SFlr&S' De arrestatie van den heer v8- C. Schroder. De aanhouding van den heer ochröder t>rr}ffc de aandacht trekken. Dat bewijzen de kolommenlange lijsten inet niets dan namen van hen, die brieven van sympathie inzen den. De Nederlandsche Journalistenkring zal Zondag a.s. te Utrecht in buitengewone vergadering bijeenkomen ter bespreking van de gevangenneming. De Haagsche Journalistenvereeniging zal inleen morgen avond te houden vergadering haar te Utrecht aan te nemen houding vaststellen. De Briéiscdie journalisten-vereenigiDg te Havre heeft den aangehoudene een be tuiging van sympathie gezonden en dit zelfde hebben de Belgische journalisten hier te lande gedaan, die daarvoor in een buitengewone vergadering te Rotterdam waren bijeen gekomen. Deze vergaderingen van collega's zijn niet de eenige, waar de arrestatie ter sprake is gekomen. De afdeelingen Arasteruam en Amers foort van de vereeniging tot bevordering der vrije gedachte „De Dageraad" hebben moties aangenomen, waarin tegen de aan houding van den heer Schroder wordt ge protesteerd. In d'Geelvinck-zaaö te Amsterdam hebben dé „Samenwerkende Anbeidersvcreenigin- gen tegen den oorlog" een openoare pro test-vergadering belegd tegen de gevangen neming Van den hoofdredacteur van dei „Telegraaf". Reeds 1 mg vóór den aanvang was de zaaj dicht oezet. Tot op het podium stond men in dichte rijen, terwijl nog hon derden moesten worden teruggezonden. Domela Nieuweniiuis en "Wijnkoop voer den het woord. In een met algemeene stemmen aangeno men motie wordt gezegd dat alleen onmid dellijk en volledige demobilisatie zou be wijzen dat het de regeering er om te doen is ons land buiten den oorlog te houden, ter wijl de op last der regeermg geschiedde arrestatie, als een lage aanslag op de vrij heid van het woord en als een onbeschaam de poging om de drukpers aan banden te leggen, veroordeeld wordt-. Ten slot-te eischt de motte „de onmiddellijke invrijheidstel ling van "den heer Schroder." Heb hoofdbestuur van den Algemeenen Nederlandschen Ambtc-naarsoond heeft in een motie uiting gegeven aan het gevoelen, dat deze inhechtenisneming beteekent een inbreuk op de vrijheid van drukpersen, ook de vereeniging van werklieden in dienst bij de stads-réihiging „Nieuw Leven," afd. Amsterdam van den Ned. Federatieven Bond van Gemeentewerklieden, heeft een {motie va-n protest tegen de arrestee van $en heer Schroder aangenomen. In een buitengewone vergadering van 'de Deïftsche Studenten-debatingclub, heeft de Öe heer P. J. Wiïïïkes Macdonald gister avond een «yiertal stellingen verdedigd, waar. in gezegd wordt dat- bestrijding door de p-ers van regeering en de haar steunende pers, geen: gevaar kan opleveren voor de {neutraliteit van een O: aihankelijken staat; (dat in het belang der j:ers- en gewetens vrijheid vrijspraak" moet worden geëischb van den hoofd-reda'steur van ..De Tgegraaf'; dat onderdrukking van een der partijen schen iding der neutraliteit beteekent en dat alleen onmiddellijke invrijheidstelling van den heer Sch'röder.^deze opvatting in het buitenland "te niet kan doeD. Waar. Speen hof f zijn BarbaT>s -a-liedje 'zingt, worden moties aangenomen tegen de arrestatie. Zoo in het,gebouw van den Wer kenden Stand te- Amsterdam en in Delft. De zalen blijken voor deze samenkomsten te klein. De Parijsche „Excelsior" noodigt haaf lezers uit. op haar bureaux of per brief een 'dankbetuiging aan den heer Schroder to feeken-en voor zijn nobele toewijding aan jde zaak van Vrijheid en recht. De handüee- keningen en brieven zullen in een album verzameld worden, die aan den journalist {ml worden toegezonden. De Driehoek-correspondent van de „Tel." schrijft nog: „De Eametoverzich{schrijver van „De Ne derlander", heeft dezer dagen triomfante lijk uitgeroepen, dat er in de Kamer geen enkele stem is opgegaan tegen de beweerde belemmering der vrijheid van bet woord, aan ons blad gepleegd. Naar aanleiding daarvan deelt een lid der Tweede Kamer ons het vozende mede, met verlof tot publicatie: „Wanneer de uitlating in „De Nederlan der" bedoelt te zeggen, dat jn de Tweede Kamer niemand de arrestatie van den heer Schroder afkeurt, is zp volkomen valsch. Ik kan u verzekeren, dat ik met vele leden van rechts en van links over het feit ge sproken heb, en dat ik nog vrftwel niemand heb aangetroffen, die de arrestatie goed keurt Vrjjwel algemeen was men van oor deel, dat het een onverstandige daad is ge weest. Dat men er in het opeubaar niet ever gesproken heeft, komt door verschil lende redenen. Maar wie den indruk ves tigt, dat zwjjgen hier beteekent goedkeu ren, dwaalt." Ziedaar de verzekering, welke ons geheel ongevraagd uit de Kamer gewerd. - De „Tel." meldde gisteravond, het vol gende: „Na onderzoek van de 2aak, waarvoor onze hoofd-Tedacteur in v-oorloopige hech tenis genomen is, Ipeeft zijn wij goed ingelicht de rechter-commissaris, mr. A. J. van Poyeu, een request aan de •rechtbank ingediend waarbij hij verzoekt, den heer J."C. Schroder uit de voorloopige hechtenis te ontslaan. Maandagmiddag heeft de tweede ka uier der rechtbank, na dagen lang dit- verzoek te hebben aangehouden, het van de hand ge wezen, in overeenstemming met- het requi sitoir van het 0. M." Men lette er wel op, dat dit de tweede k3mer deed, dc vierde heeft den heer Schro der vrijgesproken. Niet zonder bitterheid merkt de „Tel." op, dat de hoofd-redacteur wordt gevangen gehouden, nie t-genstaande de rechter-commissaris, die de zaak on derzocht, invrijheidstelling gewenscht acht. Naar aanleidnig van de vrijspraak in de zitting van de Amsterdamscke rechtbank schreef „Het Vólk" gisteren hieruit zou tevens blijken, dat de regeering het initia tief nam voor de aanhouding het vol gende: „De rechtbank is dus blijkbaar in aan sluiting bij de tot dusver algemeen gelden de rechtsopvatting van oordeel, dat art. 100 der strafwet niet op particulieren toepas selijk is. Niettemin is de heer Schroder wegens be weerde overtreding wan hetzelfde artikel door -een andere uiting in zijn blad in voor loopige hechtenis gesteld. Het spreekt van zelf, dat hjj, na deze uitspraak der rechtbank, met den meesten spoed uit -die voorloopige hechtenis behoort te worden ontslagen, Wil da justitie heb schandaal der arrestatie niet nog ernstiger maken dan het toch al is. Inmiddels is dit gansche geval een ges wèiuige blamage Voor den minister van justitie, op wiens persoonleken last, naar wjj met stelligheid vernemen, do voorloopige hechtenis van den heer Schroder geëischt is." Omtrent de terechtzitting wordt nog ge meld, dat de menigte langen tjjd na de uitspraak voor het justitiegebouw bleef om den heer Schroder te kunnen toejuichen, niet weiend, dat hij niet verschenen was. Toen de verdediger, mr. Kappeyne van de Coppello naar buiten kwam, werd hem een ovatie gebracht. Een paar menschen uit het publiek hielden onmiddellijk een inza meling voor een bloemenmand. Een prachtig bloemstuk werd, al zingende „Lang zal hij leven" en „Schroder die is vrijgesproken", in optocht naar de woning van mevrouw Schroder gebracht. Zeer ontroerd aanvaar de deze de hulde. BXj de reda:iie van de „Tel." regende het gelukwenschen met de vrijspraak. Toen om half twaalf in 'de Tweede Kamer, 'der Staten Generaal de vrijspraak bekend werd, ging deze tijding van mond tot mond. De heer Morcliant bracht dit nog even ter sprake bij de begrootingsdebatten en con stateerde dat deze vrijspraak bewees, dat de vervolgingen van dé „Tel." juridisch niet sterk staan, al wenschte hij over de nog loopenue zaken niet te ooraeelen. RECLAMES, ii 40 cents per regel. j rst-Tab letten i keel en beschermen Iggen Sssroettins. De Visschers en hun Organisatie! Mijnheer de Redacteur! Vergun ons s.v.p. een woord Tan ver weer tegen de bedekte aanva ten van den schrnver van de „Brieven nit Katwijk", in zpn brief van j.l. Zaterdag aan het adree van de visschers en hun organisatie gericht Deze aanva'len zouden door hem nooit zijn geuit, a'.s hem, als esrste cisch ran wel voeglijkheid en goeden toon, do last opgelegd ware geworden, om zijn Brief met zjjn naami te onderteekenen. Had hij dit reeds vroeger moeten doen, wellicht ware er dan nooit één „Brief uit Katwijk" van zjjn hand verschenen; want in slechts heel enkele gevallen heeft de schrijver de verantwoordelijkheid voor zijn geschrijf durven aanvaarden; en dit is te zer te laken, omdat zijn togenstander(s) pitjjd met open visier tegenover hem stond(en) en hij zich steeds achter "het veilige schild, als een bloode krijger verborg.Als men toch eerljjk en oprecht voor zijn meening uit komt, is het dan .niet meer dan ridderplicht, zijn schrijven dan ook met zijn naam té bevestigen, of het moest zijn, dat die naami een zeer slechten klank van zich geeft en dat willen wij van Uw briefschrijver niet bevroeden. Maar, gaan wjj lot den Brief zelf over. Daarin wordt weer eu zeer terecht een lans gebroken voor het hebben van een Te huis voor Ka-twijks jongelingschap. Schrjjver zegt daarvan: „Daar moet zijn in den rechten zin des woord, een pendant van bierhuis of herberg, welke beide in dezen tijd overvol zijn en waar «het begrijpelijker wijze (dan niet altijd even kalm van langs gaat en waarvan het rumoer later bo vendien naar den openbaren weg wordt verplaatst." En dit zijn wij ten volle met hem eens, want juist dicht bij ons politiebureau staat een kroeg, die, sedert jaren reeds een doorn in 't oog van Katwpks goedgezinde bevolking is. Deze kroeg, waaruit menigmaal een „vol gepropte" rechtuit in het politiebureau ge stopt wordt, ware reeds voor eenige jaren in een Tehuis veranderd,, ware het niet, dat dit door een reeder is verijdeld gewor den, n.1. met het praatje: „Het is te duur". Ziehier, hoe die zaak in elkaar zat Er was eon Tehuis-commissie nog na de op heffing van jhèt eerste Tehuis. Deze commissie word aangeboden, een uitstékende gelegenheid voor een Tehuis, voor de rente a 4 pCt. van een kapitaal' van f 12.000 f 4S0 per jaar, zonder één cent daarvoor te betalen; slechts was er noodig een borg voor het bedrag, opdat de veihuurder zeker zou zjjn van zijn huurpen ningen. Dan was er in de allereerste plaats een veel ergernis gevende inrichting, midden in de gemeente, verdwenen en een uitstekende gelegenheid voor een Tehuis geopend. Het plan kon echter in de oqges van een toon nog veel geacht reeder geen genade vinden, omdat het „te duur was"; doc-h een andere, betere, goedkoopere gelegenheid werd door hem niet aan de hand gedaan. Wel een bewijs, dat er geen Tehuis mocht wezen. „De reeders", zegt de schrijver, „zou men geloof mogen slaan aan al hetgeen hier week in, week uit wordt geschreven, moeten dan beschouwd worden als de meest barbaarsche en onbetrouwbare wezens, die men zich kan denken." Wij willen hem hier op antwoorden, dat juist weer de vorige week een reederijj het arbeidsloon van vijf visschers, over de geheele haringteelt 1915 heeft ingehouden, zonder eenige wettige reden en een ander reeder dit heeft gedaan van drie matrozen. Of zulke handelingen „meest liarbaarech" of van „onbetrouwbare wezens" komt, ge lieve de schrijver dan maar voorhem zelf uit te maken, wij weten hoe wij' daarover denken. En (dat een Tehuis nog lang Op zich zal laten Wachten, Zooals de Briefschrijver ver volgens zegt, zjjn wjj met hem eens, vooral als bij de scheefste argumenten ten beste geeft. Hij zegt dan: De personen, op wie in deze, het spreekt als vanzelf, de blikken het eerst zijn gericht, dat zijn de reeders, die een zoo bij uitstek gezegend jaar hebben medegemaakt, worden in ons dorp in de laatste jaren ook thans weder op allerlei wijzen bestookt. Zou men ge loof mogen slaan aan al hetgeen hier week in week uit wordt .geschreven, dan moesten zij worden beschouwd a'.s de meest barbaarsche en onbetrouw bare wezens, die men zich slechts kan 'denken. Eén voorbeeld slechts. Door de reederjj van den in het be gin van het haringseizoen door een En- geischen oorlogsbodem oversloomden logger is dezer dagen aan de nagelaten betrekkingen van de voor het grootste deel omgekomen bemanning een be drag uitgekeerd van bijna f4000. Voor deze som was dc equipage door den reeder verzekerd, gelijk, ben ik wél ingelicht, sedert geruimen tijd bijna alle rec-derjje-n te dezer plaatse haar volk hebben verzekerd. En wat is nu het gevolg van deze uitkeering? Aller lei insinuaties worden dezen reeder, die bovendien bekend staat als een zeer goed voor zijn visschers te zijn, naar het hoofd geslingerd en niet alleen hem, maar met hem der geheele Kat.' wijksche reederjj. De reeders in Katwijk worden dus „thans weer op allerlei wjjze bestookt", en als voorbeeld daarvan geeft lijj dan het geval van den reeder, die aan de nagelaten be trekkingen van een tiental omgekomenen een ruim bedrag, zijnde plm. f4000 ter hand stelde, „waarvoor die schepelingen ver zekerd waren." Uw Briefschrijver voegt er zoo eigen aardig leuk tusscheu „ben ik wèl in- g e 1 i c h t". Hij twijfelt hier dus zelf ook! En voor dien twijfel is zoowel bij hem als bij ons besluur alle grond aanwezig. Dienzelfden reeder is door ons op de meest onderdanige manier beleefdelijk ver zocht, ons eenige inlichtingen te willen ver schaffen „of die menschen verze kerd waren, en zoo ja, voor welke bedra gen." Het antwoord van den reeder luidde: „1 k wensch u geen inlichtingen te ge- v e n." Dit brute optreden van dien reeder werd toen door ons in een ingezonden stuk in „De Standaard" gelaakt en de hoofdredac teur van dat b'.ad, toch zeker wel iemand, die tot oordeelen bevoegd is, was zoo vrien- del\k in een onderschrift ons schrijven in alles te rechtvaardigen en dat van -deirTeé- uö ais niet verdedigbaar te noemen Dohrop «antwoordde die rec-der, dat wij, als bestuur der Visschersvereeniging, en oék onzen voorzitter, ageerden togen de redders en zelfs de visschers tegen hen opzetten. Toen werd door ons diep reeder het aan. bed gedaan: als hij voor zijn verdachtmakin gen (iets anders ware het niet) slechte één klein bewijsje kon aanvoeren, 'dan zouden wij als bestuur van 'de Visschersver- eeniging direct bedanken, (wat ten gevol- zon gehad hebben, dat die Vereeniging „op de flesoh" gegaan zou hebben) en het blad, waarin de visschers dan tegen de patroons zouden opgezet worden, naar hij schreef, zou ophouden te verschijnen, maar tot heden toe, 't is nn zoowat een paar i maanden geleden, is door hem geen en- I kei feit te berde gebracht en ons dunkt. dat de „prjjs" de moeite toch wel waard ware -geweest Dit over dc- insinuaties tan dien reeder. Wat nu aangaat de insinuaties, die nw Eriefschrijver meent ontdekt te hebben, deze komen slechts hier op neer (als wij ons) niet Vergissen), dat er in een hier ver schijnend blad in een artikel aan getwij feld wordt, „of die f4000 van de verzeke ring???? zijn, of dat die door de Engelscbe regeering zijn verstrekt ale schadevergoe ding." Wii hebben allen grond om te vermoeJem dat van die verzekering geen jota of titel waar is. Uw Briefschrijver tp'jjfelt toch zelf ook, nietwaar? D'i Briefschrijver zegt verder: „Gelooft men dan niet, dat op deze wijze de reeders als werkgevers worden verbitterd, dpj zjj zic-h ten gevolge hier van hoe langer hoe meer slechts zullen gaan bepalen tot hetgeen zij verplicht zijn en tot niets andere?" Och, dat de reeders, die eerst het bedrag der huur voor die kroeg veel te hoog von- oen, nu weer een ander voorwendsel zo^, ken om zoodoende de sleutelgleuf der brand kast niet te kunnen zien, dat weten en wisfe. we al lang. Vertel ons eens, waarde Briefschrijver wanneer hebben de „Katwijksohe" recdetj iets hoogenaamd ook maar voor het zedelijk heil hunner visschers gedaan! Kom nu asjeblieft niet aandragen met de Visscherijschool, die voor het groots deel gesubsidieerd wordt door Staat, Prov! en Gemeente, want dat zou een argument zijn van Jan Kalabas. Neen! iets voor het zedêljjk v Dijn tier arbeiders, direct buiten het bedrijf om! En dan kunt ge wijzen opniets! De patroons, als het geld moet kosten daarvoor, hebben niets anders als smoes jes. Verder schrijft hij over het „fonds". Hjj zegt „het fonds zelf is tal van jaren geleden opgericht door de reeders". Goed, Briefschrijver. U weet dus meer dan wij, die er een jaar naar geïnformeerd hebben. Maar... wat weet gij nu eigenlijk? Niets anders als ook eensmoesje. „Ta! van jaren geleden," zegt gij. Hoeveel jaren geleden? U weet dit immers ook niet, evenmin als wij en ook weet u niet, beslist niet! of er ooit één roeder een halven cent fn dat fonds gestort heeft. Dat te b e w ij z e n zou ons voor U een lintje waard zijn. En toch zegt gij met groot gebaar: „De reed vrijen brachten het grondkapitaal van het fonds bijeen." Hjjnheer de Briefschrijver, blijf ons nu s. v. p. met smoesjes van het lijf, maar bewijs met goede gegevens, die steek houden, uw beweren. En daartoe zrjt ge machteloos. Ook wat die 1 pCt. betreft, die Tolgens de monsterrol van het loon der visschers door den reeder wordt afgehouden, geeft Uw Briefschrijver een totaal verkeerden uit leg. Hij vergelijkt dit bij het .Rijksambte naren Pensioenfonds en vraagt: „Is dit nu zoo onbillijk? En dan antwoorden wij met alle scherpte, die er maar in deze woo--' *n gelego kan worden: „Ja, Briefschrijver, dat is do onbillijkheid zoo grof mogelijk toege past, want een rijksambtenaar heeft r cht, verstaat U, recht! op uitkeering uit dat fonds, doch den risscherman wordt bij reglement! ALLE REI Hf ONTHOUDEN! En over dat goddeloos onrecht loopt hier de strijd. Dat punt van geschil gaat gij met voor- bedaente rade voorbij. Nu schrijft gij wei, „dat men van plaa is statuten «n reglement te wijzigen," doch dit smoesje is ons in April dezes pare ook reeas op do mouw gespeld. U schrijft, dat de stortingen van de 1 pCt. iu .statut-n en reglement geformuleerd moeten worden, bijv. „door tusschenkomst der reederjjen", en wjj zeggen: neen! maar, betaald door den vissoher en ge stort in let fonds door tusschenkomst dei pa troons. Zie! hier zit het principieel© verschil. En nu vraagt gjj weer: „Is dat nu zoo iets ergs, om daarvoor een stormloop tegen de ree ders te ondernemen, en dat te doen op een wijze als thans geschiedt?" Wat is dan toch geschied tegen de ree ders, dat zoo verachtelijk kan zijn? Waarom noemt U ook hier weer geen voorbeelden? Wanneer er tegen de patroons-reeders iets gedaan is, wat niet direct door den bengel kan, is dit hun eigen schuld. Wij heb ben altijd de minsten willen zijn. Beleef! gevraagde inlichtingen werden geweigerd, genegeerd werden we op ail riei wijze, tot dat wjj onze toevlucht namen tot de publi citeit; en eiken keer, als wjj dit deden, hebben we nie t de stukken bewezen, het recht aan onze zijde te hebben en steeds wist ieder, niet wien zij te doen hadden, want nooit verschuilden we ons nchter een onbekenden naam. Wj hopen dan ook van harte, dat de Bnefschrjjver nu niet met zijn verdacht makingen van een goede zaak voortga. Want een goede zaak staan wj voor; handhavende het recht Gods voor patroon en arbeider; maar verfoeiende den geest der leugen en van het despotisme, dat onder de patroons heerscht. Dagelijks plukken wj, Gode zjj dank, de vruchten van onzen arbeid, omdat wj het gevoelen, dat God de Heere onze Sterkte is en aan onze zjde strijdt tegen leugen, laster en vordachtmakerj. De Briefschrijver wenschte den „Steen der Krvanstone was Fitzhugh weder in do wol ken, en verwaardigde zij den armen St.-Er- me met geen enkelen blik." „Is lord St.-Erme in Londen?" vroeg Vio lette. „En hoe ziet hij er uit?" „Als een Duitschc. muziekmeester" was Arthurs antwoord. „Ik heb nimmer zoo'n raar figuur gezien. „Of wat zullen cle lieden te "Wrangerton verwonderd zijn, als zij hem zien!" „Het is te er gedreven, om in ons land de zucht van lied schilderachtige op zijn eigen persoon toe te passen!" sprak John lachend; „het spijt mij, dat hij die kleeding hier draagt." „Ofschoon het vanzelf spreekt," ging Ar thur voort, „dat alle jonge dames hem bo- wundcren, terwijl hij slechts om Theodora zucht. Wat zal de schoone sekse zich te goed doen met van die Miss 'Martindale kwaad te spreken!" „Ik wenschte, dat hij verstandiger ware," rei John; „hij is inderdaad tot iets beters in slaat." „Waar hebt gij hem leeren kennen?" „Te Napels. Ik hield veel van hem, en zag hem dikwijls, totdat hij het mij al te lastig begon te maken met zijn Tennvson en Brow ning want gij moet weten, dat hij om beur ten niet iederen modernen dichter dweept." „Ik verbeeld mij. dat hij Theodora tot zijn muze verheffen zal. Mama is verrukt over hem: hij valt juist in baar smaak, on hij is het altijd met haar eens over muziek, schil derijen, enz. Het is waarlijk een kansje voor mama, want als Theodora hem op een afstand houdt, weet hij niet hoe ijverig hi.t rnoma het hof zal maken." ..Het - 1 .„„h niet to;, een hu elik ko men nr. oodora, denk ik," zei John „Intuit, :mil T„r m m aanwinst voor haar soirées gedaan, van een echten lion namelijk, en nog wel een uit Afrika." „O, op zulk een soiree zult gij u wol amu seeren," zei Violette. „Ik zal er mij zien af te maken, want bet- is, juist op een dag, dat ik hier zou kunnen zijn." „En zult gij dan dien vermaarden reiziger uit Afrika misloopen 1" „Wat zou ik or aan hebben, al ware hij baron Miinchliausen in eigen persoon, on der zulk een menigte menschen als mama in haar salons bijeen verzoekt?" „ik geloof zeker, dat uw mama en zustor er u gaarne bij zouden zien." „En toch zullen zij zich zonder mij mootcn behelpen." „Het zal u spijten die partij gemist te heb ben als het te laat is, en bij u aan huis zal men het u kwalijk nemen," zei zijn vrouwtje. „Daar geef ik weinig om. Papa zal er niet boos om zijn, en de anderen doen wei nig moeite ons te ontzien." „Och, Arthur, gij weet, dat het nog er ger wordt, als gij altijd naar mij toe komt juist wanneer zij u noodig hebben. Ik kan immers ook wel wachten. Als gij slechts op dien éénen dag komt, waarop ik bijzonder gesteld-ben," fluisterde zij aan zijn oor. „Welken dag?" John kon niot zien hoe zij, in plaats van le spreken, de hand van haar echtgenoot aan haar trouwring brachtdoch hij hoorde het antwoord. „Neen, dat zal ik niet ver zuimen. Welke dag is het?" „Vrijdag over acht dagen. Ik hoop, dat gil dan verlof kunt krijgen." „Dat zal ik wel trachten te schikken wel, dan i' het immers ook U'verjaardag?" wat 7-1 Ik blije zr - nis ik zeven tien jaar ben. Mij dunkt, de kleine jongen zal dan meer eerbied voor mij hebben. 01 wat zal ik het prettig vinden, als gij over zult komenmaar ga naar de soirée waar lijk, het is niet goed, dat gij altijd heen gaat als uw familie u verzoekt. Zog het hem ook eens, Mr. Martindale". John deed zoo, doch Arthur wilde niets beloven, en toen dc avond van de soirée daar wa3, waren zij nog in hetonzekere, of hp te vinden zou qjn op de partij- van zijn mama, of bezig met sigaren to rooken in zyn eigen Jedig huis. HOOFDSTUK .V. Theodora was to Londen gekomen, ver vuld van den grootsten afkeer voor de ver maken, die zrj daar zou moeten bijwonen, weik hatelijk denkbeeld aJIleen verzacht werd door het vooruitzicht van den ochtendgods dienst «en de lessen over de ohemie te kun nen waarnemen. Tegen de ontmoeting met haar oude vriendin zag zrj als tegen een berg op; het eenige, wat haar in het vooruit zicht aangenaam scheen, was, dat haar ge zelschap haar broeder tot troo3t zou ver- sticklcen, die onder do zorg voor een zenuw achtige vrouw gebukt ging en het in zjjn eigen huis verre van aangenaam had. Geen Arthur kwam haar van het station afhaien; hp had een boodschap achterge laten, dat hij zijn vrouw naar het eiland Wight was gaan brengen en den volgenden Dinsdag terug zou zijn. Theodora bleef dien geheelen Dinsdag thuis, doch tevorgeefs; zp was juist bezig tanige briefjes te schrpven, ten einde voor h«t doofstomme knaapje een plaats in een o< tetommeninstituut te verzoeken, t en men haar bezoek aankondigde. Zij sprong op; was bet Arthur? Neen: msvrouw Finch was in het salon; -en op hetzelfde oogenblik hoorde zrj iemand met vluggen tred de trap ©pioopen en zag zp een regenboog van zijde en fladderendo linten naar zich toekomen. „Ha, Theodora! Ik wist u wel 'te vinden. Het is nog de oude plaats, die lieve, oude leerkamer; hoe gelukkig zijn wij 'hier niet geweest! En blijft gij' zoo thuis? Men zou waarlijk denken;, dat de een of andere strenge gouvernante u hier had opgesloten om een moeilijke thema af te maken zooals vanouds; ofscb.oon gij er juist niet veel om gaaft en er n wol uit wist te redden." „1.4 ben vandaag thuis gebleven, omdat ik mijn broeder verwacht." „Kapitein Martindale? Wol, heb ik dien niet met uw papa zien uitrijden? Welzeker, hp was het wel." „Dat is onmogelpk!" riep Theodora. „Het is toch zoo; ik ben er zeker van, want hp heeft mp nog gegroet Hij bereed een beeldig mooi paaidje, ik was er waarlpk jaioersch van; hij beeft het zeker voor zpn vrouw gekocht; nu, zjj verdient ook nl wat lief en mooi is, en hp is stellig heel mal met haar «en kan haar niets weigeren, denk ik." Tneodora was zéé pp'nlpk getroffen, dat zjj geen antwoord wist te geven; gelukkig ratelde mevrouw Finch maar voort: „Het arnio vrouwtje zag er niet goed uit to«a ik haar ecu visite maakte, doch zij leek zoo zacht en teer, dat het mij aan het hart' ging; ofschoon Jane wil beweren, dat zjj feuuch slim ia en alle3 weet gedaan te rjjgen door dat zachte en onschuldige voor komen, maar ik ben het niet met Jane eens, en ik vind bet ook een hatelijk ding" om iedereen kwade bedoelingen toe te schrij ven „Waar Ï3 Jane?" „Naar een soort van oefening, waar voor de armen gepredikt wordt; zij ontmoet daar gewoonlpk veel voorname lieden, en dan is zij in haar element Ik ben blijde, dat ik u alleen vind. Wel, gij schoone, Grieksche keizerin, gjj lijkt nog even veel op een koningin van een troep heidens als vroe ger! Wat zult gij een menigte hoofden op hol brengen! Ik ben bljjde, dat die frissclia, roode blos uw bruine wangen nog versiert." „Dat komt van het buitenleven en het vroeg opstaan," zei Theodora lachend. „Gjj hebt u niet zoo goed gehouden, Georgian; het spjjt mij, dat gij. zoo vermagerd zijt." „Ik, o, ik heb reeds zooveel part'peüi bijgewoond en mij door zooveel pleizier -moe ten hcenwerken, dat gjj er u geen denkbeeld van kunt maken," zei mevrouw Finch op luchtigen toon, ofschoon zjj een oogenblik daarna zuchtte. „En die narezenuwkoorts heelt imjj zoo mager doen worden; ik ge lijk nu wel ©en fijn renpaard, dat geen lood vleesch te veel heeft en gereed is om den wedloop te beginnen. Maar van wedloop gesproken, wat gaat gjj doen, Theodora? Bjj wie zjjt gjj gevraagd? „Dat weet ik niet; mama heeft de invitatie kaarten. Ik bemoei er mjj niet mede." Georgina begon luidkeels te lachen, eigen* Ijjk veel luider dan noodig was. „Daar ken ik u weer inl Gjj behandelt die zaak zooals gjj vroeger de muziek deedt; wat men ni«et kan Ontgaan, moet men maar uitstaan, nietwaar? Wel, arm slachtoffer, ik beklaag u; moet gjj vanavond ook weef togen wil en dank mede?" „Zoo ver Ik weet neen!" (Wordt fetrvoigd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 6