N«. 17116
Maandag IS X>eceaxil>ei%
Tweed© 131a<tl. A°. 1915.
Binnenland.
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
Hei Station van fle H. IJ. S. M.
te Leiden.
In heb algemeen verslag van de sec ties
der Tweede Kamer betreffende de behan
deling der begroeting voor het departe
ment van Waterstaat komt iets voor, dat
den Leidenaars in bijzondere mate belang-
inboeaeant. In die secties is namelijk het
■bation van de H. IJ. S. M. ter sprake ge
komen. Het voorloopig verslag maakt er
melding van in de volgende bewoordingen
„Naar vernomen was, is aan dit station
onlang voot een som van ongeveer f 72.000
verbouwd. Tooh is naar do meening van
sommige leden de inrichting geheel on
voldoende. Aangedrongen werd op den
bouw van een nieuw station.
-„Yan andere zijde werd opgemerkt, dat
op black. 74 van het verslag van den Raad
van Toericht over 1914 de uitbreiding van
heb emplacement te Leiden dringend noo-
dig wordt genoemd.
„Ve-rhooging van dat emplacement werd
noodzakelijk geacht."
Allen dlie met de stationstoestanden hier
ter stede eenigermate op de hoogte zijn, of
tij die, daarmee minder goed bekend zijn
de, toch meermalen den onhoudbaren toe
stand van en bij het station hebben kun
nen oonstateeren, zagen met begrijpelijke
nieuwsgierigheid uit naar de memorie van
antwoord van den minister. Deze is dezer
dag on ook versohenen. Minister Lely zegt:
„Op dit station (bedoeld wordt dat te
Leiden) zijn in de laatste jaren alleen uit
gevoerd eon inwendige verbouwing van het
hoofdgebouw en ben vergrooting van de
vrachtgoed orenloodawelke werken elk on
geveer f 10.000 gekost hebben en dienen
raoe®ten ter tegemoetkoming aan de meest
hinderlijke gebreken.
Do bouw van een geheel nieuw station is
thans bij de H IJ. S. M. in overweging,
yen werk van grooten omvang, waarmee in
elk geval geruime tijd gemoedd zal zijn.
Vermoedelijk zullen, in afwachting van de
tot standikoming van de definitieve werken,
vooraf nog tijdtelijke werken moeten wor
den gemaakt, waardoor aan <Je voornaam
ste bezwaren op dit station zal worden te
gemoet gekomen."
Het -antwoord van den minister is niet
overmate duidelijk. Maar misschien zal de
aanstaande behandeling van de Water-
öbaatsbegroevting in dc Tweede Kamer nog
wol eenige duidelijkheid verschaffen. Wat
zijn diie voorloopige werken en hoe lang
zal 't nog zoo ongeveer duren voor met de
uitvoering van de definitieve werken kan
•vordecn begonnen?
Want óén ding staat vast, hier is periou-
lum in mora.
Het Leidsohe station toch voldoet niet
meer aan matige oischen, die tegenwoordig
voor een plaats van de grootte van Leiden
gestold mogen worden, terwijl daar nog als
bijkomstige omstandigheid bijkomt, dat de
ligging een dusdanige is, dat dit voor het
verkeer buiten het station hoogst belemme
rend is. Wo hebben hier het oog gevestigd
op het verkeer langs den Rijnsburgerweg,
een druk verkeer door de talrijke trams,
auto's, rijtuigen en rijwielen, om nog niet
te spreken van de voetgangers.
Deze wantoestand heeft hier ter stede
roods herhaaldelijk aanleiding gegeven tot
uitingen van misnoegen. Ook in den ge
meenteraad is reeds gesproken over den
hinder, cilon het verkeer ondervindt van den
gesloten overweg. Hulpmiddelen zijn aan
de hand gedaan, doch^het resultaat zal on
voldoende blijken, wanneer geen vèrdra-
gonde maatregelen worden genomen. Het
stationsgebouw zullen we nog buiiten be
schouwing laten, maar hot emplacement
eisoht verbetering.
Wie op drukke oogcnblikkon op het
Leidsohe perron staat, heeft zichzelf kun
nen overtuigen van de gevaarlijke ligging
der perrons voor een station met een zoo
druk verkeer.
Om daarin verbetering te brongen zal
men tot verandering van hot emplace
ment moeten overgaan. Op cÜ3 wijzo kan
men vermijden, dat het noodzakelijk is hot
sobuinafloopend, lage tweede perron dit
laatste gebrek kleeft ook het eerste person
aan te bereiken door de rails, tussohen
beide perrons gelegen, over te steken. Dan
kan ook een toestand worcren geschapen,
d'ie op de plaats van den overweg de hoog-
nooddge verbetering kan brongen.
Heb personenverkeer is voor een station
van den aard als het Leidsohe te omvang
rijk geworden.
In het verslag van de H. IJ. S. M. over
het df ernst jaar 1913 een later staat ons
niet ter besdliilcking vinden we opgetee-
kend, dat van het station H. IJ. S. M. te
Leiden vertrokken 704.886 reizigers en
aankwamen 697.262.
De Kamer van Koophandel heeft reeds
een paar maal de aandacht van regeering
en H. IJ. S. M. gevestigd op het onvoldoen
de van het Stationsemplacement. In Juni
van het vorig jaar besloot deze Kamer
de oude dus nog om aan de H. IJ. S. M.
mede te doelen dat al de aangebrachte of
nog aan te brengen veranderingen slechts
hulpmiddelen zullen blijken te zijn en dat
de eenige oplossing is het bouwen van oen
nieuw station. Do Kamer wees er op, dat
de gevaren voor mensohe-nlevens niet denk
beeldig zijn en dat bovendien het Leddsche
station de risée is van de talrijke vreemde
lingen, die Katwijk en Noordwijk bezoe
ken.
De nieuwe Kamer heeft zich voor kort tot
den minister van Waterstaat gewend. De
opinie over het station en omgeving is niet
veranderd. Ook in dit adres, waarin nog
verwezen wordt naar het hiervoor gemelde
adres aan de directie der H. IJ. S. M.,'
wordt, de toestand zeer gevaarlijk en on
voldoende genoemd. Dat bleek de Kamer
ook uit de vele bij haar ingekomen klach
ten. De aangebrachte verbeteringen zijn
van geheel ondergeschikten aard in ver
gelijking tot de groote gebreken.
Die gebreken worden nog eens opge
somd. Hiervoor hebben we ze ree dn ge
noemd. De aandacht wordt er ook op geves
tigd. dat hc-t verkeer naar den Rijnsbur
gerweg door het verrijzen van hot nieuwe
ziekenhuis aan de westzijde van de spoor
baan nóg zal toenamen. Uit do cijfers in dit
adlres genoemd blijkt, dat in 1890 het aan-
taU aankomende en vertrekkend® reizi
gers respectievelijk bediroeg 250.805 eri
246.576 en dat deze cijfers voor 1909 waren
513.356 en 470.084. Men vergelijke hierbij
eens de cijfers hiervoor genoemd voor 19131
De Kamer wijst op de te kleine rangeer
terreinen en op onvoldoende gelegenheid
op twee van elkaar verwijderd gelegen
plaatsen voor het toenemende goederen
vervoer, waarbij bovendien geen goede aan
sluiting is voor het verkoc-r te water. In
de groentenverzending heeft dit zoo groo
te vertraging ten gevolge, dat slechts de
helft hier wordt ingeladen en de rest per
scheepsgelegenheid naar Amsterdam of
Rotterdam gaat om vandaar per spoor te
worden verzonden. Cijfers geven de toe
name van het vracht- en ijlgoederenverkeer
duidelijk aan.
Trouwens niet alleen in Leiden en bij
hen die op het Leidsohe. station wel eens
zijn aangekomen of vandaar zijn vertrok
ken, is het bekend, in welk een slechten
staat hier station en emplacement verkee-
ren. Dit is officieel erkend door het tel
kens aanbrengen van verbeteringen, die,
helaas, weinig bijdragen tot een goed eind
resultaat. De Raad van Toezicht, op de
Spoorwegdiensten zegt in zijn verslag aan
den minister van Waterstaat over 1912 over
hot meermalen genoemde station na
melding gemaakt te hebben van de aan te
brengen verbeteringen, die minister Lely
nu in zijn memorie van antwoord noemt
dat er d-.d. 4 December 1912 'door dezen
Raad bij de H. IJ. S. M. is aangedrongen
op verbetering van het. geheele emplace
ment, waaraan behoefte bestaat.
In zijn verslag ovct 1913 heeft de Raad
van Toezicht het nogmaals over de hier
voor gemelde verbeteringen.
Het belangrijkst is evenwel, dab de
H. IJ. S. M. meedeel-de, dat het voornemen
tot verbetering van het emplacement bij
haar notg geen vasten vorm had aangeno
men. Do wenechelijkheicl wcud in het alge
meen erkend, maar men achtte 't „niet zoo
dringend dat de voorziening, uiteraard van
meerdere factoren afhankelijk, reeds thans
door haar aan de orde zou moeten wor
den gestold".
Met eenige voldoening kunnen we dus
conrtateeren, dat bij de spoorwegdirectie,
de ideeën vooruitgaan, want thans kan de
minister in zijn memorie van antwoord
reeds meedeel en, dat de bouw van een ge
heel nieuw station in overweging is. Do re
geering moet nu een duwtje hebben, opdat
ze bij de H. IJ. S. M. gaat wijzen op de
dringende noodzakelijkheid van onmiddel
lijke. voorziening in de behoef tem.
Niét allen de H. IJ. S. M. is overtuigd
geworden, dat de toestand verslechterd is.
Dit is ook het geval met den Raad van
Toe richt op de Spoorwegdiensten. Zei de
dleae in het verslag over 1912 nog. dat aan
verbetering van het geheele emplacement
behoefte bestaat, in dat over 1014 lezen
we, dat uitbreiding van het emplacement
„dringend noodzakelijk is cn
binnen enkele jaren ongetwij
feld tot- uitvoering zal moeten
komen." Wat in verband hiermee in dit
verslag wordt gezegd over de bijtrekking
van een strook grond van die terreinen- voor
dien riokenhuisbouw kuninen we on vermeld
laten.
Wel willen we er nog even de aandacht
op vestigen, dat de Raad van Toezicht zoo
overtuigd is van afdoende verbeterrnr, dat
hij den minister in overweging gaf een be
slissing ovor het verlengen van een twee
tal goederensporen, wat op zichzelf als een
verbetering mocht worden beschouwd
een werk waarmee f 59.710 gemoeid was
aan te houden omdat niet geblcke was,
dat dat passen zal in het definitieve plan
van uitbreiding. Hieruit is wel op te ma
ken, dat de Raad van Toezicht spoedige
uitvoering van afcüoende verbetering nood
zakelijk acht.
In 1913 is bij de Waterstaatsbegrooting
het Leidsche station ook ter sprake geko
men. De afgevaardigde voor Leiden, prof.
mr. Heer as, vond daartoe aanleiding in
een, niet door hem gemaakte opmerking in
de af deelingen. Prof. Heeres verwees toen
naar de ham ten dienste staande officieele
oordeelvellingen. De conclusie, waartoe
de spreker kwam was, dat. de directie der
H. IJ. M., de wensobclijIdieid van ver
betering van het emplacement erkent, dat
de Raad van Toezicht de behoefte aa.n die
verbetering constateert en dat de ambts
voorganger van dezen minister in Decem
ber 1912 heeft aangedrongen op verbete
ring van het geheele emplacement. De
heer Heeres constateerde dus dat men aan
het departement met den slechten toestand
op dc hoogte is en hoopte dat minister
Lely zijn aandrang op de directie van d'e
H. IJ. S. M. zou voegen bij dien van rijn
ambtsvoorganger.
Ook de afgevaardigde, mr. M. M. Schim
van der Loeff, wees bij die gelegenheid op
hc-t gevaar, waaraan het reizend publiek te
Leiden i3 blootgesteld
Minister Lely heeft in zijn antwoord zich
bqpaald tot oen opsomming van de kosten.
Het nieuwe station zou f 1.200.000 vragen.
Een millioön is met zoo'n werk minstens
gemoeid, oordeelde de minister Niet het
gebouw cischt het meest, voegde minister
Lely er aan toe. Me maakt rich daarvan
een glad verkeerde voorstelling.
Het min of meer fraaie uiterlijk doet 't
hem niet, maar heb groote oppervlak, dat
noodig is voor de emplacementen met de
rails, beveiliging, enz. Die kosten worden
buitengewoon hoog als men er toe over
gaat het station te doen rijzen, dan doet
men met een ntillioen niet veel. Haarlem
hooft daardoor 5 a 6 millioen gekoet.
Aldus minister Lely.
Nu weten we niet, of cle voor Leiden ge
noemde bouwsom bedoeld is met of zonder
verhoogde apoorbaan. Om het gebouw gaat
het bovendien niet in de eerste plaats maar
om de emplacementen met een gelijktijdi
ge verbetering van de situatie bij den over
weg. Er aan te ontkomen, daarvan is geen
sprake. Dat staat de spoorwegmaatschap
pij en don Raad van Toezicht duidelijk
voor den geest. De vraag is hier of er nog
get ranLeer d mag worden, of er nog meer
verbeteringen zullen komen, die de veilig
heid voor de reizigers en het verkeer in de
omgeving niet of nietnoemenswaard ten
goede zullen bomen.
't Is te hopen, dat dc regeering in de
bernieuvo klachten aanleiding mag vinden
om bij de PI. IJ. S. M. aan te dringen op
spoedige uit voering van de weaken, noodig
om Leiden een die-plaats waardig ata/tóon
te verschaffen
H. M. de Koningin ontving Zaterdag
ten Koninklijken paleizu in Den Haag, den
afgetreden commandant van het veldleger,
luit.-generaal Buhlman.
Hr. Ms. gezant in buitengewone en
tijdelijke zending bij den Paueelijken Stoel,
jhr. mr. 0. van Nispen tot Sevenaer, is naar
Njmegen vertrokken, ten einde zich later,
kort vóór of na het Kerstfeest, van daar
naar zijn post bij het Vaticaan te begeven.
C,Ontr.")
De arrondissements-rechtbank t3 Alk
maar heeft, ter vervulling eener vacature
van rechter in haar ooilege, de navolgende
alfabetische lijst van aanbeveling opgemaakt:
mr. C. H. Beekhuis, advocaat en procureur
te Leiden; mr. H. Kingma Beitjes1, kan
tonrechter te Onderdam; mr. dr. N. Muller,
substituut-griffier bij het gerechtshof te Am
sterdam.
De gewone audiënties van de Ministers
van Landbouw, Nijverheid en Handel, van
Oorlog en van Financiën, zullen in de vol
gende week niet plaats hebben.
Te Breda vergaderden de afgevaardig
den der Diocesane Hanzebonden uit de Bis
dommen Breda, Haarlem, 's-Hertogenbosch
en Utrecht, ter behandeling van de con
cept-statuten der Federatie van de Diocesane
Hanzebonden in Nederland, welke s'atuten na
eenige wijzigingen met algemeene stemmen
werden aangenomen.
Hierna had de oprichting van de fede
ratie plaats.
Tot leden van het dageljjksche 1\stuur
werden gekozen: W. Fransen, le voonX'ter;
C. J. G. Struycken, 2e voorzitter; J. H.
Schoenmaker, le secretaris, en P. M. C. van
Mansveld, 2e secretaris. Terwijl met liet oog
op de latere toetreding van den R.-K. Liin,-
burgschen Middenstandsbond, welke Bon<$
toetreding in uitzicht heeft gesteld, de fand-
'tiö van penningmeester werd opengelaten
welke functie voorloopig door den le secre
taris 2a! worden waargenomen.
De heer P. T. H. M. Dobbelmann, te
Nijmegen, wiens naam voorkomt op de
lijst van eandidaten van de R.-K. kics-
vereeniging „Recht voor Allen" aldaar,
zal geen mandaat voor de Tweede Kamer
aanvaarden.
Men meldt uit Tilburg aan „De Tyd", dati
mr. A. C. B. Arts verzocht, niet in aan
merking te komen voor de Kamerverkiezing
in hel district Nijmegen.
In de te Rotterdam gehouden verga
dering van den „Bond van Groenten-,
Aardappelen- en Fruithandelaren" in Ne
derland, onlang., daar opgericht, waren
verscheidene plaatselijke vereenigingen van
handelaren in genoemde branche vertegen
woordigd, o.a. Leiden. Bovendien waren
van tal van andere organisaties sympathie
betuigingen met het streven van den
Bond, benevens berichten van en verzoe
ken om aansluiting, ingekomen. Na discus
sie werden statuten en reglement, waarop
de Kon. bewilliging zal worden aange
vraagd, goedgekeurd.
Tot bestuursleden werden verkozen de
heerenCf N. v. d. Giessen, Dordre -kt,
voorzitter; J. Yieijère, Amsterdam, 2de
voorzitterC. van Draai, Rotterdauij
lste secretaris; C. G. Ruigrok, Ylaardin-
gen, 2de secretarisA. de Kromme, Am
sterdam, lste penningmeester H. Tabak,
Amsterdam, 2de penningmeesterC. Leen-
derts, Schiedam, A. Knijff, Leiden, en
B. A. Vos, Bussum, alg. bestuursleden.
Besloten werd, dat de Bond direct een
krachtige actie zal gaan voeren. Het
secretariaat van den Bond is gevestigd ton
huize van den eersten secretaris.
Heb „N. v. d. D. v. N.-I." deelt mede»,
dat de gemeentesecretarie van Batavia,
mr. J. Rip'hagen, binnen twee maanden zal
aftreden
Naar „Het Yolk" meldt, zal de heer
Schaper dit jaar in Bellevue" Tweeden
Kerstdag als spreker optreden in de jaar-
lijksohe Kerstvergadering van de S. D. A. P.
„De Tel." verneemt, dat in „Café
Neuf" te Mep pel een bijeenkomst ia ge
houden van alle besturen der fokvereeni-
gingen te Meppel en omstreken. Na ampele
besprekingen heeft, men den heer P. van
Hoek medegedeeld, dat de vergadering het
afmaaksystêem sterk afkeurde, dat dte be
smetting uit Staphorst is overgebracht en
dat het zieke vee uit Ooetorbocr over den
openbaren weg is vervoerd naar Meppel
wat natuurlijk de verbreiding der ziekte be
vordert.
Padvinders.
Te Utrecht is een algemeene vergadering
gehouden van afgevaardigden en leden van
den Ned. Padvindershond en de Ned. Pad
vindersorganisatie onder voorzitterschap
van den heer J. B v. Heutz, oud-gouv.-
goneraai van Ned.-Indië.
Deze vergadering was belegd om te ko
men tot samensmelting van beide organisa
ties.
De vergadering was zeer druk bezocht:
een 24-tal afdeelingen waren vertegen
woordigd.
De voorzitter deelde mede, dat hij de lei
ding dezer vergadering op zich genomen,
had op verzoek van Z. K. H. Prins Hen
drik.
Dat als voorbereidende maatregel, om tot
Uit het Engelseh van Miss Y0NGE.
(Nadruk Verboden).
84)
„Och, toen was ik verplicht hom bij mij
boven te laten komen, om hem behoorlijk
thee te laten drinken ik geloof, dat, als i'k
dat niet gedaan had, hij alleen van siga-
rc geleefd zou hebben."
„Nu, ik zal zeggen, dat gij knap rijt, wan-
c>een* gij hem dat rooken kunt afleeren."
„Ik ook", zei Arthur.
„Er kan geen slechtere gewoonte be-
etaan voor iemand, die aan zware verkoud
heden onderhevig is."
„Geloof hem taoh niet, Yiolette", zei
Arthur „Breng haar zulke malligheid niet
in het hoofd, of ik zal geen oogenbldk rust
meer hebben."
„Ten minste raad ilk u om de ramen van
rijn rookhok eenige dogen open te zetten,
vóór gij mijn moeder en Theodora het huis
laat zien."
„Yan Theodora gesproken, wat scheelt
ddo toch?" vroeg Arthur.
„Dat weet ik niot", gaf John ten anti-
woord.
„Heeft zij woei* een van haar kuren? Nu,
binnen tien dagen zuil en wij haar hier ri en
dan zal ik weten hoe ik liet met haar heb."
>,Ik weet, dat zij zooveel van kinderen
hon^t", sprak Violette met vertrouwen.
Zij was nu geheel bijgekomendoch zoo
dra het theedrinken gedaan was, dtrong
Arthur er op aan, cöat zij zich ter ruste
bou begeven.
De beide heeren schenen liaar te missen,
want er volgde een lange stilte, toen zij
naar boven was. Toen zei John eensklaps:
„Zoudt gij lust hebben met uw heele gezin
bij mij te Ycntnor te komen logeeren
„Gij zijt wel vriendelijkdoch ik zou on
mogelijk verlof kirnnen krijgen. Fitzhugh
doet een reis door Noorwegen, en vóór
dat hij terug is, kan ik mij niet langer d'an
voor één of twee dagen verwijderen."
„Maag .hoe zoudt gij er oveT denken",
vervolgde John, oenigsrins aarzelend,
om „Violette aan mijn zorg te vertouwen,
en zelf van tijd tot tijd voor een paar do
gen over te komen?"
„Dat zou niet kwaad zijn. Harding heeft
ook reeds de zoeluoht aangeraden, dooh rij
wilde er niet van hooren, en ik moet beken
nen, dat mij dit zeer aangenaam was, daar
ik niets zoo vervelend vind, als liet verblijf
in een badplaats, waar men niets te doen
heeft. Doeh het is ellendig zoo weinig, ala
haar herstel vordert, ofschoon de doctoren
zoggen, dat niets dan zwakte er de oorzaak
van is. Ik geloof, dat dat schreeuwen van
het'kind baar geregeld aftobt. Zij kan nog
zoo weinig verdragen, en wanneer zij ad-
leen is, doet rij oen of ander in het huis
houden, dat haar nog verder van streek
brengt."
„Uit haar huishouden te zijn zou dan mis
schien het beste geneesmiddel voor haar
wezen
„Dat geloof ik met u. Ik had eerst ge
dacht mama te verzoeken eens met lvaar
een toertje te maken, dooh daar is tegen
woordig nog geen denken aan I Do zoo-
luohf zou haar zeker veel goed doen".
„Ik zou mijn best doen op haar te pas
sen."
„Daarvan ben ik overtuigdhet ós ont
zaglijk vriendelijk, zulk een plan te beden-
ken."
„Dan zal ik vooruitgaan om een huisje te
huren, en zal u schrijven, als ik gereed ben.
Zoudt gij denken, dat zij reeds in het eind
van deze week zou kunnen komen Ik vrees
zeeT dat de Londensohe lucht haar nadee-
lig is."
„Zoodra gij het goedvindt, kan zij ko
men en tooh spijt het mij, dat ik den klei
nen jongen nu niet aan papa kon laten
rienmisschien is het echter beter zoo, cn
riet. hij er Later wat meer presentabel uit
en heeft een beetje zijn mond leeren hou
den. Maar hoe zal de familie het opne
men, als Yiolette juist uit de stad gaat,
wanneer zdj er inkomt?"
„Dat weet ik niet, maar dat is zeker, dat
het voor Violette boter zal wezen, nu zij
nog zoo zwak is, hen niet te ontmoeten."
„Dat ben ik met u eens en ik ben er
ook waarlijk niet op gesteld, haar hier te
houden om haar aan de luimen van Miss
Martindole blootgesteld te rien Zij zal
dan komen zoodra gij het verlangt."
Arthur werd in dit besluit versterkt door
het geluid, dat hem, zoodra hij boven
kwam verwelkomdehet geschrei van de
kleine, terwijl hij bevond, dat Yiolette, in
plaats van de rust te genieten, die zij zoo
zeer behoefde, vergeefsohe pogingen aan
wendde om zijn gekreun te sussen. Hij
maakte er rich boos over, en gaf bevel,
hem in de andere kamer te brengen. De ba
ker maakte, dat rij spoedig met het kind
wegkwam. Yiolette verborg haar gelaat in
haar handen zij gevoelde rioh weer diep
ongelukkig, cDaar zij zich inbeeldde, dlat
Arthur niet van het kind hield, en zij kon
het bijna niet verdragen, dat hij op vtoo-
lijken toon tot haar sprak: „Wel, Violeti-
t-je, wat zoudt gij er van zoggen, als ik u
binnenkort wegzond Alles is reeds be
paald. Op het eind dezer week zult gij
vertrekken, om een poosje bij John op
Wight te gaan doorbrengen."
„Heengaan?" vroeg Violette.
„Ja, dab is wat u goed zal doen; ik zal
op het huis passen en van tijd tot tijd eens
overvliegen. Wat is er nu weer?"
Zij was verschrikt opgestaan, toon zij
door het opendoen oener deur opnieuw
het kindje hoorde schreien.
„Daar hoor ik hem weer I Och, laat mij
voor een oogenbldk naar hem toegaan",
vroeg rij smeokend.
„Gekheid", zed Arthur met ongeduld.
„Gij hebt nacht nooh d;ag rust. Ik wil dat
niet langer zoo aanzien. Gij zijt reeds half
dood van vermoeidheid. Ga naar bed, en ga
dadelijk slapen, en broek u het hoofd met
niets moer tot morgenochtend."
Als een goed lrind gehoorzaamde zij, of
schoon half stikkende in baar tranen, aan
het eerste bevel, en werd een weinig go-
troost, toen hij, na aan den voet van de
trap geluisterd te hebben, haar kwam
zeggen,' dat de jongen eindtelijk zweeg.
Het was haar echter onmogelijk aan rijn
tweede order gehoor te gevenzij was te
vermoeid om gerust te kunnen slapen of
geregeld te denken. Het grootste gedeelte
van den nacht bracht rij in onrustige slui
mering door, droomende, dat zij van. haar
man en kind gescheiden werd, en ontwa
kende met het bewustzijn, dat haar iete
akeligs boven het hoofd hing.
Tegen den morgen viel zij in een meer
gerusten slaap, en ofschoon zij bij haar ont
waken zware hoofdpijn bad, waren haar ge
dachten toch weer helderen toen Arthur
vóór dat hij naar beneden, ging om te ont
bijten, haar vroeg, wat hij uit haar naam
aan John moest antwoorden, zeide zij
„Het is zeer vriendelijk van hem maar
gij meent het toch niet, dat ik zonder u
gaan zou?"
„Weisoker. Ik zal u daarheen brengen,
en u zeer dikwijls komen bezoeken, en
John is zijn geheele leven door zóó gewoon
geweest riehselven te koesteren, dat hij na
tuurlijk wel zal weten hoe hij met u moet
omgaan."
„Wat is het lief van hem, maar ik kan
niet." Zij hield op, zag naar het kleine
magere gezichtje en de gerimpelde armpjes
van het teere schepseltje, dat rij zoo vast
aan 'naar borst drukte, en ging toen mot
een bevende stem voort
„Dooh ingeval het den kleine goed zou
kunnen doen!"
„Dat spreekt vanzelf. Hij kan niet'
groeien, wanneer het op deze wijze voort
gaat. Yraag het Harding maar."
„Ik zou wel eens willen weten, of liet aan,
mr. Martin diale bekend was, dlat dr. Har
ding do zeelucht aangeraden heeft. Maai
gij moet dan zoo alleen blijven.'.'
„Dat is minderik heb wel drie en twin
tig jaar lang voor mijzelven moeten zorgen
zoudor uw hulp."
„Gelukkig komen uw familie en vrien
den woldra in de stad, zoodab gij mijn ge
zelschap niet missen zult."
„Ik zal zeer dikwijls bij u komen. Wil ik
dan maar aan John zeggen, dat gij rijn uiti-
noodiging aanneemt?"
„Zeg hem, dat ik het heel vriendelijk van
hem vind, en dat ik hem zeer verplicht
ben", zei Yioleitfce op een mistroostige^
toon, daar zij niet in staat was, haai*,
droefheid te verbergen.
-is.» (Wordt vervolgd).