Woensdag 45 Ja,miajt>i.
Tweede Blad
A°. 1916.
Persoverzicht.
ingezonden.
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
N°. 17134-
'T-*
Het morgen verschonend nummer bevat
o.a.: Een treffend beeld van ellende uit het
veimoorde Servië. Type van een Hon-
gaarsch soldaat In den dood vereenigd.
Wereld-revue met 9 Oorlogsfoto's.
Vertrek van do Oostenrijkse h-Duitsche Am
bulance, onder voorloopige leiding van prof.
Lanz, naar liet Oorlogsterrein. Voorts:
Een Sportjubileum te Voorburg. Een
tweetal interessante opnamen van het ge-
VBngenis'.even in Amerika.
Suiker en saccharine. Prof.
Pekelharing schreef, naar aanleiding van
'n artikel in 't geneeskundig tijdschrift „M o-
1 esch o tl" over saccharine, waarvan de
slotsom luiddemocht men dus in den
tegen voordigen toestand sa-ccharine wil
len gebruiken in plaats van suiker, dan h
daar absoluut geen bezwaar tegen ter
wijl even te voren was gezegd: ,,al$ re
gel gebruiken wij eerder te veel dan te
weinig suiker", o.m. het volgende in
„De Suiker", maandblad van den Anti-
Suikeracoijnsbond
Dat fabrikanten van saccharine hu.a waar
aanbevelen, is niet verwonderlijk. Maar
het schijnt mij niet goed te begrijpen, dat
zij worden gesteund door schrijvers, die
zich ten doel stellen de volksgezondheid
te bevorderen. Het eenige voordeel dc-r
saccharine is, - voor gezonde menrohen
dat daarmede voor minder geld een zoe
te smaak wordt verkregen dan door sai
kef. Dit voordeel behoeft voor welgestel-
den niet in aanmerking te komen, wan
neer men bedenkt hoe klein, in verhou
ding tot andere voedingsmiddelen, het be
drag is, dat aan snik? v wordt uitgege
ven. Wie echter moeite heeft om aan den
kost te komen, moet er naar streven iede-
ren cent, dien hij voor zijn voedsel uitgeeft,
aan deugdelijke waar te besteden. Het is
toch wel aan ieder bekend, dat de uit
spraak van den schrijver in „M o 1 e-
s o h o 11", omtrent het te veel en in het
bijzonder te veel suiker eten, op wat men
gewoon is te noemen, den arbeidenden
stand, niet mag worden toegepast.
Wie op algemeene indrukken daarom
trent niet wenscht af te gaan, leze maar
eens het in 1907 Utrecht verschenen on
derzoek van J. J. R. Moquette, over de
volksvoeding in de gemeente Utrecht Het
is voor de volkskracht van Nederland van
het hoogste belang, dat naar middelen
wordt gezocht, om den arbeider in de ge
legenheid te stellen zich voor weinig geld
voldoende voedsel tc verschaffen. Een van
die middelen zeer zeker niet het eenige,
ja, zelfs niet voornaamste, maar toch een
middel van belang is hierin gelegen,
dat suiker, door afschaffing, of althans
aanzienlijke vermindering van den accijns,
onder zijn bereik wordt gebracht, om daar
mede niet alleen der smaak van zijn voed
sel te verbeteren, maar ook het arbeids
vermogen, dat het voedsel hem moet toe
voeren, op een beter peil te brengen.
Er zijn zieken, die geen suiker kunnen
verdragen. Voor hen is saccharine wel,
bij de kleine hoeveelheden, die zij er van
gebruiken, een onschuldig surrogaat. De
gezonde mensch heeft er geen behoefte
aan en de minvermogende benadeelt zic-h-
zelvec, zoo hij den zoeten smaak, in plaats
van an suikei,. ontleent aan saccharine,
con misschien ook op den duur onschade
lijke, maar ais voedsel zeker geheel waa-r-
delooze stof.
Daarom wenscht de Anti-suikeraccijns-
bond dat de verkoop van saccharine, behal
ve in apotheken, zal worden verboden.
Aan het artikel van prof. Pekelharing
is als illustratie toegevoegd een magere
Engelsohman, die per jaar zijn eigen ge
wicht aan suiker eet, en een Nederlandsch
boertje, dat per jaar nog geen derde deel
van zijn lichaamsgewicht aan suiker eet.
Verzekering van den veiligen
loop der treinen. De heer W. F.
J. H. Bonman, technicus (te Tilburg en
Breda), heeft in een brochure (niet in den
handel) een door hem gevonden en geoc-
troieerde oplossing beschreven en door tee-
keningen toegelicht van het vraagstuk, om
het onmogelijk te maken, dat rijdende trei
nen de g- stelde seinen ongemerkt pa&seeren.
In een voorwoord schrijft hg:
„De bekende catastrophe ta Beriijn, ge
volgd door de krachtige opwekking van don
Rijkskanselier in den Rijksdag, om zich meÜ
moed te werpen op het verkrijgen v.s.n een
goede oplossing tot afwering van zulke ons
allen dreigende rampen, en de prijsvraag
van het Franscho ministerie hebben tot ve
lerlei uk working van dit vraagstuk aanlei
ding gegeven. Verbaasd stond ik, toen ik
in 1911 na indiening van mijn teekenïn-
gen en beschrijving aan het octrooibureau,
voor de bestudeering stond van wel tachtig
in het buitenland verleende octrooien. Bg
bestudeering daarvan vond ik niet mijn idee,
n.l. het aanbrengen bij de rails van een
met de optische signalen in de drie stan
den draaiende, schuinoploopende verhooging,
die bt, het passeeren 'van den trein daarin
een van drie aan een as draaiende stangen
achterwaarts oplicht, zoodat het bovenein
de van die stang een van drie in kleur ver
schillende seiüschijven, voorover werpt en
een van drie in klank verschillende klokken-
schalen aanslaat, aldus hoor- en zichtbaar
aangevende in den trein de drie standen
„veilig", „onveilig" en „voorzichtig".
Het versterkte mij om het gevondene mei
de daaruit ontstane registreering van sein-
stand, vaart en dienst als een afgerend ge
heel met hét drievoudig nut: „het voor
komen'van rampen", „het onbetwistbaar con_
troleeren van vaart en dienst" en het uit bei
de voortvloeiende resultaat „voordeeliger ex
ploitatie" direct ter meer algemeene ken
nis te brengen en niet te wachten tot de
octrooien zichzelf den weg zouden gemaakt
hebben.
Mjn idee, ontstaan in het voor Neder
land ig'eluklrige jaar 1909. deed mg alle
stukken, betrekking hebbende op een lang
verwachte goede oplossing van seinover.
brenging op rijdende treinen, schreven on
der den titel „veiligheidssein Juliana", on
der welken naam ik hoop, dat mgn vinding
een weg zal vinden. Vele werkzaamheden,
zelfs de gedachte, dat het eenvoudige idee
reeds lang hier of daar in praktijk zou zijn
gebracht, hadden ten gevolge, dat het af
gewerkt geheel eerst in 1914 ingediend is
geworden.
Moge in deze tijden, waarin honderd dui
zenden door den oorlog plotseling uit het
leven gerukt worden, het doel van deze
uitvinding bereikt worden en jaar'ijks dui
zenden meD3chenIeve*is gespaard bleven."
In de brochure wordt.dan uitvoerig be
schreven, hoe de machinist en ook de con
ducteur (in den conducteurs-wagen) in den
m volle vaart zijnden trein door drie in
klank verschillende klokken en door drie in
kleur verschillende seinschijven op den juis-
ten stand der gepasseerde seinafgevers at
tent worden gemaakt. Deze seinafgevers, ge
plaatst in het langs buiten naast de rail,
draaien met de bestaande optische signalen
overwegafsluitingen en wissels en zijn op
zoodanigen afstand daarvoor geplaatst, dat
de trein vóór het thans bestaande onveilige
optische signaal, vóór den opengebleven
overweg of de opengebleven brug, vóór de
kruising en vóór den wissel door den machi
nist of bg abstractheid van dezen door den
gewaarschuwden conducteur door middel
van de rem tot stilstand kan worden ge
bracht.
De seinafgevers van wissels, overwegen,
draai- en ophaalbruggen worden met de
zen in den goeden stand zeer schuin weg
getrokken, zoodat de seinopneemtoestellen
van den trein niet geraakt worden; de goede
stand toch van deze, zijnde geen blok- of
wegsein, behoeft niet de bijzondere attentie
van machinist en conducteur fee trekken.
Door middel van een ornsteller is 'de over
weg- en brugwachter in staat met gesloten
overweg en gesloten bmg steeds onraiddel-
l\k het onveilige of voorzichtige sein op
den trein over te bréngen.
Door korte, ruime wisseldraden, die bij
de omplaatsing van den seinopnemer of wis
sel van den onveiligen in den veiligen stand
strak komen 'te Staan, wordt het onmogelijk
gemaakt om m m.eer dan óén richting ot oj>
meer dan ééa lijn het sein veilig te stellen,
hoe groot het aantal nitloopende of kruisen
de lijnen ook moge wezen. Het idee, van deze
korte ingeschakelde wisseldraden, hoe een
voudig. ook, is geheel nieuw.
Verder bevat de brochure een door pen
uurwerk /gedreven registreer-inrichting in
den conducteurswagen, waar bet seïnop-
neemtoestel van den trein den juisten stand
der gepasseerde seinafgevers noteert in den
minuufctgd der passeering en door welke
geregistreerde strooken een blijvend over
zicht wordt gegeven van Hen loop van (le*i
trein in aa zijn onderdeelen, ata den stand
der seinen, vlugge en langzame vaart, ver
toef op de stations, enz.
De heer Bouman laat zgn brochure, die
met uitvoerige schetsteekeningen in vier uit
slaande platen i3 toegelicht, voorafgaan door
een critische beschouwing van hetgeen op
dit gebied in het buitenland bekend is.
Mond- ên klauwzeer. E. M.
T.(eenstra) schrijft in „DB VRIJZINNIG
DEMOCRAAT" over de. na. aanneming in
de Tweede Kamer van de motie-Teenstra-
De Wgkerslootfi, door den "Minister van
Landbouw, Np verheid en Handel uitgevaar
digde circulaire en het op 28 Dea inge
diende wetsontwerp o. m.:
De Minister, die tijdens de behandeling
der motie en ook daarna te pas en te
onpas te kennen gaf van de gewone be
strijd', ngs met hod en niet veel succes te ver
wachten. heeft onverwijld een circulaire uit
gevaardigd, ten einde de in het vervolg
te nemen maatregelen goed voor te be
reiden.
Voor dezen bekwamen spoed hebben we
niets dan lof en we hopen, dat de door
don Minister zoo' herhaaldelijk uitgesproken
meening, dat deze maatregelen niets zouden
baten, niet door den veeartseaijkundigen
dienst sullen worden opgevat als te zgn
een wenk, om de zaak maar te doen misluk
ken. De Minister zou daarmede een groote
verantwoordelijkheid op zich laden.
Ook vergeven we den Minister, dat, zoo
lang bedoelde maatregelen niet behcojljjk
zjjn overwogen en voorbereid, hg van zijn
bevoegdheid, in buitengewone omstandighe
den af te maken, een ©enigszins ruim ge
bruik maakt, indien slechts worde gezorgd,
dat die voorbereiding niet al te lang duurt
We kunnen ons begrepen, dat de Minister
het niet voor zijn rekening wil nemen, dat
er een periode is, zg het dan ook van
korten duur, dat er niet wordt afgemaakt
en ook niet of nagenoeg niet geïsoleerd.
Wat wg echter niet bagrgpen, i3 het
wetsontwerp, dat de Minister 28 Dec. j.l.
heeft ingediend en da,t reeds 29 Dec. in
de afdeelingen ,der Kamer i3 onderzocht.
De Minister vraagt daarin aan een som
van twee millioen voor de „kosten, verband
houdende met het afmaken van vee, igdende
aan of verdacht van mond- en klauwzeer/"
Bedoelt de Minister liiermede? dat hg
zich in het vervolg bg de bestrijding van
het mond- en klauwzeer wil houden binnen
de perken der wet, dan lijkt het wetsontwerp
ons overbodig; het betreffende b-grootings-
artikei is toegestaan en bjj overschrijding
kon de Minister komon met/Oen suppletoir©
begreotingj zooals telken jare geschiedt.
Groot zijn onze bedenkingen dan echter
niet; integendeel meenen we, dat ook bg
den geneeskundigen dienst de raming zoo
veel mogelgk in overeenstemming moet zgn
rnet de werkelijkheid.
Bedoelt de Minister echter nogmaals een
discussie en een votum van de Kamer uit t?e
lokken over de zaak, waarover de motie
liept dan lijkt het ons toe* dat Zijne Excel
lentie geen hoog idee heeft van de waar
digheid der Kamer.
We voorspellen alsdan den Minister bg de
behandeling van zgn wetsontwerp een wur
men dag.
Patroon en Visschor.
Mgnheer de Redacteur!
Vergun mg s,vj>. een plaatsje in Uw
Blad, Hoewol ik geen schrijver ben, wil
ik toch 09ns wagen om mijn gedachten te
kennen te geven over dingen, waar ik zelf
mee omga, dus ook met meeleef.
Enkele dagen geleden las ik o.a. een
monsterrol, opgemaakt door do Chr. Vis-
schersvereeniging Vrede door Recht", die
wel oen beetje scheen te verschillen van
de vorige, waarop altijd gemonsterd is, die
ik wel is waar niet van buiten kan opzeg
gen, die ik, zoo ik meen, een3 heb hooren
voorlezen en voorts dezelfde was gebleven,
zooals mij gezegd werd.
Ivlaar ik dacht zoo bg me zelf: Zou het
niet noodig zijn, dat de visschers wat meer
recht hadden op hun verdiend loon, want ik
wist toch heusch niet, dat de reeder het
recht had, wat nu op Katwijk blijkt, dat het
heele loon vat de visscher verdient, mag
worden Ingehouden. Dat loopt toch wel een
beetje in de gaten, dunkt mij: want a's men
toch denkt {aardig wat te goed te hebben
en je krijgt dan geen cent, nm ik meen, dat
het toch wel wat zeggen wi.
Nu zal misschien worden uitgezocht, zoo-
als ik hoor, of die menschen, die, zoo ik
niet beter weet, de vorige week hun geld
nog niet hadden, al dan niet krijgen; ik wil
nu juist niet uiteenzetten waardoor dit is
ontstaan, want ieder op deze plaats, die er
mee te maken heeft, weet er wel iets van,
en mensehen, die dit hooren van andere
plaatsen, zullen misschien denken: Nu, dat
zullen toch wel beruchte mannen zijn, die
meer op hun kerfstok hebben, als de pa-
j troon toch al hun geld inag inhouden, dat
in een gezin over de duizend galden loopt;
maar wie de lui eon beetje kent, denkt het
tegendeel en waarom het gaat, is in dezen
oorlogstijd een gewoon verschijnsel, waar
ook van sommige varensgezellen ook wel
eens misbruik wordt gemaakt
Maar ik zou zoo zeggen, laat dat de
patroons uitmaken, als zij gered zijn met een
matroos uit een ander schip, dis er rich
zoo iets voordoet, want als een schip soma
twee of drie weken op enkele matrozen
ligt te wachten en er schijnt dan geen
ksns meer te zijn weg to gaan en nu en
dan gevraagd wordt met een ander mee te
gaan en een goede fooi en meer verdienste'
wordt geboden, hetwelk toch ook van den
reeder uitgaat, dan is te begrijpen, dat het
ten laatsten gezegd wordt: Als ik met mijn
eigen schip niet kan varen, ga ik met een.
ander; al dien tijd thuisblijven, dat gaat niet.
En de andere raenschen, die uic ons schip
gingen, die misschien niet meer durfden
varen, hebben werk aan den wal en verdie
nen een goed weekgeld; dus die kunnen
wel bang zijn, want ik denk, als ik altijd
een goed weekgeld kon verdienen, dat ik
altgd bang was,
Manheer de Redacteur. Ik zou van uw
ruimte, die u mij afstaat, misbruik maken,
-want ik zou zoo kunnen voortgaan over vis-
sphers, die ook deerlijk gestraft zijn in hun
geld, en er staan er in hun volste recht,
en die maar denken moeten ik heb gelukkig,
een stuk brood verdiend, en kan toch te
gen geen paard gapen.
Maar dat is toch niet zoo het hoort. Daar
in dient in de eerste plaats verandering gef
'bracht en die zou stellig wel te vinden zgn,
ten minste beter regeling dan nu, want al?
het weer zoo moet komen, en er loopen er
van ieder schip, dat binnenkomt, een paar
weg, die een uitweg weten, dan is de zee^
man vanzelf van de hand en kan zijn boellje
pakken. Dus zou het beter rijs, dat pa tram
en visscher elkander beter verstonden, dan
konden de zaken voor beiden beter geregeld
worden.
Hopende dat de rechten van den visscher
"man wat meer in achting komen, noem ik
mij, dankend voor de ruimte, die u mg af-
stondty
Een o v e r 1 o o p e r.
Doortrekking van de Electrische Tram
Mijnheer de Redacteur 1
Sta mij s. v. p. ecnigo ruimte toe voor
onderstaand stukje. Gaarne betuig ik u mijn
da<nk bij voorbaat.
Sinds de Elecfcr. tram door Leiden ga-ap
en ik mag wel zeggen ingeburgerd is, is
zij geworden een „behoefte". Troteoh rijD
wij op het snelle en gemakkelijke verkeer,
d'a/b daarenboven betrekkelijk Laag van
prijs is. De (ongewensohte) op- en aanmerkin
gen zijn sin cis Lang verstomd, en niets dan
lof is het, wat. de „tram" oogst.
Ia het daarom te verwonderen, dat de
bewoners van den Hoogen Rijndijk, alsme
de die van Leiderdorp, met verlangen
wachten op het oogenblik, dat de lijn zaïl
worden doorgetroken, zoodat ook zij uit
hun isolement worden verlost. Steeds
meer huizon komen or aan den H. Rijn
dijk, en steeds meer bowonera komen rich
er vestigen. Een bezwaar echter, dat den
lust tot buiten wonen oen beetje remt, ia
hot feit, dat die train niet verder loopt dan
de Rij nchjkstraafc, en men dus genood
zaakt is een 10 of meer minuten te wande
len. Op zichzelf is dat op een zomeravond
nieta onaangenaams, doch met guur weer
(en Holland telt 7 wintermaanden, 2 over
man gsmaand-en en slechts 8 zomermaandon)
is men vaak genoodzaakt een rijtuigje to
nemen, of kletsnat thuis te komen. Steeds
hooren wij doik zou-haast gaan zeg
gen... legend©dat de tram nu toch
wel gauw zal doorgetrokken
worden, enwij waohten maar woor
met oem kinderlijk vertrouwen vanwie
zijn beurt wacht, krijgt het meest".
Mooht de directie beoluiten spoedig de
lijn door te trekken, dan kan rij rekenen
op veel reizigers niet alleen, maar ook op
de dankbaarheid van deze geheele streek,
en zéér zeker van
Uw dw. dr.
Hoog on Rijndijk Bewoner.
Uit het Engelsch van Miss YONGE.
(Nadruk Verboden).
68)
Theodcyra liep nu driftig en als radeloos
heon, in het voorbijgaan en blik vol min
achting op Violette werpende, toen deze
haar volgde en haar smeekte, toch een
oogenblikje naar haar te luislferen. Zij stond
stil, dewijl zij haar laatste hoop niet wilde
laten varen. Violette bood haar nu een
floschje met droppels aan, hetwelk voor
Johnnie was klaar gemaakt en die zij zeker
wist, dat geen nadtiol konden doen, en gaf
haai* nog eenige aanwijzing hoo zij het kind
moest behandelen Misschien voeede zij te
vee) verontschuldigingen en klachten, oafc
zij niet durfde medegaan, bij haar goedeo
raad ten minste Theodora zag haatr schoon
zuster voor een grilziek wezen aan, dat zich-
zelve al voor zèer belangrijk hield met die
ingebeelde zwakke gezondheid.
„Ziel daar gaat het rijtuigI" riep Violet
te, terwijl zij dit door de laan zag rijden.
.,Ja, men "gaat John halen," zei Theodora
kortaf
„Waar is John?"
„Aan biet naaste t-olhuis, waar hij voor
den regen is gaan schuilen, tctrwijl Percy
hier is gekomen om hem het rijtuig te zen-
don Percy'is n-aar Whitford gogaaD om dr.
Legh to hallen."
„Hoe jammerIk had mij zoo goed mab
het rijtuig naar de portierswoning kunnen
laten brengen
Theodora wie het hinderde, dat zij door
haar ongeduld die gelegenheid vierzuimd
j had, liep thans zonder verdijr antwoord to
geven heen en vloog de trappon af; zij werd
bijna opgenomen en door de oprijlaan voort
gedreven door cÜ3D wind, die de boomen
deed kraken, in de takken gierde en de bla
deren om haar heen deed ronclatuiven. Zij
bemerkte dit nauwelijks, zoozeer was baar
geheele ziel met het armle weesje vervuld
en met het treurig denkbeeld van het te
moeten zien lijden zonder het te kunrJen hel
pen, terwijl zij innig verstoord was op haar
vader en haar schoonzuster, die er volgens
haar meening zoo weinig belang instelden.
Slechts Percy Fotheringham had, toen hij
een oogenblik bij den portier was gewleesfc,
zich behoorlijk gedragen en rijn mensch-
liovendhoïd aan den- dag gelegd Hij had
ten minste in haar angst gedeeld, haar een
woord van broost toegesproken, haar aange
raden om mbvrouw Martindale om raad te
vragen, en was eindelijk vijf mijlen ver
naar Whitford gereden om den dokter te
gaan halen
Het bleek weldra, dat Violette's raad
niet verwerpelijk was; de droppels sche
nen het kindje verlichting geschonken te
hebben, en toen Percy en de apotheker
binnentraden, lag het wicht gei op
Theodora's schoot te slapen, zoodat dr.
Legh te kennen gaf, dat het op den weg
van beterschap was. Zij zou er gaarne den
geheel en avond bij gebleven zijn, doch het
was reeds laat en Percy wachtte haar. Zij
legde dus het kindje im zijn krib, gaf aan-
wijzingen aan de oude vrouw, die het
moest verzorgen, en deed haar mantel met
en kap om, waarin zij door alle weer en
wind liep, zonder een parapluie te gebrui
ken, waarvooi zij, evenals voor parasols,
de diepste minachting koesterde.
Dr. Legh verzocht haar in zgn wagentje
thuis te brengen, doch daar wilde zij niet»
van hooren. Peroy etak zijn parapluie op
en wilde die boven haar hoofd houden,
doch zij ging op zijde.
„Nesn, dank u Waar hebt gij die ele
gante katoenen machine vandaan ge
haald V
,,Van den tolgaarder."
,,En hebt g' die opgehouden, toen gij
op Arthurs schimmei reedt?"
„Natuurlijk. Ik was niet van plan door-
i nat te worden."
„Maar ik begrijp jij niet, dat de schim
mel dat toeliet. Hij wi'l soms niet- eens
hebben, dat men zijn zakdoek uithaalt."
„Ik "al T'ij toch niet door een paard Ia-
I ten dwingen, en dit begreep de schimmel
I ook spoedig genoeg."
„Waar hebt gij het paard gelatc*
„Ik heb et op stal gebracht en ben da
delijk weer teruggekomen. Het zal mij
benieuwen, wat Althui zeggen zal, als hij
hoort, dat ik zijn paardje heb genomen
om naar Whitford te rijden."
i BrrDaar kwam de etorm buldie-
rend" op hem los en wierp hun deD regen
in het gezicht, terwijl hij in Theodora's
mantel klapperde en er aan trok gelijk
I de wind in de fabel, trachtende haai van
de been te krijgen en onstuimige pogin
gen in het werk stollende Poroy de^para-
pluie uit de hand te wringen. Zulk een
strijd had voor Theodora altijd iets bijzon
der prettigs.
»»Ha. gij moet het opg^von; gij moet dat
ding eindelijk toedoen. Zijt gij z*. wijs go-
weest met de koets moe te rijden?"
I „Welneen. Maar om Violette recht te
doen, zij zou er gaarnj mede gekomen
zijn, doch ik vergat het haar te zeggen."
„Ik ben blijde, dat gij haar ten minste
één keer recht laat wedervaren."
Zij wilde geen antwoord geven.
„Theodora," sprak hij, rich eensklaps
tot haar wendende, „ik kan het. niet nala
ten, ik moet het u zeggen."
„Wat?"
,,Ik geloof, dat gij uws broeders vrouw
goen goed hart toedraxigt."
„Dat heeft John u verteld."
„Neen. Gij hadt uw genegenheid op
Arthur gevestigd, en in do meeuiug, dat hij
zich weggeworpen heeft, biedt gij geen
wederstand aan de gewone neiging van
vele vrouwen om haar schoonzuster te ha
ten."
„Gij houdt er van, mij te plagen," zei
Theodora; „maar," en haar stem beefde,
,,-Aet is niet vriendelijk van u, dat gij
daarvan van het leed en de smart, die
mijn leven vergald hebben, ophaalt, nu ik
eens een oogenblikje gelukkig was en er
niet aan dacht."
„Neen, ik zeg het niet om u verdriet te
doenik zeg het, omdat ik niet dulden
kan, u ongelukkig te zien."
„Ik meende, dat niemand dit aan mij
zien kon."
„Ik heb u te lang gekend en tc veel aan
u gedacht, dan dat ik mij niet zou be
droeven, wanneer ik zie hoe gij uzelve
dwingt om vroolijk te schijnen, terwijl het
verdriet aan uw hart knaagt."
Ieder ander zou zij dergelijke aanmer
kingen zeer kwalijk hebben genomen,
doch van hem kon zij voel verdragen, en
het trof haar, dat hij haar zoo nauwkeu
rig en hartelijk had gadegeslagen.
„Ik kan het niet helpen," zei zij. „Hij
was alles voor mij."
„Hebt gij tecjen die neiging gestreden?"
„Zeker. Ik heb mij in een ma&atrooir. van
'bezigheden geworpen, ma£r
„Maar gg hebt uzelve niet overwonnen,
{noch met de slangen geworsteld, die uw
loven vergiftigen?"
„Zeg mij eerst welke slangen gij bedoelt."
„Indien gij ze goed beriet, zult gij, geloof
ik, bevinden, dat zg hoogmoed en gverzucht
zt'nl"
„Gr schijnt er van te houden de dingen
bf hun naam te noemen," sprak zg.
Omdat het veiliger is een vengnig diei
te kennen en het te verpletteren, dan er
mede te spelen."
„Wanneer ik bevind, dat ik zulke slangen
koester, zal ik ze ook verpletteren en n
dankbaar zijn."
„Geen andere vrouw zou zoo geantwoord
hebben", riep Percy geestdriftig uit
„En geen andere man", zeide zij, terwijl
haar borst hggde, „zou ook zoo vee! qnrechte
en trouwe vriendschap voor mij aan den dag
leggen om mg eerlijk te waarschuwen".
„Theodora, Theodora, gg hebt den lieert
lijksten aanleg, en toch zult gij misschien
verloren gaan, daar niemand u ten goede ge
leid heeft."
„Dat is maar al to waar", sprak zg treu
rig.
„Ik moet zeggen wat ik deuk. Mag ik die
taak op mij nemen? Wilt gg uzelve en uw
aan mg toevertrouwen?"
„Ik geloof, dat ik, door u geholpen, kans;
zou hebben te slagen", sprak zg op zon-:
derlingen toon.
„Meeut gg dat?" riep hjj uit, terwgl hi^
moeite deed om haar in het ge'aat te zien.?
„Ik meen het Gij weet mij te waars
deer en."
Zg was er thans niet langer tegen, dat hij
naast haar ging en de parapluie boven haac
hoofd hield; doch zg spraken verder geen
woord tot zg de stoep opgingen; toen zside
zij: „zeg er niets ran aan papa voordat cö