Vrijdag 24 December.
Tweede XSlacl. A°. 19J5,
Persoverzicht.
Ingezonden.
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
DA&BLJ
Samenvoeging van gemeen
ten.— De. Priester, te Qeenvlieb, schrijft
in een Brabantwhe Pennekrabbol" in het
„PBOT.lvSTATSNBOND V. D. CLASS.
B WELLE"
Beu enkeion dag was ik gelogeerd in het
mooio dorp O., dat met de schoonste stre
ken van Gelderland wedijveren kan. In de
onmiddelx.\jk.ft omgeving uitgestrekte' rien-
D.snhosschen, waariuasehon schilderachtig
gelegen vennen, groots waterplassen met
een keur van zeldzame bloemen en planten
aan de oevers. Ook ander hout, beuken en
berken ér» oude eiken. En de herfst had
zijn pracht van tinton er over uitgestort;
bruin en brons en donkerrood en goud. Ja,
voordat het loovcr afvalt en sterft, leeft 't
zich nog eenmaal uit in volheid van kleu
renschittering.
De bovolkïng is hier overwegend Roomsch-
Xacholick. Wol is er ook 'n Ned.-Herv. Ge
meente, maar deze miniatuur-gemeente telt
slechts 100 zielen, zuigelingen cn grijsaards
inbegrepen. Hier kan een prodikant alleen
maar to véél werk doen en moet hij voor
zichtig zijn, zijn gemeenteleden niet te vaak
te bezoeken, om ze tc overloopen, gedach
tig aan het woord uit hot Spreukenboelc
„Spaar uwen vf^eb van het huis uws naasten
opdat hij niet zat van u worde en u hate"
(Spr. 25 17).
De gedachte ligt voor de hand en ïr daar
om natuurlijk niet nieuw moer, dat het mis
schien aanbeveling verdient, enkele van die
kleine gemeenten (want in Brabant bestaan
nog veel kleinere) te comhinceren. Dan zou
men één predikant voor twee of drie plaat
sen kunnen" beroepen, die dan toch zijn her
derlijk werk op zijn gemak nog af zou kun
nen. En bovendien zijn traktement, dat an
ders, overal, maar vooral in Brabant, zeer
veel te wenschen overlaat, zou dan ten
minste voor een gestudeerd man eenigszins
draaglijk worden.
Zeer veel is er voor te zeggen, voor dit sa
menvoegen van twee of meer kleinere ge
meenten tot één grootere, niet alleen ten
Zuiden van den Moerdijk, maar ook elders.
Maar er is één practisch bezwaar van vrij
gepote Löteekenis. In welke gemeente zal de
predikant wonen? Want hier laat zich het
dorpisme in al zijn kracht gelden. Ieder
dorp wil de oer genieten een eigen predi
kant to bezitten. Want, hoe men over gods
dienst en kerkgaan mag denkeneen leege
pastorie vindt ieder dorpeling niet alleen
iets ongezelligs, maar ook als iets zijn dorp
onwaardigs. En wanneer nu slechts in één
van do twee of meer gemeenten oen predi
kant zou kunnen wonen, zou dat aanleiding
geven tot grooten onderlingen naijver.
Inderdaad is dit oen moeilijk te ondervan-
gen^bezwaar. Men zou wel kunnen bepalen,
„om beurten wone een nieuw beroopon pre
dikant in de verschillende gemeenton, die
tot de combinatie behooren", maar wie weet
niet, dat de eene predikant soms slechts en
kele jaren blijft, terwijl een ander het in
dezelfde gemeente volhoudt tot zijn eme
ritaat. Hier moet de steen dor wijzen nog
gevonden worden.
Do L ij k verbranding. Wij le-
eer. in „DE STANDAARD":
"Voor wio het logische in de redeneering
weet to waardeeren, is er geen kwestie
van, of de i.*jjjisfc©r van Binnenlandsohe
Zaken heeft hot inzake de lijkverbranding
bij het jongste debat over Binnenlandsche
Zaken afgelegd.
Wat hij betoogde en voorstond was niets
anders dan een kunstmiddeltje der slim
migheid, om het recht als elastiek in te
drukken en aaD de Lijkverbranding haar
zcet gewin te geven.
Het doet ons dan ook metterdaad leed,
dat een anders zoo hoogstaand man als mr.
Cort van der Linden zich tot zulk oen
kunstgreep geleend heeft en den moed
mistte, om na de volstrekt juiste bestrij
ding, die tegen zijn wijze van doen ih werd
gebracht, ridderlijkweg ongelijk te beken
nen. en te beloven, da* hij in den nood,
die gebleken was, zou voorzien.
Men weet, hoe we anders steeds met
dezen minister ingenomen waren maar hier
in verried hij een zwakheid die toch waar
lijk niet door den beugel kon.
Zoo spelend met de zaak als hier over
wet 'om keoht heengebeuzeld wekd, mag
vooral geen jurist zich over een zoo ern
stige rechtskwestie uitlaten.
Blijkbaar wilde hij de lijkverbranding er
door halen. Edoch, wetend, dat ze cr bij
loyale behandeling allicht niet zou door
komen, werd nu een ongeoorloofd en on
logisch kunstmiddeltje aangegrepen, om de
begrafenis althans te verzwakken.
Te meer verheugt het ons daarom, dat
men van Rechts als één man pal stond, om
tegen dit ergerlijk vergrijp aan het Reoht
en aan de Logica onverbiddelijk te pro
testeeren.
Hier voelt men weer wat Rechts saam-
bindt.
Men haalde er geen program van begin
selen bij, alsof alleen zulk een program de
wet stelde, en alsof niot elke logische con-
ciuentie uit het beginsel, waarop ook ons
program steunt, vanzelf ons heilig moet
zijn.
Och, had men van R-echts zich maar
steeds op deze eenig zuivere lijn, en dan
eenparig., voortbewogen, hoe sterk zouden
we niet in 't land staan I
In het droeve feit, dat men dit maar al
te vaak naliet, ligt de eenige oorzaak van
onze tijdelijke politieke zwakheid.
Juist daarom gaf 't ons te meer verheu
genis, dat het ditmaal als met één man
uit één mond ging.
Mon weet hoe „BE STANDAARD" reeds
in Juli 1874, nu meer dan veertig jaar ge
ledenZijn reeks artikelen tegen de Lijk
verbranding ten beste gaf.
Het was ons daarom zulk een voorrecht
thans te mogen constateeren, hoe er op dit
punt althans geen zweem van verschil rees
'tusschen wat met de Antir evolutf oimaire ook
de Roomsch-Katholieke en de Christelpk-
Historische staatspartij voorstond
Lijkverbranding hoort nn eenmaal bij het
Heidendom thuis.
Bjj Lijkverbranding als algemeene regel
zou er geen Paaschmorgen voor ons ge
weest zijn.
Goedkoope Brandstof.
Geachte RedactourI
Wil voor mij ook eenige regels plaatsen
in Uw geëerd Blad.
Gisteravond mocht ik een zeer bescheiden
ingezonden 6tukje lezen, met als hoofd
„Goedkoope Brandstof."
Over 't algemeen ben lk het met mijn
mede-verbruiker eens, en stel van mijn kant
ook op prijs, de grooto verlichting voor een
ieder, die, aan de goedkoope brandstof deel
heeft.
Nu rest mj} deze vraag! „Hoe komt het,
dat er zooveel dagen overheen loopen, voor
dat een ieder van brandstof voorzien is?"
Verschenen Woensdag heb ik dan ook
mijn 2 H.L. cokes besteld, welke ik tot op
Uit het Engelsch van Miss YONGE.
(Nadruk Verboden).
34)
De maand snelde voorbij, en woldra
maakten zij voor hot laat-st een tochtje om
van al de bekoorlijk© plekjes afscheid te
nemen. Hun werk voor Mr. Fotheringham
was gereed, en Violette had haar gelief
koosde passages uit -et aagboek van He
lena afgeschreven, en gaf het den laatstcn
avond voor haar vertrek terug. ,,Ik geloof,
dat ik nog slechts ten halve versta, wat zij
zegt, ofschoon ik het heerlijk mooi vina en
wenschto haar te kunnen volgen."
„Dat zal wel lcomen; gij zijfc op den goe
den weg.
„Ach, gij weet niot lioe dwaas ik ben",
zei Violette, met een gevoel alsof hij de
waard© van Helena verkleinde door-uit te
zeggen.
„Helena is ook eenmaal zeventien jaar
geweest', zei hij glimlachen a.
„O, maar ik heb geen geduld. Ik kwel
©n plaag mij zelve, en bekommer mij over
duizenderlei dingen, in plaa/te van op God
le vertrouwen zooals zij deed."
„Ik weet bij ondervinding, dat een zwak
ke gezondheid ëen menigte angstige ge
dachten en zorgen kan teweegbrengen",
John; „wèl ons, dat God het ons daar
om ook mot aan uiterlijke hulpmiddelen
hooft laten ontbreken om ons godu-- en
Vertrouwen to schragou."
nQ, daarom kan ik juist zien hoe slecht
ik ben," sprak zij neersLaohtig. „Mijn ge
dachten dwalen gedurig af als ik in de
kerk ben, en toch geloof ik, dat het nog
erger met mijn humeur was, toen ik er in
't geheel niet heen kon gaan."
„Dat verlangen is toch een bewijs, dat
het u goed deed. Maar gij moet niet onkel
uit plichtsgevoel naar de kerk gaan; ge
loof mij, wanneer gij er heen gaat om
kracht en troost te zoeken, zult gij er niet
tevergeefs geweest zijn."
,,Ach! ik heb dit jaar al de hooge feest
dagen moeten overslaan. Sedert ik op
Ricbworth was, ben ik nog geen enkele
maal aan het avondmaal geweest, en wat
erger is; ik ben blijde, "als er iets in den
weg komt, dat ik niet gaan kan," zei zij
met 'n weifelende stem als durfde zij bijna
de woorden niet uitbrengen, „want ik zie er
zoo tegen op, om het alleen te doen."
„Dat moet gij trachten te overwinnen,"
zei John zeer ernstig. „Dat gevoel moet u
rimmer terughouden, ülechts wanneer gij
trouw volhoudt om aan die plechtigheid
deel te nemen, is er hoop, dat Arthur u
eenmaal volgen zal; als gij dien plicht
naliet, zou het tot u beider ongeluk zijn.
Ik zou u welhaast bidden mij te beloven
dit niet te verzuimen, omdat uw echtge
noot het doet."
,,Ik wil het wel beloven," zei zij zeer
zocht. „Mama heeft zich ook wel moeten
getroosten om alleen te gaan; verleden
Kestmis nog hoeft die roden mij weerhou
den ik dacht eorst, dat hij in de kerk zou
komen, doch toen ik zag, dat hij niet kwam
ik was wel erg vermoeid, dat is waar,
maar ik had toch best kunnen blijven
ging ik ook naar huis." Haar tranen vloei
den, terwijl zij vervolgde: „Ik daoht er
heden nog niet ontvangen heb, hoewel bet
jnist opmerkelijk is, oat er in dezelfde!
straat reeds Zaterdag j.l. cokes werd be
zorgd. Dat is mij niet recht duidelijk. Nu
is het spreekwoord wel: „Wie het eersta
komt, die het eerste maant", maar nogmaals,
terw^l de bezorging in één en dezelfde buurt
plaats heeft, is het m.i. vreemd, ook daa
voor diegene de cokes te bezorgen, die het
dan, jammer genoeg, wellicht eenige dagen
later hadden aangevraagd. Mocht er in het
vervolg-'rekening mee worden gehouden!
Vorder ga ik accoord met het voorstel, de
tot het Steuncomité gerichte vraag, „om
bij alle kolenhandelaars de „goedkoope
brandstof' verkrijgbaar te doen stellen." Dit
zou inderdaad voor verreweg de mees
te verbruikers van zéér groot gemak zijn;
mij dunkt, dat in de allereerste plaats 't lan
ge wachten hiermee zal worden voorkomen.
Ik hoop, dat het Steuncomité de gestelde
vraag in overweging zal willen nemen.
U, Mijnheer de Redacteur, dank ik voor
fle verleende plaatsruimte.
Een Rijndijkstraat-
bewoner.
Leiden, 22 Dec. 1915.
Duurtetoeslag Wou brugge.
Mijnheer de Redacteur
Mag ik naar. aanleiding van het Gemeen-
teraadsverslag „Woubrugge", voorkomende
in Uw geeërd Blad van Vrijdag 17 Decem
ber, eenige plaatsruimte verzoeken
Mag ik dan als ambtenaartje de pracht
volle en logische uiteenzetting herhalen, d©
juiste en onweerlegbare opmerking, welke
de burgemeester van de gemeente Wou-
bruggo naar aanleiding van een bespreking
voor 'n duurtetoeslag aan ambten, .in deze
gemeenteraadszitting naar voren bracht
n.m. wat do gemeente als werkgeefster ver-
plicht is tegenover haar ambtenaren.
De voorzitter zegt: de salariseen der
ambtenaren zijn laag, dé uitgaven van die
gezinnen groot, levonmi-dctelen, kleeding en
schoeisel, alles is duurderop de gemeente
rust de p 1 io h t, voor haar ambtenaren te
zorgen, vooral nu een groot deel der in
gezetenen zich door oorlogswinsten in
weelde kan baden.
De voorzatter erkent, dat vele ingezete
nen, die geen oorlogswinsten hebben ge
maakt, ook deelen in den druk der tij
den, doch daarin kan de Raad niet voor-
iïien, en heeft hij ook geen roeping, doch
wel voor haar eigen personeel, dat in haar
dienst is. A 1st werkgeefster heeft de ge
meente een roeping tegenover haar onder
geschiktenzij moet een ideaal pa
troon zijn, (hoort 1 hoort 1 LeddBcho Vroe
de Vaderen) die een voorbeeld- geeft
aan andere werkgevers, die voor hun ar
beiders en werklieden hebben te zorgen,
dat zij niet gebukt gaan onder de zorgen
van hun gezin.
Deze mensdhwaardige woorden zijn ze
ker uit bet hart gegrepen van duizenden
logisch denkende dienaren in dienst, van
Rijk en Gemeente.
Wekt het dom geen verwondering,
wanneer men den Hooggeleerden Heer
prof. mr. Heeres, en den Zeergeleerden
Heer dr. Fabius op de 1.1. gehouden ge-
mee n te raadsbi j eenkomst hoorde beweren,
dat zij tegen een duurte toeslag waren,
met cle motiveering geen bepaalde ca
tegorie van ingezetenen te willen bevoor-
deelen als antwoord wijs ik den Hoogge
leerden Heer prof. mr. Heeres cn den
Zeergeleerden Hoer dr. Fabius naar de ge
sproken woorden van een autoriteit.
In de Tweede Kamer was de Hoogge
leerde prof. mr. Heeres te vinden voot oen
ealairifsveihooging voor Rijksambtenaren
is dit dan geen bepaalde categorie van per
sonen bevoorrechten
gedurig aan, toon ik riek was, en toen ik
naderhand gewaarwerd hoe nabij den dood
ik was geweest, vond ik het ©en vreeselijk
denkbeeld. Ik nam mij toen stellig voor,
het niet weer te verzuimen, doch sedert
mijn herstel heb ik nog geen gelegenheid
gehad."
Hier werd hun gesprek gestoord door
den bediendo, die het theegoed gereed zet
te, en daarna nam het een minder ernsti
ge wending.
„Ons laatste theedrinken I" merkte John
aan. „Waarlijk,, wij hebben hier een aan-
genamen tijd doorgebracut."
„Het verblijf op dit eiland, hetwelk ik
meende, dat aan het uiteinde der wereld
lag," zei Violette met ee-d glimlach, „zal
mij ,hoop ik, van dwaze schrikbeelden ge
nezen hebben, die ik mij somtijds maak."
„Als gij zoo moedig zijt geworden, zal
hot; verblijf op Martindaleu zeker geen
vrees moer inboezemen."
„Ik dlenk, dat Johnnie wel pleirier zal
hebben in den pauw," zei zij op een toon
als zocht zij zich tevergeefs een ander aan
genaam souvernir te herinneren.
John begon hartelijk te lachen en zeide:
Dio kleine lieve jongen! Ik zal blijde zijn
hem daar "op zijn erfgoed te zien."
„Dat teere klein© ventje! Ik hoop, dat
zijn grootpapa zal vinden, dat hij sterker
is geworden. Ik ben blijde, dat de gehee-
le familie hem niet gezien heeft, toen hij
zoo bittor mager was en er zoo akelig uit
zag. Ik geloof, zeker, dat. rij thane wel veel
van hem zullen houden, nu hij zoo kenne
lijk is geworden."
„Het moet u niet teleurstellen, wanneer-
gij riet, dat mama rich niet voel met hem
bemoeit/' John; „rij deed dit ook niet
De juiste kerm blijft, en daar is absoluut
geen verstandelijke hooge ontwikkeling voor
nood&g, dia/t de gemeente als werkgeefster
ten alle tijde verplicht ia te zorgen voor
haar personeel.
Of dit altijd gebeurt?
U, Mijnheer do Red-acteur, mijn dank,
Een ambtenaar.
Mijnheer de Redacteur.
In uw ook hier veelgelezen blad las ik de
vorige week, in het Raadsverslag van Wou
brugge, over duurtetoeslag; en de wenscb'
werd uitgesproken, dat ook de arbeiders een
duurtetoeslag zouden ontvangen.
Bekend is, dat het den boerenstand den
afgeloopen 2omer bijzonder goed is gegaao,
en zooals de boeren zeiven verklaren, groote
bedragen zijn weggelegd. Nu zou het te wea-
schen zijn, dat wij, arbeiders, met Kersttijd
of Nieuwjaar een zoogenaamden duurtetoe
slag ontvingen. De goeden niet te na gespro
ken, doch er zijn hier toestanden, die verbe
terd moeeten worden.
Mij ia bekend, dat een ijverig arbeider
thans nog maar 7 8 gulden per week ont
vangt, on toen hij het vorig jaar 25-jarigen
dienst als arbeider had, ontving hij een 'eu-
ningstoelj doch dat jaar ontving hij geen
hooibouwgelcl van de welgestelde luidjes,
waarbij hij arbeidt.
Een even welgestelde veehouder dankte
zijn arbeider, na ongeveer 40-jarigen dienst
bij hem, af en zond hem ledig henen; de man
tobde nog een paar jaren bij anderen voor
zijn brood en stierf zijn weduwe moet maar
zien hij zij verder haar eindje haalt, zonder
ondersteuning van den man, die zoovele ja
ren van hun arbeidskrachten heeft geprofi
teerd.
Mogen deze feiton andere werkgevers tot
nadenken brengen.
Rog één beleefd verzoek zou ik hieraan
gaarne willen toevoegen. Een verzoek aan
de heeren van het Steuncomité alhier. U
hebt tegen verminderden prijs brandstoffen
aangeboden. Uitnemenddoch nu hebben
welgestelde landbouwers bij .groote hoeveel
heden deze brandstoffen weggehaald on wij,
arbeiders, kunnen zoo'n groote hoeveelheid
niot opdoen en hebben nu weder dure brand
stoffen moeten koopen. De brandstoffenhan-
delaars klagen, dat bemiddelde renteniers
de goedkoope kolen kochten, waardoor zij be
nadeeld werden ja zelfs oen arbeider met 'n
groot gerin bij hen de dure kolen moest
koopen, omdat bij het Sstcuncomité de kolen
door de gegoeden waren opgekocht.
Bij een volgenden koer zal U dit wol beter
willen regelen.
Mijnheer de Redacteur, beleefd dank ik U
voor de opname.
Een getrouw lezer van 't Dagblad.
Woubrugge, 20 Doe. 1915.
Do operaties der* Russen
in Perzië.
De „Nowojo Wremja" schrijft: De laat
ste gebeurtenissen in Perrië hebben Rus
land genoodzaakt zijn toevlucht tot wa
pengeweld te nemen om de orde in dit
woelig land tc horsteUeu. Alle militaire
operaties der Russen in Perrië hebben dan
ook slechts ten doel de uitroeiing van de
reböllen.benden, welke uitgemist, opgehitst
en geleid worden door de diplomatieke ver
tegenwoordigers van Duitschland en Ooa-
rijk, die al hun krachten inspannen om er
een goeden troep van te maikon. Het is, ge
let op deze omstandigheden, te begrijpen,
dat de rebellen, die goed gewapend rijn
en sterke stellingen bezet hebben, hardne/k-
met haar eigen kinderen." Toen Violette
hem daarop verschrikt aanzag, zei hij:
„Gij kent mijn moeder nog niet. Men moet
haar lang gekend hebben, om te weten hoe
veel gevoel zij onder dat koele uiterlijk ver
bergt. Ik zelf weet dit eerst sedert twee
jaar."
„Eerst toen gij over de dertig waart?"
riop Violette, ondanks zichzelve, met zekeren
sóhrik uit.
„Ja, toen ik het meeste behoefte aan troost
had," antwoordde hij. „Er heeft, in ons huis
gezin steeds een deftigheid en stijfheid ge-
heersebt, die de vrije ontwikkeling van onze
genegenheid voor eikander belet heeft, doch
geloof mij, dat gevoel des horten bestaat
daarom toch Er zijn zelfs oogenblikken ge-
woest, waarin ik aan de liefde mijner moe
der begon te twijfelen, doch dat was buitea
haar schuld, en rij toonde mij daarna met dea
te meer vuur, dat zij mij liefhad. Op Madera
hen ik eerst ingezien, wat mijn moeder zijn
kan, zoodra zij slochts van tante verwijderd
is."
„Ik hoop, dat ik geen zonde doe met over
mevrouw Nesbit te denken zooala ik doe 1 He
heb altijd lust van haar weg te loopen en
ik gevoel, dat zij mijn gebreken uitvorscht.
O! ik kan niet van haar houden."
„Gij geeft mij daar een zeer verzachte le
zing van hetgeen ik voor haar gevoel," «el
John. „Ik geloof, dat zij ons oneindig veel
kwaads berokkend heeft, doch ik ben mis
schien partijdig te haren aanzien, want van
den tijd af, dat zij de hoop heeft moeten op
geven in mij de glorie der familie te zien,
heeft zij een afkeer van mij gekregen en mij
nooit anders dan hatelijkheden gezegd ja,
ik mag wel zeggen, mij op allerlei wijzen
vervolgd. Zij heeft Helena evensoo geplaagd
kig weerstand bieden. Prins Von Reuss, de
Duitsohe gezant in Perrië, is de ziel van do-
zp heel© beweging, de gezant had zijn
hoofdkwartier te Teheran, maar toen hij
vernomen had, dat de Russen naar de
hoofdstad oprukten, is hij naar Koum ge
vlucht, waar rich de geheel© voorraad mu
nitie bevond; ook a-lle leiders der rebellen
hebben zich daarheen begeven. De prins
Von Reuss heeft zijn strijdmacht in twee
afdeelingen geplitsst, een daarvan is naar
Hamacban gezonden, terwijl de ander te
Koum gelaten ie.
De Russen, wier hoofdkwartier to
Kazvine was, hebben eenzelfde tactiek ge-
gevolgd en zijn ook in twee richtingen op
getrokken. Zij ruikton met de grootst moge
lijke snelheid op, daar zij begrepen, dtat in
een Oosterseh land militair verfoor. 6teeds
meer indruk maakt dan langzame bewegin
gen, al zijn deze nog zoo zorgvuldig voor
bereid. Op 7 December hebben de Russi
sche troepen, die in de richting van Hama-
dan optrokken, de voorhoede van de rebel
len ten noorden van de stad Ave oen ne
derlaag toegebracht. De rij and, dae zware
verliezen geleden had, trok terug naar zijn
groote stellingen, cllie hij in veertien da
gen had aangelegd, maar waaruit de Rus
sen hem reeds op den Oden, dus .twee da
gen later, verdrevende vijand sloeg op
de vlucht in de richting van Hamadtan cn
verloor op zijn wanordelijken terugtocht,
kanonnen cn munitie. Dit succes heeft een
diepen indruk gemaakt op liet göheelc
land.
De Prins Von Reus3 heeft uit Koum en
andere plaatsen versterkingen gezonden,
die naar het schijnt, 18 werst ten westen
van Hamadan oporeeren, waar rij rijn
overgegaan tot het aanleggen van nieuwo
stellingen. Alles wijst er op, dat de prins
Von Reuss alle moeite doet om te verhinde
ren, dat de Russen naar Kerrnanshah op
rukken, welke stad hij tot eiken prijs wil
behouden.
Een telegram „heeft reeds gemeld, naar
men weet, dat ook Koum in handen der
Russen is.
De prins Von Reuss heet wegens onge
steldheid van rijn post te rijn ontheven. Of
or soms iets anders achter rit?
Alcoholische dranken In beslag
genomen.
Het VlaamsfCbe Nieuws"' bevat de vol
gende mededeeling van den Duitschen gou
verneur van de vesting Antwerpen
Op hooger bevel worden op dit oogenblik
de wijnen (met inbegrip van den cham
pagnewijn eai van de sterke dranken), die
heb eigendom rijn van vijandelijke vreem
delingen en van Belgen, die uit het land
gevlucht rijn, ter bevoorrading van de troe
pen, tegen ontvangstbewijs in beslag geno
men.
Voor de in beslag genomen wijnen, enz.,
zal overal een regelmatig ontvam gstbowiis
worden afgeleverd, waarop de waarde van
do vrij non, enz., inkoopprijs, zal worden
aanceduid.
Hierbij wordt het ten strengste verbo
den orp het gebied van de vesting Antwer
pen, over den wijn, den champagnewijn en
de sterke dranken te beschikken dit slaat
in het bijzonder op iedere afhaling nfit de
wijnkelders of andere bewaarplaatsen van
de voorraden, die aan de vijandelijke bui
tenlanders en geduchte Belgen toebehoo-
ren.
Overtredingen worden met een geldboete
van ten hoogste 5000 mark of met gevange
nis tot één jaar cn met verbeurdverkla
ring van de wijnen, enz., zonder ontvangst
bewijs gestraft. De bestraffing zal door
het Gouvernementsgerioht geschieden.
opdat zij van mij zou afzien, en met dat al
heeft het haar weinig geholpen en heeft zij
ook veel verdriet van mij gehad, en dat spijt
mij waarlijk voor haar. Zij heeft een droe-
rigen ouderdom zij wil geeu afstand doen
van hetgeen haar vroeger bezig hield, en is
op zichzelve verstoord, omdat haar vermo
gens haar beginnen te begeven."
„Ik wil mijn best doen, om daaraan te
denken," sprak Violette.
„Het zal mij eens benieuwen, of zij mij vol
macht geven zal over haar West-Indische be
zittingen; ik zal mijn geluk eens bij haar be
proeven," zei John. „Zij kan mij de gele
genheid, om met vrucht werkzaam te zijn, ge
ven of benemen. Ik moet er eens met papa
over spreken."
„Hoe goed is Theodora voor die arme klei
ne Miss Piper 1" zei Violette.
„Ja, dat is een van do boste trekken in
Theodora's karakter."
„O, zij is zoo goed; ik wenschte, dat zij mij
maar een beetje lijden mocht."
„Ik ook," zei John. „Maar ik heb haar
verzuimd, en nu oogst ik or de vruchten van
in. In dat groote huis op Martindale Leeft
men zoo op zichzelf, dat, als mon elkander
ontmoeten wil, men elkaar bepaald moet op
zoeken. Toen zij nog een kind was, zag ik
haar nooit dan als zij 'a avonds beneden
kwani, en dan werd ik nog niets van haar
gewaar, als haar groote zwarte oogen, die
zij zoo wild en toornig kon opslaan. Later,
toen zij een vroolijk on levendig jong meisje
was, heb ik mij niet met haar bemoeid, en
nu is het moeilijk.
„Doch toon gij zoo ziek waart, las zij *a
toen niet voor, en paste zij u niet op?"
„Dat werd door de doctoren verboden»
uit vrees, dat mijn kwaal aanstekelijk mocht