Vrijdag 24 December. Tweede XSlacl. A°. 19J5, Persoverzicht. Ingezonden. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. DA&BLJ Samenvoeging van gemeen ten.— De. Priester, te Qeenvlieb, schrijft in een Brabantwhe Pennekrabbol" in het „PBOT.lvSTATSNBOND V. D. CLASS. B WELLE" Beu enkeion dag was ik gelogeerd in het mooio dorp O., dat met de schoonste stre ken van Gelderland wedijveren kan. In de onmiddelx.\jk.ft omgeving uitgestrekte' rien- D.snhosschen, waariuasehon schilderachtig gelegen vennen, groots waterplassen met een keur van zeldzame bloemen en planten aan de oevers. Ook ander hout, beuken en berken ér» oude eiken. En de herfst had zijn pracht van tinton er over uitgestort; bruin en brons en donkerrood en goud. Ja, voordat het loovcr afvalt en sterft, leeft 't zich nog eenmaal uit in volheid van kleu renschittering. De bovolkïng is hier overwegend Roomsch- Xacholick. Wol is er ook 'n Ned.-Herv. Ge meente, maar deze miniatuur-gemeente telt slechts 100 zielen, zuigelingen cn grijsaards inbegrepen. Hier kan een prodikant alleen maar to véél werk doen en moet hij voor zichtig zijn, zijn gemeenteleden niet te vaak te bezoeken, om ze tc overloopen, gedach tig aan het woord uit hot Spreukenboelc „Spaar uwen vf^eb van het huis uws naasten opdat hij niet zat van u worde en u hate" (Spr. 25 17). De gedachte ligt voor de hand en ïr daar om natuurlijk niet nieuw moer, dat het mis schien aanbeveling verdient, enkele van die kleine gemeenten (want in Brabant bestaan nog veel kleinere) te comhinceren. Dan zou men één predikant voor twee of drie plaat sen kunnen" beroepen, die dan toch zijn her derlijk werk op zijn gemak nog af zou kun nen. En bovendien zijn traktement, dat an ders, overal, maar vooral in Brabant, zeer veel te wenschen overlaat, zou dan ten minste voor een gestudeerd man eenigszins draaglijk worden. Zeer veel is er voor te zeggen, voor dit sa menvoegen van twee of meer kleinere ge meenten tot één grootere, niet alleen ten Zuiden van den Moerdijk, maar ook elders. Maar er is één practisch bezwaar van vrij gepote Löteekenis. In welke gemeente zal de predikant wonen? Want hier laat zich het dorpisme in al zijn kracht gelden. Ieder dorp wil de oer genieten een eigen predi kant to bezitten. Want, hoe men over gods dienst en kerkgaan mag denkeneen leege pastorie vindt ieder dorpeling niet alleen iets ongezelligs, maar ook als iets zijn dorp onwaardigs. En wanneer nu slechts in één van do twee of meer gemeenten oen predi kant zou kunnen wonen, zou dat aanleiding geven tot grooten onderlingen naijver. Inderdaad is dit oen moeilijk te ondervan- gen^bezwaar. Men zou wel kunnen bepalen, „om beurten wone een nieuw beroopon pre dikant in de verschillende gemeenton, die tot de combinatie behooren", maar wie weet niet, dat de eene predikant soms slechts en kele jaren blijft, terwijl een ander het in dezelfde gemeente volhoudt tot zijn eme ritaat. Hier moet de steen dor wijzen nog gevonden worden. Do L ij k verbranding. Wij le- eer. in „DE STANDAARD": "Voor wio het logische in de redeneering weet to waardeeren, is er geen kwestie van, of de i.*jjjisfc©r van Binnenlandsohe Zaken heeft hot inzake de lijkverbranding bij het jongste debat over Binnenlandsche Zaken afgelegd. Wat hij betoogde en voorstond was niets anders dan een kunstmiddeltje der slim migheid, om het recht als elastiek in te drukken en aaD de Lijkverbranding haar zcet gewin te geven. Het doet ons dan ook metterdaad leed, dat een anders zoo hoogstaand man als mr. Cort van der Linden zich tot zulk oen kunstgreep geleend heeft en den moed mistte, om na de volstrekt juiste bestrij ding, die tegen zijn wijze van doen ih werd gebracht, ridderlijkweg ongelijk te beken nen. en te beloven, da* hij in den nood, die gebleken was, zou voorzien. Men weet, hoe we anders steeds met dezen minister ingenomen waren maar hier in verried hij een zwakheid die toch waar lijk niet door den beugel kon. Zoo spelend met de zaak als hier over wet 'om keoht heengebeuzeld wekd, mag vooral geen jurist zich over een zoo ern stige rechtskwestie uitlaten. Blijkbaar wilde hij de lijkverbranding er door halen. Edoch, wetend, dat ze cr bij loyale behandeling allicht niet zou door komen, werd nu een ongeoorloofd en on logisch kunstmiddeltje aangegrepen, om de begrafenis althans te verzwakken. Te meer verheugt het ons daarom, dat men van Rechts als één man pal stond, om tegen dit ergerlijk vergrijp aan het Reoht en aan de Logica onverbiddelijk te pro testeeren. Hier voelt men weer wat Rechts saam- bindt. Men haalde er geen program van begin selen bij, alsof alleen zulk een program de wet stelde, en alsof niot elke logische con- ciuentie uit het beginsel, waarop ook ons program steunt, vanzelf ons heilig moet zijn. Och, had men van R-echts zich maar steeds op deze eenig zuivere lijn, en dan eenparig., voortbewogen, hoe sterk zouden we niet in 't land staan I In het droeve feit, dat men dit maar al te vaak naliet, ligt de eenige oorzaak van onze tijdelijke politieke zwakheid. Juist daarom gaf 't ons te meer verheu genis, dat het ditmaal als met één man uit één mond ging. Mon weet hoe „BE STANDAARD" reeds in Juli 1874, nu meer dan veertig jaar ge ledenZijn reeks artikelen tegen de Lijk verbranding ten beste gaf. Het was ons daarom zulk een voorrecht thans te mogen constateeren, hoe er op dit punt althans geen zweem van verschil rees 'tusschen wat met de Antir evolutf oimaire ook de Roomsch-Katholieke en de Christelpk- Historische staatspartij voorstond Lijkverbranding hoort nn eenmaal bij het Heidendom thuis. Bjj Lijkverbranding als algemeene regel zou er geen Paaschmorgen voor ons ge weest zijn. Goedkoope Brandstof. Geachte RedactourI Wil voor mij ook eenige regels plaatsen in Uw geëerd Blad. Gisteravond mocht ik een zeer bescheiden ingezonden 6tukje lezen, met als hoofd „Goedkoope Brandstof." Over 't algemeen ben lk het met mijn mede-verbruiker eens, en stel van mijn kant ook op prijs, de grooto verlichting voor een ieder, die, aan de goedkoope brandstof deel heeft. Nu rest mj} deze vraag! „Hoe komt het, dat er zooveel dagen overheen loopen, voor dat een ieder van brandstof voorzien is?" Verschenen Woensdag heb ik dan ook mijn 2 H.L. cokes besteld, welke ik tot op Uit het Engelsch van Miss YONGE. (Nadruk Verboden). 34) De maand snelde voorbij, en woldra maakten zij voor hot laat-st een tochtje om van al de bekoorlijk© plekjes afscheid te nemen. Hun werk voor Mr. Fotheringham was gereed, en Violette had haar gelief koosde passages uit -et aagboek van He lena afgeschreven, en gaf het den laatstcn avond voor haar vertrek terug. ,,Ik geloof, dat ik nog slechts ten halve versta, wat zij zegt, ofschoon ik het heerlijk mooi vina en wenschto haar te kunnen volgen." „Dat zal wel lcomen; gij zijfc op den goe den weg. „Ach, gij weet niot lioe dwaas ik ben", zei Violette, met een gevoel alsof hij de waard© van Helena verkleinde door-uit te zeggen. „Helena is ook eenmaal zeventien jaar geweest', zei hij glimlachen a. „O, maar ik heb geen geduld. Ik kwel ©n plaag mij zelve, en bekommer mij over duizenderlei dingen, in plaa/te van op God le vertrouwen zooals zij deed." „Ik weet bij ondervinding, dat een zwak ke gezondheid ëen menigte angstige ge dachten en zorgen kan teweegbrengen", John; „wèl ons, dat God het ons daar om ook mot aan uiterlijke hulpmiddelen hooft laten ontbreken om ons godu-- en Vertrouwen to schragou." nQ, daarom kan ik juist zien hoe slecht ik ben," sprak zij neersLaohtig. „Mijn ge dachten dwalen gedurig af als ik in de kerk ben, en toch geloof ik, dat het nog erger met mijn humeur was, toen ik er in 't geheel niet heen kon gaan." „Dat verlangen is toch een bewijs, dat het u goed deed. Maar gij moet niet onkel uit plichtsgevoel naar de kerk gaan; ge loof mij, wanneer gij er heen gaat om kracht en troost te zoeken, zult gij er niet tevergeefs geweest zijn." ,,Ach! ik heb dit jaar al de hooge feest dagen moeten overslaan. Sedert ik op Ricbworth was, ben ik nog geen enkele maal aan het avondmaal geweest, en wat erger is; ik ben blijde, "als er iets in den weg komt, dat ik niet gaan kan," zei zij met 'n weifelende stem als durfde zij bijna de woorden niet uitbrengen, „want ik zie er zoo tegen op, om het alleen te doen." „Dat moet gij trachten te overwinnen," zei John zeer ernstig. „Dat gevoel moet u rimmer terughouden, ülechts wanneer gij trouw volhoudt om aan die plechtigheid deel te nemen, is er hoop, dat Arthur u eenmaal volgen zal; als gij dien plicht naliet, zou het tot u beider ongeluk zijn. Ik zou u welhaast bidden mij te beloven dit niet te verzuimen, omdat uw echtge noot het doet." ,,Ik wil het wel beloven," zei zij zeer zocht. „Mama heeft zich ook wel moeten getroosten om alleen te gaan; verleden Kestmis nog hoeft die roden mij weerhou den ik dacht eorst, dat hij in de kerk zou komen, doch toen ik zag, dat hij niet kwam ik was wel erg vermoeid, dat is waar, maar ik had toch best kunnen blijven ging ik ook naar huis." Haar tranen vloei den, terwijl zij vervolgde: „Ik daoht er heden nog niet ontvangen heb, hoewel bet jnist opmerkelijk is, oat er in dezelfde! straat reeds Zaterdag j.l. cokes werd be zorgd. Dat is mij niet recht duidelijk. Nu is het spreekwoord wel: „Wie het eersta komt, die het eerste maant", maar nogmaals, terw^l de bezorging in één en dezelfde buurt plaats heeft, is het m.i. vreemd, ook daa voor diegene de cokes te bezorgen, die het dan, jammer genoeg, wellicht eenige dagen later hadden aangevraagd. Mocht er in het vervolg-'rekening mee worden gehouden! Vorder ga ik accoord met het voorstel, de tot het Steuncomité gerichte vraag, „om bij alle kolenhandelaars de „goedkoope brandstof' verkrijgbaar te doen stellen." Dit zou inderdaad voor verreweg de mees te verbruikers van zéér groot gemak zijn; mij dunkt, dat in de allereerste plaats 't lan ge wachten hiermee zal worden voorkomen. Ik hoop, dat het Steuncomité de gestelde vraag in overweging zal willen nemen. U, Mijnheer de Redacteur, dank ik voor fle verleende plaatsruimte. Een Rijndijkstraat- bewoner. Leiden, 22 Dec. 1915. Duurtetoeslag Wou brugge. Mijnheer de Redacteur Mag ik naar. aanleiding van het Gemeen- teraadsverslag „Woubrugge", voorkomende in Uw geeërd Blad van Vrijdag 17 Decem ber, eenige plaatsruimte verzoeken Mag ik dan als ambtenaartje de pracht volle en logische uiteenzetting herhalen, d© juiste en onweerlegbare opmerking, welke de burgemeester van de gemeente Wou- bruggo naar aanleiding van een bespreking voor 'n duurtetoeslag aan ambten, .in deze gemeenteraadszitting naar voren bracht n.m. wat do gemeente als werkgeefster ver- plicht is tegenover haar ambtenaren. De voorzitter zegt: de salariseen der ambtenaren zijn laag, dé uitgaven van die gezinnen groot, levonmi-dctelen, kleeding en schoeisel, alles is duurderop de gemeente rust de p 1 io h t, voor haar ambtenaren te zorgen, vooral nu een groot deel der in gezetenen zich door oorlogswinsten in weelde kan baden. De voorzatter erkent, dat vele ingezete nen, die geen oorlogswinsten hebben ge maakt, ook deelen in den druk der tij den, doch daarin kan de Raad niet voor- iïien, en heeft hij ook geen roeping, doch wel voor haar eigen personeel, dat in haar dienst is. A 1st werkgeefster heeft de ge meente een roeping tegenover haar onder geschiktenzij moet een ideaal pa troon zijn, (hoort 1 hoort 1 LeddBcho Vroe de Vaderen) die een voorbeeld- geeft aan andere werkgevers, die voor hun ar beiders en werklieden hebben te zorgen, dat zij niet gebukt gaan onder de zorgen van hun gezin. Deze mensdhwaardige woorden zijn ze ker uit bet hart gegrepen van duizenden logisch denkende dienaren in dienst, van Rijk en Gemeente. Wekt het dom geen verwondering, wanneer men den Hooggeleerden Heer prof. mr. Heeres, en den Zeergeleerden Heer dr. Fabius op de 1.1. gehouden ge- mee n te raadsbi j eenkomst hoorde beweren, dat zij tegen een duurte toeslag waren, met cle motiveering geen bepaalde ca tegorie van ingezetenen te willen bevoor- deelen als antwoord wijs ik den Hoogge leerden Heer prof. mr. Heeres cn den Zeergeleerden Hoer dr. Fabius naar de ge sproken woorden van een autoriteit. In de Tweede Kamer was de Hoogge leerde prof. mr. Heeres te vinden voot oen ealairifsveihooging voor Rijksambtenaren is dit dan geen bepaalde categorie van per sonen bevoorrechten gedurig aan, toon ik riek was, en toen ik naderhand gewaarwerd hoe nabij den dood ik was geweest, vond ik het ©en vreeselijk denkbeeld. Ik nam mij toen stellig voor, het niet weer te verzuimen, doch sedert mijn herstel heb ik nog geen gelegenheid gehad." Hier werd hun gesprek gestoord door den bediendo, die het theegoed gereed zet te, en daarna nam het een minder ernsti ge wending. „Ons laatste theedrinken I" merkte John aan. „Waarlijk,, wij hebben hier een aan- genamen tijd doorgebracut." „Het verblijf op dit eiland, hetwelk ik meende, dat aan het uiteinde der wereld lag," zei Violette met ee-d glimlach, „zal mij ,hoop ik, van dwaze schrikbeelden ge nezen hebben, die ik mij somtijds maak." „Als gij zoo moedig zijt geworden, zal hot; verblijf op Martindaleu zeker geen vrees moer inboezemen." „Ik dlenk, dat Johnnie wel pleirier zal hebben in den pauw," zei zij op een toon als zocht zij zich tevergeefs een ander aan genaam souvernir te herinneren. John begon hartelijk te lachen en zeide: Dio kleine lieve jongen! Ik zal blijde zijn hem daar "op zijn erfgoed te zien." „Dat teere klein© ventje! Ik hoop, dat zijn grootpapa zal vinden, dat hij sterker is geworden. Ik ben blijde, dat de gehee- le familie hem niet gezien heeft, toen hij zoo bittor mager was en er zoo akelig uit zag. Ik geloof, zeker, dat. rij thane wel veel van hem zullen houden, nu hij zoo kenne lijk is geworden." „Het moet u niet teleurstellen, wanneer- gij riet, dat mama rich niet voel met hem bemoeit/' John; „rij deed dit ook niet De juiste kerm blijft, en daar is absoluut geen verstandelijke hooge ontwikkeling voor nood&g, dia/t de gemeente als werkgeefster ten alle tijde verplicht ia te zorgen voor haar personeel. Of dit altijd gebeurt? U, Mijnheer do Red-acteur, mijn dank, Een ambtenaar. Mijnheer de Redacteur. In uw ook hier veelgelezen blad las ik de vorige week, in het Raadsverslag van Wou brugge, over duurtetoeslag; en de wenscb' werd uitgesproken, dat ook de arbeiders een duurtetoeslag zouden ontvangen. Bekend is, dat het den boerenstand den afgeloopen 2omer bijzonder goed is gegaao, en zooals de boeren zeiven verklaren, groote bedragen zijn weggelegd. Nu zou het te wea- schen zijn, dat wij, arbeiders, met Kersttijd of Nieuwjaar een zoogenaamden duurtetoe slag ontvingen. De goeden niet te na gespro ken, doch er zijn hier toestanden, die verbe terd moeeten worden. Mij ia bekend, dat een ijverig arbeider thans nog maar 7 8 gulden per week ont vangt, on toen hij het vorig jaar 25-jarigen dienst als arbeider had, ontving hij een 'eu- ningstoelj doch dat jaar ontving hij geen hooibouwgelcl van de welgestelde luidjes, waarbij hij arbeidt. Een even welgestelde veehouder dankte zijn arbeider, na ongeveer 40-jarigen dienst bij hem, af en zond hem ledig henen; de man tobde nog een paar jaren bij anderen voor zijn brood en stierf zijn weduwe moet maar zien hij zij verder haar eindje haalt, zonder ondersteuning van den man, die zoovele ja ren van hun arbeidskrachten heeft geprofi teerd. Mogen deze feiton andere werkgevers tot nadenken brengen. Rog één beleefd verzoek zou ik hieraan gaarne willen toevoegen. Een verzoek aan de heeren van het Steuncomité alhier. U hebt tegen verminderden prijs brandstoffen aangeboden. Uitnemenddoch nu hebben welgestelde landbouwers bij .groote hoeveel heden deze brandstoffen weggehaald on wij, arbeiders, kunnen zoo'n groote hoeveelheid niot opdoen en hebben nu weder dure brand stoffen moeten koopen. De brandstoffenhan- delaars klagen, dat bemiddelde renteniers de goedkoope kolen kochten, waardoor zij be nadeeld werden ja zelfs oen arbeider met 'n groot gerin bij hen de dure kolen moest koopen, omdat bij het Sstcuncomité de kolen door de gegoeden waren opgekocht. Bij een volgenden koer zal U dit wol beter willen regelen. Mijnheer de Redacteur, beleefd dank ik U voor de opname. Een getrouw lezer van 't Dagblad. Woubrugge, 20 Doe. 1915. Do operaties der* Russen in Perzië. De „Nowojo Wremja" schrijft: De laat ste gebeurtenissen in Perrië hebben Rus land genoodzaakt zijn toevlucht tot wa pengeweld te nemen om de orde in dit woelig land tc horsteUeu. Alle militaire operaties der Russen in Perrië hebben dan ook slechts ten doel de uitroeiing van de reböllen.benden, welke uitgemist, opgehitst en geleid worden door de diplomatieke ver tegenwoordigers van Duitschland en Ooa- rijk, die al hun krachten inspannen om er een goeden troep van te maikon. Het is, ge let op deze omstandigheden, te begrijpen, dat de rebellen, die goed gewapend rijn en sterke stellingen bezet hebben, hardne/k- met haar eigen kinderen." Toen Violette hem daarop verschrikt aanzag, zei hij: „Gij kent mijn moeder nog niet. Men moet haar lang gekend hebben, om te weten hoe veel gevoel zij onder dat koele uiterlijk ver bergt. Ik zelf weet dit eerst sedert twee jaar." „Eerst toen gij over de dertig waart?" riop Violette, ondanks zichzelve, met zekeren sóhrik uit. „Ja, toen ik het meeste behoefte aan troost had," antwoordde hij. „Er heeft, in ons huis gezin steeds een deftigheid en stijfheid ge- heersebt, die de vrije ontwikkeling van onze genegenheid voor eikander belet heeft, doch geloof mij, dat gevoel des horten bestaat daarom toch Er zijn zelfs oogenblikken ge- woest, waarin ik aan de liefde mijner moe der begon te twijfelen, doch dat was buitea haar schuld, en rij toonde mij daarna met dea te meer vuur, dat zij mij liefhad. Op Madera hen ik eerst ingezien, wat mijn moeder zijn kan, zoodra zij slochts van tante verwijderd is." „Ik hoop, dat ik geen zonde doe met over mevrouw Nesbit te denken zooala ik doe 1 He heb altijd lust van haar weg te loopen en ik gevoel, dat zij mijn gebreken uitvorscht. O! ik kan niet van haar houden." „Gij geeft mij daar een zeer verzachte le zing van hetgeen ik voor haar gevoel," «el John. „Ik geloof, dat zij ons oneindig veel kwaads berokkend heeft, doch ik ben mis schien partijdig te haren aanzien, want van den tijd af, dat zij de hoop heeft moeten op geven in mij de glorie der familie te zien, heeft zij een afkeer van mij gekregen en mij nooit anders dan hatelijkheden gezegd ja, ik mag wel zeggen, mij op allerlei wijzen vervolgd. Zij heeft Helena evensoo geplaagd kig weerstand bieden. Prins Von Reuss, de Duitsohe gezant in Perrië, is de ziel van do- zp heel© beweging, de gezant had zijn hoofdkwartier te Teheran, maar toen hij vernomen had, dat de Russen naar de hoofdstad oprukten, is hij naar Koum ge vlucht, waar rich de geheel© voorraad mu nitie bevond; ook a-lle leiders der rebellen hebben zich daarheen begeven. De prins Von Reuss heeft zijn strijdmacht in twee afdeelingen geplitsst, een daarvan is naar Hamacban gezonden, terwijl de ander te Koum gelaten ie. De Russen, wier hoofdkwartier to Kazvine was, hebben eenzelfde tactiek ge- gevolgd en zijn ook in twee richtingen op getrokken. Zij ruikton met de grootst moge lijke snelheid op, daar zij begrepen, dtat in een Oosterseh land militair verfoor. 6teeds meer indruk maakt dan langzame bewegin gen, al zijn deze nog zoo zorgvuldig voor bereid. Op 7 December hebben de Russi sche troepen, die in de richting van Hama- dan optrokken, de voorhoede van de rebel len ten noorden van de stad Ave oen ne derlaag toegebracht. De rij and, dae zware verliezen geleden had, trok terug naar zijn groote stellingen, cllie hij in veertien da gen had aangelegd, maar waaruit de Rus sen hem reeds op den Oden, dus .twee da gen later, verdrevende vijand sloeg op de vlucht in de richting van Hamadtan cn verloor op zijn wanordelijken terugtocht, kanonnen cn munitie. Dit succes heeft een diepen indruk gemaakt op liet göheelc land. De Prins Von Reus3 heeft uit Koum en andere plaatsen versterkingen gezonden, die naar het schijnt, 18 werst ten westen van Hamadan oporeeren, waar rij rijn overgegaan tot het aanleggen van nieuwo stellingen. Alles wijst er op, dat de prins Von Reuss alle moeite doet om te verhinde ren, dat de Russen naar Kerrnanshah op rukken, welke stad hij tot eiken prijs wil behouden. Een telegram „heeft reeds gemeld, naar men weet, dat ook Koum in handen der Russen is. De prins Von Reuss heet wegens onge steldheid van rijn post te rijn ontheven. Of or soms iets anders achter rit? Alcoholische dranken In beslag genomen. Het VlaamsfCbe Nieuws"' bevat de vol gende mededeeling van den Duitschen gou verneur van de vesting Antwerpen Op hooger bevel worden op dit oogenblik de wijnen (met inbegrip van den cham pagnewijn eai van de sterke dranken), die heb eigendom rijn van vijandelijke vreem delingen en van Belgen, die uit het land gevlucht rijn, ter bevoorrading van de troe pen, tegen ontvangstbewijs in beslag geno men. Voor de in beslag genomen wijnen, enz., zal overal een regelmatig ontvam gstbowiis worden afgeleverd, waarop de waarde van do vrij non, enz., inkoopprijs, zal worden aanceduid. Hierbij wordt het ten strengste verbo den orp het gebied van de vesting Antwer pen, over den wijn, den champagnewijn en de sterke dranken te beschikken dit slaat in het bijzonder op iedere afhaling nfit de wijnkelders of andere bewaarplaatsen van de voorraden, die aan de vijandelijke bui tenlanders en geduchte Belgen toebehoo- ren. Overtredingen worden met een geldboete van ten hoogste 5000 mark of met gevange nis tot één jaar cn met verbeurdverkla ring van de wijnen, enz., zonder ontvangst bewijs gestraft. De bestraffing zal door het Gouvernementsgerioht geschieden. opdat zij van mij zou afzien, en met dat al heeft het haar weinig geholpen en heeft zij ook veel verdriet van mij gehad, en dat spijt mij waarlijk voor haar. Zij heeft een droe- rigen ouderdom zij wil geeu afstand doen van hetgeen haar vroeger bezig hield, en is op zichzelve verstoord, omdat haar vermo gens haar beginnen te begeven." „Ik wil mijn best doen, om daaraan te denken," sprak Violette. „Het zal mij eens benieuwen, of zij mij vol macht geven zal over haar West-Indische be zittingen; ik zal mijn geluk eens bij haar be proeven," zei John. „Zij kan mij de gele genheid, om met vrucht werkzaam te zijn, ge ven of benemen. Ik moet er eens met papa over spreken." „Hoe goed is Theodora voor die arme klei ne Miss Piper 1" zei Violette. „Ja, dat is een van do boste trekken in Theodora's karakter." „O, zij is zoo goed; ik wenschte, dat zij mij maar een beetje lijden mocht." „Ik ook," zei John. „Maar ik heb haar verzuimd, en nu oogst ik or de vruchten van in. In dat groote huis op Martindale Leeft men zoo op zichzelf, dat, als mon elkander ontmoeten wil, men elkaar bepaald moet op zoeken. Toen zij nog een kind was, zag ik haar nooit dan als zij 'a avonds beneden kwani, en dan werd ik nog niets van haar gewaar, als haar groote zwarte oogen, die zij zoo wild en toornig kon opslaan. Later, toen zij een vroolijk on levendig jong meisje was, heb ik mij niet met haar bemoeid, en nu is het moeilijk. „Doch toon gij zoo ziek waart, las zij *a toen niet voor, en paste zij u niet op?" „Dat werd door de doctoren verboden» uit vrees, dat mijn kwaal aanstekelijk mocht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 9