Brieven van een Leidenaar.
Persoveraeht.
FEUILLETON.
Violette of de Schoonzuster.
N». 17091
5^atei*cl ag; X3 November,
Elei'ste JBlaci. /\o |Q]g
DXXXXIS.
De .Vereeniging van Directeuren van Ge-
.pieentereinigingsdiensten jn Nederland, heeft
flitmaal haar jaarlyksche vergadering in Lei
den gehouden. Zooals de lezers van het
„Leidsch Dagblad" kunnen weten, is de
hoofdschotel van het programma geweest de
vuilverbranding. Onze directeur van gemeen
tewerken, de heer Driessen, heeft' daaraan
/een belangrijk deel van zijn zakelijke ien
heldeie voordracht gewijd; de directeur van
Üe Stadsreiniging te Amsterdam, de heer.
De Groot, heeft een uitvoerige verhandeling
gegeven over het ontwerp der in te richten
veru. nuingsinstallatie in de hoofdstad, en
de slotvergadering van Vrijdagmorgen, waar
in do heer Van Klinkenberg, ingenieur Jjrj
de Sted. Lichtfabrieken alhier, in woord en
be' d de Leidsche vuilverbrandings-installa-
tie behandelde, was er ook nog geheel aan
gewijd, terwijl eindelijk het bedrijf zelf pet
belangstelling d^or de aanwezigen is 'be
zichtigd.
Ik neb ook met aandacht gevolgd wat er
iover is gezegd, en &I is mijn plan niet, op
het; verhandelde hier terug te komep zoo
voel ik m^j toch verplicht mede te deel en,
dat het oordeel over de Leidsche inrichting
was. Met name de heer De
Groot, uit Amsterdam, die uit den aard der
zaak, van de vuilverbrandingswetens chap veel
studie heeft gemaakt, verklaarde, dat de
vuil verwijdering hier doelmatig is ingericht
en economisch wordt gedreven. Dat het in
Amsterdam gevolgde systeem vrijwel geheel
mot het Leidsche overeenkomt, bewijst ook,
dat wj} in dezen den goeden weg hebben
volgd al mag deze voor ons wat duur zijn.
Ook werd de opmerking gemaakt,
flat het bedrijf een- veel kleiner padeelig
saido zou opleveren, wanneer de aan de
electriscke centrale geleverde stoom, met
'den kostenden prijs werd betaald. Wat alge
meen werd toegegeven. De electriciteits-
fabriek profiteert dus, a's ik het goed be
grepen heb, op deze wijze van het vuilver-
brandingsbedrijf. Op zichzelf hindert dit niet
want liet zijn heide gemeente-inrichtingen
maar er zou dan toch uit volgen, dat de ex
ploitatie der vuilverbranding financieel min
der nadeelig is, als de-rekening thans aan
wijst.
Een andere opmerking van den Amster-
damschen directeur, heb ik met bijzonder
genoegen gehoord.
Het Bouw- en Woningtoezicht aldaar, had
o.a. proeven genomen met steenen, gemaakt
van een afvalproduct der vuilverbranding, nl.
'de slakken, en de ervaring opgedaan, iclat
deze steenen zich bijzonder leenden voor
binnenmuren. Ten gevolge der poreusheid
van die steenen, werd de gehoorigheid van
naast elkaar grenzende woningen er zeer
door verminderd. En deze ervaring had ge
leerd, dat do Leidsche slakken, vanwege
hun hardheid, zich het best leenden voor dit
doel, beter dan- die, uit het buitenland en
zelfs uit Botterdam betrokken.
Men weet, dat het tot dusver niet vlot
ging met den afzet dezer sakken. Er is ech
ter kans op, dat straks het maken van slak
ken-steen een aparte industrie wordt en dat
de gemeente ze dan, tegen behoorlijken prijs,
van de hand kan doen.
Ik heb van de tweedaagsche vergadering
wel dezen indruk meegenomen, dat het ver-
brandingBsysteem, het vni'verwtjderingssy-
steem van de toekomst zal zijn, voor groote en
middelgroot© gemeenten, wellicht later ook
voor kleinere gemeenten. De mannen, die
laan het hoofd der reinigingsdiensten staan,
willen allen dien weg op, heb ik wel gemerkt.
Amsterdam zal over een paar jaar een mo-
del-mrichting bezitten; in Den Haag worden
plannen overwrogen, in- Arnhem en Haarlem
gaat het verlangen er ook naar ,uit. Misschien
houden de slechte tijden het hier en daar n^g
wat tegen, maar stellig zullen tal van steden
ever vjjlfl a tjien jaar, het Leidsche voorbeeld
hebben gevolgd. De mannen v.an het vak
schijnen er dah toch niet, zooals vele leeken,
een stropi voor de gemeente in te zien, wat
tot nadenken stemt, doch op zichzelf nog
niet het tegendeel bewijst.
Men heeft onder de directeuren van ge
meentereinigingsdiensten, zooa's op elk ander
gebied, ook goden en half-goden. Tot delaat-
sten worden die der kleinere gemeenten
gerekend, die daarom ook een meer be
seheiden rol op een vergadering vervullen.
Toch interesseerde een voordracht van een
dezer laatsten (de heer Woudstra, uit .En
schede; mfj als leek eigenlijk nog het meost.
De man heeft over een doodeenvoudige
zaak als de straatreiniging, alleraardigste
dingen gezegd, die wij allen ter harte kun
nen nemen.
De straat is uit hygiënisch ©n uit artis
tiek oogpunt een ding van belang. Wij, men
schen, staclsmenscheh vooral, brengen een
groot deel van den dag op straat door. Ecu
vuile en nog meer een vervuilde straat kan
voor de gezondheid der wandelaars zeer na
deelig zijn. Daarom is het zaak, dat de stra
ten zooveel mogelijk rein worden gehouden.
Maar ook nog om een andere reden. Een
vuile, met papieren en afval bedekte straat
beleedigt het schoonheidsgevoel, doet on
aangenaam aan. Van een plaats,.waarin de
straten niet in orde en vuil zijn, nemen
wij zelden een aangenamen indruk mee. De
straat heeft echter ook invloed op de be
woners en omgekeerd. Er heeft hier wissel
werking plaats. Eeü vuile straat maakt slor
dige bewoners en niet-zindelgke bewoners
verontreinigen allicht de straten.
Dit legt ons, stadbewoners, vooral de ver
plichting op er met de straatreinigers voor
te zorgen, dat de straat met haar omgeving
zindelijk blijft
Zouden buurten als het Levendaal, de
(Waard- en de Oranjegracht er wel zoo
onooglgk uitzien, als de bewoners in die
straten dezo met de gracht wat minder als
vuilnisbak beschouwden? En zouden omge
keerd da menschen er niet zorgzamer voor
straat en gracht wezen, als die straten goed
geplaveid en reingehouden werden en door
ae grachten frisch en helder water stroomde?
Wat baat ten slotte de mooiste en duurste
vuilverwijclerings-inrichting, als deze dingen
ongestraft en onbestreden plaats hebben. En
daarom maak ik er mjj op het oogenblik
nog niet zoo druk over of ieder huisgezin
nog èen hermetisch gesloten vuilnisemmer
heeft en het vuil in volkomen hermetisch
gesloten wagens en karren opgehaald wórdt.
Men moet, terwijl men de mug uitzijgt, im
mers toch nog den kemel inslikken.
Op de straatreiniging zelf wil ik hier
geen critiek oefenen en evenmin, zooals de
spreker natuurlijk wel moest doen, de ver
schillende methoden van reiniging bespre
ken; maar ik zou den Leidschen ingezetenen
op liet hart willen drukken zooveel^ mogelijk
mede te werken, dat wij hier mooie, zinde
lijke straten houden.
Enkele heeren deelden als hun ervaring
mee, dat de politie aan de verordeningen
der straatpolitie op dit punt meestal slecht
de hand houdt, en gaven in overweging
sommige'beambten en werklieden bij dezen
tak van dienst politiebevoegdheid to geven,
iets wat in Amsterdam al geschiedde en heel
goede resultaten gaf. Men zou't hier ook eens
kunnen probeeren. Als de kantonrechter dan
maar wil straffen.
Wat ik graag had vernomen, hetzij van
den spreker, hetzij van een der andere hee-
ren, zou geweest zijn een goede methode
I om in den herfst en den winter onze sin-
gels behoorlijk begaanbaar te houden. Dat
zou ons in Leiden bijzonder te pas gekomen
zijn. Men heeft er echter, over gezwegen.
Ik had nog gehoopt, dat. onze Wethouder
van Fabricage, die do vergadering ook bij
woonde en die in laatste instantie er voor
aansprakelijk wordt gesteld, de heeren er
naar had gevraagd.
.Voor het naaste denk ik, dat er heel wei
nig aan te doen is. Een schrale troost voor
de vele menschen, die in deze natte Novem
berdagen steen en been klagen. Voor wie
intusschen meenden, dat de Witte Singel be
voorrecht werd, omdat er wat teer op uit
gegoten werd, zullen nu ook wel van die
dwaling zijn genezen.
Wij raceten, voor zoover we ongeplaveide
singels en straten hebben te passeeren, maar
op goed waterdichte schoeisel rekenen en
niet of slechts weinig op de straatreiiii-
gingsspecialiteiten, die, hoe knap zij ook
mogen zijn, ook tegenover dit vraagstuk
machteloos schijnen te staan. Ook hier gaat
de natuur boven elke leer.
Hot o o r 1 ogswi nstb olastingp r o-
bleem. Ruim een jaar nadat Neder
land tot handlhaving van zijn neutraliteit
tot mobilisatie van zijn weermacht moest
overgaan, heeft men aldus „DE TELE
GRAAF" een Staatscommissie ingesteld,
die zal hebben te onderzoeiken of, en zoo
ja, op welke wijze, de gemaakte oorlogs
winsten kunnen worden belast. Het vraag
stuk: hoe den millioenen-last te dekken,
is dus in studie. In verschillende landen,
w. o. neutrale, heft men reeds. Denemar
ken, bijvoorbeeld, heeft reedis een wet „tot
heffing van een bijzondere inkomstenbelas
ting." Met beproefdo bedachtzaamheid, een
der voornaamste kwaliteiten van onzen so-
iiden volksaard, is men hier aan het over
wegen getrokken overweegt men de ju
ridische- mogelijkheid, de moreele noodza
kelijkheid en wat dies meer zij. Het woord
„Staatscommissie" heeft een bijzondere re
putatie
De taak van de commissie van dr. Bos
valt niet te onderschatten. Men heeft de
oplosding vam het probleem gezocht in cle
vaststelling van de vermogensvermeerde-
ring gedurende den oorlog, om daarbij dan
in aanmerking te nemen, welke vermeerde
ring niet als oorlogswinst kan worden be
schouwd.
De opmerking werd reeds gemaakt-, dat
bijv. de belastingplichtige naamlooze ven
nootschappen al oen redelijke portie van
haar oorlogswinsten zullen hebben uitge
keerd op het tijdstip, dat hot oorlogswinst-
belastóng-vraa-gstuk zich tot wet zal hebben
ontwikkeld. De aldus verdeelde, winst
voor zoover aan hoarders van toonder-aan-
deelen uitgekeerd is dus niet meer door
den fiscus te achterhalen. Het sboomvaarfc-
maatschappïjtje, dat onlangs 50 pCt. divi
dend declareerde, staat niet alleen.
De groote moeilijkheid' is echter'in ieder
bijzonder geval op betrouwbare wijze de
vermogonsvermeerdening vast te stellen.
Wij denken in dit verband aan onze antie
ke wetgeving op het gebied van naamloo
ze vennootschappen; de vermaarde artt.
36 tot en met 56 van het Wetboek van Koop
handel van 1833. Beeds tientallen van ja
ren is men dPende te overwegen in welk
opzioht óók dit gedeelte van onze wetge
ving behoort to worden herzienvermoe
delijk heeft men dit studie-object even la
ten rusten, ten einde alle aandacht aan
het oorlogs winstbelasting-probleem, dat
meer actueel is, te kunnen geven.
Het Nederlandschc Wetboek van Koop
handel bepaalt, dat iedere koopman een
staat of balans behoort op te maken. Een
betrekkelijk waardeloos voorschrift, wan
neer men in aanmerking neemt, dat ner
gens ceuig voorschrift is gegeven, aan wel
ke .eischen een dergelijke balans moet vol
doen, Men heeft de meest onbeperkte vrij
heid, waarvan de practijk leert heb al
te vaak een alleszins ruim gebruik
wordt gemaakt. Wel wordt ergens in het
Wetboek van Strafrecht beweerd, dat, „hij,
die een o n w a r e n staat of balans op
maakt", met gevangenisstraf zal worden
gestraft, doch het begrip „onwaar" is
uiterst relatief,, en het spreekt- wel vanzelf,
dat iemand, die een balans fabriceert, waar
van de onwaarheid, laten we zeggen, vast
staat, dat onware document niet ter „fine
van beoordeeling" zal inzenden.
Over aandoelhouders-vergaderingen zul
len we bier maar niet uitweidenhet slot
van dergelijke voorstellingen is, dat het
dividend op x pCt. wordt bepaald, en di
rectie en commissia-risscn worden gede
chargeerd respectievelijk voor gevoerd be
hoor en gehouden toezicht. En wc herinne
ren ons nog vaag een arrest van den Hoo-
gen Ila-ad, hetwelk uitmaakte, dat een een
maal goedgekeurde balans niet meer kan
worden aangevallen.
Het is dan ook uitsluitend aan do gebrek
kige wettelijke voorschriften te drinken,
dat insiders het vrijwel in hun handen heb
ben, den vermogenstoestand van eon ven
nootschap voor te stellen, als naarmate dit
met hun persoonlijke belangen in overeen
stemming is. Depreciatie van de balans
activa stemt aandeelhouders „down" en
stelt insiders in sta-at voor een billijk prijs
je de band te leggen op het aandeel en-be
zit. Daarentegen geeftwanneer de tij
den slechter worden appreciatie van den
vermogenstoestand alweer aan insiders d'e
'gelegenheid, zich van hun aandeelen-bezit
op geschikte wijzo te ontdoen.
We - stellen ons voor, dat men volgens
deze methode met cle oorlogswinsten ock
wel raad zal weten. Men zal ze eenvoudig
„wegwerken", zooals de vakterm luidt. Er
behoort middelmatige vaardigheid toe, om
er voor te zorgen, dat de bclangs buiten
gewone v/i-nsten niet tot- uitdrukking
bréngt. We noemen slechts het onderschat
ten van voorraden, vorderingen, produc
tiemiddelen e.d.. het overschatten-van ver
plichtingen.
Wanneer dan de tijden rustiger zullen
zijn geworden, worden de extra-winsten ge
leidelijk uitgekeerd, na verwijdering van
het etiketoorlogswinst-.
Dr. Bronsveld over de parle
mentaire werkzaamheden.
In de jongste kroniek zijner ...STEMMEN
VOOB WAABHEID EN VBEDE", schrijft
dr. Bronsveld:
„Aan onze Volksvertegenwoordigers zul
len weldra zware eischen worden gesteld.
Niet alleen wacht hun de jaarlijksche be
spreking van de verschillende Begrootingen,
welke ditmaal minder eenvoudig zal zijn
dan in 't vorige jaar, maar de herziening
der Grondwet zal ter hand genomen ;\vor-
den. Beeds is er iets uitgelekt van hetgeen
zal worden voorgesteld ter „bevrediging"
van hen, die nu met de regeling van ons
onderwijs niet tevreden zijn. Het schijnt
we], dat wij het voorstel te wachten hebben,
om het bijzonder onderwijs van zjfn finan-
cieelen druk zoo al niet geheel dan toch bijna
geheel te ontheffen, 't Komt ons verstandig
voor niet in voorloopige bespreking te tre
den. maar af te wachten, totdat de defini
tieve voorstellen der Regeering zijn inge
diend. Wij zien ze met belangstelling en ge
mengde gevoelens te gemoet
Onze Minister van Financiën heeft ons
niet in het onzekere gelaten omtrent de wijze,
waarop*hjj de Rijksinkomsten jaarlijks met
ruim zestig millioen meent te kunnen ver-
hoogen. Voor de mannen van het vak moet
het een wellust zijn aan dien disch vol cij
fers en beramingen zich te vergasten. "Wij,
gewone stervelingen, kunnen wel niet veel
meer dan zuchten en afwachten.
Ik heb menigmalen hooren zeggen, dat,
wanneer in een huisgezin het jaarlijksch bud
get sluit met een tekort, men beginnen moeti
niet mei het streven naar verhooging van
inkomsten, maar met de uitgaven te vermin
deren.
Doch, waar valt van dit laatstgenoemde
iets te bespeuren? In bijna alle administra
ties ziet men de uitgaven aangroeien. Dat
is vooral het geval in de afzonderlijke ge
meenten. De plaatselijke belastingen groeien
ook „in tai en last." En zij, die in onze ge
meentehuizen de plaatsinnemen van „onze
tweede vaders", bezwijken slag op slag voor;
den aandrang vooral van volks- en onderwij
zers vrienden en drijven de uitgaven al hoo-
ger.
Het wordt dus een dubbele druk, dien de.
fiscus vooral hen zal doen gevoelen, die van
een matig en voor uitbreiding niet vatbaar,
inkomen leven moeten.
Wij zullen, als christenmenseken, schat
ting betalen, hun, aan wie we schatting
schuldig zijn; maar onder den druk er van
te moeten leven, is een allesbehalve aange
naam vooruitzicht." i
Solliciteer en of beroep af
wachten.
In verschillende kerkelijke .aden wordt
den laatsten tijd de vraag besproken, of
bet ook wenschelijk kan zijn, dat predikan
ten naar open plaatsen solliciteercn, dat
'n einde gemaakt wordt aan 't „op evroep
preeken" en aan het „preelchooren" van
ouderlingen van vacante kerken.
Het /WEEKBLAD VOOli DE VRI-J
ZINNIG-HERVOBMDEN" helt, er hoe
langer hoe meer toe over, om aan het sol-
lacitatiestelsel boven den tegenwoordige^
toestand de voorkeur te geven.
„Wij zijn" schrijft het blad, ,.in ons pre
dikantenleven aan den bestaanden toestand
zóózeer gewoon geraakt, en hebben het
langen tijd zóó vanzelfsprekend gevonden,
dat predikanten zich niet aanmelden, maar
moeten worden gezocht, dat het ons eenige
moeit-c heeft gekost, met de overweging1
van het sollicitatiestelsel ernst te maken.
Maar nu wij dat hebben gedaan, moeten
wij erkennen, dat er èn voor gemeente èn
voor predikanten groote voordeelen aan
zijn verbonden.
Er worclt thans betrekkelijk veel op be
dekte wijze of langs een omweg gesollici
teerd.
Ook worden de reglementaire bepalingen
nu en dan ontdoken.
Terwijl gevestigde predikanten niet op
beroep mogen preeken, doen zij het feite
lijk soms wel, maar dan onder een anderep
naam, zoodat zij naar den vorm niet met-
de wet in strijd komen.
Zij preeken dan niet in een vacante ge
meente zelve, maar in een dicht daarbij
gelegene, en geven zoo den menschen uit
de vacante gemeente gelegenheid hen te
hooren.
Of zij preeken in een gemeente, die wel
dra vacant zal worden, en die reeds t.oe>-
bereidselen maakt voor het beroepings-
werk, vóórdat de predikant, die een beroep
aannam, vertrokken is. Het heet dan- dat zF
eenvoudig voor die predikant een beurt
waarnemen.
Zulke dingen moeten thans als misbrui
ken worden veroordeeld.
Een predikant behoort tegenwoordig vol
komen lijdelijk af te wachten»- of do aan
dacht van va-cante gemeenten op hem valt.
Aan vacante gemeenten, die nu vaak
door allerlei toevallige omstandigheden
met predikanten bekeDd moeten worden,
Uit het Engelach van Miss YONGE.
(Nadruk Verboden).
.o
„Nu zie ik in, waarom zij nooit schreef",
eprak Violette conigszdiis beschaamd en
tooh blijde, dat zij nu de reden wist. „Doch
zij zal mij zeker wel wat willen voorthelpen
en mij zoggen hoe ik mij gedragen moet.
Zij zal om Arthurs wil wel haar best doen,
dat ik uw ouders niet te zeer mishage."
Zonder daarop veel te antwoorden, hield
hij zich met zijn brief bezig, gevoelende,
dat liet hem m-oeilijk zou vallen een onpa.r-
tijdig oordeel te vellen. Het had hem veel
zelfoverwinning gekost, het jonggetrouwde
paar te gaan bezoeken dooh hij vond zich
daarvoor beloond op een wijze, die hij niet
verwacht had, door het genoegen, dat hem
haar lieftallige manieren verschaften; de
frisqhhcdd on ongekunsteldheid harer ge
sprekken wekten zijn geest, diie door lang
durige zwaarmoedigheid geheel ter neer ge
drukt was, weder op.
Nadat zij ocnige minuten had zitten den
ken, zag zij eensklaps op en riep uit: „Wel
nu' Ik zal het beproeven!"
„Wat beproeven, Violette?"
„Ik zal beproeven om mijn best te doen",
'zeido ze opgeruimd, ofschoon de tranen nog
.in haar oogen stonden. „Ik weet, dat ik
veel misslagen zal begaan, en dat ik nooit
een groote. dame zal wezen maar ik zal
mijn best doen, als zij slechts 'n weinig ge
duld met mij willen hebben on niet ver-
stonrd on mij zijn."
„Ik ben overtuigd, dat gij slagen zult, als
gij dergelijke voornemens hebt."
-„Om éen ding ben ik blijde", voegde zij
er bij, „en dat is, dat wij juist in dezo stad
zijn gekomen, waar ik die oude hoofdkerk
heb kunnen zien. Ik had vroeger niet veel
nag'■•daohi.cnhet was mij alles zoo vreemd
cn zoo nieuw, en ik was te gelukkig. Doch
ik zal nimmer weer zoo gedachtenloos zijn
of als ik het ware... o, ik weet cr wat
op riep zij met vernieuwde levendigheid
uit. „Ik zal een van die aardige porseleinen
koppen met cle afbeelding der hoofdkerk
koox^en; gij hebt die immers wel in den
winkel zien staan? Daardoor zal ik aan
mijn goede voornemens herinnerd worden,
als ik weer zoo onnadenkend word, 'die te
vergeten".
„Voornemens, zóó ernstig ojigevat, zullen
niet licht vergeten worden", zelde John. Zij
verliet thans de kamer, daar zij herinner
de, dat haar voorraad beschuit niet groot
meer waolen voor het 2de ontbijt wel imocTA
worden aangevuld. Zij zette haar hoed op,
om die to gaan bestellen, toen er twijfel in
haar ox>rees, of dat niet boneden de waar
digheid der echtgenooto van den Hoog-
WelGeborcn. Heer Arthur Martindale zou
zijn. Mathilde had haar de les gelezen tegen
gemeenheid,terwijl Arthur haar integen
deel gewaarschuwd had tegen overdreven
voornaamheid; zij wist dus niet wat mij
doen zou, totdat, daar zij niemand thuis
had wien zij kon zenden haar gezond ver
stand het vraagstuk besliste. Zij liep vrij
snel voort-, vol gedachten over de zorgen en
bezwaren, die haar reecis omringden, en
zich voorstellende, dat zij nooit, nooit weer
vroolijk cn zorgloos worden kon, toen zij
eensklaps .de stem van kaar echtgenoot
hoorde, die haar met kapitein Fitzkugh
achterop kwam. „Ha, waar vliegt gij zoo
gauw heen?"
„Ik ging de stad in om een boodschap te
doen".
„En ik"had u juist noodig. Daar is een
kaatspartij in de Oollegoweide. Kom met
mij mede".
Toen zij aan zijn arm voortwandelde, wa
ren al haar zorgen in een oogenblik ver
dwenen, en zij dacht niet meer aan het
geen haar beangst of gehinderd had. De
zomerzon scheen helder aan den hemel, en
spiegelde zich in heb blauwe water der ri
vier; de weiden waren in lachend groen
gehuld; het geheele tooneel was vol leven,
en het spel, waarvan zij niets begreep, kwam
haar recht prettig voor, omdat Arthur het
haar uitlegde. Er was bijna een uur verloo-
pen vóórdat zij er aan dacht he-m in te fluis
teren, dat het tijd was naar'huis te gaan.
„Zoo op het oogenblik", zei Arthur. „Als
die partij uit is".
Weer verliepen or tien minuten. „Zoudt
gij eens op uw horloge willen zien, ais het
u belieft? Uw broeder zal naar zijn tweede
ontbijt waohten".
„O, zoo, ja, het is haast tijd". En weer
was hij in hot spel verdiept.
Zij meende, dat het hem niet bevallen
zou, als zij alleen naar huis ging; ook wist
zij den weg niet heel goed; zij wachtte dus
met heimelijk ongeduld, totdat hij eindelijk
zeide: „Komaan, Violette", en zij spoed
den zich naar huis, terwijl al haar bekom
mernissen volkomen uit haar gedachten
verdwenen waren.
Thuis gekomen, was zij zeer gelukkig,
toen zij- oxamerkte, dat John er niets van.
scheen te weten, dat het niet vei van
tweeën was. Hij zeide, dat hij blijde was
zijn brieven te hebben kunnen afmaken.
Toen Arthurs oog op een der brieven viel,
vroeg hij hem: „Wat \-crt Percy tegen
woordig uit?"
„Hij is kortelings in Anatolië geweest en
heeft de x^la-atsen, die wij to zamen gezien
hebben, nog eens bezocht. Hij heeft daar
eenigo ontdekkingen omtrent de kruistoch
ten gedaan en denkt er over om zijn denk
beelden door den druk bekend te maken".
„Heb ik niet gehoord, dat hij to voren
reeds iets in het licht heeft gegeven?"
„Ja, hij heeft eenige merkwaardige be
scheiden over de oostersche Joden in een
maandschrift laten plaatsen. Dio stukken
zullen nu afzonderlijk worden uitgegeven,
daar zij veel opgang hebben gemaakt; maar
het verheugt mij, dat dit laatste bock dade-
"lijk afzonderlijk zal uitkomen. Hij is te knap
om zijn tijd aan tijdschriften te verspillen".
Violette was nieuwsgierig om te weten,
wie de letterkundige correspondent was,
en sloeg tersluiks een oogje op het adres:
„Aan Antony Percival Fotheringham Esq.,
Britsche Ambassade Konstan tindpel".
Zij verschrikte bij het lezen van den fa
milienaam der overleden geliefde van haar
schoonbroeder, aan wiens verlies zij met
een onuitsprekelijk gevoel van eerbied en
medelijden dacht.
Maar al haar gedachten werden op de
vlucht gedreven door het gezioht van het
blaadje met het tweede ontbijt, waarop
niets te vinden was dan broocl en boter en
gesneden lamsvleesch. Meü een treurig en
ontsteld gezicht, en na een uitroep van
beklag, wildo zij uitleg gaan geven en ver
schooning vragen, doch de heeren waren
in zulk een druk gesprek, dat zij niet' eens
schenen te hooren, of te bemerken, dat er
iets niet in orde was. Zij dacht aan de
toornige blikken en schei^e verwijten, als
er bij haar thuis zoo iets verzuimd was, en.
gevoelde zich zeer schuldig, en dat nog we!
zoo kort na haar goede voornemens. Zij
begaf zich naar ha^r kamer en Arthur vond
haar daar geheel in tranen.
„O, ik heb er zulk een berouw van. Hob
was zoo leelijk van mij, niet om die be
schuit te denken, en uw broeder heeft gis
teren bij het tweede ontbijt niets dan be-
schuiii gegeten".
„Ia het anders niet?" zei Arthur lachen
de. „Ik dacht waarlijk, dat u iets over
komen was. Kom, zet uw hoed hoed op,
mijn liefjeJohn wilde gaarne een wan
deling naar St.-Cross met ons doen".
„Laat ik u eerst vertellen hoe het kwam.
Ik had. een paar eendvogels gekocht
„Laat dat blijven. Ik wil niets van het
huishouden weten. Wat er ook gebeure,
houd die zaken voor u zelve. Al brengt men
u ock een jongen hond als een sfieenvar-
kontje klaar gemaakt op tafel, moet gij u
nog houden alsof gij niets merkt en hem
met een effen gezicht, -voordienen.
Geen vrouw, dio een beetje knap is, zal
ooit. van haar huishouden praten of in fat
soenlijk gezelschap vertellen wat het een en
ander kost. Onthoud dat wel."
Het arme vrouwtje tobde er nu weer over
dat zij, door zich te verontschuldigen, tegen
de étiquette gezondigd had. Wat moest Mr.
Martindale van haar denken? Di'b zij on-
noozel, kinderachtig, onbescheiden, ginne
gappend, achteloos en slecht-opgevoed wast
Welk een spijt moest hij gevoelen, dat zijn
broeder zulk een vrouw had
Doch zijn aangenaam gesprek verdreef al
spoedig al haar vrees en berouw, en naast
hem gaande, terwijl zij haar echtgenoot don