zijn zakdoek uithaalt." „Ik "al T'ij toch niet door een paard Ia- I ten dwingen, en dit begreep de schimmel I ook spoedig genoeg." „Waar hebt gij het paard gelatc* „Ik heb et op stal gebracht en ben da delijk weer teruggekomen. Het zal mij benieuwen, wat Althui zeggen zal, als hij hoort, dat ik zijn paardje heb genomen om naar Whitford te rijden." i BrrDaar kwam de etorm buldie- rend" op hem los en wierp hun deD regen in het gezicht, terwijl hij in Theodora's mantel klapperde en er aan trok gelijk I de wind in de fabel, trachtende haai van de been te krijgen en onstuimige pogin gen in het werk stollende Poroy de^para- pluie uit de hand te wringen. Zulk een strijd had voor Theodora altijd iets bijzon der prettigs. »»Ha. gij moet het opg^von; gij moet dat ding eindelijk toedoen. Zijt gij z*. wijs go- weest met de koets moe te rijden?" I „Welneen. Maar om Violette recht te doen, zij zou er gaarnj mede gekomen zijn, doch ik vergat het haar te zeggen." „Ik ben blijde, dat gij haar ten minste één keer recht laat wedervaren." Zij wilde geen antwoord geven. „Theodora," sprak hij, rich eensklaps tot haar wendende, „ik kan het. niet nala ten, ik moet het u zeggen." „Wat?" ,,Ik geloof, dat gij uws broeders vrouw goen goed hart toedraxigt." „Dat heeft John u verteld." „Neen. Gij hadt uw genegenheid op Arthur gevestigd, en in do meeuiug, dat hij zich weggeworpen heeft, biedt gij geen wederstand aan de gewone neiging van vele vrouwen om haar schoonzuster te ha ten." „Gij houdt er van, mij te plagen," zei Theodora; „maar," en haar stem beefde, ,,-Aet is niet vriendelijk van u, dat gij daarvan van het leed en de smart, die mijn leven vergald hebben, ophaalt, nu ik eens een oogenblikje gelukkig was en er niet aan dacht." „Neen, ik zeg het niet om u verdriet te doenik zeg het, omdat ik niet dulden kan, u ongelukkig te zien." „Ik meende, dat niemand dit aan mij zien kon." „Ik heb u te lang gekend en tc veel aan u gedacht, dan dat ik mij niet zou be droeven, wanneer ik zie hoe gij uzelve dwingt om vroolijk te schijnen, terwijl het verdriet aan uw hart knaagt." Ieder ander zou zij dergelijke aanmer kingen zeer kwalijk hebben genomen, doch van hem kon zij voel verdragen, en het trof haar, dat hij haar zoo nauwkeu rig en hartelijk had gadegeslagen. „Ik kan het niet helpen," zei zij. „Hij was alles voor mij." „Hebt gij tecjen die neiging gestreden?" „Zeker. Ik heb mij in een ma&atrooir. van 'bezigheden geworpen, ma£r „Maar gg hebt uzelve niet overwonnen, {noch met de slangen geworsteld, die uw loven vergiftigen?" „Zeg mij eerst welke slangen gij bedoelt." „Indien gij ze goed beriet, zult gij, geloof ik, bevinden, dat zg hoogmoed en gverzucht zt'nl" „Gr schijnt er van te houden de dingen bf hun naam te noemen," sprak zg. Omdat het veiliger is een vengnig diei te kennen en het te verpletteren, dan er mede te spelen." „Wanneer ik bevind, dat ik zulke slangen koester, zal ik ze ook verpletteren en n dankbaar zijn." „Geen andere vrouw zou zoo geantwoord hebben", riep Percy geestdriftig uit „En geen andere man", zeide zij, terwijl haar borst hggde, „zou ook zoo vee! qnrechte en trouwe vriendschap voor mij aan den dag leggen om mg eerlijk te waarschuwen". „Theodora, Theodora, gg hebt den lieert lijksten aanleg, en toch zult gij misschien verloren gaan, daar niemand u ten goede ge leid heeft." „Dat is maar al to waar", sprak zg treu rig. „Ik moet zeggen wat ik deuk. Mag ik die taak op mij nemen? Wilt gg uzelve en uw aan mg toevertrouwen?" „Ik geloof, dat ik, door u geholpen, kans; zou hebben te slagen", sprak zg op zon-: derlingen toon. „Meeut gg dat?" riep hjj uit, terwgl hi^ moeite deed om haar in het ge'aat te zien.? „Ik meen het Gij weet mij te waars deer en." Zg was er thans niet langer tegen, dat hij naast haar ging en de parapluie boven haac hoofd hield; doch zg spraken verder geen woord tot zg de stoep opgingen; toen zside zij: „zeg er niets ran aan papa voordat cö

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1916 | | pagina 5