Brieven van een Leidenaar. Persoveraeht. FEUILLETON. Violette of de Schoonzuster. N». 17091 5^atei*cl ag; X3 November, Elei'ste JBlaci. /\o |Q]g DXXXXIS. De .Vereeniging van Directeuren van Ge- .pieentereinigingsdiensten jn Nederland, heeft flitmaal haar jaarlyksche vergadering in Lei den gehouden. Zooals de lezers van het „Leidsch Dagblad" kunnen weten, is de hoofdschotel van het programma geweest de vuilverbranding. Onze directeur van gemeen tewerken, de heer Driessen, heeft' daaraan /een belangrijk deel van zijn zakelijke ien heldeie voordracht gewijd; de directeur van Üe Stadsreiniging te Amsterdam, de heer. De Groot, heeft een uitvoerige verhandeling gegeven over het ontwerp der in te richten veru. nuingsinstallatie in de hoofdstad, en de slotvergadering van Vrijdagmorgen, waar in do heer Van Klinkenberg, ingenieur Jjrj de Sted. Lichtfabrieken alhier, in woord en be' d de Leidsche vuilverbrandings-installa- tie behandelde, was er ook nog geheel aan gewijd, terwijl eindelijk het bedrijf zelf pet belangstelling d^or de aanwezigen is 'be zichtigd. Ik neb ook met aandacht gevolgd wat er iover is gezegd, en &I is mijn plan niet, op het; verhandelde hier terug te komep zoo voel ik m^j toch verplicht mede te deel en, dat het oordeel over de Leidsche inrichting was. Met name de heer De Groot, uit Amsterdam, die uit den aard der zaak, van de vuilverbrandingswetens chap veel studie heeft gemaakt, verklaarde, dat de vuil verwijdering hier doelmatig is ingericht en economisch wordt gedreven. Dat het in Amsterdam gevolgde systeem vrijwel geheel mot het Leidsche overeenkomt, bewijst ook, dat wj} in dezen den goeden weg hebben volgd al mag deze voor ons wat duur zijn. Ook werd de opmerking gemaakt, flat het bedrijf een- veel kleiner padeelig saido zou opleveren, wanneer de aan de electriscke centrale geleverde stoom, met 'den kostenden prijs werd betaald. Wat alge meen werd toegegeven. De electriciteits- fabriek profiteert dus, a's ik het goed be grepen heb, op deze wijze van het vuilver- brandingsbedrijf. Op zichzelf hindert dit niet want liet zijn heide gemeente-inrichtingen maar er zou dan toch uit volgen, dat de ex ploitatie der vuilverbranding financieel min der nadeelig is, als de-rekening thans aan wijst. Een andere opmerking van den Amster- damschen directeur, heb ik met bijzonder genoegen gehoord. Het Bouw- en Woningtoezicht aldaar, had o.a. proeven genomen met steenen, gemaakt van een afvalproduct der vuilverbranding, nl. 'de slakken, en de ervaring opgedaan, iclat deze steenen zich bijzonder leenden voor binnenmuren. Ten gevolge der poreusheid van die steenen, werd de gehoorigheid van naast elkaar grenzende woningen er zeer door verminderd. En deze ervaring had ge leerd, dat do Leidsche slakken, vanwege hun hardheid, zich het best leenden voor dit doel, beter dan- die, uit het buitenland en zelfs uit Botterdam betrokken. Men weet, dat het tot dusver niet vlot ging met den afzet dezer sakken. Er is ech ter kans op, dat straks het maken van slak ken-steen een aparte industrie wordt en dat de gemeente ze dan, tegen behoorlijken prijs, van de hand kan doen. Ik heb van de tweedaagsche vergadering wel dezen indruk meegenomen, dat het ver- brandingBsysteem, het vni'verwtjderingssy- steem van de toekomst zal zijn, voor groote en middelgroot© gemeenten, wellicht later ook voor kleinere gemeenten. De mannen, die laan het hoofd der reinigingsdiensten staan, willen allen dien weg op, heb ik wel gemerkt. Amsterdam zal over een paar jaar een mo- del-mrichting bezitten; in Den Haag worden plannen overwrogen, in- Arnhem en Haarlem gaat het verlangen er ook naar ,uit. Misschien houden de slechte tijden het hier en daar n^g wat tegen, maar stellig zullen tal van steden ever vjjlfl a tjien jaar, het Leidsche voorbeeld hebben gevolgd. De mannen v.an het vak schijnen er dah toch niet, zooals vele leeken, een stropi voor de gemeente in te zien, wat tot nadenken stemt, doch op zichzelf nog niet het tegendeel bewijst. Men heeft onder de directeuren van ge meentereinigingsdiensten, zooa's op elk ander gebied, ook goden en half-goden. Tot delaat- sten worden die der kleinere gemeenten gerekend, die daarom ook een meer be seheiden rol op een vergadering vervullen. Toch interesseerde een voordracht van een dezer laatsten (de heer Woudstra, uit .En schede; mfj als leek eigenlijk nog het meost. De man heeft over een doodeenvoudige zaak als de straatreiniging, alleraardigste dingen gezegd, die wij allen ter harte kun nen nemen. De straat is uit hygiënisch ©n uit artis tiek oogpunt een ding van belang. Wij, men schen, staclsmenscheh vooral, brengen een groot deel van den dag op straat door. Ecu vuile en nog meer een vervuilde straat kan voor de gezondheid der wandelaars zeer na deelig zijn. Daarom is het zaak, dat de stra ten zooveel mogelijk rein worden gehouden. Maar ook nog om een andere reden. Een vuile, met papieren en afval bedekte straat beleedigt het schoonheidsgevoel, doet on aangenaam aan. Van een plaats,.waarin de straten niet in orde en vuil zijn, nemen wij zelden een aangenamen indruk mee. De straat heeft echter ook invloed op de be woners en omgekeerd. Er heeft hier wissel werking plaats. Eeü vuile straat maakt slor dige bewoners en niet-zindelgke bewoners verontreinigen allicht de straten. Dit legt ons, stadbewoners, vooral de ver plichting op er met de straatreinigers voor te zorgen, dat de straat met haar omgeving zindelijk blijft Zouden buurten als het Levendaal, de (Waard- en de Oranjegracht er wel zoo onooglgk uitzien, als de bewoners in die straten dezo met de gracht wat minder als vuilnisbak beschouwden? En zouden omge keerd da menschen er niet zorgzamer voor straat en gracht wezen, als die straten goed geplaveid en reingehouden werden en door ae grachten frisch en helder water stroomde? Wat baat ten slotte de mooiste en duurste vuilverwijclerings-inrichting, als deze dingen ongestraft en onbestreden plaats hebben. En daarom maak ik er mjj op het oogenblik nog niet zoo druk over of ieder huisgezin nog èen hermetisch gesloten vuilnisemmer heeft en het vuil in volkomen hermetisch gesloten wagens en karren opgehaald wórdt. Men moet, terwijl men de mug uitzijgt, im mers toch nog den kemel inslikken. Op de straatreiniging zelf wil ik hier geen critiek oefenen en evenmin, zooals de spreker natuurlijk wel moest doen, de ver schillende methoden van reiniging bespre ken; maar ik zou den Leidschen ingezetenen op liet hart willen drukken zooveel^ mogelijk mede te werken, dat wij hier mooie, zinde lijke straten houden. Enkele heeren deelden als hun ervaring mee, dat de politie aan de verordeningen der straatpolitie op dit punt meestal slecht de hand houdt, en gaven in overweging sommige'beambten en werklieden bij dezen tak van dienst politiebevoegdheid to geven, iets wat in Amsterdam al geschiedde en heel goede resultaten gaf. Men zou't hier ook eens kunnen probeeren. Als de kantonrechter dan maar wil straffen. Wat ik graag had vernomen, hetzij van den spreker, hetzij van een der andere hee- ren, zou geweest zijn een goede methode I om in den herfst en den winter onze sin- gels behoorlijk begaanbaar te houden. Dat zou ons in Leiden bijzonder te pas gekomen zijn. Men heeft er echter, over gezwegen. Ik had nog gehoopt, dat. onze Wethouder van Fabricage, die do vergadering ook bij woonde en die in laatste instantie er voor aansprakelijk wordt gesteld, de heeren er naar had gevraagd. .Voor het naaste denk ik, dat er heel wei nig aan te doen is. Een schrale troost voor de vele menschen, die in deze natte Novem berdagen steen en been klagen. Voor wie intusschen meenden, dat de Witte Singel be voorrecht werd, omdat er wat teer op uit gegoten werd, zullen nu ook wel van die dwaling zijn genezen. Wij raceten, voor zoover we ongeplaveide singels en straten hebben te passeeren, maar op goed waterdichte schoeisel rekenen en niet of slechts weinig op de straatreiiii- gingsspecialiteiten, die, hoe knap zij ook mogen zijn, ook tegenover dit vraagstuk machteloos schijnen te staan. Ook hier gaat de natuur boven elke leer. Hot o o r 1 ogswi nstb olastingp r o- bleem. Ruim een jaar nadat Neder land tot handlhaving van zijn neutraliteit tot mobilisatie van zijn weermacht moest overgaan, heeft men aldus „DE TELE GRAAF" een Staatscommissie ingesteld, die zal hebben te onderzoeiken of, en zoo ja, op welke wijze, de gemaakte oorlogs winsten kunnen worden belast. Het vraag stuk: hoe den millioenen-last te dekken, is dus in studie. In verschillende landen, w. o. neutrale, heft men reeds. Denemar ken, bijvoorbeeld, heeft reedis een wet „tot heffing van een bijzondere inkomstenbelas ting." Met beproefdo bedachtzaamheid, een der voornaamste kwaliteiten van onzen so- iiden volksaard, is men hier aan het over wegen getrokken overweegt men de ju ridische- mogelijkheid, de moreele noodza kelijkheid en wat dies meer zij. Het woord „Staatscommissie" heeft een bijzondere re putatie De taak van de commissie van dr. Bos valt niet te onderschatten. Men heeft de oplosding vam het probleem gezocht in cle vaststelling van de vermogensvermeerde- ring gedurende den oorlog, om daarbij dan in aanmerking te nemen, welke vermeerde ring niet als oorlogswinst kan worden be schouwd. De opmerking werd reeds gemaakt-, dat bijv. de belastingplichtige naamlooze ven nootschappen al oen redelijke portie van haar oorlogswinsten zullen hebben uitge keerd op het tijdstip, dat hot oorlogswinst- belastóng-vraa-gstuk zich tot wet zal hebben ontwikkeld. De aldus verdeelde, winst voor zoover aan hoarders van toonder-aan- deelen uitgekeerd is dus niet meer door den fiscus te achterhalen. Het sboomvaarfc- maatschappïjtje, dat onlangs 50 pCt. divi dend declareerde, staat niet alleen. De groote moeilijkheid' is echter'in ieder bijzonder geval op betrouwbare wijze de vermogonsvermeerdening vast te stellen. Wij denken in dit verband aan onze antie ke wetgeving op het gebied van naamloo ze vennootschappen; de vermaarde artt. 36 tot en met 56 van het Wetboek van Koop handel van 1833. Beeds tientallen van ja ren is men dPende te overwegen in welk opzioht óók dit gedeelte van onze wetge ving behoort to worden herzienvermoe delijk heeft men dit studie-object even la ten rusten, ten einde alle aandacht aan het oorlogs winstbelasting-probleem, dat meer actueel is, te kunnen geven. Het Nederlandschc Wetboek van Koop handel bepaalt, dat iedere koopman een staat of balans behoort op te maken. Een betrekkelijk waardeloos voorschrift, wan neer men in aanmerking neemt, dat ner gens ceuig voorschrift is gegeven, aan wel ke .eischen een dergelijke balans moet vol doen, Men heeft de meest onbeperkte vrij heid, waarvan de practijk leert heb al te vaak een alleszins ruim gebruik wordt gemaakt. Wel wordt ergens in het Wetboek van Strafrecht beweerd, dat, „hij, die een o n w a r e n staat of balans op maakt", met gevangenisstraf zal worden gestraft, doch het begrip „onwaar" is uiterst relatief,, en het spreekt- wel vanzelf, dat iemand, die een balans fabriceert, waar van de onwaarheid, laten we zeggen, vast staat, dat onware document niet ter „fine van beoordeeling" zal inzenden. Over aandoelhouders-vergaderingen zul len we bier maar niet uitweidenhet slot van dergelijke voorstellingen is, dat het dividend op x pCt. wordt bepaald, en di rectie en commissia-risscn worden gede chargeerd respectievelijk voor gevoerd be hoor en gehouden toezicht. En wc herinne ren ons nog vaag een arrest van den Hoo- gen Ila-ad, hetwelk uitmaakte, dat een een maal goedgekeurde balans niet meer kan worden aangevallen. Het is dan ook uitsluitend aan do gebrek kige wettelijke voorschriften te drinken, dat insiders het vrijwel in hun handen heb ben, den vermogenstoestand van eon ven nootschap voor te stellen, als naarmate dit met hun persoonlijke belangen in overeen stemming is. Depreciatie van de balans activa stemt aandeelhouders „down" en stelt insiders in sta-at voor een billijk prijs je de band te leggen op het aandeel en-be zit. Daarentegen geeftwanneer de tij den slechter worden appreciatie van den vermogenstoestand alweer aan insiders d'e 'gelegenheid, zich van hun aandeelen-bezit op geschikte wijzo te ontdoen. We - stellen ons voor, dat men volgens deze methode met cle oorlogswinsten ock wel raad zal weten. Men zal ze eenvoudig „wegwerken", zooals de vakterm luidt. Er behoort middelmatige vaardigheid toe, om er voor te zorgen, dat de bclangs buiten gewone v/i-nsten niet tot- uitdrukking bréngt. We noemen slechts het onderschat ten van voorraden, vorderingen, produc tiemiddelen e.d.. het overschatten-van ver plichtingen. Wanneer dan de tijden rustiger zullen zijn geworden, worden de extra-winsten ge leidelijk uitgekeerd, na verwijdering van het etiketoorlogswinst-. Dr. Bronsveld over de parle mentaire werkzaamheden. In de jongste kroniek zijner ...STEMMEN VOOB WAABHEID EN VBEDE", schrijft dr. Bronsveld: „Aan onze Volksvertegenwoordigers zul len weldra zware eischen worden gesteld. Niet alleen wacht hun de jaarlijksche be spreking van de verschillende Begrootingen, welke ditmaal minder eenvoudig zal zijn dan in 't vorige jaar, maar de herziening der Grondwet zal ter hand genomen ;\vor- den. Beeds is er iets uitgelekt van hetgeen zal worden voorgesteld ter „bevrediging" van hen, die nu met de regeling van ons onderwijs niet tevreden zijn. Het schijnt we], dat wij het voorstel te wachten hebben, om het bijzonder onderwijs van zjfn finan- cieelen druk zoo al niet geheel dan toch bijna geheel te ontheffen, 't Komt ons verstandig voor niet in voorloopige bespreking te tre den. maar af te wachten, totdat de defini tieve voorstellen der Regeering zijn inge diend. Wij zien ze met belangstelling en ge mengde gevoelens te gemoet Onze Minister van Financiën heeft ons niet in het onzekere gelaten omtrent de wijze, waarop*hjj de Rijksinkomsten jaarlijks met ruim zestig millioen meent te kunnen ver- hoogen. Voor de mannen van het vak moet het een wellust zijn aan dien disch vol cij fers en beramingen zich te vergasten. "Wij, gewone stervelingen, kunnen wel niet veel meer dan zuchten en afwachten. Ik heb menigmalen hooren zeggen, dat, wanneer in een huisgezin het jaarlijksch bud get sluit met een tekort, men beginnen moeti niet mei het streven naar verhooging van inkomsten, maar met de uitgaven te vermin deren. Doch, waar valt van dit laatstgenoemde iets te bespeuren? In bijna alle administra ties ziet men de uitgaven aangroeien. Dat is vooral het geval in de afzonderlijke ge meenten. De plaatselijke belastingen groeien ook „in tai en last." En zij, die in onze ge meentehuizen de plaatsinnemen van „onze tweede vaders", bezwijken slag op slag voor; den aandrang vooral van volks- en onderwij zers vrienden en drijven de uitgaven al hoo- ger. Het wordt dus een dubbele druk, dien de. fiscus vooral hen zal doen gevoelen, die van een matig en voor uitbreiding niet vatbaar, inkomen leven moeten. Wij zullen, als christenmenseken, schat ting betalen, hun, aan wie we schatting schuldig zijn; maar onder den druk er van te moeten leven, is een allesbehalve aange naam vooruitzicht." i Solliciteer en of beroep af wachten. In verschillende kerkelijke .aden wordt den laatsten tijd de vraag besproken, of bet ook wenschelijk kan zijn, dat predikan ten naar open plaatsen solliciteercn, dat 'n einde gemaakt wordt aan 't „op evroep preeken" en aan het „preelchooren" van ouderlingen van vacante kerken. Het /WEEKBLAD VOOli DE VRI-J ZINNIG-HERVOBMDEN" helt, er hoe langer hoe meer toe over, om aan het sol- lacitatiestelsel boven den tegenwoordige^ toestand de voorkeur te geven. „Wij zijn" schrijft het blad, ,.in ons pre dikantenleven aan den bestaanden toestand zóózeer gewoon geraakt, en hebben het langen tijd zóó vanzelfsprekend gevonden, dat predikanten zich niet aanmelden, maar moeten worden gezocht, dat het ons eenige moeit-c heeft gekost, met de overweging1 van het sollicitatiestelsel ernst te maken. Maar nu wij dat hebben gedaan, moeten wij erkennen, dat er èn voor gemeente èn voor predikanten groote voordeelen aan zijn verbonden. Er worclt thans betrekkelijk veel op be dekte wijze of langs een omweg gesollici teerd. Ook worden de reglementaire bepalingen nu en dan ontdoken. Terwijl gevestigde predikanten niet op beroep mogen preeken, doen zij het feite lijk soms wel, maar dan onder een anderep naam, zoodat zij naar den vorm niet met- de wet in strijd komen. Zij preeken dan niet in een vacante ge meente zelve, maar in een dicht daarbij gelegene, en geven zoo den menschen uit de vacante gemeente gelegenheid hen te hooren. Of zij preeken in een gemeente, die wel dra vacant zal worden, en die reeds t.oe>- bereidselen maakt voor het beroepings- werk, vóórdat de predikant, die een beroep aannam, vertrokken is. Het heet dan- dat zF eenvoudig voor die predikant een beurt waarnemen. Zulke dingen moeten thans als misbrui ken worden veroordeeld. Een predikant behoort tegenwoordig vol komen lijdelijk af te wachten»- of do aan dacht van va-cante gemeenten op hem valt. Aan vacante gemeenten, die nu vaak door allerlei toevallige omstandigheden met predikanten bekeDd moeten worden, Uit het Engelach van Miss YONGE. (Nadruk Verboden). .o „Nu zie ik in, waarom zij nooit schreef", eprak Violette conigszdiis beschaamd en tooh blijde, dat zij nu de reden wist. „Doch zij zal mij zeker wel wat willen voorthelpen en mij zoggen hoe ik mij gedragen moet. Zij zal om Arthurs wil wel haar best doen, dat ik uw ouders niet te zeer mishage." Zonder daarop veel te antwoorden, hield hij zich met zijn brief bezig, gevoelende, dat liet hem m-oeilijk zou vallen een onpa.r- tijdig oordeel te vellen. Het had hem veel zelfoverwinning gekost, het jonggetrouwde paar te gaan bezoeken dooh hij vond zich daarvoor beloond op een wijze, die hij niet verwacht had, door het genoegen, dat hem haar lieftallige manieren verschaften; de frisqhhcdd on ongekunsteldheid harer ge sprekken wekten zijn geest, diie door lang durige zwaarmoedigheid geheel ter neer ge drukt was, weder op. Nadat zij ocnige minuten had zitten den ken, zag zij eensklaps op en riep uit: „Wel nu' Ik zal het beproeven!" „Wat beproeven, Violette?" „Ik zal beproeven om mijn best te doen", 'zeido ze opgeruimd, ofschoon de tranen nog .in haar oogen stonden. „Ik weet, dat ik veel misslagen zal begaan, en dat ik nooit een groote. dame zal wezen maar ik zal mijn best doen, als zij slechts 'n weinig ge duld met mij willen hebben on niet ver- stonrd on mij zijn." „Ik ben overtuigd, dat gij slagen zult, als gij dergelijke voornemens hebt." -„Om éen ding ben ik blijde", voegde zij er bij, „en dat is, dat wij juist in dezo stad zijn gekomen, waar ik die oude hoofdkerk heb kunnen zien. Ik had vroeger niet veel nag'■•daohi.cnhet was mij alles zoo vreemd cn zoo nieuw, en ik was te gelukkig. Doch ik zal nimmer weer zoo gedachtenloos zijn of als ik het ware... o, ik weet cr wat op riep zij met vernieuwde levendigheid uit. „Ik zal een van die aardige porseleinen koppen met cle afbeelding der hoofdkerk koox^en; gij hebt die immers wel in den winkel zien staan? Daardoor zal ik aan mijn goede voornemens herinnerd worden, als ik weer zoo onnadenkend word, 'die te vergeten". „Voornemens, zóó ernstig ojigevat, zullen niet licht vergeten worden", zelde John. Zij verliet thans de kamer, daar zij herinner de, dat haar voorraad beschuit niet groot meer waolen voor het 2de ontbijt wel imocTA worden aangevuld. Zij zette haar hoed op, om die to gaan bestellen, toen er twijfel in haar ox>rees, of dat niet boneden de waar digheid der echtgenooto van den Hoog- WelGeborcn. Heer Arthur Martindale zou zijn. Mathilde had haar de les gelezen tegen gemeenheid,terwijl Arthur haar integen deel gewaarschuwd had tegen overdreven voornaamheid; zij wist dus niet wat mij doen zou, totdat, daar zij niemand thuis had wien zij kon zenden haar gezond ver stand het vraagstuk besliste. Zij liep vrij snel voort-, vol gedachten over de zorgen en bezwaren, die haar reecis omringden, en zich voorstellende, dat zij nooit, nooit weer vroolijk cn zorgloos worden kon, toen zij eensklaps .de stem van kaar echtgenoot hoorde, die haar met kapitein Fitzkugh achterop kwam. „Ha, waar vliegt gij zoo gauw heen?" „Ik ging de stad in om een boodschap te doen". „En ik"had u juist noodig. Daar is een kaatspartij in de Oollegoweide. Kom met mij mede". Toen zij aan zijn arm voortwandelde, wa ren al haar zorgen in een oogenblik ver dwenen, en zij dacht niet meer aan het geen haar beangst of gehinderd had. De zomerzon scheen helder aan den hemel, en spiegelde zich in heb blauwe water der ri vier; de weiden waren in lachend groen gehuld; het geheele tooneel was vol leven, en het spel, waarvan zij niets begreep, kwam haar recht prettig voor, omdat Arthur het haar uitlegde. Er was bijna een uur verloo- pen vóórdat zij er aan dacht he-m in te fluis teren, dat het tijd was naar'huis te gaan. „Zoo op het oogenblik", zei Arthur. „Als die partij uit is". Weer verliepen or tien minuten. „Zoudt gij eens op uw horloge willen zien, ais het u belieft? Uw broeder zal naar zijn tweede ontbijt waohten". „O, zoo, ja, het is haast tijd". En weer was hij in hot spel verdiept. Zij meende, dat het hem niet bevallen zou, als zij alleen naar huis ging; ook wist zij den weg niet heel goed; zij wachtte dus met heimelijk ongeduld, totdat hij eindelijk zeide: „Komaan, Violette", en zij spoed den zich naar huis, terwijl al haar bekom mernissen volkomen uit haar gedachten verdwenen waren. Thuis gekomen, was zij zeer gelukkig, toen zij- oxamerkte, dat John er niets van. scheen te weten, dat het niet vei van tweeën was. Hij zeide, dat hij blijde was zijn brieven te hebben kunnen afmaken. Toen Arthurs oog op een der brieven viel, vroeg hij hem: „Wat \-crt Percy tegen woordig uit?" „Hij is kortelings in Anatolië geweest en heeft de x^la-atsen, die wij to zamen gezien hebben, nog eens bezocht. Hij heeft daar eenigo ontdekkingen omtrent de kruistoch ten gedaan en denkt er over om zijn denk beelden door den druk bekend te maken". „Heb ik niet gehoord, dat hij to voren reeds iets in het licht heeft gegeven?" „Ja, hij heeft eenige merkwaardige be scheiden over de oostersche Joden in een maandschrift laten plaatsen. Dio stukken zullen nu afzonderlijk worden uitgegeven, daar zij veel opgang hebben gemaakt; maar het verheugt mij, dat dit laatste bock dade- "lijk afzonderlijk zal uitkomen. Hij is te knap om zijn tijd aan tijdschriften te verspillen". Violette was nieuwsgierig om te weten, wie de letterkundige correspondent was, en sloeg tersluiks een oogje op het adres: „Aan Antony Percival Fotheringham Esq., Britsche Ambassade Konstan tindpel". Zij verschrikte bij het lezen van den fa milienaam der overleden geliefde van haar schoonbroeder, aan wiens verlies zij met een onuitsprekelijk gevoel van eerbied en medelijden dacht. Maar al haar gedachten werden op de vlucht gedreven door het gezioht van het blaadje met het tweede ontbijt, waarop niets te vinden was dan broocl en boter en gesneden lamsvleesch. Meü een treurig en ontsteld gezicht, en na een uitroep van beklag, wildo zij uitleg gaan geven en ver schooning vragen, doch de heeren waren in zulk een druk gesprek, dat zij niet' eens schenen te hooren, of te bemerken, dat er iets niet in orde was. Zij dacht aan de toornige blikken en schei^e verwijten, als er bij haar thuis zoo iets verzuimd was, en. gevoelde zich zeer schuldig, en dat nog we! zoo kort na haar goede voornemens. Zij begaf zich naar ha^r kamer en Arthur vond haar daar geheel in tranen. „O, ik heb er zulk een berouw van. Hob was zoo leelijk van mij, niet om die be schuit te denken, en uw broeder heeft gis teren bij het tweede ontbijt niets dan be- schuiii gegeten". „Ia het anders niet?" zei Arthur lachen de. „Ik dacht waarlijk, dat u iets over komen was. Kom, zet uw hoed hoed op, mijn liefjeJohn wilde gaarne een wan deling naar St.-Cross met ons doen". „Laat ik u eerst vertellen hoe het kwam. Ik had. een paar eendvogels gekocht „Laat dat blijven. Ik wil niets van het huishouden weten. Wat er ook gebeure, houd die zaken voor u zelve. Al brengt men u ock een jongen hond als een sfieenvar- kontje klaar gemaakt op tafel, moet gij u nog houden alsof gij niets merkt en hem met een effen gezicht, -voordienen. Geen vrouw, dio een beetje knap is, zal ooit. van haar huishouden praten of in fat soenlijk gezelschap vertellen wat het een en ander kost. Onthoud dat wel." Het arme vrouwtje tobde er nu weer over dat zij, door zich te verontschuldigen, tegen de étiquette gezondigd had. Wat moest Mr. Martindale van haar denken? Di'b zij on- noozel, kinderachtig, onbescheiden, ginne gappend, achteloos en slecht-opgevoed wast Welk een spijt moest hij gevoelen, dat zijn broeder zulk een vrouw had Doch zijn aangenaam gesprek verdreef al spoedig al haar vrees en berouw, en naast hem gaande, terwijl zij haar echtgenoot don

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1915 | | pagina 5